• No results found

RAPPORT A I Archeologisch onderzoek aan de 's-gravenweg 6b-z te Nieuwerkerk aan den IJssel (gemeente Zuidplas)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "RAPPORT A I Archeologisch onderzoek aan de 's-gravenweg 6b-z te Nieuwerkerk aan den IJssel (gemeente Zuidplas)"

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RAPPORT A10-112-I

's-Gravenweg 6b-z te Nieuwerkerk

Bureauonderzoek en inventariserend

Archeologisch onderzoek aan de aan den IJssel (gemeente Zuidplas)

veldonderzoek met boringen

(2)

ArcheoMedia BV, Postbus 333, 2910 AH Nieuwerkerk aan den IJssel, tel.: 010-2582 360; fax: 010-2582 325

RAPPORT A10–112–I

Archeologisch onderzoek aan de

’s-Gravenweg 6b-z te Nieuwerkerk aan den IJssel (gemeente Zuidplas)

Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met boringen

Opdrachtgever:

contactpersoon:

Vestia Zuidplas Postbus 8

2910 AA Nieuwerkerk aan den IJssel

dhr. R. Pattinasarany tel.: 0180-391222

e-mail: rene.pattinasarany@vestia.nl

(3)

Rapport A10–112–I / Archeologisch onderzoek aan de ’s-Gravenweg 6b-z te Nieuwerkerk a/d IJssel (gem. Zuidplas)

COLOFON

Projectcode: A10–112–I

Bestandsnaam: Archeologisch onderzoek aan de ’s-Gravenweg 6b-z te Nieuwerkerk aan den IJssel (gemeente Zuidplas).

Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met boringen.

Datum: december 2010

Auteur: dr. P.T.A. de Rijk

Projectleider: dr. P.T.A. de Rijk Bureauonderzoek: dr. P.T.A. de Rijk Veldonderzoek: dr. P.T.A. de Rijk

Redactie: drs. A. Wagner

Digitale uitwerking tekeningen: M.T. Leenders MA Archeologische interpretatie: dr. P.T.A. de Rijk

Advisering: dr. P.T.A. de Rijk

Autorisatie:

drs. A. Wagner

senior KNA–archeoloog ArcheoMedia BV e-mail: wagner@arnicon.nl

©ArcheoMedia BV, archeologisch onderzoeks- en adviesbureau, 2010, Capelle aan den IJssel ISBN/EAN: 978-90-5970-701-6

Niets uit deze uitgave mag vermenigvuldigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers.

Betrouwbaarheid van archeologisch booronderzoek

Het onderzoek is op zorgvuldige wijze verricht volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en richtlijnen, zoals vastgelegd in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (versie 3.2) van het Centraal College van Deskundigen.

Bij ieder bodemonderzoek wordt gestreefd naar een optimale representativiteit. Het onderzoek is gebaseerd op het verrichten van een beperkt aantal boringen tot een beperkte diepte. Daardoor blijft het mogelijk dat lokaal archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn, die tijdens het onderzoek niet naar voren zijn gekomen. Bovendien laten bepaalde archeologische resten, zoals grafvelden en steentijdvindplaatsen, zich lastig ontdekken met behulp van grondboringen.

Indien andere methoden, zoals geofysisch onderzoek of het graven van proefsleuven, betere resultaten leveren, kan tot de uitvoering daarvan in overleg besloten worden. In dat geval zal een aanvullende offerte worden uitgebracht. ArcheoMedia BV acht zich niet aansprakelijk voor de eventueel uit bovengenoemde afwijkingen voortvloeiende schade of gevolgen.

Certificering

ArcheoMedia BV heeft sinds 1994 een veiligheidsbeheerssysteem dat voldoet aan de eisen van de VCA. Sinds 1996 voldoet het kwaliteitssysteem van ArcheoMedia BV aan de eisen van de NEN-EN-ISO 9001. Sinds 2003 voldoet het kwaliteitssysteem aan de eisen van de NEN-EN-ISO 9001:2000.

ArcheoMedia BV is door het College voor de Archeologische Kwaliteit en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geschikt bevonden voor het verrichten van vergunningsgebonden opgravingswerkzaamheden.

(4)

Rapport A10–112–I / Archeologisch onderzoek aan de ’s-Gravenweg 6b-z te Nieuwerkerk a/d IJssel (gem. Zuidplas)

INHOUDSOPGAVE

SAMENVATTING... 1

1 ADMINISTRATIEVE GEGEVENS... 3

2 AANLEIDING ONDERZOEK EN BELEIDSKADER... 4

3 ONDERZOEKSVRAGEN ... 5

4 BUREAUONDERZOEK... 6

5 INVENTARISEREND VELDONDERZOEK ...13

6 BEANTWOORDING VAN DE ONDERZOEKSVRAGEN ...16

7 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ...17

GERAADPLEEGDE BRONNEN EN LITERATUUR...18

BEGRIPPEN EN AFKORTINGEN...20

OVERZICHT VAN GEOLOGISCHE EN ARCHEOLOGISCHE PERIODEN ...21

BIJLAGE 1 NIEUWBOUWPLAN BIJLAGE 2 BOORPUNTENKAART BIJLAGE 3 BOORSTATEN

BIJLAGE 4 ARCHISKAART EN KICH

(5)

Rapport A10–112–I / Archeologisch onderzoek aan de ’s-Gravenweg 6b-z te Nieuwerkerk a/d IJssel (gem. Zuidplas) 1

SAMENVATTING

Naar aanleiding van het voornemen om op de onderzoekslocatie aan ’s-Gravenweg 6b-z te Nieuwerkerk aan den IJssel (gemeente Zuidplas) drie waterpartijen aan te leggen is door ArcheoMedia BV, in opdracht van Vestia Zuidplas, een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek uitgevoerd.

Uit het bureauonderzoek is gebleken dat:

- de bodem op de onderzoekslocatie bestaat uit het Hollandveen Lp. (Fm. van Nieuwkoop) op een afwisseling van de Fm. van Echteld (kom- en oeverafzettingen) met het Hollandveen Lp.;

- de onderzoekslocatie volgens de Archeologische Monumentenkaart geen onderdeel uitmaakt van een gebied met een vastgestelde archeologische waarde;

- de onderzoekslocatie volgens de IKAW een middelhoge archeologische trefkans heeft;

- de CHS aan de onderzoekslocatie een middelhoge waarde toekent;

- van de onderzoekslocatie zelf geen waarnemingen of vondstmeldingen bekend zijn;

- de boerderij op het voorterrein van het perceel ’s-Gravenweg 6b-z een rijksmonument is;

- de verwachting op grondsporen en/of vondsten uit de periode Mesolithicum – Neolithicum middelhoog tot laag is;

- de verwachting op grondsporen en/of vondsten uit de periode bronstijd – middeleeuwen laag is;

- de verwachting op grondsporen en/of vondsten uit de periode late middeleeuwen – Nieuwe tijd middelhoog is.

Uit het verkennend booronderzoek is gebleken dat:

- de aangetroffen bodemopbouw overeenstemt met de verwachting;

- de bodemopbouw, op een mogelijke aftopping na, vermoedelijk intact is;

- dit booronderzoek geen aanwijzingen heeft opgeleverd voor intacte archeologische (vondstrijke) nederzettingen;

- op basis van de resultaten van dit booronderzoek de archeologische verwachting op het aantreffen van intacte vindplaatsen voor alle perioden kan worden bijgesteld naar laag.

Conclusie

De resultaten van het bureauonderzoek en het inventariserende veldonderzoek geven geen aanleiding tot aanpassingen in de voorgenomen bouwplannen op de onderzoekslocatie.

Aanbevelingen

Op basis van dit booronderzoek wordt een archeologisch vervolgonderzoek op de onderhavige onderzoekslocatie niet noodzakelijk geacht.

Met betrekking tot deze aanbeveling dient contact te worden opgenomen met de bevoegde overheid.

Booronderzoek is gebaseerd op het verrichten van een beperkt aantal boringen tot een beperkte diepte.

Daardoor blijft het mogelijk dat lokaal archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn, die tijdens het onderzoek niet naar voren komen. Bovendien laten bepaalde archeologische resten, zoals

vuursteenvindplaatsen, grafvelden, water- en/of beerputten, verkavelingspatronen of andere bijzondere toevalsvondsten, zich met behulp van grondboringen lastig ontdekken. Daarom is de kans aanwezig dat (vondstarme) archeologische sporen en vondsten in de bodem aanwezig zijn en dat deze in de

uitvoeringsfase van toekomstige bodemingrepen aan het licht komen. Voor dergelijke vondsten bestaat een wettelijke meldingsplicht ex artikel 53 van de Monumentenwet 1988 en de Wet op de archeologische monumentenzorg. Bij graafwerkzaamheden dient men dan ook attent te zijn op eventuele vondsten. De opdrachtgever verplicht de aannemer(s) om attent te zijn op eventuele vondsten en/of sporen tijdens de werkzaamheden en verplicht hen archeologische vondsten onverwijld te melden bij de bevoegde overheid.

