• No results found

RAPPORT A I Archeologisch onderzoek aan de Oudeweg naast nr. 12 te Leuvenheim, gemeente Brummen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "RAPPORT A I Archeologisch onderzoek aan de Oudeweg naast nr. 12 te Leuvenheim, gemeente Brummen"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RAPPORT A07-423-I

de Oudeweg naast nr. 12 te

Bureauonderzoek en inventariserend

Archeologisch onderzoek aan Leuvenheim, gemeente Brummen

veldonderzoek met boringen

(2)

ArcheoMedia BV, Postbus 333, 2910 AH Nieuwerkerk aan den IJssel, tel.: 010-2582 360; fax: 010-2582 325

RAPPORT A07-423-I

Archeologisch onderzoek aan de Oudeweg naast nr. 12 te Leuvenheim, gemeente Brummen

Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met boringen

Opdrachtgever: Marcelis Wolak Landschapsarchitectuur Postbus 155

6860 AD Oosterbeek

Contactpersoon: dhr. A. Marcelis tel: 026-3390151

(3)

Rapport A07-423-I / Archeologisch onderzoek aan de Oudeweg naast nr. 12 te Leuvenheim (gemeente Brummen)

COLOFON

Projectcode: A07-423-I

Bestandsnaam: Archeologisch onderzoek aan de Oudeweg perceel naast nr. 12 te Leuvenheim, gemeente Brummen.

Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met boringen.

Datum: 4 december 2007

Auteurs: drs. A. Wagner, drs. R.F. Engelse en C. van Eijk MA Archaeology

Projectleider: drs. A. Wagner

Bureauonderzoek: drs. A. Wagner, drs. R.F. Engelse en C. van Eijk MA Archaeology

Veldonderzoek: drs. R.F. Engelse, dhr. R. Tempelaar Redactie: drs. A. Wagner en drs. R.F. Engelse Digitale uitwerking tekeningen: ir. R.H. Nijdam en drs. A. Timmers Archeologische interpretatie: drs. A. Wagner en drs. R.F. Engelse

Advisering: drs. A. Wagner

Autorisatie:

drs. A. Wagner

senior archeoloog ArcheoMedia BV e-mail: wagner@arnicon.nl

©ArcheoMedia BV, archeologisch onderzoeks- en adviesbureau, 2007, Capelle aan den IJssel ISBN/EAN: 978–90–5970–472–5

Niets uit deze uitgave mag vermenigvuldigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers.

Betrouwbaarheid van archeologisch booronderzoek

Het onderzoek is op zorgvuldige wijze verricht volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en richtlijnen, zoals vastgelegd in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (versie 3.1) van het Centraal College van Deskundigen Archeologie.

Bij ieder bodemonderzoek wordt gestreefd naar een optimale representativiteit. Het onderzoek is gebaseerd op het verrichten van een beperkt aantal boringen tot een beperkte diepte. Daardoor blijft het mogelijk dat lokaal archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn, die tijdens het onderzoek niet naar voren zijn gekomen. Bovendien laten bepaalde archeologische resten, zoals grafvelden en andere bijzondere toevalsvondsten, zich lastig ontdekken met behulp van grondboringen. Indien andere methoden, zoals geofysisch onderzoek of het graven van proefsleuven, betere resultaten leveren, kan tot de uitvoering daarvan in overleg besloten worden. ArcheoMedia BV acht zich niet aansprakelijk voor de eventueel uit bovengenoemde afwijkingen voortvloeiende schade of gevolgen.

Certificering

ArcheoMedia BV heeft sinds 1994 een veiligheidsbeheerssysteem dat voldoet aan de eisen van de VCA. Sinds 1996 voldoet het kwaliteitssysteem van ArcheoMedia BV aan de eisen van de NEN-EN-ISO 9001. Sinds 2003 voldoet het kwaliteitssysteem aan de eisen van de NEN-EN-ISO 9001:2000.

ArcheoMedia BV is door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK) en de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) geschikt bevonden voor het verrichten van vergunningsgebonden opgravingswerkzaamheden.

(4)

Rapport A07-423-I / Archeologisch onderzoek aan de Oudeweg naast nr. 12 te Leuvenheim (gemeente Brummen)

INHOUDSOPGAVE

SAMENVATTING... 1

1 ADMINISTRATIEVE GEGEVENS... 3

2 AANLEIDING ONDERZOEK EN BELEIDSKADER... 4

3 ONDERZOEKSVRAGEN ... 5

4 BUREAUONDERZOEK... 6

5 INVENTARISEREND VELDONDERZOEK ...15

6 BEANTWOORDING VAN DE ONDERZOEKSVRAGEN ...19

7 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ...21

GERAADPLEEGDE BRONNEN EN LITERATUUR...22

BEGRIPPEN EN AFKORTINGEN...24

OVERZICHT VAN GEOLOGISCHE EN ARCHEOLOGISCHE PERIODEN ...25

BIJLAGE 1 BOORSTATEN

(5)

Rapport A07-423-I / Archeologisch onderzoek aan de Oudeweg naast nr. 12 te Leuvenheim (gemeente Brummen) 1

SAMENVATTING

De opdrachtgever behartigt de belangen van de familie Vrolijks, die het voornemen heeft een woning te bouwen aan de Oudeweg naast nr. 12 te Leuvenheim, gemeente Brummen. Hierbij wordt het bestaande perceel 2304 opgesplitst in twee delen. Het deel van het perceel waar de bouw van de woning gepland is, krijgt een nieuw perceelnummer. Voor deze locatie is door ArcheoMedia BV een bureauonderzoek en een karterend booronderzoek uitgevoerd.

