• No results found

RAPPORT A I Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg Zuid 40 te Nieuwerkerk aan den IJssel (gemeente Zuidplas)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "RAPPORT A I Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg Zuid 40 te Nieuwerkerk aan den IJssel (gemeente Zuidplas)"

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RAPPORT A14-023-I

Hoofdweg Zuid 40 te Nieuwerkerk

Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met boringen

Archeologisch onderzoek aan de aan den IJssel (gemeente Zuidplas)

(2)

ArcheoMedia BV, Postbus 333, 2910 AH Nieuwerkerk aan den IJssel, tel.: 010-2582 360; fax: 010-2582 325

RAPPORT A14–023–I

Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg Zuid 40 te Nieuwerkerk aan den IJssel (gemeente Zuidplas)

Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met boringen

Opdrachtgever:

contactpersoon:

Slob Bedrijfsauto’s Hoofdweg Zuid 40

2913 LB Nieuwerkerk aan den IJssel dhr. J. Slob

tel: 06-20611563

e-mail: info@slob-bedrijfsautos.nl

(3)

Rapport A14–023–I / Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg Zuid 40 te Nieuwerkerk aan den IJssel, gem. Zuidplas

COLOFON

Projectcode: A14–023–I

Bestandsnaam: Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg Zuid 40 te Nieuwerkerk aan den IJssel (gemeente Zuidplas).

Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met verkennende boringen.

Datum: november 2014

Auteurs: dr. P.T.A. de Rijk en drs. A. Timmers

Projectleider: drs. A. Timmers

Bureauonderzoek: dr. P.T.A. de Rijk en drs. A. Timmers

Veldonderzoek: drs. R.F. Engelse, R. Tempelaar (Arnicon BV) en F. Fierens (Arnicon BV)

Materiaaldeterminatie: dr. P.T.A. de Rijk en drs. A. Timmers

Redactie: dr. P.T.A. de Rijk

Digitale uitwerking tekeningen: drs. A. Timmers en E.J. van Dalen

Archeologische interpretatie: drs. A. Timmers, dr. P.T.A. de Rijk en drs. R.F. Engelse Advisering: drs. A. Timmers en dr. P.T.A. de Rijk

Autorisatie: dr. P.T.A. de Rijk

senior KNA–archeoloog ArcheoMedia BV e-mail: rijk@arnicon.nl

©ArcheoMedia BV, archeologisch onderzoeks- en adviesbureau, 2014, Capelle aan den IJssel ISBN/EAN: 978–90–5970–871–6

Niets uit deze uitgave mag vermenigvuldigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers.

Betrouwbaarheid van archeologisch booronderzoek

Het onderzoek is op zorgvuldige wijze verricht volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en richtlijnen, zoals vastgelegd in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (versie 3.3) van het Centraal College van Deskundigen.

Bij ieder bodemonderzoek wordt gestreefd naar een optimale representativiteit. Het onderzoek is gebaseerd op het verrichten van een beperkt aantal boringen tot een beperkte diepte. Daardoor blijft het mogelijk dat lokaal archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn, die tijdens het onderzoek niet naar voren zijn gekomen. Bovendien laten bepaalde archeologische resten, zoals grafvelden en steentijdvindplaatsen, zich lastig ontdekken met behulp van grondboringen. Indien andere methoden, zoals geofysisch onderzoek of het graven van proefsleuven, betere resultaten leveren, kan tot de uitvoering daarvan in overleg besloten worden. In dat geval zal een aanvullende offerte worden uitgebracht. ArcheoMedia BV acht zich niet aansprakelijk voor de eventueel uit bovengenoemde afwijkingen voortvloeiende schade of gevolgen.

Certificering

ArcheoMedia BV heeft sinds 1994 een veiligheidsbeheerssysteem dat voldoet aan de eisen van de VCA. Sinds 1996 voldoet het kwaliteitssysteem van ArcheoMedia BV aan de eisen van de NEN-EN-ISO 9001. Sinds 2003 voldoet het kwaliteitssysteem aan de eisen van de NEN-EN-ISO 9001:2000.

ArcheoMedia BV is door het College voor de Archeologische Kwaliteit en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geschikt bevonden voor het verrichten van vergunningsgebonden opgravingswerkzaamheden.

(4)

Rapport A14–023–I / Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg Zuid 40 te Nieuwerkerk aan den IJssel, gem. Zuidplas

INHOUDSOPGAVE

SAMENVATTING ... 1

1 ADMINISTRATIEVE GEGEVENS ... 4

2 AANLEIDING ONDERZOEK EN BELEIDSKADER ... 5

3 ONDERZOEKSVRAGEN ... 6

4 BUREAUONDERZOEK ... 7

5 INVENTARISEREND VELDONDERZOEK ... 15

6 BEANTWOORDING VAN DE ONDERZOEKSVRAGEN ... 19

7 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ... 21

GERAADPLEEGDE BRONNEN EN LITERATUUR ... 22

BEGRIPPEN EN AFKORTINGEN ... 23

OVERZICHT VAN GEOLOGISCHE EN ARCHEOLOGISCHE PERIODEN ... 24

BIJLAGE 1 INRICHTINGSPLAN BIJLAGE 2 ARCHISKAART BIJLAGE 3 BELEIDSKAART BIJLAGE 4 BOORPUNTENKAART BIJLAGE 5 BOORSTATEN

(5)

Rapport A14–023–I / Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg Zuid 40 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gem. Zuidplas 1

SAMENVATTING

Naar aanleiding van het voornemen van de opdrachtgever op de onderzoekslocatie aan de Hoofdweg Zuid 40 te Nieuwerkerk aan den IJssel, gemeente Zuidplas, een nieuwe loods te bouwen heeft ArcheoMedia BV, in opdracht van dhr. J. Slob, een bureauonderzoek en een verkennend booronderzoek uitgevoerd.

Uit het bureauonderzoek is gebleken dat:

- volgens de geologische kaart van Nederland de onderzoekslocatie in een gebied ligt met code rG2:

Hollandveen Laagpakket (Formatie van Nieuwkoop) op een afwisseling van Formatie van Echteld (kom- en oeverafzettingen) met het Hollandveen Laagpakket;

- het plangebied volgens de Archeologische Monumentenkaart geen deel uitmaakt van een terrein met een vastgestelde archeologische waarde;

- op het plangebied zelf geen waarnemingen of vondstmeldingen in ARCHIS geregistreerd zijn;

- het plangebied volgens de IKAW een lage trefkans heeft;

- de onderzoekslocatie zich in een gebied bevindt waar volgens de archeologische verwachtingskaart van de gemeente vanwege de ligging aan een veenontginningsas een hoge archeologische verwachting geldt voor de middeleeuwen en de Nieuwe tijd vanaf het maaiveld. Ten zuidoosten van hert plangebied bevindt zich een zone met een zeer hoge archeologische verwachting in verband met voormalige bebouwing (1600 en 1825);

- de kans dat in de kleipakketten en in het daartussen geschakelde veen archeologische sporen uit het Mesolithicum en Neolithicum te vinden zijn, gezien het natte afzettingsmilieu klein is, maar niet geheel uitgesloten kan worden;

- vanaf de late middeleeuwen het veengebied ontgonnen is. Hoewel grote delen van het veen in de late middeleeuwen en de Nieuwe tijd afgegraven zijn, kan op basis van oude kaarten worden vastgesteld dat de onderzoekslocatie op een strook restveen ligt, met de voormalige Achterweg als achterkade van de tweede fase van de ontginningen. In de (intacte) top van het veen kunnen derhalve archeologische resten uit de late middeleeuwen en de Nieuwe tijd worden verwacht. Hiervoor geldt een middelhoge archeologische

verwachting;

- voor de Nieuwe tijd ook een hoge archeologische verwachting geldt op off-site fenomenen, in de vorm van perceleringsgreppels en landgebruik (boomgaard). Ook kunnen op basis van historische gegevens ophogingslagen worden verwacht.

Uit het verkennende booronderzoek is gebleken dat:

- de aangetroffen bodemopbouw overeenkomt met de verwachting;

- in de kleilagen behorende tot de Fm. van Echteld geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische waarden aangetroffen zijn;

- de top van het Hollandveen Laagpakket niet veraard en niet intact is;

- in de boringen 005, 007 en 008 bovenop het veenpakket in een mogelijk ophogingspakket van klei met puin en grindjes waargenomen is. Op basis van de hierin aangetroffen archeologische indicatoren dateert dit pakket uit de 20e eeuw;

- de lage archeologische verwachting op sporen en vondsten van alle perioden vóór de late middeleeuwen bevestigd is;

- de middelhoge archeologsiche verwachting op sporen en vondsten uit de late middeleeuwen niet bevestigd is. Deze kan naar beneden worden bijgesteld naar laag;

- de hoge archeologische verwachting op off-site fenomenen uit de Nieuwe tijd (ophogingspakket uit de 20e eeuw) bevestigd is.

Conclusie

De resultaten van het bureauonderzoek en het inventariserende veldonderzoek geven geen aanleiding tot aanpassingen in de voorgenomen plannen op de onderzoekslocatie.

(6)

Rapport A14–023–I / Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg Zuid 40 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gem. Zuidplas 2 Aanbevelingen

Op basis van dit booronderzoek wordt een archeologisch vervolgonderzoek op de onderhavige onderzoekslocatie niet noodzakelijk geacht.