(6)

Rapport A10–112–I / Archeologisch onderzoek aan de ’s-Gravenweg 6b-z te Nieuwerkerk a/d IJssel (gem. Zuidplas) 2

Afbeelding 1: regionale overzichtskaart van Nieuwerkerk aan den IJssel met ligging onderzoekslocatie.

(7)

Rapport A10–112–I / Archeologisch onderzoek aan de ’s-Gravenweg 6b-z te Nieuwerkerk a/d IJssel (gem. Zuidplas) 3

1 ADMINISTRATIEVE GEGEVENS

Projectnaam: Woonvoorziening ’s-Gravenweg Nieuwerkerk

Provincie: Zuid-Holland Gemeente: Zuidplas

Plaats: Nieuwerkerk aan den IJssel

Straatnaam: ‘s-Gravenweg 6b-z

Kadastrale gegevens locatie: Kadastrale gemeente Nieuwerkerk aan den IJssel, sectie E, perceel 415

Datum bureauonderzoek: December 2010 Datum veldonderzoek: December 2010 ARCHIS-onderzoeksmeldingsnr.: 44352

Soort onderzoek: Bureauonderzoek en verkennend booronderzoek Oppervlakte: Ca. 0,7 ha (ca. 45 x 161 m)

RD-coördinaten: x=101019,65, y=440337,86 (N) x=101130,39, y=440220,39 (O) x=101093,08, y=440190,44 (Z) x=100984,63, y=440310,02 (W) Bevoegde overheid: Gemeente Zuidplas

Postbus 100

2910 AC Nieuwerkerk aan den IJssel Contactpersoon: mevr. R. Massrour Tel.: 0180-639962

E-mail: r.massrour@zuidplas.nl Adviseur en toetser namens de

bevoegde overheid: Milieudienst Midden Holland Postbus 45

2800 AA Gouda

Contactpersoon: drs. D.R. Stiller Tel.: 0182-545713

E-mail: dstiller@ismh.nh Beheer en plaats van resp.

vondsten en documentatie:

Provinciaal Depot Zuid-Holland Kalkovenweg 23

2401 LJ Alphen aan den Rijn Contactpersoon: dhr. F. Kleinhuis Tel.: 0172-421688 / 06-54213674 E-mail: f.kleinhuis@pzh.nl

(8)

Rapport A10–112–I / Archeologisch onderzoek aan de ’s-Gravenweg 6b-z te Nieuwerkerk a/d IJssel (gem. Zuidplas) 4

2 AANLEIDING ONDERZOEK EN BELEIDSKADER

Aanleiding onderzoek: De opdrachtgever is voornemens om op het achterterrein van de locatie

’s-Gravenweg 6b-z een tuin met boomgaard en drie waterpartijen aan te leggen.

De archeologische aanleiding is het gegeven dat de onderzoekslocatie gelegen is in een gebied met een volgens de archeologische

beleidsadvieskaart lage kans op archeologische sporen. In zulke gebieden is archeologisch onderzoek noodzakelijk bij bodemingrepen met oppervlakten gelijk aan of groter dan 0,5 ha en verstoringen vanaf 30 cm beneden maaiveld.1

Toekomstige verstoringen:

Er zullen drie waterpartijen worden gegraven (zie bijlage 1), waarvan één met een oppervlakte van ca. 238 m2 en een diepte van 0,94 m -mv (2,49 m -NAP) en twee waterpartijen met een oppervlakte van resp.

ca. 234 m2 en ca. 298 m2 en een diepte van 1,14 m -mv (2,69 m -NAP). De uitgegraven grond zal over de rest van het perceel worden verspreid. Ter plaatse van de aan te leggen boomgaard in het zuidelijke deel van het onderzoeksgebied zal de grond door middel van drainage worden verbeterd. Schelppaden zullen de landschappelijke eenheden met elkaar verbinden.

Beleidskader: Op basis van het Verdrag van Valletta (Malta) is besloten dat archeologisch onderzoek een onderdeel vormt van

bestemmingsplanvoorbereidingen en/of uit te voeren projecten waarbij ingrepen in de bodem plaatsvinden. Het verdrag is uitgewerkt in de aangepaste Monumentenwet 1988 en de Wet op de archeologische monumentenzorg (in werking getreden per 01-09-2007). Het

uitgangspunt ten aanzien van de aanwezige archeologische waarden in de planvorming is volgens rijks– en provinciaal beleid, behoud in situ.2 De provincie Zuid-Holland onderschrijft deze stelling in de Nota Regels voor Ruimte 2007,3 de gemeente Zuidplas in de Gemeentelijke

Beleidsnota Archeologie.4 Door archeologie tijdig in de planvorming te betrekken, kunnen de archeologische waarden hierin eventueel worden ingepast. Pas na de uitvoering van archeologisch vooronderzoek is het mogelijk een integrale afweging te maken, waarbij de nieuwverkregen archeologische gegevens betrokken dienen te worden.

De bevoegde overheid zal de resultaten van het onderzoek toetsen. Op basis van dit onderzoek zal de bevoegde overheid een (selectie-)besluit nemen. De resultaten van het onderzoek dienen in de planvorming betrokken te worden. Het onderzoek en de adviezen hebben betrekking op archeologische vindplaatsen binnen het plangebied. Het onderzoek is afgestemd op het toekomstige grondverzet en de daarmee

samenhangende verstoring van het bodemarchief met de daarin opgeslagen archeologische resten en waarden.

1 Buesink et al. 2010, 18.

2 Zie Begrippen en afkortingen.

3 Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland 2007.

4 Buesink et al. 2010.

(9)

Rapport A10–112–I / Archeologisch onderzoek aan de ’s-Gravenweg 6b-z te Nieuwerkerk a/d IJssel (gem. Zuidplas) 5

3 ONDERZOEKSVRAGEN

Ten aanzien van het uit te voeren onderzoek kunnen de volgende onderzoeksvragen worden gesteld:

1. Worden archeologische resten in het plangebied verwacht c.q. is op de

onderzoekslocatie nog een bodemarchief aanwezig? Zo ja, wat is de verwachting voor de onderzoekslocatie wat betreft aard, datering, omvang en ligging van de

archeologische resten?

2. Verschilt de in het veld aangetroffen bodemopbouw van de onderzoekslocatie met de volgens het bureauonderzoek te verwachten bodemopbouw? Zo ja, in welke mate?

3. Wat is de mate van verstoring van de bodemopbouw op de onderzoekslocatie?

4. Zijn er aanwijzingen voor intacte archeologische (vondstrijke) nederzettingen?

5. Dient de archeologische verwachting te worden aangepast?

6. In welke mate worden eventueel aanwezige archeologische resten als gevolg van de voorgenomen plannen bedreigd?

7. Hoe kan een verstoring als gevolg van de geplande activiteiten door planaanpassing tot een minimum worden beperkt?

Afbeelding 2: impressie van de onderzoekslocatie ten tijde van het onderhavige onderzoek. De foto is vanaf het zuidoostelijke deel van de onderzoekslocatie richting het noordoosten genomen.

(10)

Rapport A10–112–I / Archeologisch onderzoek aan de ’s-Gravenweg 6b-z te Nieuwerkerk a/d IJssel (gem. Zuidplas) 6

4 BUREAUONDERZOEK

Doel: Het doel van het bureauonderzoek is het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende of verwachte

archeologische waarden binnen een omschreven gebied. Dit omvat de aan- of afwezigheid, het karakter en de omvang, de datering, de gaafheid en de conservering en de relatieve kwaliteit van de

archeologische waarden. Aan de hand van deze gegevens wordt een specifieke archeologische verwachting opgesteld.

Onderzoeksopzet: Het onderzoek is uitgevoerd conform de richtlijnen van de bevoegde overheid en voldoet aan de KNA.5 Binnen het bureauonderzoek zijn drie deelprocessen te onderscheiden:

Bepalen onderzoekskader

Het vaststellen van de kaders waarbinnen het onderzoek dient plaats te vinden, bijvoorbeeld het afbakenen van het onderzoeksgebied. Tevens dienen het mogelijke toekomstige gebruik van het terrein en de

consequenties daarvan voor het archeologische erfgoed te worden aangegeven.

Verzamelen bekende gegevens

Het verzamelen van gegevens die inzicht geven in het huidige gebruik van het terrein, het historische gebruik en de bekende archeologische waarden. Daartoe worden diverse bronnen geraadpleegd zoals oude kaarten, bodemkaarten en recente archeologische onderzoeken in de omgeving.6 In ieder geval wordt gebruik gemaakt van ARCHIS, de AMK, de CHS, KICH en de IKAW.7

Opstellen archeologische verwachting

Door alle uit voorgaande stappen verkregen informatie te analyseren en te interpreteren, wordt een verwachtingsmodel opgesteld voor het betreffende plangebied. Daarin wordt aangegeven welke delen van het terrein een hoge, middelhoge, dan wel lage archeologische

verwachtingswaarde hebben. Op basis van dit model wordt een advies gegeven over het te volgen vervolgtraject: geen verdere actie,

beschermen of aanvullend onderzoek.