Uit het bureauonderzoek is gebleken dat:

- de onderzoekslocatie op een dekzandrug ligt met een hoge bruine enkeerdgrond (bEZ23);

- de onderzoekslocatie geen deel uitmaakt van een AMK-terrein;

- van de onderzoekslocatie nog geen waarnemingen of vondstmeldingen geregistreerd zijn;

- voor de onderzoekslocatie volgens de IKAW een hoge trefkans op archeologische sporen geldt;

- de onderzoekslocatie volgens de CHW een middelhoge archeologische waarde heeft;

- voor de onderzoekslocatie een hoge verwachting voor archeologische resten vanaf het laat-

Paleolithicum tot en met het Neolithicum geldt (vuursteenvindplaatsen, Neolithische nederzettingen met akkers en eventueel begravingen);

- voor de bronstijd, Romeinse tijd en vroege middeleeuwen de verwachting laag is;

- voor de ijzertijd de verwachting middelhoog is;

- voor de late middeleeuwen een hoge verwachting bestaat voor het aantreffen van archeologische resten gerelateerd aan nederzettingen met akkers en eventueel graven, alsook off-site fenomenen (m.n.

infrastructuur);

- voor de Nieuwe tijd een lage verwachting bestaat voor resten van bebouwing maar een hoge

verwachting voor perceleringsgreppels, dit laatste vooral in de zuidelijke helft van de onderzoekslocatie;

- archeologische resten vanaf het laat-Paleolithicum tot en met de vroege middeleeuwen op de overgang van de dekzandrug naar de esdeklaag en/of in de onderkant van het esdek kunnen worden verwacht;

- de grondsporen vanaf de late middeleeuwen op (en deels in) de esdeklaag zijn te verwachten.

Uit het karterende booronderzoek is gebleken dat:

- de in de boringen aangetroffen bodemopbouw de resultaten van het bureauonderzoek bevestigt (esdek op podzol c.q. brikgrond);

- de verstoringen beperkt blijven tot de bouwvoor/ het esdek en evt. plaatselijk de laag direct onder het esdek (tot max. 1,2 m –mv);

- de bodemopbouw onder de verstoring vermoedelijk intact is met dien verstande dat de oorspronkelijke A–horizont van podzolbodem c.q. brikgrond in de onderkant van het esdek is opgenomen;

- het karterende booronderzoek geen aanwijzingen heeft opgeleverd voor intacte archeologische (vondstrijke) nederzettingen;

- de hoge grondwaterstand en de vorming van een bosgrond op een deel van de onderzoekslocatie erop duidt dat (dit deel van) de onderzoekslocatie vóór de vorming van het esdek niet als akker of voor bewoning in gebruik zal zijn geweest;

- de (middel–) hoge archeologische verwachting die volgens het bureauonderzoek voor de meeste perioden geldt tijdens dit booronderzoek niet bevestigd is.

Conclusie

De resultaten van het bureauonderzoek en het inventariserende veldonderzoek geven geen aanleiding tot aanpassingen in de voorgenomen bouwplannen op de onderzoekslocatie.

Aanbevelingen

Een archeologisch vervolgonderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.

Ondanks de resultaten van het uitgevoerde inventariserende archeologische onderzoek is niettemin de kans aanwezig dat (vondstarme) archeologische sporen en vondsten in de bodem aanwezig zijn en dat deze in de uitvoeringsfase van toekomstige bodemingrepen aan het licht komen. Voor dergelijke vondsten bestaat een wettelijke meldingsplicht ex artikel 53 van de Monumentenwet 1988 en de Wet op de archeologische monumentenzorg. Bij graafwerkzaamheden dient men dan ook attent te zijn op eventuele vondsten. De opdrachtgever verplicht de aannemer(s) om attent te zijn op eventuele vondsten en/of sporen tijdens de werkzaamheden en verplicht hen archeologische vondsten onverwijld te melden bij de bevoegde overheid.

(6)

Rapport A07-423-I / Archeologisch onderzoek aan de Oudeweg naast nr. 12 te Leuvenheim (gemeente Brummen) 2

Afbeelding 1: regionale overzichtskaart met ligging onderzoekslocatie.

(7)

Rapport A07-423-I / Archeologisch onderzoek aan de Oudeweg naast nr. 12 te Leuvenheim (gemeente Brummen) 3

1 ADMINISTRATIEVE GEGEVENS

Projectnaam: Oudeweg perceel naast nr. 12 Provincie: Gelderland Gemeente: Brummen Plaats: Leuvenheim Straatnaam: Oudeweg

Kadastrale gegevens locatie: gemeente Brummen, sectie H, perceelnummer nog niet bekend. Het bestaande perceel 2304 wordt opgedeeld.

Datum bureauonderzoek oktober 2007 Datum veldonderzoek: 12 oktober 2007 ARCHIS-onderzoeksmeldingsnr.: 24788

Soort onderzoek: bureauonderzoek en karterend booronderzoek Oppervlakte plangebied: circa 1651 m2

RD-coördinaten: x = 206.916, y = 454.394 (NW) x = 206.982, y = 454.378 (NO) x = 206.959, y = 454.353 (ZO) x = 206.910, y = 454.372 (ZW) Bevoegde overheid: Provincie Gelderland

Postbus 9090 6800 GX Arnhem Adviseur bevoegde overheid: mw. drs. F. de Roode

Provincie Gelderland Dienst REW

Afdeling Monumenten en Archeologie Postbus 9090

6800 GX Arnhem tel. 026 – 359 97 78 Beheer en plaats van resp.

documentatie en vondsten: Museum Het Valkhof Postbus 1474 6501 BL Nijmegen

Gelders Archeologisch Centrum G.M. Kam Museum Kamstraat 45

6522 GB Nijmegen tel. 024-360 88 05

beheerder: dhr. drs. L. Swinkels

(8)

Rapport A07-423-I / Archeologisch onderzoek aan de Oudeweg naast nr. 12 te Leuvenheim (gemeente Brummen) 4

2 AANLEIDING ONDERZOEK EN BELEIDSKADER

Aanleiding onderzoek: De opdrachtgever behartigt de belangen van de familie Vrolijks, die het voornemen heeft een woning te bouwen aan de Oudeweg naast nr. 12 te Leuvenheim, gemeente Brummen. Hierbij wordt het bestaande perceel 2304 opgesplitst in twee delen. Het deel van het perceel waar de bouw van de woning gepland is, krijgt een nieuw perceelnummer. Tot op heden is dit nummer nog niet bekend.1

Toekomstige verstoringen:

De nieuwbouw zal bestaan uit een vrijstaand woonhuis (ca. 140 m2).

Daarnaast zal onder het woonhuis een kruipruimte worden aangelegd tot een diepte van 80 cm beneden maaiveld en een kelder (van 4 x 2 m) tot een diepte van 250 cm beneden maaiveld. Er wordt niet op staal of met heipalen gefundeerd. Het beton voor de fundering ligt tot een diepte van 80 cm beneden maaiveld.2

Beleidskader: Op basis van het Verdrag van Valletta (Malta) is besloten, dat archeologisch onderzoek een onderdeel vormt van bestemmingsplan- voorbereidingen en/of uit te voeren projecten waarbij ingrepen in de bodem plaatsvinden. Het verdrag is uitgewerkt in de aangepaste Monumentenwet 1988 en de Wet op de archeologische

monumentenzorg (in werking getreden per 1-9-2007). De provincie Gelderland onderschrijft deze stelling in de cultuurnota’s 'Verbindingen 2005-2008, cultuurbeleid provincie Gelderland' en 'Belvoir 2

cultuurhistorisch beleid 2005-2008’, evenals in het Streekplan Gelderland 2005

.

