• No results found

RAPPORT A I. Archeologisch onderzoek Rietkreek gebied 4 en 5 te Nieuw Vossemeer (gemeente Steenbergen)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "RAPPORT A I. Archeologisch onderzoek Rietkreek gebied 4 en 5 te Nieuw Vossemeer (gemeente Steenbergen)"

Copied!
34
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RAPPORT A08-044-I

Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met boringen

Archeologisch onderzoek Rietkreek

gebied 4 en 5 te Nieuw Vossemeer

(gemeente Steenbergen)

(2)

ArcheoMedia BV, Postbus 333, 2910 AH Nieuwerkerk aan den IJssel, tel.: 010-2582 360; fax: 010-2582 325

RAPPORT A08-044-I

Archeologisch onderzoek Rietkreek gebied 4 en 5 te Nieuw Vossemeer (gemeente Steenbergen)

Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met boringen

Opdrachtgever: Waterschap Brabantse Delta Contactpersoon: mevr. N. Ceelen Postbus 5520

4801 DZ Breda Begeleiding uitvoering:

adviesbureau Arcadis

Contactpersoon: dhr. J. van Zanden Postbus 1018

5200 BA ’s Hertogenbosch

(3)

Rapport A08-044-I / Archeologisch onderzoek Rietkreek gebied 4 en 5 te Nieuw Vossemeer (gemeente Steenbergen)

COLOFON

Projectcode: A08-044-I

Bestandsnaam: Archeologisch onderzoek Rietkreek gebied 4 en 5 te Nieuw- Vossemeer (gemeente Steenbergen). Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met boringen

Datum: februari 2008

Auteurs: drs. R.F. Engelse en drs. R.D. van Weenen Projectleider: drs. R.F.Engelse (KNA-archeoloog)

Bureauonderzoek: drs. R.D. van Weenen en drs. R.F. Engelse Veldonderzoek: drs. R.F. Engelse en drs. R.D. van Weenen

Redactie: ing. A.J. Vermeulen

Digitale uitwerking tekeningen: drs. A. Timmers Gespecificeerde archeologische

verwachting: drs. M.W.A. de Koning en drs. R.F. Engelse Toetsing gespecificeerde

archeologische verwachting: drs. M.W.A. de Koning en drs. R.F. Engelse

Advisering: drs. M.W.A. de Koning

Autorisatie:

drs. M.W.A. de Koning

senior-archeoloog ArcheoMedia BV e-mail: koning@arnicon.nl

©ArcheoMedia BV, archeologisch onderzoeks- en adviesbureau, 2008, Capelle aan den IJssel ISBN/EAN: 978-90-5970-491-6

Niets uit deze uitgave mag vermenigvuldigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers.

Betrouwbaarheid van archeologisch booronderzoek

Het onderzoek is op zorgvuldige wijze verricht volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en richtlijnen, zoals vastgelegd in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (versie 3.1) van het Centraal College van Deskundigen Archeologie.

Bij ieder bodemonderzoek wordt gestreefd naar een optimale representativiteit. Het onderzoek is gebaseerd op het verrichten van een beperkt aantal boringen tot een beperkte diepte. Daardoor blijft het mogelijk dat lokaal archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn, die tijdens het onderzoek niet naar voren zijn gekomen. Bovendien laten bepaalde archeologische resten, zoals grafvelden en steentijdvindplaatsen, zich lastig ontdekken met behulp van grondboringen.

Indien andere methoden, zoals geofysisch onderzoek of het graven van proefsleuven, betere resultaten leveren, kan tot de uitvoering daarvan in overleg besloten worden. In dat geval zal een aanvullende offerte worden uitgebracht. ArcheoMedia BV acht zich niet aansprakelijk voor de eventueel uit bovengenoemde afwijkingen voortvloeiende schade of gevolgen.

Certificering

ArcheoMedia BV heeft sinds 1994 een veiligheidsbeheerssysteem dat voldoet aan de eisen van de VCA. Sinds 1996 voldoet het kwaliteitssysteem van ArcheoMedia BV aan de eisen van de NEN-EN-ISO 9001. Sinds 2003 voldoet het kwaliteitssysteem aan de eisen van de NEN-EN-ISO 9001:2000.

ArcheoMedia BV is door het College voor de Archeologische Kwaliteit en de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschappen en Monumenten geschikt bevonden voor het verrichten van vergunningsgebonden opgravingswerkzaamheden.

(4)

Rapport A08-044-I / Archeologisch onderzoek Rietkreek gebied 4 en 5 te Nieuw Vossemeer (gemeente Steenbergen)

INHOUDSOPGAVE

SAMENVATTING... 1

1 ADMINISTRATIEVE GEGEVENS... 3

2 AANLEIDING ONDERZOEK EN BELEIDSKADER... 4

3 BUREAUONDERZOEK... 6

4 SPECIFIEKE ARCHEOLOGISCHE VERWACHTING...12

5 INVENTARISEREND VELDONDERZOEK ...13

6 TOETSING ARCHEOLOGISCHE VERWACHTING ...18

7 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ...19

GERAADPLEEGDE BRONNEN EN LITERATUUR...20

BEGRIPPEN EN AFKORTINGEN...22

OVERZICHT VAN GEOLOGISCHE PERIODEN...23

ARCHEOLOGISCHE PERIODISERING ...24

BIJLAGE 1 BOORSTATEN

(5)

Rapport A08-044-I / Archeologisch onderzoek Rietkreek gebied 4 en 5 te Nieuw Vossemeer (gemeente Steenbergen) 1

SAMENVATTING

In het kader van de herinrichting van de Rietkreek wordt een aantal percelen ontgrond. De deellocaties 4 en 5 liggen deels in een gebied met een middelhoge verwachtingswaarde. Het archeologisch onderzoek heeft betrekking op de verbreding van de watergang die door de hiervoor genoemde deellocaties stroomt. De watergang heeft (inclusief de verbreding) een oppervlakte van 4142 m2.

Bureauonderzoek

Uit het bureauonderzoek is gebleken dat de onderzoekslocatie gelegen is op zeekleigronden, plaatselijk met inschakelingen van veen. De zeekleigronden behoren tot de Formatie van Naaldwijk en het Laagpakket van Walcheren; de inschakelingen van veen tot de Formatie van Nieuwkoop (Afzettingen van Duinkerke IIIb op Hollandveen op Afzettingen van Calais). Er geldt volgens de IKAW een middelhoge trefkans op archeologische resten. Volgens de CHW geldt er een hoge of middelhoge trefkans op archeologische waarden. Dit is gebaseerd op het voorkomen van pleistoceen zand in de ondergrond. Echter, waarschijnlijk is het pleistocene zand geërodeerd door Afzettingen van Calais en later onder invloed geraakt van de Rietkreek die in verbinding stond met de zee en tot de 18e eeuw volop actief was. Het pleistocene zand, indien aanwezig, zou tussen 0 tot 4 m –NAP aangetroffen moeten worden. De conclusie mag dan ook worden getrokken dat voor alle periodes een lage verwachting geldt, omdat zo dicht bij de kreek archeologische niveaus waarschijnlijk geërodeerd zijn. Bovendien zijn in de omgeving geen meldingen gedaan van archeologische resten.

Booronderzoek

Uit de boringen is gebleken dat de bodemopbouw, zoals die in het bureauonderzoek is beschreven, bevestigd is. De boringen 001 t/m 010 laten geen restanten veen meer zien. De afzettingen van Calais en het Hollandveen zijn geërodeerd door de Afzettingen van Duinkerke.

Boringen 006 en 007 laten nog een venige kleilaag zien. Het verschil in het voorkomen van veen duidt op erosie. In geen van de boringen werd pleistoceen zand aangetroffen. In boringen 012 t/m 014 werden nog wel Hollandveen met daaronder Afzettingen van Calais aangetroffen. De Duinkerke-geul heeft hier niet alles verspoeld. Het voorkomen van veen laat ook zien dat hier niet is gemoerneerd. Pleistoceen zand werd echter niet aangetroffen tot de geboorde einddiepte van 5 m –mv (5,85 m –NAP). Er zijn 15 monsters genomen. In vijf monsters werden archeologische indicatoren aangetroffen. Het gaat om monster 003 uit boring 005. Hierin werd baksteen en steenkool aangetroffen. Deze laag zit echter vlak onder de bouwvoor en vertegenwoordigt weinig archeologische waarde. In vier andere monsters (monsternummer 001, 013, 014 en 015) werden ook indicatoren aangetroffen. Het gaat om houtskool in de veenlaag op 1,1 en 1,5 m –mv. In deze twee monsters werden ook dennenappels aangetroffen. Houtskool kan een natuurlijke afkomst hebben en door wind en water makkelijk worden verspreid. Het voorkomen van houtskool hoeft dus niet te duiden op menselijke activiteit en is zonder andere aanwijzingen onvoldoende om bewoning te veronderstellen. In een monster (monster 013 boring 012), op 3,3 m –mv in de kleilaag (Calais) onder het Hollandveen, werd houtskool samen met vuursteen aangetroffen (ARCHIS-vondstmeldingsnr 406757). Het vuursteen is gedetermineerd en

beoordeeld als zijnde niet bewerkt. Vuursteen komt niet van nature voor in deze klei en kan dus wel duiden op menselijke activiteit. De combinatie van vuursteen en de (niet-afgeronde)

houtskoolbrokjes duidt op een vindplaats en niet op verspoeling. De ligging van de vondsten in een kleilaag (Afzettingen van Calais) direct onder het veen levert een datering in het Neolithicum op. De laag waarin dit werd aangetroffen ligt ruim onder de ontgravingsdiepte zodat de resten in situ behouden blijven. De lage archeologische verwachting dient voor het Neolithicum naar boven bijgesteld te worden tot een hoge trefkans. Voor de overige perioden blijft de verwachting laag.