Bodemkundige gegevens

Geologie: Hollandveen Lp. (Fm. van Nieuwkoop) op een afwisseling van de Fm.

van Echteld (kom- en oeverafzettingen) met het Hollandveen Lp. (code rG2).

Tevens wordt melding gemaakt van een donk. Een geologisch profiel in de omgeving van de onderzoekslocatie laat zien dat de ondergrond hier tot ca. 4,5–7,5 m -NAP bestaat uit de Fm. van Nieuwkoop /

Hollandveen Lp. gevolgd door fluviatiele kleien van de Fm. van Echteld (al dan niet met inschakeling van het Hollandveen Lp.; tot ca. 9-10 m -NAP) op oudere fluviatiele (voornamelijk kleiige) afzettingen van de Fm. van Echteld (al dan niet met inschakelingen van, of begrensd door,

5 Voor het bureauonderzoek kon voor grote delen worden teruggegrepen op Depuydt & Wagner 2008. Dit betreft het archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek op het voorterrein van de ’s-Gravenweg 6-8.

6 Zie de literatuurlijst.

7 Zie Geraadpleegde bronnen en literatuur; Begrippen en Afkortingen.

(11)

Rapport A10–112–I / Archeologisch onderzoek aan de ’s-Gravenweg 6b-z te Nieuwerkerk a/d IJssel (gem. Zuidplas) 7 het Hollandveen Lp.; tot ca. 13,5-15,0 m -NAP). De Pleistocene basis wordt gevormd door de Fm. van Kreftenheye.8 Op grond van dit geologische profiel en vooral de aanwezigheid van fluviatiele kleien onder de zandige laag in twee van de boringen in kwestie, trekt Vos de aanwezigheid in de ondergrond van de op de Geologische kaart

aangegeven rivierduin in twijfel.9 Het archeologisch booronderzoek van het voorterrein van de ’s-Gravenweg 6b-z heeft tot een diepte van 7,0 m -mv geen aanwijzingen voor een rivierduin opgeleverd.10 Geomorfologie:11 Niet gekarteerd. Extrapolatie: ontgonnen veenvlakte (code 1M46).

Bodem:12 Koopveengronden op bosveen (of eutroof broekveen), grondwatertrap II (code hVb II).

Archeologische gegevens

Status

onderzoekslocatie: De onderzoekslocatie maakt geen deel uit van een terrein met een vastgestelde archeologische waarde (AMK-terrein).

AMK-terreinen in de

omgeving: Er bevinden zich geen AMK-terreinen in de directe omgeving van de onderzoekslocatie.13

Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW):

Voor de onderzoekslocatie geldt een middelhoge trefkans (zie bijlage 4).14

ARCHIS-

waarnemingen op de onderzoekslocatie:

Op de onderzoekslocatie zijn in ARCHIS geen archeologische waarnemingen of vondstmeldingen geregistreerd.

CHS:15 Volgens de Kaart 1A Archeologische kenmerken ligt de

onderzoekslocatie op duin– en strandzanden of rivierduinen (code PZH 32). Op rivierduinen is bewoning mogelijk vanaf het Mesolithicum. Op de duin– en strandzanden is bewoning mogelijk vanaf het Neolithicum.

De onderzoekslocatie heeft volgens kaart 1B Archeologische waarden een middelhoge trefkans met een redelijke tot grote kans op

archeologische sporen.

Beleidsdocument gemeente:

De archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Zuidplas toont de onderzoekslocatie in een gebied met een lage archeologische verwachting maar met een hoge archeologische verwachting voor een dieper niveau (dieper dan 3 m –mv).

8 Vos 2004.

9 Vos 2004 sub Formatie van Kreftenheye; het betreft de boringen 440–101–001 en B38A0196. Boring B38A0261, op een afstand van ca. 530 m ten zuiden van de onderzoekslocatie gelegen, vertoont op grotere diepte dan B38A0196 eveneens een zandpakket waaronder lagen klei en zand worden aangetroffen. Dit is conform de geologische kartering waarop dit terrein buiten de zone met een mogelijke donk in de ondergrond valt (gegevens boringen afkomstig van het DINO-loket).

10 Depuydt & Wagner 2008.

11 Aangezien het kaartblad in kwestie niet gepubliceerd is, is de geomorfologie geraadpleegd via ARCHIS. De daar gegeven codes zijn aan de hand van wel gepubliceerde geomorfologische kaartbladen beschreven.

12 Stichting voor Bodemkartering (red.) 1969, blad 38 West, Gorinchem.

13 Het dichtstbijzijnde AMK-terrein bevindt zich op ca. 2,5 km ten zuiden de onderzoekslocatie aan de overzijde van de IJssel (AMK-nr. 6486).

14 IKAW2: ARCHIS, geraadpleegd december 2010, IKAW3: Deeben (red.) 2008.

15 Geraadpleegd december 2010 via http://geo.zuid-holland.nl/geo-loket/kaart_chs.html.

(12)

Rapport A10–112–I / Archeologisch onderzoek aan de ’s-Gravenweg 6b-z te Nieuwerkerk a/d IJssel (gem. Zuidplas) 8 Waarnemingen en

vondstmeldingen in de omgeving:

Op het voorterrein van de onderzoekslocatie is in 2008 archeologisch onderzoek verricht in de vorm van karterende boringen (onderzoeks- meldingsnr. 29017). Hier werden zes boringen met een maximale diepte van 7 m –mv gezet. In de boringen werd veen tot een diepte van ca. 6 m –mv aangetroffen. Daaronder bevond zich klei die als kom- en oeverafzettingen werd geïnterpreteerd. Het ontbreken van veraard veen duidde erop dat de top van het veen in de moderne bouwvoor was opgenomen en/of tijdens het opbrengen van de ophooglaag was afgetopt. Op basis van dit booronderzoek werd een archeologisch vervolgonderzoek op die locatie niet noodzakelijk geacht. Op ca.

1,0 km ten NO van de onderzoekslocatie ligt ARCHIS–waarnemingsnr.

404575. Het betreft een houtskoollaagje dat bij een verkennend onderzoek is aangetroffen op een diepte van 1,8-2,5 m -mv. Bij nader onderzoek kon dit laagje als natuurlijk worden bestempeld.16 ARCHIS- waarnemingsnrs. 417227 en 417233 liggen op resp. 1,1 km WZW en 1,1 km ZO van de onderzoekslocatie en betreffen twee scherven daterend uit de late middeleeuwen (Pingsdorf en Andenne) en een houten kom waarvan de datering niet bekend is. ARCHIS-

waarnemingsnr. 417229 bestaat uit meerdere scherven van

kogelpotaardewerk uit de 13e-14e eeuw, welke ca. 1,6 km ten W van de onderzoekslocatie zijn gevonden. Ca. 1,6 km NO van de

onderzoekslocatie bevinden zich ARCHIS-waarnemingsnrs. 55866 en 403851, welke nederzettingsresten uit de Nieuwe tijd betreffen. Op ca.

1,7 km ten N van de onderzoekslocatie bevindt zich ARCHIS-

waarnemingsnr. 41723: hier werd tijdens veldkartering aardewerk uit de late middeleeuwen-Nieuwe tijd aangetroffen. Andere waarnemingen en vondstmeldingen liggen op meer dan 2,0 km afstand van de huidige onderzoekslocatie en worden hier verder buiten beschouwing gelaten.

Historische gegevens

Historische gegevens

onderzoeksgebied: De onderzoekslocatie ligt in het Hollands-Utrechtse veengebied dat vanaf de 10e of 11e eeuw is ontgonnen. Het landschap werd vanaf dat moment vrijwel volledig door de mens bepaald. Dit is ook de tijd dat voor het eerst in schriftelijke bronnen van het gebied gesproken wordt.

Langs de Hollandsche IJssel vonden de eerste ontginningen plaats op initiatief van de bisschoppen van Utrecht, waarbij de beide oevers van de rivier tot de gouw ‘Lek en IJssel’ behoorden. Het veengebied aan weerszijden van de IJssel is in langgerekte stroken (ca. 1200 x 112 m) verkaveld (‘cope’ ontginning). Om het ontgonnen land af te grenzen van het nog onontgonnen land werden zowel aan de zijkant als aan de achterzijde van de ontginning kades aangelegd, de resp. ‘zijkaden’ en

‘achterkaden’. De ‘s-Gravenweg die op een afstand van ca. 1200 m de IJssel volgt, is hoogstwaarschijnlijk ontstaan als de achterkade van de eerste ontginningsfase.17 De weg vormt de belangrijkste bebouwingsas van het dijkdorp Nieuwerkerk aan den IJssel dat voor het eerst in de 13e eeuw in schriftelijke bronnen wordt vermeld. Het is één van de oudste straatwegen in Nederland. Er langs is op veel plaatsen de oude verkavelingsstructuur nog aanwezig die terug gaat tot de

middeleeuwen. De knik in de kavels is het gevolg van de grillige loop

16 Van Dasselaar 2004, 13, 15; 2005, 6.

17 Cf. Van Dasselaar 2004, 9-10, met afb. 7. Jansen 2003, 6. Algemeen met betrekking tot de cope ontginningen: Van der Linden 1980. Zie ook Buesink et al. 2010.