3Door archeologie tijdig in de planvorming te

betrekken, kunnen de archeologische waarden hierin eventueel worden ingepast. Het uitgangspunt ten aanzien van de aanwezige archeologische waarden in de planvorming is volgens rijks- en provinciaal beleid, behoud in situ.4 Pas na de uitvoering van archeologisch vooronderzoek is het mogelijk een integrale afweging te maken, waarbij de nieuw verkregen archeologische gegevens betrokken dienen te worden.

De bevoegde overheid, namens deze adviseur mw. drs. F. de Roode (Provincie Gelderland), zal de resultaten van het onderzoek toetsen. Op basis van dit onderzoek zal de bevoegde overheid een selectiebesluit nemen. De resultaten van het onderzoek dienen in de planvorming betrokken te worden. Het onderzoek en de adviezen hebben betrekking op archeologische vindplaatsen binnen het plangebied. Het onderzoek is afgestemd op het toekomstige grondverzet en de daarmee

samenhangende verstoring van het bodemarchief met de daarin opgeslagen archeologische resten en waarden.

1Het gelijktijdig door Arnicon BV uitgevoerde milieukundige bodemonderzoek wordt apart gerapporteerd (Backer 2007).

2 Schriftelijke mededeling opdrachtgever d.d. 21-11-2007.

3 Provincie Gelderland 2005a–c en 2007.

4 Zie Begrippen en afkortingen.

(9)

Rapport A07-423-I / Archeologisch onderzoek aan de Oudeweg naast nr. 12 te Leuvenheim (gemeente Brummen) 5

3 ONDERZOEKSVRAGEN

Ten aanzien van het uit te voeren onderzoek kunnen de volgende onderzoeksvragen worden gesteld:

1. Worden archeologische resten in het plangebied verwacht (is op de locatie nog een bodemarchief aanwezig)? Zo ja, wat is de verwachting voor het plangebied wat betreft aard, datering, omvang en ligging van de archeologische resten?

2. Verschilt de in het veld aangetroffen bodemopbouw met de volgens het bureauonderzoek te verwachten bodemopbouw? Zo ja, in welke mate?

3. Wat is de mate van verstoring van de bodemopbouw? Wat zegt dit over de kans op de aanwezigheid van intacte archeologische resten?

4. Zijn er aanwijzingen voor intacte archeologische (vondstrijke) nederzettingen?

5. Dient de archeologische verwachting te worden aangepast?

6. In welke mate worden eventueel aanwezige archeologische resten als gevolg van de voorgenomen plannen bedreigd?

7. Hoe kan een verstoring als gevolg van de geplande activiteiten door planaanpassing tot een minimum worden beperkt?

Afbeelding 2: situatiefoto’s van de onderzoekslocatie ten tijde van het onderhavige onderzoek.

Linker foto genomen vanuit het (noord-)westen, rechter foto vanuit het zuiden.

(10)

Rapport A07-423-I / Archeologisch onderzoek aan de Oudeweg naast nr. 12 te Leuvenheim (gemeente Brummen) 6

4 BUREAUONDERZOEK

Doel: Het doel van het bureauonderzoek is het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende of verwachte

archeologische waarden binnen een omschreven gebied. Dit omvat de aan- of afwezigheid, het karakter en de omvang, de datering, de gaafheid en de conservering en de relatieve kwaliteit van de

archeologische waarden. Aan de hand van deze gegevens wordt een specifieke archeologische verwachting opgesteld.

Onderzoeksopzet: Het onderzoek is uitgevoerd conform de richtlijnen van de provincie en voldoet aan de KNA. Binnen het bureauonderzoek zijn drie

deelprocessen te onderscheiden:

Bepalen onderzoekskader

Het vaststellen van de kaders waarbinnen het onderzoek dient plaats te vinden, bijvoorbeeld het afbakenen van het onderzoeksgebied. Tevens dienen het mogelijke toekomstige gebruik van het terrein en de

consequenties daarvan voor het archeologisch erfgoed te worden aangegeven.

Verzamelen bekende gegevens

Het verzamelen van gegevens die inzicht geven in het huidige gebruik van het terrein, het historische gebruik en de bekende archeologische waarden. Daartoe worden diverse bronnen geraadpleegd zoals oude kaarten, bodemkaarten en recente archeologische onderzoeken in de omgeving. In ieder geval wordt gebruik gemaakt van ARCHIS, de AMK- Gelderland, de Gelderse CHW, de Gelderse CHB, het Streekplan en de IKAW.5 Waar mogelijk wordt ook gebruik gemaakt van gemeentelijke archeologische waardenkaarten.6

Opstellen archeologische verwachting

Door alle uit voorgaande stappen verkregen informatie te analyseren en te interpreteren, wordt een verwachtingsmodel opgesteld voor het betreffende plangebied. Daarin wordt aangegeven welke delen van het terrein een hoge, middelhoge, dan wel lage archeologische

verwachtingswaarde hebben. Op basis van dit model wordt een advies gegeven over het te volgen vervolgtraject: geen verdere actie,

beschermen of aanvullend onderzoek.

Bodem

Geologie: Kaartblad bestaat niet.

Geomorfologie: De onderzoekslocatie ligt op een dekzandrug, al dan niet met oud- bouwlanddek (3K14: vrij vlak laaggelegen relïef [3], geïsoleerde lage heuvels, ruggen, welvingen en lage dijkvomen [K], dekzandrug [14]).7 Bodem: Volgens kaartblad 33 Oost (Apeldoorn) bestaat de bodem van de

onderzoekslocatie uit een hoge bruine enkeerdgrond van lemig fijn zand

5 Zie Geraadpleegde bronnen en literatuur; Begrippen en Afkortingen.

6 De gemeente Brummen heeft nog geen eigen archeologische waardenkaart (mond. med. d.d. 12-11-07).

7 Geraadpleegd via ARCHIS, 2007.

(11)

Rapport A07-423-I / Archeologisch onderzoek aan de Oudeweg naast nr. 12 te Leuvenheim (gemeente Brummen) 7 (bEZ23). De grondwatertrap is VII (gemiddeld hoogste grondwaterstand

> 80 cm –mv, gemiddeld laagste grondwaterstand > 160 cm –mv.8 D

Archeologische gegevens

9

Status

onderzoekslocatie:

De onderzoekslocatie maakt geen deel uit van een AMK-terrein.