Er zijn geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van een intacte archeologische vindplaats gevonden. Wel werd een mogelijk ophogingspakket uit de 20e eeuw aangetroffen. Deze laag bevindt zich op een diepte tussen ca.

0,1/0,35 en 0,6/0,9 m –mv. Gelet op de beperkte geplande bodemverstoringen en de datering van het ophogingspakket, worden geen archeologisch interessante resten bedreigd.

Met betrekking tot deze aanbeveling dient contact te worden opgenomen met de bevoegde overheid.

Booronderzoek is gebaseerd op het verrichten van een beperkt aantal boringen tot een beperkte diepte. Daardoor blijft het mogelijk dat lokaal archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn, die tijdens het onderzoek niet naar voren komen. Bovendien laten bepaalde archeologische resten, zoals vuursteenvindplaatsen, grafvelden, water- en/of beerputten, verkavelingspatronen of andere bijzondere toevalsvondsten, zich met behulp van grondboringen lastig ontdekken. Daarom is de kans aanwezig dat (vondstarme) archeologische sporen en vondsten in de bodem aanwezig zijn en dat deze in de uitvoeringsfase van toekomstige bodemingrepen aan het licht komen. Voor dergelijke vondsten bestaat een wettelijke meldingsplicht ex artikel 53 van de Monumentenwet 1988 en de Wet op de archeologische monumentenzorg. Bij graafwerkzaamheden dient men dan ook attent te zijn op eventuele vondsten. De opdrachtgever verplicht de aannemer(s) om attent te zijn op eventuele vondsten en/of sporen tijdens de werkzaamheden en verplicht hen archeologische vondsten onverwijld te melden bij de bevoegde overheid.

(7)

Rapport A14–023–I / Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg Zuid 40 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gem. Zuidplas 3 Afb. 1: regionale overzichtskaart Nieuwerkerk aan den IJssel met ligging van de onderzoekslocatie.

(8)

Rapport A14–023–I / Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg Zuid 40 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gem. Zuidplas 4

1 ADMINISTRATIEVE GEGEVENS

Projectnaam opdrachtgever: Hoofdweg Zuid 40 te Nieuwerkerk aan den IJssel Provincie: Zuid–Holland

Gemeente: Zuidplas

Plaats: Nieuwerkerk aan den IJssel

Straatnaam: Hoofdweg Zuid

Kadastrale gegevens locatie: kadastrale gemeente Nieuwerkerk aan den IJssel, sectie A, perceelnrs. 7144 en 7145

Datum bureauonderzoek: november 2014 Datum veldonderzoek: 18 november 2014 ARCHIS-onderzoeksmeldingsnr.: 63996

Soort onderzoek: bureauonderzoek en verkennend booronderzoek Oppervlakte plangebied: ca. 5.660 m2

RD-coördinaten: x: 100.408, y: 441.987 (NW) x: 100.434, y: 442.006 (NO) x: 100.492, y: 441.855 (ZW) x: 100.526, y: 441.878 (ZO) Bevoegde overheid:

contactpersoon:

Gemeente Zuidplas Postbus 100

2910 AC Nieuwerkerk aan den IJssel mevr. H. Fawzi

tel.: 0180-639 959 Adviseur van en toetser namens

de bevoegde overheid:

contactpersoon:

Omgevingsdienst Midden-Holland Postbus 45

2800 AA Gouda drs. C. Thanos tel.: 088-54 50 363 e-mail: cthanos@odmh.nl Beheer en plaats van vondsten

en documentatie:

Provinciaal Depot Zuid-Holland Kalkovenweg 23

2401 LJ Alphen aan den Rijn dhr. F. Kleinhuis

tel.: 0172-421 688 / 06-5421 3674 e-mail: f.kleinhuis@pzh.nl

De documentatie gaat in kopie naar het e–depot.

(9)

Rapport A14–023–I / Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg Zuid 40 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gem. Zuidplas 5

2 AANLEIDING ONDERZOEK EN BELEIDSKADER

Aanleiding onderzoek: De opdrachtgever is voornemens op de onderzoekslocatie aan de Hoofdweg Zuid 40 een nieuwe loods te bouwen. Het plangebied ligt volgens de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Zuidplas in een zone met een hoge verwachting. In een dergelijke zone is bij de aanvraag van een omgevingsvergunning archeologisch vooronderzoek verplicht indien een oppervlak van 100 m2 dieper dan 30 cm –mv verstoord zal gaan worden.

Toekomstige verstoringen (zie bijlage 1):

De geplande loods zal achter pand 40a worden gebouwd en heeft een oppervlakte van ca. 350 m2. Het maaiveld zal worden opgeschoond. De loods zal zover bekend worden opgebouwd middels een stalen constructie en worden onderheid. Eventuele funderingssleuven zullen tot ca. 40 cm diep worden uitgegraven.

Tevens zal de bestaande woning aan de voorzijde van het perceel

gesloopt worden en zal hier nieuwbouw worden gerealiseerd. De woning is echter gesitueerd in een zone waarvoor een lage archeologische

verwachting geldt en is niet onderzoeksplichtig.

Verdere verstoringen en meer details zijn op dit moment (d.d. 28-11-2014) niet bekend.

Beleidskader: Op basis van het Verdrag van Valletta (Malta) is besloten dat archeologisch onderzoek een onderdeel vormt van

bestemmingsplanvoorbereidingen en/of uit te voeren projecten waarbij ingrepen in de bodem plaatsvinden. Het verdrag is uitgewerkt in de aangepaste Monumentenwet 1988 en de Wet op de archeologische monumentenzorg (in werking getreden per 01-09-2007). Het uitgangspunt ten aanzien van de aanwezige archeologische waarden in de planvorming is volgens rijks– en provinciaal beleid, behoud in situ.1 De provincie Zuid- Holland onderschrijft deze stelling in de Visie op Zuid-Holland, bestaande uit de Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de

Uitvoeringsagenda,2 de gemeente Zuidplas in de gemeentelijke

beleidsnota archeologie 2010.3 Door archeologie tijdig in de planvorming te betrekken, kunnen de archeologische waarden hierin eventueel worden ingepast. Pas na de uitvoering van archeologisch vooronderzoek is het mogelijk een integrale afweging te maken, waarbij de nieuwverkregen archeologische gegevens betrokken dienen te worden.

De bevoegde overheid zal de resultaten van het onderzoek toetsen. Op basis van dit onderzoek zal de bevoegde overheid een (selectie)besluit nemen. De resultaten van het onderzoek dienen in de planvorming

betrokken te worden. Het onderzoek en de adviezen hebben betrekking op archeologische vindplaatsen binnen de onderzoekslocatie. Het onderzoek is afgestemd op het toekomstige grondverzet en de daarmee

samenhangende verstoring van het bodemarchief met de daarin opgeslagen archeologische resten en waarden.

1 Zie Begrippen en afkortingen.

2 Visie op Zuid–Holland 2011.Ook zijn ten aanzien van de archeologie in de planvorming de Regioprofielen Cultuurhistorie Zuid-Holland van belang (een uitwerking van de algemene richtlijnen voor cultuurhistorie in ruimtelijke plannen zoals die staan in de Provinciale Structuurvisie).

3 Buesink et al. 2010.

(10)

Rapport A14–023–I / Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg Zuid 40 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gem. Zuidplas 6

3 ONDERZOEKSVRAGEN

Ten aanzien van het uit te voeren onderzoek worden de volgende onderzoeksvragen gesteld:

1 Worden archeologische resten in het plangebied verwacht c.q. is op de onderzoekslocatie nog een bodemarchief aanwezig? Zo ja, wat is de verwachting voor de onderzoekslocatie wat betreft aard, datering, omvang en ligging van de archeologische resten?

2 Verschilt de in het veld aangetroffen bodemopbouw van de onderzoekslocatie met de volgens het bureauonderzoek te verwachten bodemopbouw? Zo ja, in welke mate?

3 Wat is de mate van verstoring van de bodemopbouw op de onderzoekslocatie?

4 Zijn er aanwijzingen voor (intacte) archeologische vindplaatsen?

5 Dient de archeologische verwachting te worden aangepast?

6 In welke mate worden eventueel aanwezige archeologische resten als gevolg van de voorgenomen plannen bedreigd?

7 Hoe kan een verstoring als gevolg van de geplande activiteiten door planaanpassing tot een minimum worden beperkt?

Afb. 2a: impressie van de onderzoekslocatie. De foto is

genomen richting het zuidoosten. Afb. 2b: impressie van de onderzoekslocatie. De foto is genomen richting het noordwesten.

(11)

Rapport A14–023–I / Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg Zuid 40 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gem. Zuidplas 7

4 BUREAUONDERZOEK

Doel: Het doel van het bureauonderzoek is het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende of verwachte archeologische waarden binnen een omschreven gebied. Dit omvat de aan- of

afwezigheid, het karakter en de omvang, de datering, de gaafheid en de conservering en de relatieve kwaliteit van de archeologische waarden. Aan de hand van deze gegevens wordt een specifieke archeologische

verwachting opgesteld.