Advies

Vervolgonderzoek wordt, ons inziens, niet noodzakelijk geacht.

(6)

Rapport A08-044-I / Archeologisch onderzoek Rietkreek gebied 4 en 5 te Nieuw Vossemeer (gemeente Steenbergen) 2 Afbeelding 1: regionale overzichtskaart Nieuw-Vossemeer met ligging onderzoekslocatie.

(7)

Rapport A08-044-I / Archeologisch onderzoek Rietkreek gebied 4 en 5 te Nieuw Vossemeer (gemeente Steenbergen) 3

1 ADMINISTRATIEVE GEGEVENS

Projectnaam: Rietkreek gebied 4 en 5

Provincie: Noord-Brabant Gemeente: Steenbergen

Plaats: Nieuw-Vossemeer Straatnaam: Platteweg

Kadastrale gegevens locatie: Deelgebied 4:

Vossemeer, sectie 2 E, perceel 143 Deelgebied 5:

Vossemeer, secte 2 E, percelen 130, 131, 132, 167.

Datum bureauonderzoek februari 2008 Datum veldonderzoek: 19 februari 2008 ARCHIS-onderzoeksmeldingsnr.: CIS-code 26830

ARCHIS-vondstmeldingsnummer 406757. Vuursteen en houtskool in een uiterst veenhoudende kleilaag onder het veen. Waarschijnlijk daterend uit het

Neolithicum.

Soort onderzoek: bureauonderzoek met boringen

Oppervlakte onderzoekslocatie: De huidige kreek inclusief de verbreding heeft een oppervlakte van 4142 m2

RD-coördinaten (tracé): Deelgebied 4:

x = 075.814, y = 400.656 x = 075.781, y = 400.566 x = 075.656, y = 400.572 x = 075.591, y = 400.511 Deelgebied 5:

x = 075.568, y = 400.547 x = 075.506, y = 400.531 x = 075.486, y = 400.498 Toetsing bevoegde overheid

provincie door: Provincie Noord-Brabant,

Afdeling Welzijn, Educatie en Cultuur Postbus 90151

5200 MC 's-Hertogenbosch dhr. dr. M.P.W. Meffert

provinciaal archeoloog van Noord-Brabant tel: 073 - 680 8020

Beheer en plaats van vondsten

en documentatie: Provinciaal Depot Bodemvondsten Noord-Brabant Waterstraat 20

5211 JD ’s-Hertogenbosch tel: 06 – 1830 3225

e-mail: archeologie@brabant.nl

(8)

Rapport A08-044-I / Archeologisch onderzoek Rietkreek gebied 4 en 5 te Nieuw Vossemeer (gemeente Steenbergen) 4

2 AANLEIDING ONDERZOEK EN BELEIDSKADER

Aanleiding onderzoek en toekomstige verstoring:

In het kader van de herinrichting van de Rietkreek wordt een aantal percelen ontgrond. De huidige watergang (kreek) zal worden verbreed (maximaal 6 m breed) en verdiept (tot maximaal 2,3 m –NAP). De watergang krijgt (inclusief de verbreding) een oppervlakte van 4142 m2. Beleidskader: Op basis van het Verdrag van Valletta (Malta) is besloten, dat

archeologisch onderzoek een onderdeel vormt van

bestemmingsplanvoorbereidingen en/of uit te voeren projecten waarbij ingrepen in de bodem plaatsvinden. Het verdrag is per 1 september 2007 vastgelegd in de Wet op de archeologische Monumentzorg (aangepaste Monumentenwet 1988).1 Door archeologie tijdig in de planvorming te betrekken, kunnen de archeologische waarden hierin eventueel worden ingepast. Het uitgangspunt ten aanzien van de aanwezige archeologische waarden in de planvorming is volgens rijks- en provinciaal beleid, behoud in situ.2 Pas na de uitvoering van archeologisch vooronderzoek is het mogelijk een integrale afweging te maken, waarbij de nieuw verkregen archeologische gegevens betrokken dienen te worden.

Het onderzoek is uitgevoerd conform de Minimumeisen Provincie Noord- Brabant en de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie3. Op basis van de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie Noord-Brabant valt de onderzoekslocatie binnen een gebied met hoge of middelhoge kans op archeologische waarde. Op basis van bovenstaande stelt de provincie Noord-Brabant de verplichting tot het uitvoeren van een archeologisch onderzoek.

De bevoegde overheid zal de resultaten van het onderzoek toetsen. De resultaten van het onderzoek dienen in de planvorming betrokken te worden. Het onderzoek en de adviezen hebben betrekking op

archeologische vindplaatsen binnen het plangebied. Het onderzoek is afgestemd op het toekomstige grondverzet en de daarmee

samenhangende verstoring van het bodemarchief met de daarin opgeslagen archeologische resten en waarden.

1 In kort bestek: de Wet op de archeologische monumentenzorg, 2007.

2Zie Begrippen en afkortingen.

3 Minimum eisen Provincie Noord-Brabant t.b.v. de rapportage van archeologisch vooronderzoek in de vorm van een inventariserend en waardestellend booronderzoek, 2 januari 2007 en KNA versie 3.1 specificaties bureauonderzoek: LS01 Afbakenen plan- en onderzoeksgebied; vaststellen consequenties toekomstig gebruik; LS02 Beschrijven huidige gebruik; LS03 Beschrijven historische situatie en mogelijke verstoringen;

LS04 Beschrijven bekende archeologische en aardwetenschappelijke waarden

LS05 Opstellen gespecificeerde verwachting en LS06 Opstellen standaardrapport Bureauonderzoek.

(9)
(10)

Rapport A08-044-I / Archeologisch onderzoek Rietkreek gebied 4 en 5 te Nieuw Vossemeer (gemeente Steenbergen) 6

3 BUREAUONDERZOEK

Doel: Het doel van het bureauonderzoek is het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende of verwachte

archeologische waarden binnen een omschreven gebied. Aan de hand van deze gegevens wordt een specifieke archeologische verwachting opgesteld.

Onderzoeksopzet: Het onderzoek is uitgevoerd conform de richtlijnen van de provincie en voldoet aan de KNA. Binnen het bureauonderzoek zijn drie

deelprocessen te onderscheiden:

Bepalen onderzoekskader

Het vaststellen van de kaders waarbinnen het onderzoek dient plaats te vinden, bijvoorbeeld het afbakenen van het onderzoeksgebied. Tevens dienen het mogelijke toekomstige gebruik van het terrein en de

consequenties daarvan voor het archeologisch erfgoed te worden aangegeven.

Verzamelen bekende gegevens

Het verzamelen van gegevens die inzicht geven in het huidige gebruik van het terrein, het historische gebruik en de bekende archeologische waarden. Daartoe worden diverse bronnen geraadpleegd zoals de CHW.4, ARCHIS en topografische, historische, bodemkundige en geologische kaarten, relevante literatuur en recente archeologische onderzoeken in de omgeving5.

Opstellen archeologische verwachting

Door alle uit voorgaande stappen verkregen informatie te analyseren en te interpreteren, wordt een verwachtingsmodel opgesteld voor het betreffende plangebied. Daarin wordt aangegeven welke delen van het terrein een hoge, middelhoge, dan wel lage archeologische

verwachtingswaarde hebben. Op basis van dit model wordt een advies gegeven over het te volgen vervolgtraject: geen verdere actie,

beschermen of aanvullend onderzoek.

4Zie Begrippen en Afkortingen.

5Zie Geraadpleegde bronnen en literatuur.

(11)

Rapport A08-044-I / Archeologisch onderzoek Rietkreek gebied 4 en 5 te Nieuw Vossemeer (gemeente Steenbergen) 7

Bodem

Geologie6

(afbeelding 3): Volgens de geologische kaart ligt de onderzoekslocatie op de rand van pleistoceen zand en Calais geul- of deklaagafzettingen. Daarop heeft zich Hollandveen gevormd. Hier overheen is een deklaag met

Afzettingen van Duinkerke afgezet. Gezien de ligging van de Rietkreek is het pleistocene zand hier waarschijnlijk geërodeerd.