(13)

Rapport A10–112–I / Archeologisch onderzoek aan de ’s-Gravenweg 6b-z te Nieuwerkerk a/d IJssel (gem. Zuidplas) 9 van de IJssel.

De ‘s-Gravenweg waarvan de precieze ouderdom onbekend is, loopt van Rotterdam tot aan de IJsseldijk onder Kortenoord en maakte waarschijnlijk deel uit van een waterkering.18 In de loop van de tijd werd de weg die de ontginningsbasis vormde voor de polders Esse, Gansdorp en Blaardorp, steeds weer verhoogd en is de functie als waterkering komen te vervallen.19 Als hoofdweg tussen Rotterdam en Gouda is de ‘s-Gravenweg reeds in de late 17e eeuw bestraat. Na de aanleg van de “Rijnspoorweg” in 1855 werd de weg minder druk bereden en werd gaandeweg steeds minder onderhouden, tot aan het einde van de 19e eeuw de gemeente Rotterdam de draad weer oppakte.20 De bebouwing langs de ‘s–Gravenweg is het oudste bebouwingslint van Nieuwerkerk aan den IJssel. De eerste boerderijen ontstonden voornamelijk aan de noordwestzijde van de weg. In de late 17e/vroege 18e en de 19e eeuw verrezen hier naast kleinere woningen ook boerenhoeven en buitenplaatsen van gegoede burgers uit de stad.21 Het gebied ten zuidoosten van de weg werd pas later en ook dan in eerste instantie slechts spaarzaam bebouwd. Bij Nieuwerkerk aan den IJssel is in de loop der tijd de bebouwing op smalle, door sloten gescheiden erfjes overgegaan in een vrijwel aaneengesloten dorpsweg bezet met kleine bedrijven, werkplaatsen, fabrieken, boerderijen

(veehouderijen), woonhuizen, een school, een kerk en cafés. Nieuwe en oude bouwstijlen komen naast elkaar voor hetgeen een sterk

afwisselend beeld van de bebouwing oplevert.22 Een aantal 18e-eeuwse boerderijen en enkele 19e-eeuwse woonhuizen langs de ‘s–Gravenweg zijn monumenten, zoals o.a. de 18e-eeuwse met riet bedekte

krukhuisboerderij Nooitgedacht op het voorterrein van de onderzoekslocatie (‘s–Gravenweg 6b-z).23

Historische geografie: Op een kaart uit 1611 is de ’s-Gravenweg weergegeven en ligt de onderzoekslocatie in de Blaerdorpspolder. Bebouwing wordt op deze kaart niet aangegeven.24 Tot het begin van de 19e eeuw lijkt de onderzoekslocatie onverkaveld en onbebouwd te zijn; langs de s’- Gravenweg staan op de kaarten van Stampioen wel huizen ingetekend.

De precieze locatie is aan de hand van het beschikbare kaartmateriaal echter niet vast te stellen.25 Op de kadastrale Minuutplan uit 1811- 1832 is het perceel ’s-Gravenweg 6b-z bewoond door Leendert van der Graaff, bouwman, en is de onderzoekslocatie in gebruik als weiland.

Ook op het kadastrale Verzamelplan (1811-1832) staat voor het voorterrein van de onderzoekslocatie bebouwing aangegeven.26 De situatie op de onderzoekslocatie zelf blijft op kaarten uit de 19e eeuw

18 In Rotterdam heeft de weg de benaming Oudedijk (Verheul 1940, 11). De ouderdom van de weg is spreekwoordelijk geworden in de uitdrukking “zo oud als de weg naar Kralingen” (cf. ook Verheul 1940, 12).

19 In deze polders vond geen turfwinning plaats zodat deze hoger gelegen waren dan het omringende land. Cf.

Hoogheemraadschap van Schieland (red.) 2002, 9.

20 Verheul 1940, 11-16. Bewaarde archiefstukken dateren uit de periode 1898-1943, zie Hoogheemraadschap van Schieland (red.) 2002, 27.

21 Ten noordwesten van die bebouwing bevonden zich grote en kleine plassen die waren ontstaan als gevolg van vervening, het afgraven van de grond voor het verkrijgen van turf dat diende als brandstof. Na 1866 zijn de plassen ten noordwesten van de ‘s–Gravenweg drooggelegd waardoor de grote Alexanderpolder ontstond (Verheul 1940, 13).

22 Cf. o.a. Verheul 1940, 21.

23 Stenvert et al. 2004, 365-366.

24 Balthasars 1611.

25 Tirion 1740. Stampioen 1684, 1765.

26 Kadasterkaart (minuutplan) 1811-1832, Nieuwerkerk op den IJssel, Zuid-Holland, sectie A, blad 2.

(14)

Rapport A10–112–I / Archeologisch onderzoek aan de ’s-Gravenweg 6b-z te Nieuwerkerk a/d IJssel (gem. Zuidplas) 10 onveranderd. Pas vanaf het tweede kwart van de 20e eeuw worden de sloten tussen de percelen breder.27

Bouwhistorische

gegevens:28 De cultuurhistorische hoofdstructuur (CHS) van de provincie Zuid- Holland rangschikt de bebouwing langs de ‘s–Gravenweg onder het type Polderlint met een datering van 1850-1950. Aan de lintbebouwing is een redelijk hoge waarde toegekend hetgeen inhoudt dat de structuur van het bebouwingslint intact is maar de historische bebouwing minder gaaf bewaard is gebleven en op meerdere plaatsen nieuwbouw

verschenen is. Aan de onderzoekslocatie is een redelijk hoge waarde voor de relatie nederzetting – landschap toegekend om aan te geven dat de relatie tussen de nederzetting en het bijbehorende open achterland als waardevol wordt beschouwd. Aan de ‘s–Gravenweg is een hoge waarde toegekend als historisch-landschappelijke lijn, welke voldoende gaafheid en samenhang vertoont.29

Op het voorterrein van de onderzoekslocatie bevindt zich de uit de 18e eeuw daterende Hoeve Nooitgedacht (’s–Gravenweg 6b-z). Deze boerderij is een rijksmonument (monumentnummer 30442) met rechts een uitgebouwde opkamer. De gevel is gepleisterd. De vensters zijn voorzien van luiken en het dak is van het type rieten schilddak. Op het erf staat een zomerhuis. In het KICH-bestand staan, naast

bovengenoemd rijksmonument, nog drie andere rijksmonumenten op de belendende percelen aan de noordoostzijde van de onderzoekslocatie (nrs. 10 en 16) en aan de overkant van de ’s-Gravenweg (nr. 3) vermeld. Aan de ’s-Gravenweg 10 staat een boerderij uit de 18e eeuw met rechts een uitgebouwde opkamer. De hoeve draagt een rieten wolfdak; de opkamer heeft een zadeldak (rijksmonumentnr. 30443).

Aan de ’s-Gravenweg 16 staat een boerderij met dwars gebouwd woongedeelte, waarschijnlijk uit de 18e eeuw. De vensters hebben luiken en zesruitsschuiframen (rijksmonumentnr. 30444).

Rijksmonumentnr. 30440 (’s-Gravenweg 3) betreft een met riet gedekt arbeidershuisje.

Overige gegevens

Actueel

Hoogtebestand Nederland (AHN):

Raadpleging van het Actueel Hoogtebestand Nederland heeft geen aanvullende informatie opgeleverd met betrekking tot de huidige onderzoekslocatie. De maaiveldhoogte van de onderzoekslocatie ligt rond ca. 2,0 m -NAP.

Huidig of recent

gebruik: Op de Topografische Kaart 1:25.000 uit de tweede helft van de 20e eeuw is de onderzoekslocatie onveranderd onbebouwd. Er is wel een verbreding van de perceelssloten zichtbaar.30 Luchtfoto’s laten zien dat de onderzoekslocatie tot 2007 nog steeds als weiland in gebruik is.31

27 Topografisch Militaire Kaart (nettekening) 1830-1850. Van Panhuijs 1849. Topografisch Militaire Kaart (bonneblad – zwart/wit) 1850-1864. Topografisch Militaire Kaart (bonneblad – kleur) 1877, 1881, 1898, 1907, 1922.