Werkwijze

bureauonderzoek: Het onderzoek is uitgevoerd conform de richtlijnen van de bevoegde overheid en voldoet aan de KNA. Binnen het bureauonderzoek zijn drie deelprocessen te onderscheiden:

Bepalen onderzoekskader

Het vaststellen van de kaders waarbinnen het onderzoek dient plaats te vinden, bijvoorbeeld het afbakenen van het onderzoeksgebied. Tevens dienen het mogelijke toekomstige gebruik van het terrein en de

consequenties daarvan voor het archeologische erfgoed te worden aangegeven.

Verzamelen bekende gegevens

Het verzamelen van gegevens die inzicht geven in het huidige gebruik van het terrein, het historische gebruik en de bekende archeologische

waarden. Daartoe worden diverse bronnen geraadpleegd zoals oude kaarten, bodemkaarten en recente archeologische onderzoeken in de omgeving.4 In ieder geval wordt gebruik gemaakt van ARCHIS, de AMK, de CHS, de IKAW en gemeentelijke archeologische waarden- en verwachtingenkaart.5

Opstellen archeologische verwachting

Door alle uit voorgaande stappen verkregen informatie te analyseren en te interpreteren, wordt een verwachtingsmodel opgesteld voor het betreffende plangebied. Daarin wordt aangegeven welke delen van het terrein een hoge, middelhoge, dan wel lage archeologische verwachtingswaarde hebben. Op basis van dit model wordt een advies gegeven over het te volgen vervolgtraject: geen verdere actie, beschermen of aanvullend onderzoek.

Bodemkundige gegevens

Geologie: Op de Geologische kaart van Nederland heeft de onderzoekslocatie de code rG2: Hollandveen Laagpakket (Formatie van Nieuwkoop) op een afwisseling van Formatie van Echteld (kom- en oeverafzettingen) met het Hollandveen Laagpakket.6

Volgens de paleogeografische kaart van Cohen et al. bevinden zich op de onderzoekslocatie geen stroomgordels. Ten noordwesten (ca. 650 m) en zuidoosten (ca. 675 m) van de onderzoekslocatie liggen de stroomgordels van resp. de Gouderak (stroomgordel 53) en de Zuidplas (stroomgordel 204).

In het DINO-loket zijn in de omgeving van de onderzoekslocatie twee boringen geregistreerd. De stratigrafie in deze boringen is als volgt:

4 Zie de literatuurlijst.

5 Zie Geraadpleegde bronnen en literatuur; Begrippen en Afkortingen.

6 Geologische Kaart van Nederland, kaartblad 38 west (Gorinchem West).

(12)

Rapport A14–023–I / Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg Zuid 40 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gem. Zuidplas 8 B38A0783, x: 100.452, y: 441.826 (ca. 115 m ZW)

0,0-2,0 m –mv veen, kleiig (Hollandveen Lp.) 2,0-3,0 m –mv klei (Fm van Echteld)

3,0-3,2 m –mv veen (Hollandveen Lp.)

3,2-4,9 m –mv klei, zwak siltig (Fm. van Echteld) 4,9-5,6 m –mv veen (Hollandveen Lp.)

5,6-6,0 m –mv klei, zwak siltig (Fm. van Echteld) 6,0-8,0 m –mv zand, matig fijn (Fm. van Echteld) B38A0953, x: 100.344, y: 442.013 (ca. 140 m NW) 0,0-1,7 m –mv veen (Hollandveen Lp.)

1,7-4,5 m –mv klei (Fm van Echteld)

4,5-5,3 m –mv veen, deels kleiig (Hollandveen Lp.) 5,3-6,6 m –mv klei, zwak siltig (Fm. van Echteld) 6,6-6,7 m –mv veen (Hollandveen Lp.)

6,7-7,0 m –mv klei (Fm. van Kreftenheye) 7,0-7,2 m –mv zand (Fm. van Kreftenheye)

Op de geologische kaart met weergave van de pleistocene

zandafzettingen kan de bovenkant hiervan op de onderzoekslocatie op een diepte tussen 13 en 14 m –NAP (ca. 7,5-8,5 m –mv) worden verwacht.

Binnen de fluviatiele kleien, horende bij de Formatie van Echteld, zijn drie laagniveaus onderscheiden, dit op basis van de voorkomende scheidende veenlagen. De veenlagen worden gerekend tot het Hollandveen

Laagpakket, waarbij het bovenste pakket het dikst is.7

Geomorfologie: De onderzoekslocatie is deels niet gekarteerd (bebouwd gebied) en ligt deels in een gebied met code 2M50: veenrestvlakte.8

Bodem: De onderzoekslocatie is gekarteerd als hVc: koopveengronden op

zeggeveen, rietzeggeveen of (mesotroof) broekveen. De grondwatertrap is I (GLG <50 cm).9

Archeologische gegevens (zie bijlage 2)

Status

onderzoekslocatie:

De onderzoekslocatie maakt volgens de Archeologische Monumentenkaart geen deel uit van een terrein met een vastgestelde archeologische

waarde.10 ARCHIS-

waarnemingen op de onderzoekslocatie:

Op de onderzoekslocatie zijn in ARCHIS geen archeologische waarnemingen of vondstmeldingen geregistreerd.11

AMK-terreinen in omgeving:12

Het dichtstbijzijnde AMK-terrein bevindt zich op een afstand van bijna 4,5 km ZW van de onderzoekslocatie. Het betreft een terrein van hoge waarde met resten van een voormalige kerk uit de late middeleeuwen op de begraafplaats Kralingen (AMK-nr. 16202).13

Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW):

Het plangebied ligt volgens de IKAW in een gebied met een lage trefkans.14

7 Vos 2004.

8 Geomorfologie (Alterra), geraadpleegd via Archis, november 2014.

9 Bodem (Alterra), geraadpleegd via Archis, november 2014.

10 ARCHIS, geraadpleegd november 2014.

11 ARCHIS, geraadpleegd november 2014.

12 ARCHIS, geraadpleegd november 2014.

13 Monumenten, geraadpleegd via Archis, november 2014.

14 ARCHIS, geraadpleegd november 2014 (IKAW2); Deeben 2008 (IKAW3).

(13)

Rapport A14–023–I / Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg Zuid 40 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gem. Zuidplas 9 CHS: De onderzoekslocatie bevindt zich in een gebied met komafzettingen waar

bewoning mogelijk is vanaf de middeleeuwen (archeologische kenmerken 1a). Aan deze periode is een kleine trefkans toegekend (archeologische waarden 1b).15

Beleidsdocument

gemeente (bijlage 3): De onderzoekslocatie bevindt zich in een gebied waar volgens de archeologische verwachtingskaart van de gemeente een hoge

archeologische verwachting geldt voor de middeleeuwen en Nieuwe tijd vanaf het maaiveld, vanwege de ligging aan een veenontginningsas.16 Ten zuidoosten van de onderzoekslocatie bevindt zich een zone met een zeer hoge archeologische verwachting in verband met voormalige bebouwing (1600 en 1825).17

Waarnemingen en vondstmeldingen in de omgeving:18

De dichtstbijzijnde waarneming is gedaan op een afstand van ca. 365 m ten oosten van de onderzoekslocatie (ARCHISwaarnemingsnr. 417231).

Het betreft een niet nader te determineren aardewerkscherf uit de periode LMEA-NT die bij een veldkartering is gevonden. Overige waarnemingen liggen binnen een straal van 1,5-2,0 km van oost tot west, deels op een oude stroomgordel, deels aan een oude ontginningsas en deels in gebieden zonder duidelijke geologische en historisch-geografische

kenmerken. Het vondstmateriaal bestaat hoofdzakelijk uit aardewerk uit de late middeleeuwen en Nieuwe tijd:

• ARCHISwaarnemingsnr. 403851 (1,8 km ten zuidoosten): bij een booronderzoek is aardewerk, pijpaardewerk en baksteen uit de periode NTB-C gevonden.

• ARCHISwaarnemingsnr. 55866 (1,8 km ten zuidoosten): uit het booronderzoek kon de bodemopbouw als komklei met veen worden beschreven, waarbij de bovenste ca. 1 m –mv verstoord was. Hierin bevond zich industrieel wit, pijpaardewerk en een dakpan uit de periode NTB-C.

• ARCHISwaarnemingsnr. 404575 (1,6 km ten zuidoosten): tijdens een archeologisch booronderzoek is op een diepte van 1,8-2,5 m –mv een houtskoolhoudende laag waargenomen. De datering is onbekend.

• ARCHISwaarnemingsnr. 442038 (1,9 km ten zuidoosten): dit betreft een gelaagd antropogeen pakket met baksteen, roodbakkend

aardewerk en een fragment leer uit de NTB-C. Het pakket bevindt zich op een diepte vanaf ca. 15 cm –mv en is ca. 85-175 cm dik. Mogelijk zijn in het pakket twee fasen te onderscheiden.

• ARCHISwaarnemingsnr. 417227 (2,0 km ten zuidwesten): dit betreft de vondst van Pingsdorf aardewerk uit de LMEB.

• ARCHISwaarnemingsnr. 417229 (1,9 m ten zuidwesten): op de oeverwal van een hoofdkreek is Paffrath aardewerk en 13e-14e-eeuws aardewerk aangetroffen.

• ARCHISwaarnemingsnr. 417213 (1,5 km ten westen): dit betreft aardewerkscherven uit de Nieuwe tijd.