In de nieuwe nomenclatuur7 worden de Afzettingen van Duinkerke niet verder onderverdeeld, maar worden alle gerekend tot het Laagpakket van Walcheren. De Afzettingen van Calais worden gerekend tot het Laagpakket van Wormer. Beide afzettingen behoren in de nieuwe nomenclatuur tot de Formatie van Naaldwijk. Het veen, dat zit ingeschakeld tussen mariene afzettingen, wordt gerekend tot het Hollandveen Laagpakket, Formatie van Nieuwkoop. Het veen dat direct op het Pleistoceen ligt wordt gerekend tot de Basisveenlaag. Het pleistocene dekzand behoort tot de Formatie van Boxtel.8 Hoewel nieuwe inzichten aantonen dat de onderverdeling in Duinkerke I, II en III fasen en de bijbehorende dateringen vaak te rigide is en niet overal overeenkomt met de werkelijkheid, is in dit rapport er bewust voor gekozen om de oude nomenclatuur te gebruiken. De nieuwe nomenclatuur maakt het onmogelijk de verschillende mariene

afzettingen in de tijd te plaatsen. De ‘oude’ geologische kaart voldoet bovendien nog steeds op hoofdlijnen.9 Daarbij komt nog dat door de zorgvuldig uitgevoerde bodemkarteringen de verschillende mariene afzettingen juist op basis van archeologische vondsten gedateerd zijn.

Door de oude nomenclatuur te blijven gebruiken kan een

gespecificeerde archeologische verwachting per periode worden

weergegeven. In dit rapport wordt er bewust voor gekozen om de oude nomenclatuur te gebruiken, omdat deze hier meer archeologische informatie oplevert dan de nieuwe.

Afbeelding 3a. Ligging

onderzoekslocatie op de grens van Afzettingen van Calais en

Pleistoceen zand. Periode Neolithicum. Bron: Vos en van Heeringen, 1997.

Afbeelding 3b. Ligging

onderzoekslocatie in het gebied met Hollandveen. Periode Bronstijd tot Romeinse tijd.

Bron: Vos en van Heeringen, 1997.

Afbeelding 3c. Ligging

onderzoekslocatie in gebied met Duinkerke Afzettingen. Periode Middeleeuwen.

Bron: Vos en van Heeringen, 1997.

6Vos en van Heeringen 1997.

7 De Mulder e.a. 2003.

8 De Mulder e.a. 2003.

9 Deze ‘oude’ geologische kaarten zijn bovendien nog niet vervangen door nieuwe exemplaren, met de nieuwe nomenclatuur.

(12)

Rapport A08-044-I / Archeologisch onderzoek Rietkreek gebied 4 en 5 te Nieuw Vossemeer (gemeente Steenbergen) 8 Geomorfologie10

Paleogeografie11: Volgens de Geomorfologische kaart bestaat de ondergrond van de onderzoekslocatie uit een getij-kreekbedding (code 2R13) en een getij- oeverwal (code 3K34). Het pleistocene zand zou tussen 0 tot 4 m – NAP aangetroffen moeten worden.12

Westelijk Noord-Brabant ligt op de noordelijke flank van het zeer oude Massief van Brabant. Daardoor daalt de bodem er over het algemeen in noordelijke richting, met een verhang van ongeveer 1 meter per

kilometer. Ergens op die helling daalt de oude bodem onder het zeeniveau. De lagere delen van de helling zijn bedekt met vrij vlakke Holocene (jonger dan 10.000 jaar) afzettingen. In de hogere delen liggen Pleistocene (ouder dan 10.000 jaar, tot 2,5 miljoen jaar oude) afzettingen aan de oppervlakte. In het Holoceen (10.000 jaar geleden tot heden) is er een definitief einde gekomen aan de ijstijd en werd plantengroei mogelijk. Door het rijzen van de zeespiegel steeg ook de grondwaterspiegel. Natte omstandigheden en ruime plantengroei leidden dan ook tot veenvorming op grote schaal (Basisveen). Doordat de zee steeds verder opdrong is op dit basisveen een uitgebreid pakket van zeeafzettingen gelegd (Afzettingen van Calais). Deze fijne

zandafzettingen hebben vaak een dikte van meer dan 10 meter. De afsluiting van zee, door duinen en strandwallen, deed een lagunegebied ontstaan. Onder invloed van kwelwater uit de hogere pleistocene zandgronden ontstond een moeras waarin zich veen kon ontwikkelen (Hollandveen). In de periode daarna (het Sub-Atlanticum) brak de zee door de duinbarrières, vernielde het Hollandveen bij de inbraakpunten en vormde een uitgebreid geulenstelsel (Afzettingen van Duinkerke).

Deze bestonden grotendeels uit zandige afzettingen. Buiten de geulen werd het veen met kleiafzettingen bedekt. De gebieden ten westen, noorden en oosten van de kern Steenbergen zijn geomorfologisch vrij homogeen. Zij zijn te typeren als vlakten van getijdenafzettingen en oeverwallen. Het zeekleigebied van Steenbergen is jong (formatie van Duinkerke IIIb, ± 1500 na Chr.) en bestaat voornamelijk uit meer of minder dikke lagen zand, zandige klei of klei13. De kreken van het Roode Weelcomplex en de Rietkreek dateren ook uit deze tijd. De grens tussen pleistocene en holocene afzettingen slingert van de noordkant van Halsteren naar de Roosendaalse Beek. Ten oosten van die beek slingert de grens door Gastel en langs de noordkant van Oudenbosch en Hoeven. Kortweg kan gezegd worden dat het centrale deel van Gastel op pleistocene bodem ligt ('het Hoge' genaamd), met daar omheen aan de west-, noord- en oostkant een breed hoefijzer met holocene gronden ('het Lage' genaamd). Ook Nieuw-Vossemeer, Kruisland en het Halsters Laag behoren tot het Lage, terwijl de centrale gebieden van Oudenbosch en Hoeven tot het Hoge behoren. Rond 1250 was de noordwesthoek nog een vlak veengebied dat in het westen af en toe door de zoute zee overspoeld werd. Het veen in het Lage is in feite de rand van het Hollandveen, dat geheel de kustvlakte langs de zuidelijke Noordzee bedekte. In deze randzone vallen

Basisveen en oppervlakteveen (Hollandveen) waarschijnlijk samen en is het veen relatief laat ontstaan. Het veen lijkt op een hoogte nabij het huidige zeeniveau uit te wiggen tegen de pleistocene ondergrond. In

10 Alterra, geraadpleegd via ARCHIS, februari 2008 en www.meetnetlandschap.nl.

11 Vos en van Heeringen 1997.

12 kaart top Pleistoceen geraadpleegd via ARCHIS, februari 2008.

13 www.gemeente-steenbergen.nl/Docs/BIS%20docs/Structuurvisie%20Plus.pdf, 16.

(13)

Rapport A08-044-I / Archeologisch onderzoek Rietkreek gebied 4 en 5 te Nieuw Vossemeer (gemeente Steenbergen) 9 westelijk Noord-Brabant is de meeste jonge klei afgezet gedurende een laatmiddeleeuwse overstromingsperiode. Hier voltrok zich een proces waarbij de zee-invloed zich in de periode 1250 - 1421 steeds verder oostwaarts uitbreidde, terwijl daar achteraan de niet geërodeerde of vergraven veengronden opslibden, zodat ze na ongeveer 150 jaar als kleipolder bedijkt konden worden (periode 1421 - 1650). Het

doordringen van de zee in dit gebied werd bevorderd door vergraving van veen omwille van zoutwinning (in het Lage) en turf (in het Hoge) en door bodemdaling in het veen ten gevolge van agrarische

ontginning. Rond 1250 kwam de zoutwinning/selnering in de omgeving van Steenbergen op gang14. Door de inbraken van zee en het

moerneren in de late Middeleeuwen is een groot deel van deze veenlaag verdwenen.15

Bodem16: Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de ondergrond van de onderzoekslocatie uit kalkrijke zeekleigronden met hydromorfe

kenmerken. Deze zeekleigronden bestaan uit lichte zavel en hebben een profielverloop 5 (code Mn15A).

Archeologische gegevens

17

Status

onderzoekslocatie: De onderzoekslocatie maakt geen deel uit van een AMK-terrein.

AMK-terreinen in

omgeving: In de wijdere omgeving van de onderzoekslocatie bevinden zich twee AMK-terreinen. Het betreft een AMK-terrein met archeologische waarde (monumentnummer 15714) dat mogelijk sporen van het verdronken dorp Koeveringe uit de late Middeleeuwen bevat. Het andere AMK-terrein met een hoge archeologische waarde

(monumentnummer 15954), bevat de resten van een fort uit de Nieuwe tijd bij Nieuw-Vossemeer.

Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW):

De onderzoekslocatie valt binnen een gebied met een middelhoge trefkans op archeologische waarden. De noordoostelijke en westelijke uiteinden vallen net in een gebied met een lage archeologische trefkans. De IKAW en de CHW zijn gebaseerd op het voorkomen van pleistocene afzettingen in de ondergrond. De onderzoekslocatie is echter nabij een kreek gelegen. Waarschijnlijk hebben de

Calaisafzettingen en de latere (Duinkerke IIIb) afzettingen de pleistocene afzettingen geërodeerd.

CHW: Voor de onderzoekslocatie geldt volgens de CHW van de provincie Noord-Brabant een hoge of middelhoge kans op archeologische sporen.

ARCHIS-

waarnemingen op onderzoekslocatie:

Op de onderzoekslocatie staan geen waarnemingen geregistreerd.

ARCHIS-

waarnemingen in omgeving:18

In de directe omgeving van de onderzoekslocatie bevinden zich geen waarnemingen. In de wijdere omgeving bevindt zich slechts één waarneming (waarnemingsnummer 33181), de mogelijke locatie van

14 Leenders 2000, 27-49.

15 Leenders 2008.

16 Alterra, geraadpleegd via ARCHIS, februari 2008.

17ARCHIS 2008.

(14)

Rapport A08-044-I / Archeologisch onderzoek Rietkreek gebied 4 en 5 te Nieuw Vossemeer (gemeente Steenbergen) 10 het verdronken dorp Koeveringe.

Er zijn in de omgeving geen sporen gevonden uit de Prehistorie tot en met de vroege Middeleeuwen. Van de resten die in de omgeving zijn aangetroffen begint de datering in de late- Middeleeuwen (Koeveringe) en de Nieuwe tijd (fort in Nieuw-Vossemeer).

De dichtstbijzijnde Mesolithische en Neolithische vindplaatsen bevinden zich in de buurt van Bergen op Zoom. Meer naar het oosten toe, op de hogergelegen delen van westelijk Noord-Brabant is veel meer uit deze perioden aangetroffen. Ook zijn daar vindplaatsen uit de bronstijd, ijzertijd, Romeinse tijd en de vroege Middeleeuwen bekend.19

Historische gegevens

Historische gegevens

onderzoeksgebied: In 1566 werd langs de Eendracht de polder Nieuw-Vossemeer

ingedijkt. De Rietkreek is gelegen in een polder die is herbedijkt tussen 1583 en 1682.20 Er werden direct plannen gemaakt voor een dorp, maar in 1568 brak de Tachtigjarige Oorlog uit. De dijken werden door de Spanjaarden doorgestoken. Pas in 1609 werd er toestemming verleend voor het herstel van de inpoldering. De dijken werden gedeeltelijk verlegd. Bij de inpoldering werden diverse kreken afgedamd. De Rietkreek is een fraai voorbeeld van zo’n ingedijkte kreek. In 1610, tijdens het Twaalfjarig Bestand, werd begonnen met de bouw van het dorp.21 In 1853 is het dorp verdronken. Het eerste dorp Nieuw-Vossemeer ligt nog steeds op ontdekking te wachten.22 Oud- Vossemeer is aan de overkant van de Eendracht gelegen op het eiland Tholen. Op ca. 2,5 km ten zuidoosten van de onderzoekslocatie ligt het verdronken dorp Koeveringe. De datering van dit dorp is 1295-1365.

Op ca. 1 kilometer ten zuidoosten zijn boringen gezet door TNO-NITG (DINO). Hier was een duidelijke scheiding in de bodemopbouw van noord naar zuid waarneembaar. In het zuiden werden overwegend klei en veen en sterk humeuze kleilagen aangetroffen, terwijl het noorden uit zwak siltig zand bestaat.23

De Eendracht vormde de grens tussen Zeeland en Brabant. De linie werd gevormd door een reeks versterkingen aan de oostoever van de Eendracht. De polders tussen de Zoom en de Eendracht konden worden geïnundeerd. In 1628 werd besloten tot de vervanging van de reeks forten en schansen langs de Eendracht.24

18ARCHIS 2008. 19 J.H. Verhage 1984.

20 Renes 1985, 82 fig. 26.

21 www.gemeente-steenbergen.nl/Docs/BIS%20docs/Structuurvisie%20Plus.pdf, 56.

22 Renes 1985, 85-86.

23 Kluiving 2006, 86-97.

24 Renes 1985, 37-38.

(15)

Rapport A08-044-I / Archeologisch onderzoek Rietkreek gebied 4 en 5 te Nieuw Vossemeer (gemeente Steenbergen) 11 Historische geografie: Op een kaart van Blaeu uit 1665 is de Rietkreek aangegeven. Er staat

ook iets op de kaart aangegeven, in de buurt van de onderzoekslocatie.

De kaart is te onnauwkeurig om te zeggen wat het betreft.25 Op de nieuwe kaart van het eiland Tholen, Nieuw Vosmaar en Philipsland van Hattinga uit 1744 (afbeelding 4) is de Rietkreek duidelijk zichtbaar met de aftakking naar het noorden, de te verbreden waterloop. Er bevindt zich geen bebouwing langs dat deel van de kreek. Wel is de (voorloper van de ) Platteweg aangegeven.26

Op de kadastrale kaart van 1811-1832 (afbeelding 5) is te zien dat er in de zuidoosthoek van het perceel, grenzend aan de onderzoekslocatie bebouwing aanwezig is (deelgebied 4). Op deze kaart staat de

aftakking van de Rietkreek ter plaatse van de onderzoekslocatie niet aangeduid. Op deze plek is nu geen bebouwing meer aanwezig.

Afbeelding 4: Nieuwe kaart van het eiland Tholen, Nieuw Vosmaar en Philipland. W.T. Hattinga 1744.

Bron: Boddaert, P., Tegenwoordige Staat van Zeeland.

Afbeelding 5: kadastrale kaart 1811-1832 met, bij benadering, de locatie van de onderzoekslocatie.

Actueel

Hoogtebestand Nederland (AHN):

De maaiveldhoogte bevindt zich tussen 0,04 +NAP en 0.99 -NAP.27 Boringen 001 t/m 010 bevinden zich op het hoge gedeelte. Boringen 011 t/m 014 bevinden zich in het diepe gedeelte aan de oever van de Rietkreek (zie boorstaten).

Huidig of recent gebruik:

Momenteel bestaat het ten noorden van de Platteweg liggende deel van de onderzoekslocatie (deellocatie 4) uit grasland en het ten zuiden van deze weg gelegen deel (deellocatie 5) uit grasland en het gedeelte langs de oever van de Rietkreek uit drassige gronden.28 De Platteweg doorkruist deelgebied 4 en 5. Ten oosten van de Platteweg ligt deelgebied 4 ten westen ligt deelgebied 5.

25 Krogt, P. van der 2006, 177.

26 Boddaert, P. et al,

27 www.edugis.nl – 20 februari 2008.

28 CHW Noord- Brabant. februari 2008

(16)

Rapport A08-044-I / Archeologisch onderzoek Rietkreek gebied 4 en 5 te Nieuw Vossemeer (gemeente Steenbergen) 12

4 SPECIFIEKE ARCHEOLOGISCHE VERWACHTING

Specifieke Archeologische verwachting:

Op basis van de in het bureauonderzoek verworven informatie is per periode en per bodemsoort een specifieke archeologische verwachting opgesteld. Volgens de geologische kaarten van Vos en van Heeringen ligt de onderzoekslocatie op de rand van pleistoceen zand en Calais geul- of deklaagafzettingen. De Calaisafzettingen kunnen het

pleistocene zand geërodeerd hebben. Daarop heeft zich Hollandveen gevormd. Hier overheen is een deklaag met Afzettingen van Duinkerke afgezet. Gezien de ligging tegen de huidige Rietkreek aan, zijn oudere afzettingen hier waarschijnlijk door de Duinkerke IIIb-afzettingen (deels) geërodeerd.

Prehistorie (Mesolithicum en Neolithicum) 8800-1800 v Chr.

De onderzoekslocatie ligt op de rand van het pleistoceen naar Calais- afzettingen. De verwachting is dat het Pleistoceen niet wordt aangeboord, omdat het is geërodeerd. In de omgeving zijn geen waarnemingen gedaan uit deze perioden. Er is een lage verwachting voor de Prehistorie. Aangezien de onderzoekslocatie gelegen is aan de rand van Pleistoceen en Calais geul- of deklaagafzettingen, kunnen in principe op de Calaisafzettingen resten uit het Neolithicum verwacht worden.