28 KICH geraadpleegd d.d. december 2010 via www.kich.nl.

29 Zie www.chs.zuid-holland.nl. Kaarten 2a (landschap, kenmerken), 2b (landschap, waarden), 3a (nederzettingen, kenmerken) en 3b (nederzettingen, waarden) met bijbehorende toelichtingen.

30 Topografische Kaart 1958, 1969, 1981, 1989, 1995.

31 Foto-atlas Zuid–Holland 1989, bladen 157 en 182. Uitgeverij 12 Provinciën (red.) 2005, 103, opnamedatum 29 mei 2003. Google Earth, opnamedatum 1 oktober 2007.

(15)

Rapport A10–112–I / Archeologisch onderzoek aan de ’s-Gravenweg 6b-z te Nieuwerkerk a/d IJssel (gem. Zuidplas) 11 Uit de KLIC-melding blijkt dat infrastructuur voor gas en communicatie met een knik over de gehele onderzoekslocatie loopt. De gasleiding betreft hoofdgasleiding A-518-Kr-032 met een diameter van 75 cm die in 1969 op een diepte van gemiddeld 3 m –mv is ingegraven. Hierbij is de bodem aan weerszijden van de pijpleiding over een afstand van minstens 5 m verstoord.32

Milieukundig

onderzoek: Op het voorterrein van de locatie ‘s–Gravenweg 6 is een milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd waarbij geen verontreiniging werd vastgesteld. Van de onderzoekslocatie zelf zijn geen milieukundige gegevens bekend.33

Specifieke archeologische verwachting:

Gelet op de geologie zou op de onderzoekslocatie bewoning mogelijk zijn vanaf het Mesolithicum (donk) dan wel het Neolithicum. Uit nader onderzoek blijkt echter dat de aanwezigheid van een donk ter plaatse van de huidige onderzoekslocatie onwaarschijnlijk kan worden geacht.

Ook ontbreken vondsten uit de genoemde perioden in de directe omgeving volledig.34 Dientengevolge kan de volgens de CHS

middelhoge tot hoge kans op archeologische sporen voor de periode Mesolithicum- Neolithicum voor de huidige onderzoekslocatie naar middelhoog tot laag worden bijgesteld. Gelet op het volledig ontbreken in de directe omgeving van de onderzoekslocatie van grondsporen en/of vondsten uit de periode bronstijd tot en met de vroege middeleeuwen kan ook de verwachting voor deze perioden naar laag worden

bijgesteld.35

Met betrekking tot de late middeleeuwen geldt, gelet op de bekende vondsten uit de omgeving van de onderzoekslocatie een gemiddelde verwachting op archeologische overblijfselen op het veen. De ’s–

Gravenweg markeert vermoedelijk het einde van een eerste ontginningsfase. Sporen van deze ontginningsfase in de vorm van afgetopt veen en eventueel een ontginningsboerderij kunnen op de onderzoekslocatie worden aangetroffen. Het vondstenspectrum zal voornamelijk bestaan uit aardewerk, glas en evt. metaal, been, natuursteen en keramisch bouwmateriaal. Ook kunnen houtskool, organische en ecologische resten (hout, verbrande en onverbrande pollen en zaden) en fosfaat worden verwacht.

Resten uit de Nieuwe tijd zijn, gelet op de resultaten van de historisch- geografische analyse, op het voorterrein van de ’s-Gravenweg 6b-z aanwezig. De 18e-eeuwse boerderij is een beschermd monument. Op de onderzoekslocatie zelf is de kans op resten van bewoning uit de Nieuwe tijd laag. Er geldt echter wel een middelhoge verwachting op perceelsgreppels.

De kans op het aantreffen van vondsten van organisch materiaal en van paleo-ecologische resten is sterk afhankelijk van de

32 Mondelinge mededeling dhr. A. Plaisier, Nederlandse Gasunie, d.d. 13 december 2010.

33 Schriftelijke mededeling opdrachtgever d.d. december 2010.

34 In de wijdere omgeving is bijv. de vondst van een vuurstenen bijl uit het Neolithicum bekend (ARCHIS waarneming 26169; baggervondst uit de IJssel) hetgeen een aanwijzing kan zijn voor bewoning of menselijke activiteit in de wijde omgeving van de huidige onderzoekslocatie.

35 Vondsten van Romeinse duikers te Capelle aan den IJssel en van een damconstructie met duikers en palenschermen uit de midden–Romeinse tijd (2e–3e eeuw) eveneens te Capelle aan den IJssel duiden erop dat het veengebied in de

Romeinse tijd (intensief?) in gebruik is geweest. Zie Jacobs 2001, 78-80; Van der Ham 2004, 8. Het aantal onderzoeken dat inmiddels in de (wijdere) omgeving van de huidige onderzoekslocatie is uitgevoerd (cf. ARCHIS-onderzoeksmeldingen) duidt erop dat het ontbreken van vondsten uit de perioden tot en met de middeleeuwen niet, althans niet uitsluitend, het gevolg is van het ontbreken van (voldoende) onderzoek in dit gebied.

(16)

Rapport A10–112–I / Archeologisch onderzoek aan de ’s-Gravenweg 6b-z te Nieuwerkerk a/d IJssel (gem. Zuidplas) 12 bodemgesteldheid ter plaatse. Onverbrande vondsten van organisch materiaal en paleo-ecologische resten zullen over het algemeen slechts beneden de grondwaterspiegel kunnen worden aangetroffen. Verbrande vondsten van organisch materiaal en paleo-ecologische resten kunnen daarnaast ook in grondsporen worden aangetroffen.

(17)

Rapport A10–112–I / Archeologisch onderzoek aan de ’s-Gravenweg 6b-z te Nieuwerkerk a/d IJssel (gem. Zuidplas) 13

5 INVENTARISEREND VELDONDERZOEK

Doel: Het doel van het inventariserende veldonderzoek is het aanvullen en toetsen van het gespecificeerde verwachtingsmodel dat gebaseerd is op het bureauonderzoek. Dit gebeurt met behulp van waarnemingen in het veld, waarbij (extra) informatie wordt verkregen over bekende of verwachte archeologische waarden binnen een onderzoeksgebied. Het bepalen van de aan- of afwezigheid, de aard, de omvang, de datering, de gaafheid, de conservering en de relatieve kwaliteit van de archeolo- gische waarden staan hierbij voorop. Veel gebruikte onderzoeksmetho- den zijn oppervlaktekartering, booronderzoek, geofysisch onderzoek en het graven van proefsleuven en proefputten. Het resultaat is een rapport met een waardering en een (selectie-) advies aan de hand waarvan een beleidsbeslissing (meestal een selectiebesluit) genomen kan worden.

Onderzoeksopzet: Conform de KNA is gekozen voor een inventariserend veldonderzoek door middel van een oppervlaktekartering en een verkennend

booronder-zoek. Ter plaatse zal vooral gelet worden op mogelijk bewaard gebleven bodem- en bewoningslagen uit de periode Mesolithicum – Neolithicum en vanaf de late middeleeuwen t/m de Nieuwe tijd en in welke conditie deze zich bevinden. Het

inventariserend veldonderzoek zal zodanig uitgevoerd worden dat een archeologische beoordeling gegeven kan worden ten aanzien van het (toekomstige) gebruik van de locatie.

Verantwoording gekozen

onderzoeksmethode:

Booronderzoek is de minst destructieve methode om de archeologische verwachting te toetsen. Met het booronderzoek is het relatief eenvou- dig mogelijk om de bodemopbouw te bepalen, alsmede de mate van verstoring van de bodem. De verwachting is dat de archeologische indicatoren die volgens het bureauonderzoek aanwezig kunnen zijn, in de boringen herkend zullen worden. Aan de hand van de resultaten van de boringen kan de archeologische verwachting, indien noodzakelijk, worden bijgesteld.

Oppervlaktekartering: Voorafgaand aan het uitvoeren van de boringen wordt een oppervlakte- kartering uitgevoerd. Bij een oppervlaktekartering wordt het terrein vi- sueel geïnspecteerd op de aanwezigheid van eventuele archeologische indicatoren, zoals aardewerk, metaal, (verbrande) leem, (verbrand) bot en houtskool. Tijdens een terreinverkenning wordt vooral aandacht besteed aan geploegde akkers, molshopen, geschoonde slootkanten en andere bodemontsluitingen voor het doen van oppervlaktevondsten.

Ook wordt gelet op hoogteverschillen, verkavelingspatronen en perceelsvormen die een aanwijzing kunnen zijn voor bewoning.