In de omgeving van de onderzoekslocatie is al eerder archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het gaat om bureau- en booronderzoeken, waarbij in alle gevallen verder onderzoek niet noodzakelijk werd geacht. Het betreft de onderzoeksmeldingsnummers 7006 (ca. 325 m ten noordoosten), 15368 (ca. 125 m ten noorden), 29795 (ca. 550 m ten westen) en 50463 (ca. 175 m ten westen van de onderzoekslocatie).19

15 CHS Zuid-Holland, geraadpleegd via geo.zuid-holland.nl, november 2014.

16 Archeologische beleidsadvieskaart gemeente Zuidplas en Archeolandschappelijke eenhedenkaart, vastgesteld d.d. 9-12- 2010.

17 Bueusink et al. 2010.

18 ARCHIS, geraadpleegd november 2014.

19 Archis, waarnemingen, vondstmeldingen en onderzoeken, geraadpleegd november 2014.

(14)

Rapport A14–023–I / Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg Zuid 40 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gem. Zuidplas 10 Bouwhistorische

gegevens:20 Noch op de onderzoekslocatie, noch verder aan de Hoofdweg zijn rijksmonumenten geregistreerd.21 Raadpleging van het streekarchief Midden-Holland en het bouwarchief van de gemeente Zuidplas heeft geen relevante informatie opgeleverd.22 Het pand nr. 40 dat zich aan de

voorzijde van het perceel bevindt, dateert uit 1920. Op het achterterrein zijn bijgebouwen gerealiseerd in 1957, 1959 en 1961.23

Historische gegevens

Historische gegevens onderzoeksgebied:24

De ontginning van het Hollands-Utrechtse veengebied begon vanaf de 10e, begin van de 11e eeuw. Het landschap werd vanaf dat moment vrijwel volledig door de mens bepaald. Dit is ook de tijd dat voor het eerst in schriftelijk bronnen over het gebied gesproken wordt. Langs de

Hollandsche IJssel vonden de eerste ontginningen plaats op initiatief van de bisschoppen van Utrecht, waarbij de beide oevers van de rivier behoorden tot de gouw ‘Lek en IJssel’. Het veengebied werd aan beide zijden van de IJssel in langgerekte stroken verkaveld.

Bij de ontginning werd een zeer regelmatig systeem aangehouden. De ontginners kregen van de landsheer een perceel met een van tevoren bepaalde lengte en breedte in erfpacht. Deze zogenaamde ‘Cope’

ontginningen kenden vaste perceelslengten van 6 voorling lang (ca.

1200 m) en 30 roeden breed (ca. 112 m). Eén zo’n vaste eenheid werd een ‘hoeve’ genoemd. Om het ontgonnen land af te grenzen van het nog onontgonnen land, werden zowel aan de zijkant, als aan de achterkant van de ontginning kades aangelegd, de zogenaamde zij- en achterkaden. De boerderijen werden destijds op individueel opgeworpen terpen langs de veenstroom aangelegd.

De ‘s-Gravenweg die op een afstand van ca. 1200 m de IJssel volgt, markeert vermoedelijk het einde van een eerste ontginningsfase. Deze weg vormt de middeleeuwse achterkade en ontginningsas. Weer ca.

1200 m ten noorden daarvan bevindt zich de Achterweg, met daaraan gelegen het dorp Nieuwerkerk aan den IJssel.25 De Achterweg is een voorganger van de huidige Hoofdweg en verliep iets ten zuiden hiervan.

De onderzoekslocatie ligt ten zuiden van de Hoofdweg en liep de voormalige Achterweg over de onderzoekslocatie (zie Historische geografie).

In geheel West-Nederland werd vanwege vernatting van de ontginningen door grondwaterstijging en veeninklink vanaf de 14e eeuw met turfwinning begonnen. Vanaf omstreeks het midden van de 16e eeuw werd met het voortschrijden van de techniek het slagturven toegepast, waarbij middels een baggerbeugel ook het veen onder de waterspiegel kon worden gedolven. Op deze wijze werd het gehele veenpakket vrijwel tot op de onderliggende zeeklei afgegraven. Zo ontstonden op grote schaal veenplassen, waaronder de Noord- en Zuidplas. Veenontginningsdorpen en dijkdorpen zoals Nieuwerkerk aan den IJssel bleven op een ‘eiland’

restveen in of langs de rand van deze waterplassen liggen. Door de vervening was vrijwel het gehele gebied tussen Rotterdam en Gouda in

20 Monumentenregister, geraadpleegd november 2014.

21 Geraadpleegd via monumentenregister.cultureelerfgoed.nl, november 2014. Stenvert et al. 2004.

22 Streekarchief Midden Holland, geraadpleegd oktober 2014.

23 Edugis, geraadpleegd november 2014.

24 Sueur et al. 2012, 32, 33 en 37; Wagner 2007, 9 en 10.

25 Ten noordwesten van die bebouwing bevonden zich grote en kleine plassen die waren ontstaan als gevolg van vervening, het afgraven van de grond voor het verkrijgen van turf dat diende als brandstof. Na 1866 zijn de plassen ten noordwesten van de ‘s- Gravenweg drooggelegd waardoor de grote Alexanderpolder ontstond (Verheul 41940, 13).

(15)

Rapport A14–023–I / Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg Zuid 40 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gem. Zuidplas 11 grote waterplassen veranderd.

In de 19e eeuw zijn de ontstane plassen leeggemalen en ingepolderd. Bij de drooglegging van de Alexanderpolder in 1864 is de onverveende rand aangehouden. Deze polder heeft een oppervlak van in totaal ca. 2660 ha.

Bij de herverkaveling van de nieuwe polder is evenwel maar weinig rekening gehouden met de voormalige infrastructuur. Nieuwe sloten zijn bijvoorbeeld dwars over oude wegen aangelegd.

Bij Nieuwerkerk aan den IJssel is in de loop der tijd de bebouwing op smalle, door sloten gescheiden erfjes overgegaan in een vrijwel aaneengesloten dorpsweg bezet met kleine bedrijven, werkplaatsen, fabrieken, boerderijen (veehouderijen), woonhuizen, een school, een kerk en cafés. Nieuwe en oude bouwstijlen komen naast elkaar voor, hetgeen een sterk afwisselend beeld van de bebouwing oplevert.26

Historische geografie:27 Op oude kaarten uit de 17e tot en met het derde kwart van de 19e eeuw is de onderzoekslocatie gelegen aan de Achterweg, in de Esse (polder).

Deze weg loopt vanuit het centrum van Nieuwerkerk aan den IJssel richting het zuidwesten. Aan weerszijden van de weg zijn grote

(veen)plassen ingetekend. De Achterweg betreft een oude veendijk met daarlangs her en der bebouwing (zie afb. 3). Op de Topografisch Militaire Kaart uit 1830-1850 is te zien dat de Achterweg dwars over de

onderzoekslocatie liep.28 Ten zuidwesten van de onderzoekslocatie is een boerderij ingetekend (zie afb. 4 en bijlage 3).

Op de Topografisch Militaire Kaart uit 1877 is het gebied rondom de onderzoekslocatie ingepolderd en ligt de onderzoekslocatie in de Prins Alexanderpolder. De Hoofdweg loopt nu vanuit het centrum van Nieuwerkerk aan den IJssel richting het zuidwesten. Deze weg is

(gedeeltelijk) iets noordelijker gelegen dan de voormalige Achterweg. De onderzoekslocatie is aangeduid als akkerland zonder bebouwing.

Op de Topografisch Militaire Kaart van 1895/1899 is op de

onderzoekslocatie een boomgaard aanwezig met in de noordwestelijke hoek een groenstrook (bomen). Op de Topografisch Militaire Kaart van 1914/1918 is in het westen van het midden van de onderzoekslocatie bebouwing ingetekend (zie afb. 5).

Op de kadastrale kaart uit 1936 is alleen aan de voorzijde van het perceel bebouwing aanwezig (woning uit 1920). Er bevindt zich een noord-zuid georiënteerde perceelsgreppel. Het westelijke deel van de

onderzoekslocatie is in gebruik als erf (met zwarte stipjes: bomen?) en het oostelijke deel wordt als bouwland/akker gebruikt (zie afb. 6).

De zone waarbinnen het plangebied zich bevindt is minder laag gelegen dan de directe omgeving (te weten 4,8 m –NAP tegen 5,9 m –NAP voor het omliggende land).

26 Cf. o.a. Verheul 41940, 21.

27 Watwaswaar, geraapleegd november 2014.

28 De projectie van de onderzoekslocatie op oudere kaarten is onzeker.

(16)

Rapport A14–023–I / Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg Zuid 40 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gem. Zuidplas 12 Afb. 3: projectie van de onderzoekslocatie (bij

benadering) op de kaart van J.A. Beijerinck uit 1859.

De kaart is noordgericht (bron: watwaswaar, geraadpleegd november 2014).

Afb. 4: projectie van de onderzoekslocatie (zwart kader) op de Topografisch Militaire kaart uit 1830- 1850. De kaart is noordgericht (bron: watwaswaar,

geraadpleegd november 2014).