AMK-terreinen in de

omgeving:10 In de omgeving van de onderzoekslocatie zijn zeven AMK-terreinen bekend. AMK-terrein 15498 (Brummen; terrein van archeologische waarde) ten noorden van de onderzoekslocatie bevat de resten van kasteel Engelenburg. Bij een waarneming zijn funderingen van de laatmiddeleeuwse voorganger aangetroffen. Het kasteel is in 1570 verwoest, in 1642 opnieuw gebouwd en in 1828 verbouwd. AMK- terrein 12828 ten noorden van de onderzoekslocatie (Brummen;

terrein van archeologische waarde) betreft een urnenveld uit de late bronstijd en vroege ijzertijd.11 AMK-terrein 12703 ten noordwesten van de onderzoekslocatie (Dieren; terrein van archeologische waarde) is een dekzandrug/-plateau met esdek waar tijdens onderzoek in 1992 mesolithische vuursteenvondsten zijn gedaan. Ten zuiden van de onderzoekslocatie bevindt zich AMK-terrein 13189 (Dieren; terrein van hoge archeologische waarde).12 Hier is kasteel ‘De Geldersche toren’ gesitueerd. De huidige toren is gebouwd in 1532, waarbij een oudere toren uit de 12e eeuw is afgebroken. Mogelijk zijn er nog restanten van de oudere toren aanwezig. Rond het einde van de 19e eeuw is de toren tot de eerste verdieping afgebroken en weer opgebouwd. Ten zuidwesten van de onderzoekslocatie bevindt zich AMK-terrein 12704 (Spankeren; terrein van hoge archeologische waarde). Het is een dekzandrug/dekzandplateau met een escomplex bestaande uit zwarte enkeerdgronden, die voornamelijk op grindige, periglaciale afzettingen liggen. Op enkele plaatsen ligt dekzand over de grindrijke ondergrond. Bij onderzoek in 1992 zijn duidelijke sporen van bewoning gevonden (voornamelijk aardewerk en vuursteen) daterend uit het laat-Neolithicum/de ijzertijd en de middeleeuwen. Ten oosten van de onderzoekslocatie is AMK-terrein 3821 gesitueerd (Kapel-Avezaath; terrein van hoge archeologische waarde). Hier zijn sporen van bewoning gevonden daterend uit de Romeinse tijd, de vroege en de late middeleeuwen (aardewerk). Het merendeel van de nederzettingsporen dateert uit de late middeleeuwen. Ten oosten van de onderzoekslocatie is AMK-terrein 13201 gelegen (Bronkhorst;

terrein van archeologische waarde). De nederzetting Bronkhorst is ontstaan aan de voet van het kasteel Bronkhorst. Het dorp is in 1482 versterkt met een gracht en twee poorten. De kapel van Bronkhorst, in 1360 gewijd aan de Heilige Maagd en Sint Martinus, kreeg pas na de hervorming de status van parochiekerk.

8 Op de detailkartering naar aanleiding van de ruilverkaveling is de onderzoeklocatie niet gekarteerd in verband met de reeds bestaande bebouwing. Extrapolatie zou op hoge bruine enkeerdgrond, matig humusarm en matig humeus (bEZ57) met grondwatertrap VI kunnen wijzen (Groot Obbink et al. 1979: bijlage 1). Vanwege het op korte afstand voorkomen van kleinschalige gebieden met andere bodems is deze extrapolatie echter met voorzichtigheid te gebruiken.

9 ARCHIS 2007.

10 ARCHIS 2007; AMK–Gelderland (laatstgenoemde bron was beperkt te raadplegen).

11 De oudste vondsten dateren van 1846. Het betreft een urnenveld van de Nederrijnse grafheuvelcultuur.

12 Dit terrein is beschermd door de RDMZ (thans RACM) onder nummer 42135.

(12)

Rapport A07-423-I / Archeologisch onderzoek aan de Oudeweg naast nr. 12 te Leuvenheim (gemeente Brummen) 8 Indicatieve Kaart

Archeologische Waarden (IKAW):

Aangezien de onderzoekslocatie gelegen is op een lage dekzandrug met eerdgrond geldt een hoge trefkans op archeologische sporen.

ARCHIS-waarnemingen

op onderzoekslocatie: Op de onderzoekslocatie zelf staan geen waarnemingen of vondstmeldingen geregistreerd.

CHW:13 Er geldt een middelhoge archeologische waarde voor de onderzoekslocatie.

Waarnemingen in de

omgeving: In ARCHIS staan uit de directe omgeving van de onderzoekslocatie geen waarnemingen geregistreerd.14 De bekende waarnemingen liggen op enige afstand van de onderzoekslocatie. Ten westen ervan betreft het twee ARCHIS–waarnemingen. Waarneming 49614 is een fragment verbrand bot (waarschijnlijk menselijk) uit een boring. Dit fragment is aangetroffen onder het ter plaatse 0,7 m dikke esdek op een diepte tussen de 0,7–0,8 m –mv in een oudtijds verstoorde podzolbodem (C-horizont). In ARCHIS is dit botfragment aangeduid als een overblijfsel van een crematie die wordt gedateerd in de periode Mesolithicum tot en met de vroege middeleeuwen C.

Waarneming 50632 betreft een fragment handgevormd aardewerk (ijzertijd–late middeleeuwen). Dit fragment is aangetroffen in een boring op een diepte tussen de 0,45 en 0,60 m –mv in een tot 0,75 m –mv verstoorde podzolbodem.

Ten oosten van de onderzoekslocatie bevinden zich vijf ARCHIS- waarnemingen van nederzettingsresten uit de late middeleeuwen.15 Waarneming 28444 betreft de vondst van een munt uit de 10e–11e eeuw.16 Waarneming 56988 is een nederzetting/agrarische huisplaats met vermoedelijk tekenen van ijzerproduktie. Daarnaast zijn hier ook fragmenten van vuursteenbewerkingsafval uit het Mesolithicum aangetroffen. Deze fragmenten zijn waarschijnlijk de restanten van een (tijdelijk) kampement van jagers/verzamelaars. De eveneens tot dit waarnemingsnummer behorende restanten van een kringgreppel en een complete urn met crematieresten maken waarschijnlijk deel uit van een groter urnenveld uit de periode late bronstijd tot en met de vroege ijzertijd. Waarneming 405435 betreft naast laatmiddeleeuwse resten ook de vondst van een vuurstenen kling daterend uit het laat- Paleolithicum–Neolithicum.