Verkennend

booronderzoek: Boringen worden uitgevoerd volgens een regelmatig verspringend patroon. De onderlinge afstand tussen de boringen is afhankelijk van de situatie en de gewenste nauwkeurigheid. Van de boringen zijn

beschrijvingen gemaakt en de opgeboorde grond is geïnspecteerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren. Daarnaast is gelet op de aanwezigheid van fosfaten (uitgespoelde en neergeslagen organische resten) en cultuurlagen (donkergekleurde bodemlagen, die vaak

archeologische indicatoren bevatten). Op basis van de aldus verkregen

(18)

Rapport A10–112–I / Archeologisch onderzoek aan de ’s-Gravenweg 6b-z te Nieuwerkerk a/d IJssel (gem. Zuidplas) 14 gegevens kan een verspreidingskaart van de archeologische waarden in een gebied gemaakt worden. Bij ieder bodemonderzoek wordt gestreefd naar een optimale representativiteit. Het onderzoek is echter gebaseerd op het verrichten van een beperkt aantal boringen tot een beperkte diepte. Daardoor blijft het mogelijk dat lokaal archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn, die tijdens het onderzoek niet naar voren komen. Bovendien laten bepaalde archeologische resten, zoals vuur- steenvindplaatsen, grafvelden, water- en/of beerputten, verkavelings- patronen of andere bijzondere toevalsvondsten, zich met behulp van grondboringen lastig ontdekken.

Positie boorpunten: Conform het Plan van Aanpak zijn zeven boringen in twee raaien gezet.

De boringen zijn verspreid gezet op de te ontwikkelen locatie. Hierbij is de onderlinge afstand zo gekozen dat de boringen met name in de dieper te ontgraven delen vielen (zie bijlage 2). Ook moest rekening worden gehouden met een gasleiding. De raaiafstand was ca. 26 m, de boringen binnen de raai lagen 30-39 m uit elkaar.

Boormateriaal: Bij het booronderzoek is gebruik gemaakt van de volgende boren: 7 cm Edelmanboor tot 1 m –mv. Vanaf 1 m -mv werd een guts gebruikt met een diameter van 3 cm.

Minimale boordiepte: De minimale boordiepte bedroeg ca. 2,0 m -mv (boringen 001-005).

Maximale boordiepte: De maximale boordiepte bedroeg ca. 4,0 m -mv (boringen 006-007).

x-,/y-coördinaten boringen gemeten met:

Meetwiel vanaf bestaande perceelsgrenzen (nauwkeurigheid ca.

1,0 m).

z-coördinaten gemeten

met: Afgeleid van het AHN (nauwkeurigheid 6-10 cm).

Boorbeschrijving: Conform NEN 5104 (bijlage 3).

Monsters: De opgeboorde grond is, na het verbrokkelen van de boorkernen, geïnspecteerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren. Er zijn geen monsters genomen omdat er geen archeologisch mogelijk interessante lagen zijn waargenomen tijdens het onderzoek.

Resultaten

Resultaten

oppervlaktekartering: Aangezien het grootste deel van het terrein door grasland (en ijs) werd ingenomen en het meest zuidoostelijke deel met struikgewas begroeid was (zie afb. 2), was de kans op vondsten laag. De terreininspectie heeft dan ook geen vondsten opgeleverd.

Resultaten

booronderzoek: De bodemopbouw was in alle boringen gelijk en bestond hoofdzakelijk uit veen. De boringen 006 en 007 kunnen exemplarisch voor de bodemopbouw in het onderzoeksgebied worden gebruikt:

tot 0,20/0,30 m -mv grijsbruin zwak kleiig veen, sterk doorworteld, bouwvoor

tot 0,35/0,50 m -mv lichtbruin zwak siltige klei, zwak humeus tot 3,10/3,50 m -mv bruinrood zeggeveen met wisselende aandelen hout

(19)

Rapport A10–112–I / Archeologisch onderzoek aan de ’s-Gravenweg 6b-z te Nieuwerkerk a/d IJssel (gem. Zuidplas) 15 tot 4,00 m -mv lichtbruingrijze siltige en sterk humeuze klei

c.q. sterk kleiig veen

De bouwvoor was niet in alle boringen even duidelijk herkenbaar. Vaak werd in de boring alleen veen aangetroffen dat in het bovenste deel iets donkerder van kleur was en een zwak kleiige consistentie had.

Veraard veen is in geen van de boringen gevonden.

De hoeveelheid hout in het veen verschilde per boring. De eerste poging voor boring 005 stuitte op een diepte van ca. 0,6 m -mv op hout. De in dit rapport gedocumenteerde boring 005 is een halve meter meer naar het zuidwesten gezet ten opzichte van de eerste poging.

Boring 004 was onder de 0,15 m dikke bouwvoor tot een diepte van ca. 0,95 m -mv verstoord. De boring bestond uit veen vermengd met grijs zand.

Evaluatie en

interpretatie van de boringen:

Hoewel visueel, op boring 004 na, geen verstoring in de boringen is waargenomen duidt het ontbreken van veraard veen erop dat de top van het veen in de moderne bouwvoor is opgenomen. De homogeniteit van het veenpakket duidt op een onverstoorde groei ervan. De op basis van de geologische kaart te verwachten donk, mits überhaupt

aanwezig, is in de boringen niet aangetroffen.36 Wel werd op een diepte van ca. 3,1/3,5 m -mv sterk kleiig veen c.q. sterk humeuze klei aangetroffen dat/die wordt geïnterpreteerd als de verwachte kom- en oeverafzettingen.

De verstoring in boring 004 hangt samen met de aanleg van de hoofdgasleiding op de onderzoekslocatie in 1969.

36 Het geologische profiel dat voor het bureauonderzoek is geraadpleegd laat zien dat het veenpakket tot ca. 7,5 m –NAP (ca. 5,5 m –mv) kan reiken.

(20)

Rapport A10–112–I / Archeologisch onderzoek aan de ’s-Gravenweg 6b-z te Nieuwerkerk a/d IJssel (gem. Zuidplas) 16

6 BEANTWOORDING VAN DE ONDERZOEKSVRAGEN

Voorafgaand aan het onderzoek zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld. Deze worden hieronder puntsgewijs beantwoord:

1 Worden archeologische resten in het plangebied verwacht c.q. is op de onderzoekslocatie nog een bodemarchief aanwezig? Zo ja, wat is de verwachting voor de onderzoekslocatie wat betreft aard, datering, omvang en ligging van de archeologische resten?

De verwachting op het aantreffen van archeologische resten op de onderzoekslocatie uit het Mesolithicum en/of het Neolithicum hangt af van de aanwezigheid van een donk in de ondergrond en is laag tot middelhoog. Voor de periode bronstijd tot en met middeleeuwen geldt een lage verwachting op archeologische resten en voor de late middeleeuwen en de Nieuwe tijd geldt een middelhoge verwachting.

2 Verschilt de in het veld aangetroffen bodemopbouw van de onderzoekslocatie met de volgens het bureauonderzoek te verwachten bodemopbouw? Zo ja, in welke mate?

De in het veld aangetroffen bodemopbouw stemt met de verwachting overeen.

3 Wat is de mate van verstoring van de bodemopbouw op de onderzoekslocatie?

De bodemopbouw is grotendeels of geheel intact. Aangezien er geen veraard veen is aangetroffen, is het mogelijk dat het veen is afgetopt.

4 Zijn er aanwijzingen voor intacte archeologische (vondstrijke) nederzettingen?

Dit booronderzoek heeft geen aanwijzingen opgeleverd voor intacte archeologische (vondstrijke) nederzettingen.

5 Dient de archeologische verwachting te worden aangepast?

Op basis van de resultaten van dit booronderzoek kan de archeologische verwachting op het aantreffen van intacte vindplaatsen (alle perioden) worden bijgesteld naar laag.

6 In welke mate worden eventueel aanwezige archeologische resten als gevolg van de voorgenomen plannen bedreigd?

Tijdens dit booronderzoek zijn geen archeologische resten aangetroffen die door de voorgenomen plannen bedreigd zouden kunnen worden.

7 Hoe kan een verstoring als gevolg van de geplande activiteiten door planaanpassing tot een minimum worden beperkt?

Op basis van de resultaten van dit booronderzoek wordt een planaanpassing niet noodzakelijk geacht.

(21)

Rapport A10–112–I / Archeologisch onderzoek aan de ’s-Gravenweg 6b-z te Nieuwerkerk a/d IJssel (gem. Zuidplas) 17

7 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

Conclusies: Naar aanleiding van het voornemen om op de onderzoekslocatie aan de

’s-Gravenweg 6b-z te Nieuwerkerk aan den IJssel (gemeente Zuidplas) drie waterpartijen aan te leggen is door ArcheoMedia BV, in opdracht van Vestia Zuidplas, een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek uitgevoerd.

De resultaten van het bureauonderzoek en het inventariserende veldonderzoek geven geen aanleiding tot aanpassingen in de

voorgenomen bouwplannen op de onderzoekslocatie. Er zijn tijdens het verkennend booronderzoek geen archeologische resten aangetroffen die door de voorgenomen plannen bedreigd zouden kunnen worden.

Aanbevelingen: Op basis van dit booronderzoek wordt een archeologisch vervolgonderzoek op de onderhavige onderzoekslocatie niet noodzakelijk geacht.