Afb. 5: projectie van de onderzoekslocatie (zwart kader) op de Topografisch Militaire Kaart uit

1914/1918. De kaart is noordgericht (bron:

watwaswaar, geraadpleegd november 2014).

Afb. 6: projectie van de onderzoekslocatie (zwart kader) op de topografische kaart uit 1936. De kaart is

noordgericht (bron: watwaswaar, geraadpleegd november 2014).

Overige gegevens

Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN):

De gemiddelde maaiveldhoogte van de onderzoekslocatie is ca. 5,5 m – NAP. Naar het zuidoosten toe loopt de hoogte af tot ca. 6,2 m –NAP.29 Op en in de buurt van de onderzoekslocatie zijn geen opvallende verhogingen en/of verlagingen zichtbaar in het maaiveld vanwege de ligging in bebouwd gebied.

29 AHN, geraadpleegd november 2014.

(17)

Rapport A14–023–I / Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg Zuid 40 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gem. Zuidplas 13 Huidig of recent

gebruik: Op Topografische kaarten vanaf 1958 raakt de Prins Alexanderpolder meer en meer bebouwd (wijken, begraafplaats e.d.). De situatie op de onderzoekslocatie blijft voor zover zichtbaar op de kaart uit 1958 ongewijzigd.

Op topografische kaarten vanaf 1969 raakt ook de onderzoekslocatie meer bebouwd en is een noord-zuid georiënteerd pad ingetekend (zie ook de alinea bouwhistorische gegevens).

Uit het historische milieukundig onderzoek blijkt dat op de

onderzoekslocatie in 2012 een viertal onbewoonde vervallen woningen staan, alsmede twee schuren en een voormalig kasje (zie bijlage 4). Aan de voorzijde van het perceel bevindt zich een stenen woning daterend uit 1920 (Hoofdweg Zuid nr. 40) en op het achterterrein staan houten woningen (Hoofdweg Zuid nrs. 40a, 40f en 40g).

Ter plaatse van de geplande loods heeft een schuur gestaan. Deze schuur was gefundeerd op houten palen die in de grond waren gedrukt.

Hiertegen waren planken getimmerd. De verharding bestond uit

stoeptegels (30x30 cm) en in de zuidoostelijke hoek lag een betonplaat.30 De aanwezige kabels en leidingen zijn weergegeven in bijlage 4. De verstoringen bevinden zich voornamelijk aan de voorzijde van het perceel, ten noorden van de stenen woning. Ook is dwars over het perceel een KPN-dataleiding aangelegd met aftakkingen naar de overige voormalige woningen.31

Op luchtfoto’s wordt de bestaande situatie weergegeven. Op de onderzoekslocatie is een verhard pad aanwezig en er staan bomen.

Tevens zijn diverse gebouwtjes op de luchtfoto’s zichtbaar.32 Milieukundig

onderzoek: Aan de oostzijde van de stenen woning bevindt zich een bovengronds HBO-vat ten behoeve van de verwarming van de woning.

De oprit en het erf zijn in het verleden meerdere malen opgehoogd met grond en/of grond met puin. Voor zover bekend zijn geen sloten gedempt.

Er worden op basis van de bodemkwaliteitskaart van de Milieudienst Midden-Holland licht tot matig verhoogde gehalten aan zware metalen en PAK verwacht. De onderzoekslocatie is bovendien verdacht op asbest.33 Specifieke

archeologische verwachting:

Volgens de geologische kaart ligt de onderzoekslocatie op veen van het Hollandveen Laagpakket, afgewisseld met kom- en oeverafzettingen van de Formatie van Echteld. Dit wordt bevestigd door bekende boringen in de omgeving van de onderzoekslocatie. Het veenpakket aan de top is in deze boringen 1,7-2,0 m dik en er kunnen drie fasen met kleiafzettingen worden herkend. Dit klei- en veenpakket rust op rivierzanden die op een diepte tussen 6,0-7,0 m –mv zijn aangetroffen.

De kans dat in de kleipakketten en in het daartussen geschakelde veen archeologische sporen uit het Mesolithicum en Neolithicum te vinden zijn, is gezien het natte afzettingsmilieu klein, maar kan niet geheel uitgesloten worden. De venen maken onderdeel uit van de veenmoerassen die zich in de rivierdelta van Rijn en Maas gevormd hebben.34

Vanaf de late middeleeuwen is het veengebied ontgonnen. Hoewel grote delen van het veen in de late middeleeuwen en de Nieuwe tijd afgegraven

30 Informatie opdrachtgever, d.d. 17-11-2014.

31 KLIC-melding 14G408515_1, d.d. 11-11-2014.

32 Luchtfoto Atlas Zuid-Holland, 2005: kaartblad Rotterdam, Nieuwerkerk aan den IJssel 103, opnamedatum 29-5-2003, fotonr 100-444. Google Earth, geraadpleegd november 2014, opnamedata 31-12-2005, 31-10-2007 en 27-5-2012.

33 Backer 2012, 1-7.

34 Vos 2004.

(18)

Rapport A14–023–I / Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg Zuid 40 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gem. Zuidplas 14 zijn, kan op basis van oude kaarten worden vastgesteld dat de

onderzoekslocatie op een strook restveen ligt, met de voormalige

Achterweg en achterkade van de tweede fase van de ontginningen. In de (intacte) top van het veen kunnen derhalve archeologische resten uit de late middeleeuwen en de Nieuwe tijd worden verwacht. Volgens de beleidskaart van de gemeente Zuidplas is de kans hierop groot. Gelet echter op de bekende en verwachte verstoringen (bijvoorbeeld door inpolderingen in de 19e eeuw), en het ontbreken van archeologische waarnemingen in de directe omgeving van de onderzoekslocatie wordt de kans hierop als middelhoog ingeschaald.

Aangetroffen kunnen worden bewoningssporen in de vorm van houten en stenen bebouwing en resten van de oude Achterweg.

Voor het westen van het midden van de onderzoekslocatie geldt dat op basis van de historisch-geografische analyse hier resten van bebouwing uit het begin van de 20e eeuw kunnen worden verwacht. Dit gebouw is op jongere kaarten niet meer weergegeven. (De bestaande en te slopen woning aan de voorzijde van het perceel stamt uit het 1920.)

Voor de Nieuwe tijd geldt ook een hoge archeologische verwachting op off-site fenomenen, in de vorm van perceleringsgreppels en landgebruik (boomgaard). Ook kunnen op basis van historische gegevens

ophogingslagen worden verwacht.

Het vondstenspectrum zal voornamelijk bestaan uit hetgeen voor een landelijke agrarische nederzetting gebruikelijk is. Er kunnen

(sier)voorwerpen, houtskool, organische en ecologische resten als (on)verkoold menselijk en dierlijk botmateriaal (waaronder voorwerpen van dierlijk bot), pollen, zaden, fosfaat en leem, metalen werktuigen en (sier)voorwerpen, leer en textiel, alsmede gedraaid en eventueel handgevormd aardewerk (vaatwerk) verwacht worden. Verder kan vaatwerk van glas en metaal voorkomen evenals (delen) van

kledingaccessoires en sieraden van metaal en been (sieraden ook glas en evt. natuursteen), gereedschappen en overige gebruiksvoorwerpen van metaal, hout, been, aardewerk (bijv. spinklosjes, weefgewichten) en natuursteen (bijv. maalsteen). Ook kan keramisch (baksteen, dakpannen) en/of natuurstenen (leisteen, grind) bouwmateriaal worden gevonden.

Naast nederzettingsafval kunnen evt. resten worden aangetroffen die te maken hebben met kleinschalige ambachtelijke activiteiten.

De bodem zal (plaatselijk) reeds verstoord zijn door de bouw van de woningen, bijgebouwen en de aanwezigheid van kabels en leidingen.

De kans op het aantreffen van vondsten van organisch materiaal en van paleo–ecologische resten is sterk afhankelijk van de bodemgesteldheid ter plaatse. Onverbrande vondsten van organisch materiaal en paleo–

ecologische resten zullen over het algemeen slechts beneden de grondwaterspiegel kunnen worden aangetroffen. Vanwege de hoge grondwaterstand is dat hier mogelijk op een diepte hoger dan 50 cm –mv.

Verbrande vondsten van organisch materiaal en paleo-ecologische resten kunnen daarnaast ook in grondsporen worden aangetroffen. Algemeen is kalkarme bodem ongunstig voor de conservering van organisch materiaal.

(19)

Rapport A14–023–I / Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg Zuid 40 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gem. Zuidplas 15

5 INVENTARISEREND VELDONDERZOEK

Doel: Het doel van het inventariserende veldonderzoek is het aanvullen en toetsen van het gespecificeerde verwachtingsmodel dat gebaseerd is op het bureauonderzoek. Dit gebeurt met behulp van waarnemingen in het veld, waarbij (extra) informatie wordt verkregen over bekende of verwachte archeologische waarden binnen een onderzoeksgebied. Het bepalen van de aan– of afwezigheid, de aard, de omvang, de datering, de gaafheid, de conservering en de relatieve kwaliteit van de archeologische waarden staan hierbij voorop. Veel gebruikte onderzoeksmethoden zijn

oppervlaktekartering, booronderzoek, geofysisch onderzoek en het graven van proefsleuven en proefputten. Het resultaat is een rapport met een waardering en een (selectie-) advies aan de hand waarvan een beleidsbeslissing (meestal een selectiebesluit) genomen kan worden.