Het cluster van waarnemingen ten noorden van de onderzoekslocatie bestaat uit 14 waarnemingen.17 Waarneming 22264 bevindt zich in AMK-terrein 15498, waarneming 16825 heeft betrekking op AMK- terrein 12828.18 Waarnemingsnummer 16826 betreft een vuurstenen

13 Cultuurhistorische Waardenkaart Gelderland 2007.

14 RAAP Archeologisch Adviesbureau heeft in juni 2005 een bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd met betrekking tot een locatie aan de Spankerenseweg te Leuvenheim (nabij de huidige onderzoekslocatie aan de Oudeweg nummer 12). Het merendeel van de bovengenoemde locatie is diep verstoord. De niet-verstoorde lagen zijn oude rivierafzettingen van de IJssel. Tijdens het veldonderzoek zijn geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van vindplaatsen in het plangebied (Schuurman 2005: 8). Het onderzoek is niet in ARCHIS geregistreerd.

15 ARCHIS-waarnemingen 3109, 24032, 28444, 56988 en 405435.

16 Volgens mond. med. van de vinder op een akker gevonden temidden van scherven.

17 ARCHIS-waarnemingen 7736, 16825, 16826, 22264, 23124, 23125, 28714, 41824, 48509, 49600, 49602, 56154, 60172 en 405327.

18 Vanwege de relatie met de AMK-terreinen (zie de omschrijving eerder in de tekst) worden beide waarnemingen hier niet meer gedetailleerd besproken.

(13)

Rapport A07-423-I / Archeologisch onderzoek aan de Oudeweg naast nr. 12 te Leuvenheim (gemeente Brummen) 9 bijl uit het Neolithicum. Daarnaast zijn in het gebied ten noorden van de onderzoekslocatie diverse andere nederzettingsvondsten gedaan. 19 Ten zuiden van de onderzoekslocatie bevinden zich elf ARCHIS- waarnemingen.20 De waarnemingen 405282, 22241 en 405284 liggen in AMK-terrein 12704, de waarnemingen 405294, 405286, 405290, 405292 en 405288 worden ondanks hun ligging buiten dit AMK-terrein door de onderzoekers er wel toe gerekend.21 Het betreft nederzettingsvondsten vanaf het Paleolithicum/Mesolithicum tot en met de Nieuwe Tijd. Waarneming 3108 bevindt zich eveneens ten zuiden van de onderzoekslocatie. Deze waarneming betreft een bijl van vuursteen (Vroeg-Neolithicum B–laat-Neolithicum B). De

waarnemingen 49612 en 49606 tenslotte zijn nederzettingsvondsten uit de late middeleeuwen. Waarneming 49606 werd op een diepte van 0,5–0,7 m –mv in een ca. 0,9 m dik esdek aangetroffen.

Historische gegevens

Historische gegevens onderzoeksgebied:

Het dorp Leuvenheim is gelegen aan de IJssel in de gemeente

Brummen. De oudste vermelding van Leuvenheim stamt uit 1046.22 In dit jaar kreeg bisschop Bernulfus van keizer Hendrik III de stad

Deventer en een graafschap in Hamaland. Leuvenheim (de Louene[m]) wordt genoemd als één van de grensplaatsen.23 Er bestaan diverse andere historische spellingsvarianten op de plaatsnaam Leuvenheim, zoals bijvoorbeeld Leuvenum (1535), Loevenheim (1539) en Loeven (1717).24 Het tweede lid van de plaatsnaam, -hem, betekent

woonplaats. Nederzettingsnamen samengesteld met –hem dateren volgens Van Berkel en Samplonius uit de vroege middeleeuwen tot en met de 10e eeuw.25 De nederzetting Leuvenheim dateert dus mogelijk uit een periode van vóór 1046, alhoewel er geen schriftelijke bronnen overgeleverd zijn die dit bevestigen. De betekenis van het eerste lid van de plaatsnaam, Leuven, is minder duidelijk. Mogelijk is Leuven afgeleid van Loef of Luvo. Leuvenheim zou in dat geval woonplaats van de persoon Loef of Luvo betekend kunnen hebben.26

Historische geografie: Op de kadastrale kaart van omstreeks 1832 is de onderzoekslocatie (perceel 293) niet bebouwd. De grens met het naburige perceel 295 (thans Oudeweg nr. 12) liep gedeeltelijk over de onderzoekslocatie (afbeelding 3). Op de Topografische Militaire Kaart (TMK) uit 1850- 1864 ligt de huidige onderzoekslocatie in onbebouwd gebied ten oosten van een duin. De op de kadastrale kaart aangegeven eerdere perceelsgrens ontbreekt op de TMK.27 Het Bonneblad uit 1866 en de

19 ARCHIS-waarnemingen 60172 (Neolithicum, bronstijd, ijzertijd), 49602 (Neolithicum–late middeleeuwen), 49600 (bronstijd–Romeinse tijd), 405327 (ijzertijd, vroege middeleeuwen–late middeleeuwen), 7736 (ijzertijd en late

middeleeuwen), 28714 (vroege middeleeuwen C), 23124 (vroege middeleeuwen C), 48509 (late middeleeuwen–Nieuwe tijd), 23125 (late middeleeuwen B–Nieuwe tijd A), 41824 (late middeleeuwen–Nieuwe tijd).