Met betrekking tot deze aanbeveling dient contact te worden opgenomen met de bevoegde overheid.

Booronderzoek is gebaseerd op het verrichten van een beperkt aantal boringen tot een beperkte diepte. Daardoor blijft het mogelijk dat lokaal archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn, die tijdens het onderzoek niet naar voren komen. Bovendien laten bepaalde

archeologische resten, zoals vuursteenvindplaatsen, grafvelden, water- en/of beerputten, verkavelingspatronen of andere bijzondere

toevalsvondsten, zich met behulp van grondboringen lastig ontdekken.

Daarom is de kans aanwezig dat (vondstarme) archeologische sporen en vondsten in de bodem aanwezig zijn en dat deze in de

uitvoeringsfase van toekomstige bodemingrepen aan het licht komen.

Voor dergelijke vondsten bestaat een wettelijke meldingsplicht ex artikel 53 van de Monumentenwet 1988 en de Wet op de

archeologische monumentenzorg. Bij graafwerkzaamheden dient men dan ook attent te zijn op eventuele vondsten. De opdrachtgever verplicht de aannemer(s) om attent te zijn op eventuele vondsten en/of sporen tijdens de werkzaamheden en verplicht hen archeologische vondsten onverwijld te melden bij de bevoegde overheid.

(22)

Rapport A10–112–I / Archeologisch onderzoek aan de ’s-Gravenweg 6b-z te Nieuwerkerk a/d IJssel (gem. Zuidplas) 18

GERAADPLEEGDE BRONNEN EN LITERATUUR

Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN), geraadpleegd december 2010 via http://www.ahn.nl/.

Archeologische Monumentenkaart (AMK), geraadpleegd december 2010 via ARCHIS.

Archeologische waarnemingen en vondstmeldingen, geraadpleegd december 2010 via ARCHIS.

Balthasars, F., 1611: Overzichtskaart van het Hoogheemraadschap van Schieland in 13 bladen, geraadpleegd d.d. december 2010 via www.waswaswaar.nl.

Buesink, A., Mostert, M., Willems, J.M.J., Kalisvaart, C.C., 2010: Gemeente Zuidplas, gemeentelijke beleidsnota archeologie, Deventer (BAAC rapport V-10.0038).

Dasselaar, M. van, 2004: Verkennend archeologisch onderzoek Kleine Vink en Esse Zoom te Nieuwerkerk aan den IJssel, Capelle aan den IJssel (ArcheoMedia rapport A04-181-Z).

Dasselaar, M. van, 2005: Waarderend archeologisch onderzoek Esse Zoom Hoog te Nieuwerkerk aan den IJssel, Capelle aan den IJssel (ArcheoMedia rapport A05-313-J).

Deeben, J.H.C. (red.), 2008: De Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, derde generatie, Amersfoort (Rapportage Archeologische Monumentenzorg, 155).

Depuydt, S., Wagner, A., 2008: Archeologisch onderzoek aan de ’s-Gravenweg 6/8 te Nieuwerkerk aan den IJssel (gemeente Nieuwerkerk aan den IJssel). Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met boringen, Capelle aan den IJssel (ArcheoMedia rapport A08-201-I).

Foto-atlas Zuid–Holland, 1989: kaartblad 182, Nieuwerkerk aan de IJssel (fotonr. 38401 d.d.

27-04-1989), Emmen.

Gedeputeerde Staten van Zuid–Holland, 2007: Nota Regels voor Ruimte, d.d. 08-03-2005, bijgewerkt 01-01-2007, geraadpleegd via http://www.zuid-holland.nl.

Google Earth, geraadpleegd december 2010.

Ham, N.H. van der, 2004: Verkennend archeologisch onderzoek ´s–Gravenweg 148 te Nieuwerkerk aan den IJssel. Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met boringen, Capelle aan den IJssel (ArcheoMedia rapport A04-497-Z).

Hoogheemraadschap van Schieland, 2002: Inventaris van de archieven van de polders Esse, Gansdorp en Blaardorp en taakvoorgangers 1603–1973 (1985), Assen.

Jacobs, E., 2001: Capelle aan den IJssel, Middelwatering-West, Holland, Archeologische Kroniek 33, 78-80.

Jansen, B., 2003: Plangebied Gravenweg 42, gemeente Nieuwerkerk aan den IJssel. Een inventariserend archeologisch onderzoek, Amsterdam (RAAP-notitie 388).

Kadasterkaart (minuutplan), 1811-1832: Nieuwerkerk op den IJssel, Zuid-Holland, sectie A, blad 2, geraadpleegd d.d. december 2010 via www.watwaswaar.nl.

Kadasterkaart (verzamelplan), 1811-1832: Nieuwerkerk op den IJssel, Zuid-Holland, geraadpleegd d.d. december 2010 via www.watwaswaar.nl.

Kuiper, J., 1865-1870: Gemeente Atlas Nederland, gemeente Capelle op den IJssel (1866), geraadpleegd december 2010 via www.atlas1868.nl.

(23)

Rapport A10–112–I / Archeologisch onderzoek aan de ’s-Gravenweg 6b-z te Nieuwerkerk a/d IJssel (gem. Zuidplas) 19 Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2, november 2010, Gouda.

Linden, H. van der, 1980: De cope, bijdrage tot de rechtsgeschiedenis van de openlegging der Hollands-Utrechtse Laagvlakte, Alphen aan den Rijn.

Panhuijs, J.F.A. van, 1849: Topografisch Militaire Kaart (veldminuut), Gouda, geraadpleegd d.d.

december 2010 via www.watwaswaar.nl.

Stampioen, J.J., 1765: Overzichtskaart van het Hoogheemraadschap van Schieland, geraadpleegd d.d. december 2010 via www.watwaswaar.nl.

Stampioen, J.J., 1684: Overzicht van het hoogheemraadschap van Schieland in 9 bladen, geraadpleegd d.d. december 2010 via www.watwaswaar.nl.

Stenvert, R., Kolman, C., Ginkel-Meester, S. van, Stades-Vischer, E., Broekhoven, S., 2004:

Monumenten in Nederland, Zuid-Holland, Zwolle, Zeist.

Stichting voor Bodemkartering (red.), 1969: Bodemkaart van Nederland 1 : 50.000, blad 38 West, Gorinchem, Wageningen.

Tirion, I., 1740: Kaart van Schieland en de Krimpenerwaard, geraadpleegd d.d. december 2010 via www.warwaswaar.nl.

Topografische Kaart 1:25.000, 1958, 1969, 1981, 1989, 1995: Kaart 38A, Capelle aan den IJssel / Gouda / Krimpen aan den IJssel / Nieuwerkerk aan den IJssel / Waddinxveen,

geraadpleegd d.d. december 2010 via www.watwaswaar.nl.

Topografische Militaire kaart (nettekening), 1830-1850: Kaartnr. 38_1rd, geraadpleegd december 2010 via www.watwaswaar.nl.

Topografische Militaire kaart (bonneblad – zwart/wit), 1850-1864: Kaartnr. 38, geraadpleegd december 2010 via www.watwaswaar.nl.

Topografische Militaire kaart (bonneblad – kleur), 1877, 1881, 1898, 1907, 1922: Kaartnr. 503, Ouderkerk op den IJssel, geraadpleegd december 2010 via www.watwaswaar.nl.

Uitgeverij 12 Provincien (red.), 2005: Luchtfoto-atlas Zuid-Holland, loodrechtluchtfoto’s provincie Zuid-Holland schaal 1:14.000. Landsmeer.

Verheul, J., 1940: Kralingen en ´s–Gravenweg, alsmede oude merkwaardige buitenhuizen en boerenhofsteden aan dien weg, Rotterdam.

Vos, P.C., 2004: Geoarcheologische bureaustudie Kleine Vink / Esse Zoom. Bijdrage van het TNO-NITG, concept. In: M. van Dasselaar, 2004: Verkennend archeologisch onderzoek Kleine Vink en Esse Zoom te Nieuwerkerk aan den IJssel, Capelle aan den IJssel, bijlage 7

(ArcheoMedia rapport A04–181–Z).

(24)

Rapport A10–112–I / Archeologisch onderzoek aan de ’s-Gravenweg 6b-z te Nieuwerkerk a/d IJssel (gem. Zuidplas) 20

BEGRIPPEN EN AFKORTINGEN

AMK Archeologische MonumentenKaart. Een kaart waarop vastgestelde archeologische monumenten zijn vermeld.

Archeologische Indicatief archeologisch materiaal, zoals houtskool, verbrande leem, indicator/indicatie aardewerk en bot, dat bij (boor)onderzoek een aanwijzing kan zijn voor

de aanwezigheid, ter plaatse of in de nabijheid, van een archeologische vindplaats (definitie KNA).

ARCHIS Archeologisch InformatieSysteem. Een archeologische database van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) waarin alle onderzoeks- en vondstmeldingen in Nederland geregistreerd staan.