Onderzoeksopzet: Conform de KNA en de eisen van de bevoegde overheid is gekozen voor een inventariserend veldonderzoek door middel van een terreininspectie en een verkennend booronderzoek ter plaatse van de geplande

verstoringen. Ter plaatse zal vooral gelet worden op mogelijk bewaard gebleven bodem- en bewoningslagen vanaf de late middeleeuwen t/m de Nieuwe tijd en in welke conditie deze zich bevinden. Het inventariserend veldonderzoek zal zodanig uitgevoerd worden dat een archeologische beoordeling gegeven kan worden ten aanzien van het (toekomstige) gebruik van de locatie.

Verantwoording gekozen

onderzoeksmethode:

Booronderzoek is, op geofysisch onderzoek na, de minst destructieve methode om de archeologische verwachting te toetsen. Met het

booronderzoek is het relatief eenvoudig mogelijk om de bodemopbouw te bepalen, alsmede de mate van verstoring van de bodem. De verwachting is dat de archeologische indicatoren die volgens het bureauonderzoek aanwezig kunnen zijn, in de boringen herkend zullen worden. Aan de hand van de resultaten van de boringen kan de archeologische verwachting, indien noodzakelijk, worden bijgesteld.

Oppervlaktekartering/

terreininspectie: Voorafgaand aan het uitvoeren van de boringen wordt een terreininspectie uitgevoerd. Tijdens een terreininspectie wordt vooral aandacht besteed aan geploegde akkers, molshopen, geschoonde slootkanten en andere bodemontsluitingen voor het doen van oppervlaktevondsten. Ook wordt gelet op hoogteverschillen, verkavelingspatronen en perceelsvormen die een aanwijzing kunnen zijn voor bewoning. Bij een oppervlaktekartering wordt het terrein visueel geïnspecteerd op de aanwezigheid van eventuele archeologische indicatoren, zoals aardewerk, metaal, (verbrande) leem, (verbrand) bot en houtskool.

Verkennend

booronderzoek: De boringen zijn op advies van de archeologisch adviseur van de

gemeente Zuidplas ter hoogte van het bouwvlak geplaatst. Op deze wijze wordt de intactheid van de bodem ter plaatse van de geplande

verstoringen alsmede de aan- of afwezigheid van archeologische waarden inzichtelijk gemaakt.35

Gelet op de verwachte bodemopbouw met de daaraan gekoppelde archeologische verwachting wordt een maximale boordiepte van ca. 2 m – mv voldoende geacht. Er is één boring tot ca. 4 m –mv doorgezet om ook de diepere bodemlagen in kaart te kunnen brengen.

Van de boringen zijn beschrijvingen gemaakt en de opgeboorde grond is

35 Voorafgaand aan het booronderzoek is een Plan van Aanpak opgesteld en getoetst door de adviseur van de bevoegde overheid, d.d. 17-11-2014.

(20)

Rapport A14–023–I / Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg Zuid 40 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gem. Zuidplas 16 geïnspecteerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren.

Daarnaast is gelet op de aanwezigheid van fosfaten (uitgespoelde en neergeslagen organische resten) en cultuurlagen (donkergekleurde bodemlagen, die vaak archeologische indicatoren bevatten). Op basis van de aldus verkregen gegevens kan een verspreidingskaart van de

archeologische waarden in een gebied gemaakt worden. Bij ieder

bodemonderzoek wordt gestreefd naar een optimale representativiteit. Het onderzoek is echter gebaseerd op het verrichten van een beperkt aantal boringen tot een beperkte diepte. Daardoor blijft het mogelijk dat lokaal archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn, die tijdens het onderzoek niet naar voren komen. Bovendien laten bepaalde

archeologische resten, zoals vuursteenvindplaatsen, grafvelden, water- en/of beerputten, verkavelingspatronen of andere bijzondere

toevalsvondsten, zich met behulp van grondboringen lastig ontdekken.

Positie boorpunten: Conform het boorpuntenplan zijn vijf boringen in het bouwvlak gezet (boringen 004-008). Ten tijde van het archeologisch booronderzoek vond ook een milieukundig bodemonderzoek plaats. De milieukundige boringen die vooraan het terrein geplaatst zijn, zijn ook archeologisch beschreven (boringen 001-003).

Boormateriaal: Tot 1 à 2 m –mv is gebruik gemaakt van een Edelmanboor met een diameter van 7 cm en voor het traject tot 2 à 4 m –mv is een guts gebruikt met een diameter van 3 cm.

Minimale boordiepte: De minimale boordiepte bedroeg ca. 2 m –mv (boringen 005-008).

Maximale boordiepte: De maximale boordiepte bedroeg ca. 4 m –mv (boring 004).

x-,/y-coördinaten

boringen gemeten met: De locaties van de boorpunten zijn aan de hand van de bestaande bebouwing met behulp van een meetwiel ingemeten (afwijkingsmarge ca.

0,5 m).

z-coördinaten gemeten met:

Afgeleid van het AHN (nauwkeurigheid 6-10 cm).

Boorbeschrijving: Conform NEN 5104 (bijlage 5).

Monsters: Er zijn negen monsters genomen waarvan twee in de evaluatiefase archeologisch interessant werden geacht. Deze zijn nat gezeefd over een zeef met een maaswijdte 2 mm om eventuele kleine indicatoren op te sporen (zie tabel 1). De overige monsters zijn bewaard.

Resultaten

Resultaten terreininspectie:

Op het terrein was begroeiing aanwezig (bomen). Ook lagen er enkele depots met puin, waardoor het maaiveld zeer onregelmatig was (zie afb. 2). Derhalve was de vondstzichtbaarheid zeer slecht. Er werden geen vondsten aan het maaiveld gedaan.

Resultaten

booronderzoek: De bodemopbouw binnen het plangebied (boringen 004-008) kan in het algemeen als volgt worden omschreven:

0,0 – 0,1/0,35 m –mv zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, matig grind- en puinhoudend, donkerbruin/bouwvoor.

0,1/0,35 – 0,6/0,9 m –mv klei, matig siltig, matig humeus, matig tot sterk veenhoudend, sporen puin,

bruinzwart/ophogingslaag.

0,6/0,9 – 2,4 m –mv veen, mineraalarm, riethoudend,

(21)

Rapport A14–023–I / Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg Zuid 40 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gem. Zuidplas 17 bruinrood/Hollandveen Lp.

2,4 – 3,0 m –mv klei, matig siltig, zwak humeus, matig veenhoudend, zwak houthoudend, grijs tot bruinrood, kalkarm/Fm. van Echteld 3,0 – 4,0 m –mv klei, zwak zandig, zwak plantenhoudend,

sporen hout, grijs(gevlekt)/Fm. van Echteld

Bijzonderheden:

In de boringen 004 en 006 werd onder de bouwvoor geen kleilaag, maar een verrommelde (grind- of puinhoudende) veenlaag aangetroffen die als ophogingslaag is geïnterpreteerd. Het Hollandveen Lp. onder de

ophogingslaag leek in boring 004 te zijn afgetopt.

In boring 005 werd onder de bouwvoor een dunne baksteenhoudende veenlaag aangetroffen die geïnterpreteerd is als teeltaarde.

De top van het veen was in boring 006 donker (veraard), maar gelet op de diepte van de veenlaag en de grondwaterstand lijkt het erop dat deze veraarding (sub-)recent heeft plaatsgevonden. Het veenpakket eronder was houthoudend en er werd op een diepte vanaf ca. 1,6 m –mv hout aangeboord.

In boring 007 bestond de bouwvoor uit zwak zandige, humeuze klei.

De boringen ter plaatse van de huidige woning aan de Hoofdweg Zuid (boringen 001-003) laten het volgende algemene beeld zien:

0,0 – 0,4/0,65 m –mv zandlagen, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, matig grind- en puinhoudend, donkerbruin/bouwvoor en

ophogingslagen.

0,4/0,65 – 0,65/0,9 m –mv veen, mineraalaalarm grindhoudend, bruinzwart/ophogingslaag.

0,65/0,9 –2,0 m –mv veen, mineraalarm, riethoudend, bruinrood/Hollandveen Lp.

2,0 – 3,1 m –mv klei, matig siltig, zwak humeus, matig veenhoudend, sporen planten, grijs, kalkrijk/Fm. van Echteld.

3,1 – 4,0 m –mv klei, matig siltig, grijs, kalkrijk/Fm. van Echteld.

Bijzonderheden:

Onder de bouwvoor werd een veenlaag waargenomen die geïnterpreteerd is als ophogingslaag. Deze veenlaag was in de boringen donker van kleur en (licht) veraard.