20 ARCHIS–waarnemingen 3108, 22241, 49606, 49612, 405282, 405284, 405286, 405288, 405290, 405292, 405294 en 405299.

21 Schuurman en Willemse 2006.

22 Van Berkel en Samplonius 2006: 267.

23 Dekker 2000.

24 Van Berkel en Samplonius 2006: 267.

25 Van Berkel en Samplonius 2006: 6-7.

26 Van Berkel en Samplonius 2006: 267.

27 TMK blad 33 (kwadrant zuid 2). In de omgeving van de onderzoekslocatie zijn wel enkele huizen aanwezig.

(14)

Rapport A07-423-I / Archeologisch onderzoek aan de Oudeweg naast nr. 12 te Leuvenheim (gemeente Brummen) 10 kaart van Kuijper uit 1868 laten dezelfde situatie zien.28 Tussen 1868 en 1891 (afbeelding 4) is het perceel opnieuw opgedeeld. De nieuwe perceelsgrens loopt gedeeltelijk over de onderzoekslocatie en lijkt min of meer de loop van de perceelsgrens uit het begin van de 19e eeuw te volgen. De onderzoekslocatie is dan nog altijd niet bebouwd. Deze situatie is in 1909 onveranderd. Het is onduidelijk of de perceelsgrens in 1933 nog bestaat.29 Op de onderzoekslocatie was een boomgaard gesitueerd, die bij een verder oostelijk gelegen hoeve hoort.30

Op alle bovengenoemde kaarten zijn de huidige wegen (de Oudeweg, de Arnhemsestraat en de Schansweg) rondom de onderzoekslocatie al aanwezig. Deze zijn tot op heden vrijwel onveranderd gebleven.

Actueel Hoogtebestand

Nederland (AHN): De onderzoekslocatie heeft een maaiveldhoogte van ca. 9,5 m NAP.31 Raadpleging van het AHN heeft geen relevante informatie opgeleverd met betrekking tot de huidige onderzoekslocatie.

Huidig of recent gebruik:

De onderzoekslocatie bestaat uit grasland met langs de noordrand een schuur. Voor zover bekend zijn geen ondergrondse tanks op de onderzoekslocatie aanwezig.32 Blijkens de KLIC melding ontbreken ondergrondse leidingen en kabels op de onderzoekslocatie eveneens.

Milieukundig onderzoek: Volgens het milieukundig onderzoek uitgevoerd door Milieukundig en Geotechnisch Adviesbureau Arnicon BV is op de onderzoekslocatie slechts sprake van een lichte verontreiniging met chroom. Deze verontreiniging geeft geen aanleiding tot het verrichten van een nader onderzoek of het nemen van saneringsmaatregelen.33

Afbeelding 3: de onderzoekslocatie (omkaderd) geprojecteerd op een detail van de kadastrale kaart uit ca. 1832.

28 Kuijper: geraadpleegd oktober 2007 op www.kuijsten.de/atlas.

29 De perceelsgrens wordt mogelijk (deels) door het woord “school” op het Bonneblad afgedekt.

30 Ook op de kaarten uit de periode 1866–1909 zijn in de omgeving van de onderzoekslocatie huizen of buurtschappen (gehuchten) aanwezig.

31 www.edugis.nl, geraadpleegd 2007; www.AHN.nl, geraadpleegd 2007.

32 Backer 2007: 2-3.

33 Backer 2007: 10.

(15)

Rapport A07-423-I / Archeologisch onderzoek aan de Oudeweg naast nr. 12 te Leuvenheim (gemeente Brummen) 11

Afbeelding 4: de onderzoekslocatie (omkaderd) gesitueerd op een detail van het Bonneblad uit 1891.

Afbeelding 5: de onderzoekslocatie (omkaderd) gesitueerd op een detail van het Bonneblad uit 1933.

(16)

Rapport A07-423-I / Archeologisch onderzoek aan de Oudeweg naast nr. 12 te Leuvenheim (gemeente Brummen) 12 Specifieke

archeologische verwachting:

De onderzoekslocatie is gesitueerd op een dekzandrug met een esdek.

De ligging op een dekzandrug betekent dat de onderzoekslocatie een hoge verwachting heeft op vondsten uit het laat-Paleolithicum, het Mesolithicum en het Neolithicum. In de nabije omgeving van de onderzoekslocatie zijn diverse vondsten aangetroffen die (mogelijk) uit de genoemde perioden dateren. Het te verwachten spectrum uit het laat-Paleolithicum en het Mesolithicum betreft vuursteensites (resten van jacht– en/of woonkampementen). Voor het Neolithicum kunnen resten van nederzettingsplaatsen (paalkuilen, afvalkuilen, greppels, waterputten, erfafscheidingen, spiekers, akkers etc.) en bijbehorende vondsten (aardewerk, werktuigen en gereedschappen van vuursteen, natuursteen, been en hout, vanaf het laat-Neolithicum B ook metalen vondsten) verwacht worden, eventueel ook begraafplaatsen c.q.

grafvelden al dan niet met niet-organische vondsten.

De verwachting voor grondsporen en vondsten uit de bronstijd is laag aangezien in de omgeving van de onderzoekslocatie nauwelijks scherven en andere (nederzettings-)restanten gevonden zijn die uit deze periode dateren en de vondsten die zijn aangetroffen vermengd waren met vondsten die uit andere perioden dateren.

Gelet op het feit dat in de omgeving van de onderzoekslocatie diverse restanten en/of vondsten van ijzertijd-nederzettingen aangetroffen zijn is de verwachting voor grondsporen en vondsten uit deze periode middelhoog.

De verwachting voor archeologische resten uit de Romeinse tijd is laag. In de omgeving van de onderzoekslocatie zijn weinig scherven en andere vondsten aangetroffen die uit deze periode dateren, bovendien zijn deze vondsten vermengd aangetroffen met vondsten die uit andere perioden dateren.

Uit de bronstijd/ijzertijd tot in de Romeinse tijd kunnen grondsporen en resten van nederzettingen (paalkuilen en funderingsgreppels van houten gebouwen, afvalkuilen, waterputten, erfafscheidingen, spiekers, perceelgreppels; vanaf de Romeinse tijd ook [deels] stenen gebouwen), alsook off-site fenomenen (m.n. infrastructuur waaronder wegen) en begraafplaatsen of grafvelden worden verwacht. Het te verwachten vondstenspectrum voor de bronstijd/ijzertijd omvat o.a.

handgevormd aardewerk, alsmede gereedschappen en overige gebruiksvoorwerpen van vuursteen, natuursteen, metaal en glas voorwerpen (glas m.n. sieraden). Het vondstenspectrum vanaf de Romeinse tijd zal voornamelijk bestaan uit hetgeen voor een landelijke agrarische nederzetting gebruikelijk is: (fragmenten van) vaatwerk van aardewerk (handgevormd en gedraaid), glas en evt. metaal, (delen van) kledingaccessoires en sieraden van metaal en been (sieraden ook glas en evt. natuursteen), gereedschappen en overige

gebruiksvoorwerpen van metaal, hout, been, aardewerk (bijv.

spinklosjes, weefgewichten) en natuursteen (bijv. maalsteen), keramisch (baksteen, dakpannen) en evt. natuurstenen (leisteen, grind) bouwmateriaal. Naast nederzettingsafval kunnen evt. resten worden aangetroffen die te maken hebben met kleinschalige ambachtelijke activiteiten. Ook kunnen houtskool, verbrande leem, organische en ecologische resten (hout, verbrande en onverbrande pollen en zaden) en fosfaat worden verwacht.