Bronstijd t/m vroege Middeleeuwen (1800 voor Chr. t/m 1050 na Chr.) Er geldt een lage trefkans voor het aantreffen van archeologische indicatoren uit de bronstijd en Romeinse tijd. In de omgeving zijn geen resten uit de late- ijzertijd of Romeinse tijd aangetroffen. Het gebied maakte onderdeel uit van een uitgestrekt veenmoeras waar de veenvorming tot de late Middeleeuwen doorging. Ook hebben grote periodieke transgressies van de zee (Formatie van

Naaldwijk/Afzettingen van Duinkerke IIIb) ervoor gezorgd dat grote delen van het veen zijn weggespoeld. Vanaf ca. 1250 is op grote schaal in West-Brabant gemoerneerd waarbij het veen is vergraven. Het valt echter niet uit te sluiten dat zich op de onderzoekslocatie

plaatselijk nog intact veen bevindt, waarin zich eventueel sporen uit de Romeinse tijd bevinden.

Late Middeleeuwen (1050-1500 na Chr.)

De kreek is waarschijnlijk ontstaan in deze periode. De kans op

archeologische lagen is geheel afhankelijk van de erosie die heeft plaats gevonden. In de Spaanse tijd zijn er ook dijken doorgestoken waardoor de mogelijke sporen op de kreekoever zijn verspoeld of zijn afgedekt door een kleilaag. Voor de late Middeleeuwen geldt een lage

archeologische verwachting. De enige waarneming in de buurt van de onderzoekslocatie is het verdronken dorp Koeveringe.

Nieuwe tijd (1500-1850 na Chr.)

De onderzoekslocatie is op basis van kaartmateriaal onbebouwd geweest. Wel is op het perceel bebouwing aanwezig geweest in de eerste helft van de 19e eeuw. Voor de Nieuwe tijd geldt een lage archeologische verwachting.

(17)

Rapport A08-044-I / Archeologisch onderzoek Rietkreek gebied 4 en 5 te Nieuw Vossemeer (gemeente Steenbergen) 13

5 INVENTARISEREND VELDONDERZOEK

Doel: Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het aanvullen en toetsen van het gespecificeerde verwachtingsmodel dat gebaseerd is op het bureauonderzoek. Dit gebeurt met behulp van waarnemingen in het veld, waarbij (extra) informatie wordt verkregen over bekende of verwachte archeologische waarden binnen een onderzoeksgebied. Het bepalen van de aan- of afwezigheid, de aard, de omvang, de datering, de gaafheid, de conservering en de relatieve kwaliteit van de

archeologische waarden staan hierbij voorop. Veel gebruikte onderzoeksmethoden zijn oppervlaktekarteringen, booronderzoek, geofysisch onderzoek en het graven van proefsleuven en proefputten.

Het resultaat is een rapport met een waardering en een (selectie-) advies aan de hand waarvan een beleidsbeslissing (meestal een selectiebesluit) genomen kan worden.

Onderzoeksopzet: Mevr. Barwasser van de provincie Noord- Brabant heeft te kennen gegeven dat het onderzoek alleen betrekking heeft op de te verbreden en uit te diepen grond direct naast de kreek (en dus niet het gehele perceel).29

Conform de KNA versie 3.1 en de richtlijnen van de Provincie Noord- Brabant30 is gekozen voor een inventariserend veldonderzoek door middel van een oppervlaktekartering en een booronderzoek. Ter plaatse is vooral gelet op mogelijk bewaard gebleven bodem- en

bewoningslagen vanaf het Neolithicum t/m de Nieuwe tijd. Zo goed als mogelijk is bepaald in welke conditie deze zich bevinden. De resultaten van het inventariserend veldonderzoek worden samen met de

resultaten van het bureauonderzoek in dit rapport gepresenteerd, tezamen met een aanbeveling ten aanzien van behoud in situ en/ of vervolgonderzoek.31 Na afloop van het onderzoek wordt het rapport met de onderzoeksgegevens aangeleverd in ARCHIS, bij de RACM en de provincie Noord-Brabant/ het provinciaal archeologisch depot.

Eventueel aanvullende documentatie en belangwekkende vondsten/

monsters worden aangeleverd in het Provinciaal Depot voor

Bodemvondsten. Het rapport en de overige gegevens worden digitaal aangeleverd in het e-depot.32

Verantwoording gekozen

onderzoeksmethode:

Booronderzoek is de minst destructieve methode om de archeologische verwachting te toetsen. Met het booronderzoek is het mogelijk om de bodemopbouw te bepalen, alsmede de mate van verstoring van de bodem. De verwachting is dat de archeologische indicatoren die volgens het bureauonderzoek aanwezig kunnen zijn, in de boringen herkend zullen worden. Aan de hand hiervan kan de archeologische verwachting worden bijgesteld.

29 Telefonische mededeling d.d. 7-2-2008

30 KNA versie 3.1 2006, specificaties inventariserend veldonderzoek VS01 Opstellen Plan van Aanpak i.e.

Uitvoeren oppervlaktekartering; VS03 Uitvoeren booronderzoek/ Onderzoekseisen Provincie Noord-Brabant t.b.v archeologisch vooronderzoek in de vorm van een inventariserend en waardestellend booronderzoek en Minimumeisen Provincie Noord-Brabant t.b.v. de rapportage van archeologisch vooronderzoek in de vorm van een inventariserend en waardestellend booronderzoek.

31 KNA versie 3.1 2006, specificaties inventariserend veldonderzoek: VS05 Opstellen standaardrapport IVO- overig/P. VS07 Opstellen selectieadvies.

32 KNA versie 3.1 specificaties inventariserend veldonderzoek: DS01 Beschikbaar stellen van de

onderzoeksidentificatie-gegevens; DS02 Aanleveren documentatie; DS03 Aanleveren vondsten en monsters en DS05 Overdracht van digitale gegevens.

(18)

Rapport A08-044-I / Archeologisch onderzoek Rietkreek gebied 4 en 5 te Nieuw Vossemeer (gemeente Steenbergen) 14 Oppervlaktekartering: Voorafgaand aan het uitvoeren van boringen wordt normaal gesproken

een oppervlaktekartering uitgevoerd. Bij een oppervlaktekartering wordt het terrein visueel geïnspecteerd op de aanwezigheid van eventuele archeologische indicatoren, zoals aardewerk, metaal, (verbrande) leem, (verbrand) bot en houtskool.

Boringen: Voor de uitvoering van het booronderzoek is conform de onderzoekseisen Provincie Noord-Brabant t.b.v archeologisch

vooronderzoek in de vorm van een inventariserend en waardestellend booronderzoek. De afstand tussen de boorpunten bedroeg 30 meter.

Deze afstand is de minimale onderzoeksmethode voor nederzettingen vanaf het Neolithicum. De boringen zijn uitgevoerd met een

Edelmanboor van 12 cm. Er zijn 14 boringen uitgevoerd. Vanwege de klei en het zand met de hoge grondwaterstand was boren met een 15 cm Edelmanboor niet mogelijk. Er is zoveel als mogelijk gebruik gemaakt van de 12 cm diameter Edelmanboor. Vanaf 2 m –mv is gebruik gemaakt van een guts met een diameter van 3 cm. In de diepere boringen (012 en 013) is tot 4 m –mv verder geboord met bovengenoemde Edelmanboor, onder de 4 m –mv zijn de boringen met een guts van 3 cm diameter doorgezet tot 5 m –mv. Van archeologisch interessante lagen zijn monsters genomen, die nat gezeefd zijn over een zeef met een maaswijdte van 2 mm. Alle lagen zijn tevens in het veld geïnspecteerd op archeologische indicatoren dmv brokkelen en snijden. Van de boringen zijn beschrijvingen gemaakt conform NEN 5104. De boringen zijn ingemeten met een meetlint met een

nauwkeurigheid van circa 0,5 à 1 meter. De hoogteligging ten opzichte van NAP werd bepaald via edugis.nl. Bij ieder bodemonderzoek wordt gestreefd naar een optimale representativiteit. Het onderzoek is echter gebaseerd op het verrichten van een beperkt aantal boringen tot een beperkte diepte. Daardoor blijft het mogelijk dat lokaal archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn, die tijdens het onderzoek niet naar voren komen.

Resultaten

Resultaten

oppervlaktekartering:

Op de onderzoekslocatie kon geen oppervlaktekartering uitgevoerd worden daar de onderzoekslocatie volledig met gras is begroeid Het hoogteverschil dat op de AHN werd geconstateerd, werd in het veld bevestigd. Deelgebied 4 ligt hoger dan deelgebied 5.

Resultaten en resultaten van de boringen:

De bodemopbouw is niet geheel conform de bodemopbouw die werd verwacht naar aanleiding van het bureauonderzoek, namelijk getij- kreekbedding (code 2R13). De getij-oeverwal (code 3K34) werd niet aangetroffen.