Evaluatie en interpretatie van de boringen:

De bodemopbouw in het plangebied komt grotendeels overeen met de verwachting, namelijk het Hollandveen Laagpakket (Formatie van Nieuwkoop) op een afwisseling van Formatie van Echteld (kom- en

Tabel 1: monsterlijst.

monster boring diepte in m –mv bodemlaag (archeologische) indicatoren datering 001 005 0,45-0,6 klei Kiezel in cement, rode harde

baksteenpuintjes, schelp/slakje?, hout, verglaasd fragment?, veraard veen

20e eeuw

002 007 0,15-0,6 klei Fragment van een industrieel witte tegel, harde baksteenbrokken, opgedroogde verf, cement, veenbrokjes, planten, hout en wortels

20e eeuw

(22)

Rapport A14–023–I / Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg Zuid 40 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gem. Zuidplas 18 oeverafzettingen) met het Hollandveen Laagpakket. Zandige

rivierafzettingen zijn tot de maximale boordiepte van ca. 4 m –mv niet waargenomen. Op basis van de dino-boringen in de omgeving worden deze op een dieper niveau verwacht.

De kans op het aantreffen van archeologische waarden daterend van vóór de late middeleeuwen wordt in beginsel als laag ingeschat, omdat op de onderzoekslocatie relatief natte omstandigheden heersten. Dit wordt bevestigd door de boringen, waarin het dieper gelegen kleipakket geleidelijk overgaat in een veenpakket. Dit wijst op een natuurlijke, onverstoorde bodemopbouw in een nat milieu. Het aantreffen van hout in boring 006 duidt er echter wel op dat de omstandigheden locaal wat droger konden zijn. Ook de kalkarme kleilaag die in de boringen 004 en 008 werd aangetoond kan hiervoor een aanwijzing zijn. De ontkalking kan echter ook verklaard worden door het riethoudende veenpakket erboven.36

Er zijn in het kleipakket geen bewoningslagen gezien, bijvoorbeeld in de vorm van een laklaag. Evenmin werden archeologische indicatoren

gevonden. (Hierbij dient wel de kanttekening te worden geplaatst dat in het algemeen het niet aantreffen van archeologische indicatoren niet betekent dat er geen vindplaats van bijvoorbeeld jagers/verzamelaars aanwezig kan zijn.)

Het Hollandveen Laagpakket lijkt in alle boringen afgetopt te zijn. Het veenpakket levert aanwijzingen voor plaatselijk nattere en drogere omstandigheden tijdens zijn ontstaan (kleipakket in B005, kleiig veen in B006 en B008, eventueel licht veraard veen in B006). Bewoning lijkt gezien deze omstandigheden in deze periode onwaarschijnlijk.

De lage archeologische verwachting op archeologische waarden uit de prehistorie tot en met de vroege middeleeuwen wordt door de resultaten van dit booronderzoek bevestigd.

Het bovenste deel van het veenpakket is in de boringen 001-004 en 006 donkerder van kleur en (licht) veraard. Dit heeft zich, gelet op de stand van het grondwater, waarschijnlijk subrecent ontwikkeld. Het veen is, evenals het veen- en kleipakket in de boringen 005, 007 en 008, verrommeld en heeft een scherpe overgang naar onderen toe. Ook werd in deze lagen puin en grind aangetroffen. Daarom worden zij als verstoring en/of ophogingslaag geïnterpreteerd. In de monsters van de boringen 005 en 007 werden archeologische indicatoren uit de 20e eeuw aangetroffen.

Op basis van het bureauonderzoek konden binnen het plangebied resten daterend vanaf de late middeleeuwen worden verwacht. Omdat de top van het Hollandveen Lp. niet meer intact is en de aangetroffen archeologische indicatoren uit de 20e eeuw stammen, kan de middelhoge archeologische verwachting op archeologische waarden uit de late middeleeuwen naar beneden worden bijgesteld naar laag.

Gelet op de historisch-geografische analyse werden binnen het plangebied resten van de oude Achterweg verwacht en andere off-site fenomenen, zoals een oud maaiveld, of een boomgaard. Door middel van een booronderzoek is het echter moeilijk om de aanwezigheid van een weg vast te stellen. Wel is een mogelijke ophogingslaag van klei in de boringen 005, 007 en 008 aanwezig met indicatoren uit de 20e eeuw. Deze

indicatoren kunnen in verband worden gebracht met het gebruik van het terrein vanaf de 20e eeuw (bebouwing in het midden van het westen van het perceel). Voor deze periode blijft de hoge archeologische verwachting op off-site fenomenen derhalve gehandhaafd.

36 Berendsen 2000, 80.

(23)

Rapport A14–023–I / Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg Zuid 40 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gem. Zuidplas 19

6 BEANTWOORDING VAN DE ONDERZOEKSVRAGEN

Voorafgaand aan het onderzoek zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld. Deze worden hieronder puntsgewijs beantwoord:

1 Worden archeologische resten in het plangebied verwacht c.q. is op de onderzoekslocatie nog een bodemarchief aanwezig? Zo ja, wat is de verwachting voor de onderzoekslocatie wat betreft aard, datering, omvang en ligging van de archeologische resten?

Volgens de geologische kaart ligt de onderzoekslocatie op veen van het Hollandveen Laagpakket, afgewisseld met kom- en oeverafzettingen van de Formatie van Echteld. Dit wordt bevestigd door bekende boringen in de omgeving van de onderzoekslocatie. Het veenpakket aan de top is in deze boringen 1,7-2,0 m dik en er kunnen drie fasen met kleiafzettingen worden herkend. Dit klei- en veenpakket rust op rivierzanden die op een diepte tussen 6,0-7,0 m –mv zijn aangetroffen.

De kans dat in de kleipakketten en in het daartussen geschakelde veen archeologische sporen uit het Mesolithicum en Neolithicum te vinden zijn, is gezien het natte afzettingsmilieu klein, maar kan niet geheel uitgesloten worden. De venen maken onderdeel uit van de veenmoerassen die zich in de rivierdelta van Rijn en Maas gevormd hebben.

Vanaf de late middeleeuwen is het veengebied ontgonnen. Hoewel grote delen van het veen in de late middeleeuwen en de Nieuwe tijd afgegraven zijn, kan op basis van oude kaarten worden vastgesteld dat de onderzoekslocatie op een strook restveen ligt, met de voormalige Achterweg en achterkade van de tweede fase van de ontginningen. In de (intacte) top van het veen kunnen derhalve archeologische resten uit de late middeleeuwen en de Nieuwe tijd worden verwacht.

Volgens de beleidskaart van de gemeente Zuidplas is de kans hierop groot. Gelet echter op de bekende en verwachte verstoringen (bijvoorbeeld door inpolderingen in de 19e eeuw) en het ontbreken van archeologische waarnemingen in de directe omgeving van de onderzoekslocatie wordt de kans hierop als middelhoog ingeschaald.

Aangetroffen kunnen worden bewoningssporen in de vorm van houten en stenen bebouwing en resten van de oude Achterweg.

Voor het westen van het midden van de onderzoekslocatie geldt dat op basis van de historisch- geografische analyse hier resten van bebouwing uit het begin van de 20e eeuw kunnen worden verwacht. Deze bebouwing is op jongere kaarten niet meer weergegeven. (De bestaande en te slopen woning aan de voorzijde van het perceel stamt uit het 1920.)

Voor de Nieuwe tijd geldt ook een hoge archeologische verwachting op off-site fenomenen, in de vorm van perceleringsgreppels en landgebruik (boomgaard). Ook kunnen op basis van historische gegevens ophogingslagen worden verwacht.

De bodem zal (plaatselijk) reeds verstoord zijn door de bouw van de woningen, bijgebouwen en de aanwezigheid van kabels en leidingen.

2 Verschilt de in het veld aangetroffen bodemopbouw van de onderzoekslocatie met de volgens het bureauonderzoek te verwachten bodemopbouw? Zo ja, in welke mate?

De aangetroffen bodemopbouw komt grotendeels overeen met de verwachte bodemopbouw volgens de geologische kaart van Nederland, namelijk veen van het Hollandveen Laagpakket, afgewisseld met kom- en oeverafzettingen van de Formatie van Echteld. Zandige rivierafzettingen zijn tot de maximale boordiepte van ca. 4 m –mv niet waargenomen. Op basis van de dino-boringen in de omgeving worden deze op een dieper niveau verwacht.

3 Wat is de mate van verstoring van de bodemopbouw op de onderzoekslocatie?

Ter plaatse van de boringen 004-008 (binnen het plangebied) is de bodem verstoord tot een diepte van maximaal 0,9 m –mv dan wel opgehoogd vanaf die diepte tot maximaal 0,1 m –mv. Gelet op de aangetroffen archeologische indicatoren dateert dit eventuele ophogingspakket uit de 20e eeuw. De bodemopbouw is natuurlijk en intact vanaf ca. 0,6/0,9 m –mv.

(24)

Rapport A14–023–I / Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg Zuid 40 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gem. Zuidplas 20 4 Zijn er aanwijzingen voor (intacte) archeologische vindplaatsen?

Er zijn geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van een intacte archeologische vindplaats. Wel werd in de boringen 005, 007 en 008 een (restant van een) mogelijk ophogingspakket van klei en in de boringen 004 en 006 van veen gevonden. Gelet op de aangetroffen archeologische indicatoren dateert het kleipakket uit de 20e eeuw.