Bevoegde overheid De overheid, die het selectiebesluit neemt, het Programma van Eisen laat opstellen en goedkeuring verleent aan een eventueel ontwerp (definitie KNA).

CHS Cultuurhistorisch HoofdStructuur. Een verzameling van overzichtskaarten van archeologische, geologische, historische en landschappelijke waarden voor verscheidene regio’s in Nederland.

Complex Een uit meerdere met elkaar in ruimte, tijd en functioneel opzicht samenhangende structuren en/of individuele sporen (definitie KNA).

Cultuurlaag Een licht tot sterk humeuze oude bewoningslaag of afvallaag, ontstaan door menselijke activiteit, met archeologische indicatoren.

CCvD Archeologie Centraal College van Deskundigen Archeologie.

DGPS Differential Global Positioning System. Meetapparatuur die via satellieten de exacte coördinaten van een locatie inmeet.

Ex situ buiten de context van de vindplaats.

(Grond)spoor een ruimtelijk duidelijk begrensbaar verschijnsel ontstaan door menselijke activiteit (bijvoorbeeld een paalkuil, lijksilhouet of muur) of natuurlijke oorsprong (bijvoorbeeld een boomval). Binnen een spoor kunnen verschillende, duidelijk te onderscheiden eenheden voorkomen (definitie KNA).

IKAW Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden. Een op geologische structuren gebaseerde kaart van archeologische waarden.

In situ ter plekke of binnen de context van de vindplaats.

KNA Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

m -mv meter onder het maaiveld.

m -NAP meter onder Normaal Amsterdams Peil (: officieel peilmerk).

PvE Programma van Eisen, goedgekeurd door de bevoegde overheid en de basis van archeologisch onderzoek. Het geeft de probleemstelling en de doelen van de te verrichten werkzaamheden van de vindplaats aan en formuleert de daaruit af te leiden eisen aan het uit te voeren werk.

RCE Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

(25)

Rapport A10–112–I / Archeologisch onderzoek aan de ’s-Gravenweg 6b-z te Nieuwerkerk a/d IJssel (gem. Zuidplas) 21

OVERZICHT VAN GEOLOGISCHE EN ARCHEOLOGISCHE PERIODEN

Bron: Toelichting bij de Geologische Kaart van Nederland 1:50.000 blad Gorinchem West.

Rijks Geologische Dienst, Haarlem

(26)

Bijlage bij rapport A10–112–I / Archeologisch onderzoek aan de ’s-Gravenweg 6b-z te Nieuwerkerk a/d IJssel

BIJLAGE 1 Nieuwbouwplan

(bron: opdrachtgever, 2010)

(27)
(28)

Bijlage bij rapport A10–112–I / Archeologisch onderzoek aan de ’s-Gravenweg 6b-z te Nieuwerkerk a/d IJssel

BIJLAGE 2

Boorpuntenkaart

(29)
(30)

Bijlage bij rapport A10–112–I / Archeologisch onderzoek aan de ’s-Gravenweg 6b-z te Nieuwerkerk a/d IJssel

BIJLAGE 3

Boorstaten

(31)

Projectcode: A10-112-I Projectnaam: S-GRAVENWEG 6B-Z

Lokatienaam: NIEUWERKERK A/D IJSS

Bijlage: Boorstaten

Pagina 1 / 2

Boring: 001

X= 101106,27 Y= 440232,87 Z= m NAP-1,95 0

50

100

150

200

Klei, zwak siltig, sterk plantenhoudend, grijsbruin, bouwvoor

Veen, zwak kleiïg, bruin

Veen, mineraalarm, zwak houthoudend, bruinrood, zegge en hout

Boring: 002

X= 101087,53 Y= 440256,28 Z= m NAP-2,01 0

50

100

150

200

Veen, sterk kleiïg, sterk plantenhoudend, bruin

Veen, mineraalarm, zwak houthoudend, bruinrood, zegge en hout

Boring: 003

X= 101071,07 Y= 440281,62 Z= m NAP-2,07 0

50

100

150

200

Veen, zwak kleiïg, sterk plantenhoudend, bruin

Veen, mineraalarm, zwak houthoudend, bruinrood, zegge en hout

Boring: 004

X= 101038,55 Y= 440303,84 Z= m NAP-2,07 0

50

100

150

200

Veen, zwak kleiïg, sterk plantenhoudend, bruin, bouwvoor Veen, zwak kleiïg, zwak plantenhoudend, grijsbruin, verstoord

Veen, mineraalarm, zwak houthoudend, bruinrood, zegge en hout

Boring: 005

X= 101002,7 Y= 440304,18 Z= m NAP-1,99 0

50

100

150

200

Veen, sterk kleiïg, sterk

plantenhoudend, bruingrijs, bouwvoor Veen, mineraalarm, matig

houthoudend, bruinrood, zegge en hout

Boring: 006

X= 101025,53 Y= 440278,99 Z= m NAP-2,06 0

50

100

150

200

250

300

350

400

Veen, zwak kleiïg, sterk

plantenhoudend, grijsbruin, bouwvoor Klei, zwak siltig, zwak humeus, zwak plantenhoudend, lichtbruin

Veen, mineraalarm, zwak houthoudend, bruinrood, zegge en hout, geleidelijk overgaand in:

Veen, sterk kleiïg, lichtgrijs, zegge

(32)

Projectcode: A10-112-I Projectnaam: S-GRAVENWEG 6B-Z

Lokatienaam: NIEUWERKERK A/D IJSS

Bijlage: Boorstaten

Pagina 2 / 2

Boring: 007

X= 101048,37 Y= 440253,8 Z= m NAP-1,98 0

50

100

150

200

250

300

350

400

Veen, zwak kleiïg, sterk

plantenhoudend, grijsbruin, bouwvoor Klei, zwak siltig, zwak humeus, lichtbruin Veen, mineraalarm, matig

houthoudend, bruinrood, zegge en hout, geleidelijk overgaand in:

Klei, sterk siltig, sterk humeus, zwak houthoudend, lichtgrijs, zegge

(33)

Legenda (conform NEN 5104)

grind

Grind, siltig

Grind, zwak zandig

Grind, matig zandig

Grind, sterk zandig

Grind, uiterst zandig

zand

Zand, kleiïg

Zand, zwak siltig

Zand, matig siltig

Zand, sterk siltig

Zand, uiterst siltig

veen

Veen, mineraalarm

Veen, zwak kleiïg

Veen, sterk kleiïg

Veen, zwak zandig

Veen, sterk zandig

klei

Klei, zwak siltig

Klei, matig siltig

Klei, sterk siltig

Klei, uiterst siltig

Klei, zwak zandig

Klei, matig zandig

Klei, sterk zandig

leem

Leem, zwak zandig

Leem, sterk zandig

overige toevoegingen zwak humeus

matig humeus

sterk humeus

zwak grindig

matig grindig

sterk grindig

geur geen geur zwakke geur matige geur sterke geur uiterste geur

olie

geen olie-water reactie zwakke olie-water reactie matige olie-water reactie sterke olie-water reactie uiterste olie-water reactie

p.i.d.-waarde

>0

>1

>10

>100

>1000

>10000

monsters geroerd monster

ongeroerd monster

overig

bijzonder bestanddeel

Gemiddeld hoogste grondwaterstand grondwaterstand

Gemiddeld laagste grondwaterstand

slib

water

(34)

Bijlage bij rapport A10–112–I / Archeologisch onderzoek aan de ’s-Gravenweg 6b-z te Nieuwerkerk a/d IJssel

BIJLAGE 4

ARCHISKaart en KICH

(35)
(36)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

- de onderzoekslocatie zich in een gebied bevindt waar volgens de archeologische verwachtingskaart van de gemeente vanwege de ligging aan een veenontginningsas een hoge

Door een perfecte combinatie van jaren lange marktervaring, vakkennis, bouwkundige/technische expertise, emotie en karakter, continue educatie, moderne technologieën en

zelfde tekens (-, + en ++) zijn gebruikt als voor de groeiklasse-indeling van de boomsoorten (zie paragraaf 4.2.2), kan uit de geschiktheid van de grond meteen de te

Indien door toedoen van huurder niet geopteerd kan worden voor met omzetbelasting belaste verhuur, of indien op enig moment een situatie aan de zijde van de huurder intreedt

Op de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Capelle aan den IJssel is aangegeven dat het grootste gedeelte van het plangebied een redelijke tot hoge

Inspirerende voorbeelden die ons hierbij kunnen helpen, zijn de huiskamergesprekken, de gespreksgroep Renovare, de Bijbelgesprekskring voor ouderen en de Alphacursus. De

Ook panden waarin geen handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, maar waarvan het aannemelijk is dat deze gebruikt worden ten behoeve van de productie en/of handel in drugs,

De kavel word aangeboden met een reeds uitgewerkt bouwplan van een luxueuze woning die teruggrijpt naar het boeren karakter van het perceel.. Het project