De bodemopbouw in deelgebied 4 (boringen 001 t/m 011):

Boringen 001 t/m 003 bestaat over het algemeen uit klei, met in boringen 001 en 002 nog een zandlaagje. Naar het oosten toe, vanaf boring 004 t/m 010 betreft de bodemopbouw klei op siltig zand. De bodem is hier zandiger. Het zand dat in de diepste laag is opgeboord, is geïnterpreteerd als niet-Pleistoceen. Dit omdat de lagen bestaan uit siltig zand en het meer het karakter heeft van een getij-kreekafzetting.

In boringen 006 en 007 is een kleiige veenlaag aangetroffen op 1,1 m –

(19)

Rapport A08-044-I / Archeologisch onderzoek Rietkreek gebied 4 en 5 te Nieuw Vossemeer (gemeente Steenbergen) 15 mv (ca. 1 m –NAP). In de overige boringen is de oorspronkelijke

veenlaag geheel verspoeld. In deelgebied 4 zijn de boringen in het oostelijke deel, boringen 004 t/m 010, een stuk zandiger dan de boringen 001 t/m 003. In de monsters werden alleen in boringen 001 (monster 1: 0,8-1,35 m –mv) en 005 (monster 3: 0,3-0,7 m –mv) indicatoren aangetroffen. In monster 1 gaat het om een enkel

houtskoolspikkeltje (<1,5 mm), waarschijnlijk van natuurlijke aard. De indicatoren uit monster 003 betreffen oranje baksteenspikkel en een steenkooltje. De steenkool dateert hoogstwaarschijnlijk uit de 19e eeuw.

De bodemopbouw in deelgebied 5 bestaat in het algemeen uit klei op veen op klei. In boringen 011 en 012 bestaat de bovenste laag, tot een diepte van respectievelijk 2,5 en 1,1 m –mv (2,46 en 1,38 m –NAP), uit zand. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de ligging van een dijk tpv de Platteweg. Het kleidek daaronder is de natuurlijke bodem.

Hieronder is veen aangetroffen. In boringen 012, 013 en 014 is veen aangetroffen op een diepte van ca. 2,5 m –NAP in boring 014 zelfs al op 2,0 m –NAP. Het veenpakket is tussen de 1,0 en 1,5 m dik. Het veen is niet geheel intact, omdat er geen veraarde top aanwezig is. Van het veen zijn 3 monsters genomen (uit elke boring met veen één). In twee van de drie de monsters zijn indicatoren aangetroffen. Het gaat in twee gevallen om dennenappel met een houtskooltje (monsters 014 en 015). In één geval (boring 012, monster 013) werd in de kleilaag onder het veen een tweetal houtskoolbrokken en een stukje vuursteen

aangetroffen (vondstmeldingsnummer 406757). Het vuursteen is niet bewerkt33. Vuursteen komt van nature niet voor in deze laag. Het werd aangetroffen in een venige kleilaag (Afzettingen van Calais) onder het Hollandveen. Mogelijk is het meegevoerd met het water. Houtskool kan een natuurlijke afkomst hebben en door wind en water makkelijk worden verspreid. Het voorkomen van houtskool hoeft dus niet de duiden op menselijke activiteit en is zonder andere aanwijzingen onvoldoende om bewoning te veronderstellen (secundaire indicator).

Het voorkomen van houtskool en een vuursteentje in één boring kan wèl duiden op een vindplaats. Bovendien zijn de grote brokjes houtskool niet afgerond. Dit duidt erop dat het geen verspoeld materiaal is. Gezien de ligging onder het veen in de Afzettingen van Calais, kan deze

vindplaats gedateerd worden in het Neolithicum. De venige kleilaag waarin het houtskool en het vuursteen zitten, wordt niet bedreigd. Het zit ruim onder de ontgravingsdiepte. In boring 013 wordt mogelijk de top van het veen vergraven. In boring 014 bevindt de top van het veen zich boven de ontgravingsdiepte.

De boorstaten laten zien dat in boringen 001 t/m 011 de afzettingen van Calais en het Hollandveen zijn geërodeerd door Afzettingen van Duinkerke IIIb. Er is geen sprake van een getij-oeverwal. In boringen 012 t/m 014 zijn nog wel Hollandveen en daaronder Afzettingen van Calais aangetroffen. Hier heeft de Duinkerkegeul niet alles verspoeld.

De dikte van de veenlaag laat ook zien dat hier niet is gemoerneerd.

Het aantreffen van vuursteen en houtskool op deze plek is opvallend. In deze omgeving zijn nog geen vondsten gedaan uit het Neolithicum.

33 determinatie vuursteen drs. E. Drenth (27-2-2008).

(20)

Rapport A08-044-I / Archeologisch onderzoek Rietkreek gebied 4 en 5 te Nieuw Vossemeer (gemeente Steenbergen) 16 Afbeelding 6. luchtfoto van de onderzoekslocatie. Bron: Google Earth

Tabel 1: monsterlijst

boring: monster: diepte in m–mv: laag: Residu / (archeologische) indicatoren: datering:

001 001 0,8-1,35 Klei Roest 1x houtskoolspikkeltje (<1,5mm) NT

002 002 1,1-1,6 Klei Roest, schelp, plantenresten nvt

005 003 0,3-0,7 Klei Baksteen, steenkool 19e eeuw

005 004 1,9-2,4 Zand Geen nvt

006 005 0,85-1,25 Klei Roest nvt

006 006 2,5-3,0 Zand Geen nvt

007 007 1,2-1,6 Top zand Roest, schelp, riet (veel), grindjes (<3mm), slakkenhuis nvt

009 008 0,7-1,3 Zand Roest, schelp nvt

009 009 2,4-3,0 Zand Grindje (<5mm) nvt

010 010 1,4-1,6 Zand Schelp, slakkenhuis, roest nvt

010 011 2,5-3,0 Zand Geen nvt

012 012 2,2-2,6 Veen Hout nvt

012 013 3,2-3,5 Klei/ veen Houtskoolbrokken, vuursteen (natuurlijk) Neolithicum 013 014 1,4-2,0 Top veen Schelpen, veel hout, vergaan hout, dennenappel

houtskooltje Bronstijd-

VME 014 015 1,1-1,5 Veen Dennenappel, houtskooltje, verrot hout Bronstijd-

VME -

(21)
(22)

Rapport A08-044-I / Archeologisch onderzoek Rietkreek gebied 4 en 5 te Nieuw Vossemeer (gemeente Steenbergen) 18

6 TOETSING ARCHEOLOGISCHE VERWACHTING

Toetsing archeologische verwachting:

Op basis van de in het bureauonderzoek verworven informatie geldt een lage archeologische verwachting voor het aantreffen van archeologische

indicatoren uit het Mesolithicum tot en met de Nieuwe tijd. Deze verwachting is gedeeltelijk bevestigd in het booronderzoek.

Het pleistocene zand werd niet bereikt ondanks dat er tot ca. 6,85 m –NAP is geboord. Dit duidt op erosie van het pleistocene zand door zee- en geul- afzettingen. De verwachting voor resten ouder dan het Neolithicum blijft laag.

In boringen 012 en 013 waar Hollandveen deels intact is, werden daaronder kleilagen behorende tot de Afzettingen van Calais aangetroffen. In deze venige kleilaag, in boring 012, vlak onder het veen, werd houtskool en een fragment vuursteen aangetroffen. Dit kan duiden op menselijke activiteit in het Neolithicum. Aangezien in dit deel van Brabant nog niets uit het

Neolithicum werd aangetroffen, kan deze vondst opvallend genoemd worden.

Hierdoor kan de archeologische verwachting naar boven bijgesteld worden.

Alleen in boringen 012 t/m 014 is veen aangetroffen. Het veenpakket is niet geheel intact; omdat de veraarde top niet werd aangetroffen. In boringen 013 en 014 werden in het veen kleine fragmenten houtskool en dennenappels aangetroffen. Aangezien de top van het veen is verspoeld door de

bovenliggende Duinkerkegeul is de kans op archeologische resten in het veen laag.

In de Duinkerke-afzettingen (geul- en oeverafzettingen) geldt een lage verwachting op resten uit de late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd. Deze verwachting is bevestigd.

(23)

Rapport A08-044-I / Archeologisch onderzoek Rietkreek gebied 4 en 5 te Nieuw Vossemeer (gemeente Steenbergen) 19

7 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

Conclusies De opdrachtgever is voornemens de watergang te verbreden in het kader van de herinrichting van de Rietkreek. De kreek zal worden verbreed en verdiept. Voor deze locaties is door ArcheoMedia BV een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd.

Het bureauonderzoek heeft voor de periode Mesolithicum tot Nieuwe tijd een lage trefkans op archeologische resten opgeleverd.

De resultaten van het veldonderzoek hebben aangetoond dat er in de afdekkende kleilaag (Afzettingen van Duinkerke) en het daaronder gelegen Hollandveen geen archeologische resten te verwachten zijn. In het, onder het Hollandveen aanwezige, kleipakket (Afzettingen van Calais) is in één boring houtskool en vuursteen aangetroffen. Dit kan duiden op een vindplaats uit het Neolithicum. Deze bevindt zich echter ruim onder de ontgravingsdiepte van de kreek en wordt dus niet bedreigd.