5 Dient de archeologische verwachting te worden aangepast?

De lage archeologische verwachting op sporen en vondsten uit alle perioden van vóór de late middeleeuwen is tijdens dit booronderzoek bevestigd. De archeologische verwachting op resten van ontginningen uit de late middeleeuwen kan naar beneden worden bijgesteld, omdat de top van het veen niet veraard en niet intact is. De archeologische verwachting op resten van de oude Achterweg blijft gehandhaafd, evenals op andere off-site fenomenen uit de Nieuwe tijd. Op basis van de

historisch-geografische analyse worden tot ca. het begin van de 20e eeuw geen resten van bebouwing verwacht. De aangetroffen mogelijke ophogingslagen kunnen vermoedelijk in verband worden gebracht met het gebruik van het terrein vanaf het begin van de 20e eeuw (er was in deze periode bebouwing in het midden van het westen van het perceel).

6 In welke mate worden eventueel aanwezige archeologische resten als gevolg van de voorgenomen plannen bedreigd?

De geplande verstoringen houden in dat het huidige maaiveld wordt opgeschoond en er een nieuwe loods geplaatst zal worden. Deze loods zal bestaan uit een stalen constructie die zal worden onderheid. Eventuele funderingssleuven zullen tot ca. 40 cm diep, in de verstoorde grond en/of in eventuele 20e-eeuwse ophooglagen worden uitgegraven. De archeologische waarde van dergelijke lagen wordt, gezien de aard van eventueel aanwezige archeologische resten (secundaire context) en de datering, gering geacht.

7 Hoe kan een verstoring als gevolg van de geplande activiteiten door planaanpassing tot een minimum worden beperkt?

n.v.t.

(25)

Rapport A14–023–I / Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg Zuid 40 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gem. Zuidplas 21

7 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

Conclusies: Naar aanleiding van het voornemen van de opdrachtgever op de

onderzoekslocatie aan Hoofdweg Zuid 40 te Nieuwerkerk aan den IJssel, gemeente Zuidplas, een nieuwe loods te heeft ArcheoMedia BV, in opdracht van dhr. J. Slob, een bureauonderzoek en een verkennend booronderzoek uitgevoerd.

De resultaten van het bureauonderzoek en het inventariserende veldonderzoek geven geen aanleiding tot aanpassingen in de voorgenomen plannen op de onderzoekslocatie.

Aanbevelingen: Op basis van dit booronderzoek wordt een archeologisch vervolgonderzoek op de onderhavige onderzoekslocatie niet noodzakelijk geacht.

Aanwijzingen voor de aanwezigheid van een intacte archeologische vindplaats zijn niet gevonden. Wel is een mogelijk ophogingspakket uit de 20e eeuw aangetroffen. Deze laag bevindt zich op een diepte tussen ca.

0,10/0,35 en 0,6/0,9 m –mv. Gelet op de beperkte geplande

bodemverstoringen en de datering van het ophogingspakket, worden geen archeologisch interessante resten bedreigd.

Met betrekking tot deze aanbeveling dient contact te worden opgenomen met de bevoegde overheid.

Booronderzoek is gebaseerd op het verrichten van een beperkt aantal boringen tot een beperkte diepte. Daardoor blijft het mogelijk dat lokaal archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn, die tijdens het onderzoek niet naar voren komen. Bovendien laten bepaalde

archeologische resten, zoals vuursteenvindplaatsen, grafvelden, water- en/of beerputten, verkavelingspatronen of andere bijzondere

toevalsvondsten, zich met behulp van grondboringen lastig ontdekken.

Daarom is de kans aanwezig dat (vondstarme) archeologische sporen en vondsten in de bodem aanwezig zijn en dat deze in de uitvoeringsfase van toekomstige bodemingrepen aan het licht komen. Voor dergelijke vondsten bestaat een wettelijke meldingsplicht ex artikel 53 van de Monumentenwet 1988 en de Wet op de archeologische monumentenzorg. Bij

graafwerkzaamheden dient men dan ook attent te zijn op eventuele vondsten. De opdrachtgever verplicht de aannemer(s) om attent te zijn op eventuele vondsten en/of sporen tijdens de werkzaamheden en verplicht hen archeologische vondsten onverwijld te melden bij de bevoegde overheid.

(26)

Rapport A14–023–I / Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg Zuid 40 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gem. Zuidplas 22

GERAADPLEEGDE BRONNEN EN LITERATUUR

Archeologische Monumentenkaart (AMK), geraadpleegd november 2014 via ARCHIS.

Archeologische waarnemingen en vondstmeldingen, geraadpleegd november 2014 via ARCHIS.

Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN), geraadpleegd november 2014 via http://www.ahn.nl/.

Backer, R.J., 2012: Historisch bodemonderzoek Hoofweg Zuid 40, Nieuwerkerk aan den IJssel, Capelle aan den IJssel (Arnicon-rapport C12-018-H).

Berendsen, H.J.A., 2000: Landschap in delen, overzicht van de geofactoren. Assen.

Bouwarchief gemeente Zuidplas, geraadpleegd november 2014 via www.samh.nl.

Buesink, A., Mostert, M., Willems, J.M.J., Kalisvaart, C.C., 2010: Gemeente Zuidplas, gemeentelijke beleidsnota archeologie, Deventer (BAAC rapport V-10.0038).

Cohen, K.M., Stouthamer, E., Pierik, H.J., Geurts, A.H., 2012: Rhine-Meuse delta studies’ digital basemap for delta evolution and palaeogeography. Dept. Physical Geography, Utrecht University.

Digital dataset: http://persistent-identifier.nl/?identifier==urn:nbn:ui:13-nqjn-zl.

Deeben, J.H.C. (red.), 2008: De Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, derde generatie, Amersfoort (Rapportage Archeologische Monumentenzorg, 155).

Geologische kaart van Nederland 1:50.000, 1987, blad Gorinchem West (38W), RGD, Haarlem.

Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.3, januari 2014, Gouda.

Monumentenregister, geraadpleegd november 2014, via http://www.monumentenregister.nl.

Provincie Zuid–Holland (red.), 2007: Handreiking betreffende opstelling van en advisering over ruimtelijke plannen op grond van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland, vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Zuid–Holland d.d. 13 februari 2007, Den Haag.

Rijk, P.T.A., de, 2014: Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg Zuid 42 te Nieuwerkerk aan den IJssel (gemeente Zuidplas). Bureauonderzoek, Capelle aan den IJssel (ArcheoMedia-rapport A14- 135-F).

Schmidt, E., 2014: Asbestinventarisatierapport woonboerderij Hoofdweg Zuid 42, Nieuwerkerk aan den IJssel, Barendrecht (Sanitas Milieukundig Adviesbureau BV, projectcode OA-04940).

Stenvert, R., Kolman, C., Ginkel-Meester, S. van, Stades-Vischer, E., Broekhoven, S., Rommes, R., 2004: Monumenten in Nederland, Zuid-Holland, Zeist/Zwolle.

Verheul, J., 41940: Kralingen en ´s-Gravenweg, alsmede oude merkwaardige buitenhuizen en boerenhofsteden aan dien weg, Rotterdam.

Visie op Zuid-Holland 2011, geraadpleegd november 2014 via http://www.zuid- holland.nl/visieopzuidholland.

Vos, P.C., 2004: Geoarcheologische Bureaustudie Kleine Vink / Esse Zoom. In: Dasselaar, M. van, 2004: Verkennend archeologisch onderzoek Kleine Vink en Esse-Zoom te Nieuwerkerk aan den IJssel, Nieuwerkerk aan den IJssel (ArcheoMedia rapport A04-181-Z).

Watwaswaar, geraadpleegd november 2014 via watwaswaar.nl. De geraadpleegde kaarten zijn: Uit de collectie Hoogheemraadschap en de Krimpenerwaard: Floris Balthasars (1611), Jan Jansz Stampioen (1660), Dirk Smits en Jacob Kortebra (1750), J.A. Scholten hzn (1821 en 1826), J.A. Beijerinck (1843), J.A. Beijerinck (1859); de kadastrale minuutkaart 1811-1832, Topografisch Militaire Kaarten edities 1877, 1895/1899, 1904, 1914/1918; en Topografische kaarten 1936, 1958, 1969, 1981 en 1989.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Rapport A08-044-I / Archeologisch onderzoek Rietkreek gebied 4 en 5 te Nieuw Vossemeer (gemeente Steenbergen) 14 Oppervlaktekartering: Voorafgaand aan het uitvoeren van boringen

Rapport A13–034–I / Archeologisch onderzoek aan de Putstraat 7 te Middelbeers (gemeente Oirschot) 16 Gelet op de historisch–geografische analyse geldt voor de Nieuwe tijd een

Volgens het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel geldt voor het noordelijke deel van het plangebied een hoge verwachting voor wat betreft de aanwezigheid van

De archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Zuidplas toont de onderzoekslocatie in een gebied waar een zeer hoge archeologische verwachting geldt zie bijlage 2...

Rapport A11–078–I / Archeologisch onderzoek aan de Dorpsstraat 156 te Zevenhuizen (gemeente Zuidplas) 13 De terreininspectie heeft geen archeologische indicatoren opgeleverd,

 Bij de uitvoering van de werkzaamheden dient bij alle werkzaamheden in watergangen rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van de beschermde vissensoort

Rapport A09–034–I / Archeologisch onderzoek aan de Zuidplashof te Waddinxveen (gemeente Waddinxveen) 10 Gelet op de resultaten van het historisch en historisch–geografisch

Op de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Capelle aan den IJssel is aangegeven dat het grootste gedeelte van het plangebied een redelijke tot hoge