(17)

Rapport A07-423-I / Archeologisch onderzoek aan de Oudeweg naast nr. 12 te Leuvenheim (gemeente Brummen) 13 De kans op het aantreffen van grondsporen en vondsten uit de vroege middeleeuwen kan op basis van het geringe aantal vondsten in de omgeving van de onderzoekslocatie als laag beschouwd worden.

Gelet op de plaatsnaam (samenstelling met –hem)34 kan Leuvenheim echter in de vroege middeleeuwen ontstaan zijn op de huidige locatie en dit betekent dat er wellicht ook rekening moet worden gehouden met vondsten die uit deze periode dateren. Het spectrum aan grondsporen en vondsten uit deze periode zal niet substantieel verschillen van dat van de Romeinse tijd.

De verwachting voor archeologische resten uit de late middeleeuwen is hoog vanwege het feit dat de onderzoekslocatie op een esdek gelegen is. De te verwachten grondsporen en vondsten uit deze periode zijn mestpaketten, resten van houten (paalsporen, funderingsgreppels) en/of (deels) stenen gebouwen, beerputten, waterputten, spiekers, erfafscheidingen, perceleringsgreppels, akkers, infrastructuur zoals wegen en dergelijke. Het vondstspectrum zal voornamelijk bestaan uit hetgeen voor een landelijke agrarische nederzetting gebruikelijk is en zal niet substantieel verschillen van dat van de voorafgaande perioden; wel bestaat er nu een grote(re) kans op het aantreffen van bouwkeramiek (baksteen).

Op basis van de archeologische en historisch-geografische analyse geldt voor de huidige onderzoekslocatie een lage verwachting voor het aantreffen van restanten van bebouwing daterend uit Nieuwe tijd, alsmede een hoge verwachting voor perceleringsgreppels op vooral de zuidelijke helft van de onderzoekslocatie. De locatie zal waarschijnlijk gedurende deze periode een agrarische bestemming hebben gehad.

Dit laatste is in ieder geval zeker voor het jaar 1933 toen er een boomgaard op de onderzoekslocatie gesitueerd was.

De eventuele sites/restanten uit de perioden tot en met de vroege middeleeuwen zijn met name te verwachten op de overgang van de dekzandrug naar de esdeklaag. Hierbij bestaat de mogelijkheid dat de vindplaatsen (vooral oppervlaktevondsten en ondiepe grondsporen) reeds geheel of gedeeltelijk in de onderkant van het esdek opgenomen zijn. Dit kan met name nadelig zijn voor de conserveringstoestand en van handgevormd, zacht gebakken aardewerk (vooral Neolithicum en bronstijd). Restanten van eventuele diep ingegraven grondsporen zoals greppels en paalkuilen kunnen door de afdekking door het esdek nog redelijk gaaf tot gaaf bewaard zijn gebleven. Het ontbreken van waarnemingen en vondstmeldingen van de onderzoekslocatie zelf kan erop duiden dat er geen bewoningssporen aanwezig zijn, dan wel dat deze dusdanig goed afgedekt zijn dat het moderne gebruik van het terrein niet tot een aantasting van de archeologisch interessante laag (lagen) heeft geleid.

De kans op het aantreffen van vondsten van organisch materiaal en van paleo-ecologische resten hangt sterk af van de bodemgesteldheid ter plaatse. Onverbrande vondsten van organisch materiaal en paleo- ecologische resten zullen over het algemeen slechts beneden de grondwaterspiegel kunnen worden aangetroffen. Verbrande vondsten van organisch materiaal en paleo-ecologische resten kunnen

daarnaast ook in grondsporen worden aangetroffen.

34 Van Berkel en Samplonius 2006: 6-7 en 267.

(18)

Rapport A07-423-I / Archeologisch onderzoek aan de Oudeweg naast nr. 12 te Leuvenheim (gemeente Brummen) 14

Afbeelding 6: boorpuntenkaart.

(19)

Rapport A07-423-I / Archeologisch onderzoek aan de Oudeweg naast nr. 12 te Leuvenheim (gemeente Brummen) 15

5 INVENTARISEREND VELDONDERZOEK

Doel: Het doel van het inventariserende veldonderzoek is het aanvullen en toetsen van het gespecificeerde verwachtingsmodel dat gebaseerd is op het bureauonderzoek. Dit gebeurt met behulp van waarnemingen in het veld, waarbij (extra) informatie wordt verkregen over bekende of verwachte archeologische waarden binnen een onderzoeksgebied. Het bepalen van de aan- of afwezigheid, de aard, de omvang, de datering, de gaafheid, de conservering en de relatieve kwaliteit van de archeologische waarden staan hierbij voorop. Veel gebruikte onderzoeksmethoden zijn oppervlaktekarteringen, booronderzoek, geofysisch onderzoek en het graven van proefsleuven en proefputten. Het resultaat is een rapport met een waardering en een (selectie-) advies aan de hand waarvan een beleidsbeslissing (meestal een selectiebesluit) genomen kan worden.

Onderzoeksopzet: Conform de KNA is gekozen voor een inventariserend veldonderzoek door middel van een oppervlaktekartering en een karterend

booronderzoek. Ter plaatse zal vooral gelet worden op mogelijk bewaard gebleven bodem- en bewoningslagen vanaf het (laat-Paleolithicum) / Neolithicum tot en met de Nieuwe tijd en in welke conditie deze zich bevinden. Het inventariserende veldonderzoek zal zodanig uitgevoerd worden dat een archeologische beoordeling gegeven kan worden ten aanzien van het (toekomstige) gebruik van de locatie.

Verantwoording gekozen

onderzoeksmethode:

Booronderzoek is de minst destructieve methode om de archeologische verwachting te toetsen. Met het booronderzoek is het relatief eenvoudig mogelijk om de bodemopbouw te bepalen, alsmede de mate van

verstoring van de bodem. De verwachting is dat de archeologische indicatoren die volgens het bureauonderzoek aanwezig kunnen zijn, in de boringen herkend zullen worden. Aan de hand van de resultaten van de boringen kan de archeologische verwachting, indien noodzakelijk, worden bijgesteld.