Aanbevelingen Vervolgonderzoek wordt, ons inziens, niet noodzakelijk geacht.

Ondanks de resultaten van het uitgevoerde inventariserende archeologische onderzoek is niettemin de kans aanwezig dat (vondstarme) archeologische sporen en vondsten in de bodem aanwezig zijn en dat deze in de uitvoeringsfase van toekomstige bodemingrepen aan het licht komen. Voor dergelijke vondsten bestaat een wettelijke meldingsplicht ex artikel 53 van de Monumentenwet 1988 en de Wet op de archeologische monumentenzorg. Bij graafwerkzaamheden dient men dan ook attent te zijn op eventuele vondsten. De opdrachtgever verplicht de aannemer(s) om attent te zijn op eventuele vondsten en/of sporen tijdens de werkzaamheden en verplicht hen archeologische vondsten onverwijld te melden bij de bevoegde overheid.

(24)

Rapport A08-044-I / Archeologisch onderzoek Rietkreek gebied 4 en 5 te Nieuw Vossemeer (gemeente Steenbergen) 20

GERAADPLEEGDE BRONNEN EN LITERATUUR

Actueel Hoogtebestand Nederland, http://www.edugis.nl, raadpleging 2008.

Archeologische Monumentenkaart (AMK), geraadpleegd 2008 via ARCHIS (Archeologisch informatiesysteem, Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten).

Archeologische waarnemingen en vondstmeldingen, geraadpleegd 2008 via ARCHIS.

(Archeologisch informatiesysteem, Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten).

Berendsen, H.J.A., 2000: Landschappelijk Nederland, 2e druk, Assen.

Bodemkaart van Nederland, geraadpleegd 2008 via ARCHIS (Archeologisch informatiesysteem, Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten).

Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Brabant (CHW), 2008: http://chw.brabant.nl/chw, raadpleging 2008.

Geomorfologische kaart van Nederland, geraadpleegd 2008 via ARCHIS (Archeologisch informatiesysteem, Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten).

Google Earth, raadpleging 2008.

Hattinga, W.T., 1744, Nieuwe kaart van het eiland Tholen, Nieuw Vosmaar en Philipland.

(Boddaert, P., J. Plevier, N. van der Schatte, c.s., 1979. . Tegenwoordige Staat van Zeeland, deel 2).

Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW), geraadpleegd 2008 via ARCHIS.

(Archeologisch informatiesysteem, Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten).

In kort bestek: de Wet op de archeologische monumentenzorg, 2007: uitgave Erfgoed Nederland, RACM en VOiA.

Kadastrale kaart Steenbergen, ca. 1832, geraadpleegd 2008 op www.watwaswaar.nl.

Kluiving, S.J., N. Brand en G.J. Borger (red.) 2006, De West- Brabantse Delta: een Verdronken Landschap Vormgeven. (Geoarchaeological and Bioarchaeological Studies Volume 7),

Amsterdam.

Krogt, P van der., 2006, Joan Blaeu Atlas Maior of 1665, De Lage Landen. Köln. 177.

Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.1, 19 juni 2006, Zoetermeer.

Leenders, K.A.H.W. 1989. Verdwenen Venen. Een onderzoek naar de ligging en exploitatie van thans verdwenen venen in het gebied tussen Antwerpen, Turnhout, Geertruidenberg en

Willemstad. 1250-1750. Brussel/Wageningen.

Leenders, K.A.H.W., 2000, De verscheidenheid van het landschap van westelijk Noord-Brabant.

(Jaarboek De Ghulden Roos 60). http://users.bart.nl/~leenders.

Leenders, K.A.H.W., 2008, Middeleeuws zout uit de delta. Status Questionis als basis voor nader onderzoek. http://users.bart.nl/~leenders.

Leidraad inventariserend veldonderzoek; Deel: karterend booronderzoek, maart 2006 (opstellers A.J. Tol, J.W.H.P. Verhagen en M. Verbruggen vastgesteld door het CCvD Archeologie/ SIKB).

(25)

Rapport A08-044-I / Archeologisch onderzoek Rietkreek gebied 4 en 5 te Nieuw Vossemeer (gemeente Steenbergen) 21 Mulder, E.F.J. de, M.C. Geluk, I. Ritsema, W.E. Westerhoff & Th. E. Wong, 2003: De

Ondergrond van Nederland. Geologie van Nederland (Nederlands Instituut voor Toegepaste Geowetenschappen/ NITG TNO).

Renes, J., 1985: West-Brabant: een cultuurhistorisch landschapsonderzoek, Waalre.

Structuurvisie Plus gemeente Steenbergen via: www.gemeente- steenbergen.nl/Docs/BIS%20docs/Structuurvisie%20Plus.pdf.

Topografische kaart van Nederland, z.j.: Noord-Brabant, schaal 1:25.000, Topografische Dienst, Emmen/ Wolters-Noordhoff bv, Groningen (cd-rom).

Verhagen, J.H. 1984, Prehistorie en vroegste geschiedenis van West-Babant. Bijdrage tot de studie van het Brabantse heem deel 24, Waalre.

Vervloet, J.A.J., 1972: Het Steenbergse natuurlandschap, in: s.n., Steenbergen in de Middeleeuwen, Steenbergen.

Vervloet, J.A.J., 1972: De exploitatie vóór de bedijkingen, in: s.n., Steenbergen in de Middeleeuwen, Steenbergen.

Vos, P.C. & Heeringen, R.M. van, 1997, Holocene geology and occupation history of the Province of Zeeland (Bijlage 1), Haarlem.

(26)

Rapport A08-044-I / Archeologisch onderzoek Rietkreek gebied 4 en 5 te Nieuw Vossemeer (gemeente Steenbergen) 22

BEGRIPPEN EN AFKORTINGEN

AMK Archeologische MonumentenKaart. Een kaart waarop vastgestelde archeologische monumenten zijn vermeld.

Archeologische Indicatief archeologisch materiaal, zoals houtskool, verbrande leem, indicator/indicatie aardewerk en bot, dat bij (boor)onderzoek een aanwijzing kan zijn voor

de aanwezigheid, ter plaatse of in de nabijheid, van een archeologische vindplaats (definitie KNA).

ARCHIS Archeologisch InformatieSysteem. Een archeologische database van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuur en Monumenten (RACM) waarin alle onderzoeks- en vondstmeldingen in Nederland geregistreerd staan.

Bevoegde overheid De overheid, die het selectiebesluit neemt, het Programma van Eisen laat opstellen en goedkeuring verleent aan een eventueel ontwerp (definitie KNA).

CHS/CHW Cultuurhistorisch HoofdStructuur / Cultuurhistorische Waardenkaart. Een verzameling van overzichtskaarten van archeologische, geologische, historische en landschappelijke waarden voor verscheidene regio’s in Nederland.

Complex Een uit meerdere met elkaar in ruimte, tijd en functioneel opzicht samenhangende structuren en/of individuele sporen (definitie KNA).

Cultuurlaag Een licht tot sterk humeuze oude bewoningslaag of afvallaag, ontstaan door menselijke activiteit, met archeologische indicatoren.

CCvD Centraal College van Deskundigen.

DGPS Differential Global Positioning System. Meetapparatuur die via satellieten de exacte coördinaten van een locatie inmeet.

Ex situ buiten de context van de vindplaats.

(Grond)spoor een ruimtelijk duidelijk begrensbaar verschijnsel ontstaan door menselijke activiteit (bijvoorbeeld een paalkuil, lijksilhouet of muur) of natuurlijke oorsprong (bijvoorbeeld een boomval). Binnen een spoor kunnen verschillende, duidelijk te onderscheiden eenheden voorkomen (definitie KNA).

IKAW Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden. Een op geologische structuren gebaseerde kaart van archeologische waarden.

In situ ter plekke of binnen de context van de vindplaats.

KNA Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

m -mv meter onder het maaiveld.

m -NAP meter onder Normaal Amsterdams Peil (: officieel peilmerk).

PvE Programma van Eisen, goedgekeurd door de bevoegde overheid en de basis van archeologisch onderzoek. Het geeft de probleemstelling en de doelen van de te verrichten werkzaamheden van de vindplaats aan en formuleert de daaruit af te leiden eisen aan het uit te voeren werk.

RACM Rijksdienst voor Archeologie, Cultuur en Monumenten.

(27)

Rapport A08-044-I / Archeologisch onderzoek Rietkreek gebied 4 en 5 te Nieuw Vossemeer (gemeente Steenbergen) 23

OVERZICHT VAN GEOLOGISCHE PERIODEN

Nieuwe nomenclatuur

kustgebied rivieren- gebied

Laagpakket van Walcheren

Formatie van Naaldwijk

Hollandveen Laagpakket

Formatie van Nieuwkoop

Laagpakket van Wormer

Formatie van Naaldwijk Formatie van Echteld

Basisveen

Formatie van Boxtel

Bron: Toelichting bij de Geologische Kaart van Nederland

(Rijks Geologische Dienst, Haarlem 1997) Naar: Mulder e.a. 2003: De Ondergrond van Nederland (NITG/ TNO).

(28)

Rapport A08-044-I / Archeologisch onderzoek Rietkreek gebied 4 en 5 te Nieuw Vossemeer (gemeente Steenbergen) 24

ARCHEOLOGISCHE PERIODISERING

periode afkortingen Prehistorie

Paleolithicum laat: 35.000 14C tot 8800 v. Chr.

Mesolithicum: 8800 – 4900 v. Chr.

Neolithicum: 5300 – 2000 v. Chr.

bronstijd: 2000 – 800 v. Chr.

ijzertijd: 800 – 12 v. Chr.

PALEOL MESO NEO BRONS IJZ

Romeinse tijd 12 v. Chr. – 450 na Chr. ROM

Middeleeuwen 450 – 1500 na Chr.

Middeleeuwen vroeg: 450 – 1050 na Chr.

Middeleeuwen laat: 1050 – 1500 na Chr.

Middeleeuwen laat A: 1050 – 1250 na Chr.

Middeleeuwen laat B: 1250 – 1500 na Chr.

De periode circa 1000 tot 1200 na Chr. wordt ook wel Volle Middeleeuwen genoemd.

XME VME LME LMEA LMEB

Nieuwe tijd 1500 – heden NT

Bron: ARCHIS/ RACM

(29)

Bijlage bij rapport A08-044-I / Archeologisch onderzoek Rietkreek gebied 4 en 5 te Nieuw Vossemeer (gem. Steenbergen)

BIJLAGE 1

Boorstaten

(30)

Legenda (conform NEN 5104)

grind

Grind, siltig

Grind, zwak zandig

Grind, matig zandig

Grind, sterk zandig

Grind, uiterst zandig

zand

Zand, kleiïg

Zand, zwak siltig

Zand, matig siltig

Zand, sterk siltig

Zand, uiterst siltig

veen

Veen, mineraalarm

Veen, zwak kleiïg

Veen, sterk kleiïg

Veen, zwak zandig

Veen, sterk zandig

klei

Klei, zwak siltig

Klei, matig siltig

Klei, sterk siltig

Klei, uiterst siltig

Klei, zwak zandig

Klei, matig zandig

Klei, sterk zandig

leem

Leem, zwak zandig

Leem, sterk zandig

overige toevoegingen zwak humeus

matig humeus

sterk humeus

zwak grindig

matig grindig

sterk grindig

geur

geen geur zwakke geur matige geur sterke geur uiterste geur

olie

geen olie-water reactie zwakke olie-water reactie matige olie-water reactie sterke olie-water reactie uiterste olie-water reactie

p.i.d.-waarde

>0

>1

>10

>100

>1000

>10000

monsters

geroerd monster

ongeroerd monster

overig

bijzonder bestanddeel

Gemiddeld hoogste grondwaterstand grondwaterstand

Gemiddeld laagste grondwaterstand

slib

water

(31)

Projectcode: A08-044-I Projectnaam: RIETKREEK

Bijlage: Boorprofielen

Alle boringen zijn tot 2 m -mv met een 12 cm Edelman gezet. Daaronder is een guts met een diameter van 3 cm gebruikt.

Boring: 001

X: 75,603

Y: 400,558

Maaiveldhoogte t.o.v. NAP 0,02

0

-50

-100

-150

-200

-250

-300

-350

-400

-450

0

Klei, zwak siltig, matig humeus, donkerbruin, Edelmanboor, verstoord

40

Zand, matig fijn, kleiïg, zwak roesthoudend, bruingrijs, Edelmanboor, 1C-hor

55

Klei, matig siltig, sterk roesthoudend, zwak zandhoudend, roodbruin, Edelmanboor, 2Cg1-hor

85

Klei, matig siltig, matig humeus, sporen planten, donkergrijs, Edelmanboor, 2C2-hor MONSTER 1

135

Klei, zwak siltig, zwak humeus, sporen planten, zwak zandhoudend, grijs, Edelmanboor, 2C3-hor

150

Zand, zeer fijn, zwak siltig, lichtgrijs, Edelmanboor, 3C-hor

185

Klei, matig siltig, zwak zandhoudend, lichtgrijs, Edelmanboor, 4C1-hor

480

Klei, sterk siltig, zwak zandhoudend, grijs, Edelmanboor, 4C2-hor

500

Boring: 002

X: 75,632

Y: 400,565

Maaiveldhoogte t.o.v. NAP -0,03

-50

-100

-150

-200

-250

-300

0

Klei, zwak siltig, matig humeus, zwak zandhoudend, donkerbruin, Edelmanboor, A-hor

45

Klei, zwak zandig, sterk roesthoudend, roodbruin, Edelmanboor, 1Cg1-hor

85

Klei, matig siltig, matig humeus, donkergrijs, Edelmanboor, 1C2-hor

140

Zand, zeer fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak kleihoudend, grijs, Edelmanboor, 2C-hor

190

Klei, matig siltig, matig zandhoudend, grijs, Edelmanboor, 3C1-hor

290

Klei, matig siltig, sporen planten, donkergrijs, Edelmanboor, 3C2-hor

300

Boring: 003

X: 75,662

Y: 400,571

Maaiveldhoogte t.o.v. NAP 0,11

0

-50

-100

-150

-200

-250

0

Klei, zwak siltig, matig humeus, zwak zandhoudend, donkerbruin, Edelmanboor, verstoord

35

Klei, zwak siltig, matig roesthoudend, zwak zandhoudend, bruingrijs, Edelmanboor, 1Cg1-hor

50

Klei, zwak siltig, sterk roesthoudend, zwak zandhoudend, roodbruin, Edelmanboor, 1C2-hor

70

Klei, matig siltig, matig humeus, zwartdonker, Edelmanboor, 1C3-hor

130

Klei, matig siltig, zwak humeus, matig zandhoudend, grijs, Edelmanboor, 1C4-hor

180

Klei, matig siltig, zwak zandhoudend, lichtgrijs, Edelmanboor, 1C5-hor

300

Boring: 004

X: 75,691

Y: 400,575

Maaiveldhoogte t.o.v. NAP 0,16

0

-50

-100

-150

-200

-250

0

Klei, zwak siltig, matig humeus, zwak plantenhoudend, zwak wortelhoudend, donkerbruin, Edelmanboor, A-hor

30

Klei, zwak siltig, zwak humeus, zwak wortelhoudend, zwak plantenhoudend, lichtbruin, Edelmanboor, A-hor

50

Klei, zwak siltig, zwak roesthoudend, lichtbruin, Edelmanboor, 1C1-hor

70

Klei, zwak siltig, sterk roesthoudend, roodbruin, Edelmanboor, 1C2-hor

100

Klei, sterk siltig, sterk humeus, matig plantenhoudend, zwartgrijs, Edelmanboor, 1Cg3-hor

120

Klei, zwak siltig, sporen planten, lichtgrijs, Edelmanboor, 1C4-hor MONSTER 2

190

Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgrijs, Edelmanboor, 2C-hor

280

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Rapport A13–034–I / Archeologisch onderzoek aan de Putstraat 7 te Middelbeers (gemeente Oirschot) 16 Gelet op de historisch–geografische analyse geldt voor de Nieuwe tijd een

Rapport A08-016-I / Archeologisch onderzoek IVO-boren natuurontwikkeling Aardenburgsche Havenpolder Zuid, DG2 19 landschap zijn nog resten aanwezig uit de Spaans-Staatse

De verwachting voor grondsporen en vondsten uit de bronstijd is laag aangezien in de omgeving van de onderzoekslocatie nauwelijks scherven en andere (nederzettings-)restanten

Onderhavig document is het beeldkwaliteitplan waarin eisen en spelregels zijn opgenomen voor de architectonische uitwerking van de bebouwing en de inrichting van

Rapport A11–078–I / Archeologisch onderzoek aan de Dorpsstraat 156 te Zevenhuizen (gemeente Zuidplas) 13 De terreininspectie heeft geen archeologische indicatoren opgeleverd,

Rapport A09–034–I / Archeologisch onderzoek aan de Zuidplashof te Waddinxveen (gemeente Waddinxveen) 10 Gelet op de resultaten van het historisch en historisch–geografisch

- de onderzoekslocatie zich in een gebied bevindt waar volgens de archeologische verwachtingskaart van de gemeente vanwege de ligging aan een veenontginningsas een hoge

Rapport A08-038-I / Archeologisch onderzoek aan de Anthuriumweg 4 te Bleiswijk (gemeente Lansingerland) 2 Afbeelding 1: regionale overzichtskaart Bleiswijk met de ligging van