Oppervlaktekartering: Voorafgaand aan het uitvoeren van de boringen is een

oppervlaktekartering uitgevoerd. Bij een oppervlaktekartering wordt het terrein visueel geïnspecteerd op de aanwezigheid van eventuele

archeologische indicatoren, zoals aardewerk, metaal, (verbrande) leem, (verbrand) bot en houtskool. Tijdens een terreinverkenning wordt vooral aandacht besteed aan geploegde akkers, molshopen, geschoonde slootkanten en andere bodemontsluitingen voor het doen van oppervlaktevondsten. Ook wordt gelet op hoogteverschillen,

verkavelingspatronen en perceelsvormen, die aanwijzingen kunnen zijn voor bewoning.

Karterend booronderzoek:

Boringen worden uitgevoerd volgens een regelmatig verspringend patroon. De onderlinge afstand tussen de boringen is afhankelijk van de situatie en de gewenste nauwkeurigheid. Van de boringen zijn

beschrijvingen gemaakt en de opgeboorde grond is geïnspecteerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren. Daarnaast is gelet op de aanwezigheid van fosfaten (uitgespoelde en neergeslagen organische resten) en cultuurlagen (donkergekleurde bodemlagen, die vaak

archeologische indicatoren bevatten). Op basis van de aldus verkregen gegevens kan een verspreidingskaart van de archeologische waarden in

(20)

Rapport A07-423-I / Archeologisch onderzoek aan de Oudeweg naast nr. 12 te Leuvenheim (gemeente Brummen) 16 een gebied gemaakt worden. Bij ieder bodemonderzoek wordt gestreefd naar een optimale representativiteit. Het onderzoek is echter gebaseerd op het verrichten van een beperkt aantal boringen tot een beperkte diepte. Daardoor blijft het mogelijk dat lokaal archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn, die tijdens het onderzoek niet naar voren komen. Bovendien laten bepaalde archeologische resten, zoals grafvelden, water- en/of beerputten, verkavelingspatronen of andere bijzondere toevalsvondsten, zich met behulp van grondboringen lastig ontdekken.

Positie boorpunten: Het onderzoek is volgens het boorplan uitgevoerd.

Boormateriaal: Voor het zetten van de boringen is gebruik gemaakt van een

Edelmanboor met diameter 12 cm, Bij boring 001 is vanaf ca. 3 m –mv de zuigerboor toegepast.

Minimale boordiepte: De minimale boordiepte bedroeg circa 3,0 m –mv voor de boringen 002 en 003.

Maximale boordiepte: De maximale boordiepte bedroeg 5,0 m –mv voor boring 001.

x-,/y-coördinaten boringen gemeten met:

De boringen zijn ingemeten met een meetwiel met een nauwkeurigheid (maximale afwijking) van circa 1,0 meter.

z-coördinaten gemeten

met: N.v.t.

Boorbeschrijving: Conform NEN 5104 (bijlage 1).

Monsters: Er zijn acht monster genomen. De monsters zijn nat gezeefd over een zeef met een maaswijdte van 2 mm.

Resultaten

Resultaten

oppervlaktekartering: De vondstzichtbaarheid was zeer slecht omdat het terrein geheel met gras begroeid was (afbeelding 2). Er zijn dan ook geen

oppervlaktevondsten gedaan.

Resultaten

booronderzoek: De globale bodemopbouw op de onderzoekslocatie bestaat uit 0,0 – ca. 0,5 m –mv donkergrijs/-bruin matig humeus zand

(bouwvoor/esdek: Aan)

0,5 – ca. 1,3 m –mv beigegeel lemig/kleiig zand (uitspoelingslaag: E) 1,3 – ca.2,3 m –mv roodbruin/-grijs matig roesthoudend zand

(inspoelingslaag: B)

2,3 – 2,6/3,0 m –mv grijs zeer fijn kleiig zand (moedermateriaal: C1) vanaf 2,6/3,0 m –mv grijs matig fijn zand (moedermateriaal: C2) Bijzonderheden:

De bodemopbouw lijkt, op de bouwvoor na, intact te zijn.

In boring 002 is onder de bovenste zandlaag een dun kleilaagje aanwezig. Ook beneden de 3 m –mv worden de zandlagen in

boring 001 afgewisseld door dunne kleilagen. In boring 003 is op een diepte van 2,3–2,7 m –mv een zwak humeuze zandlaag aangetroffen.

(21)

Rapport A07-423-I / Archeologisch onderzoek aan de Oudeweg naast nr. 12 te Leuvenheim (gemeente Brummen) 17 In de boringen zijn tijdens het veldwerk visueel geen archeologische indicatoren waargenomen. Van de mogelijk archeologisch interessante lagen zijn monsters genomen (totaal 8) die nat zijn gezeefd over een zeef met een maaswijdte van 2 mm ter opsporing van eventuele kleine indicatoren (tabel 1).

Tabel 1: monsterlijst.

monsternr. boornr. diepte in m –mv laag (archeologische) indicatoren datering 001 001 0,0-0,6 Aan houtskool, steenkool, baksteenspikkel, grind recent 002 001 0,6-1,3 Eg spikkel vergaan hout, grind, lucifer recent

003 001 1,3-1,6 Bhsg mangaan

004 001 2,5-2,9 C1

005 002 0,5-1,2 Eg steenkool, houtskool, baksteenspikkel, grind recent

006 002 1,6-2,3 BCg ijzeroer, mangaan

007 002 2,6-3,0 C2

008 003 2,3-2,7 Bh of Ahb? leem?

Evaluatie en

interpretatie van de boringen:

Een duidelijk onderscheid tussen de moderne bouwvoor en het esdek is tijdens het boren niet waargenomen zodat beide lagen als antropogene bovengrond (Aan) zijn samengevat. Onder de antropogene bovengrond bevindt zich een uitspoelingslaag (E) gevolgd door een inspoelingslaag met resp. humus, ijzer en aluminium (Bhs, boring 001) en klei (Bt, boring 002) die geleidelijk overgaat in het moedermateriaal (C).35 De bodemopbouw in boring 001 kan derhalve als esdek op podzol worden omschreven terwijl in boring 002 het esdek op een brikgrond gelegen is.36 Het naast elkaar voorkomen van kleine stukken grond met verschillende bodems komt overeen met het beeld dat uit een eerdere detailkartering is verkregen.37

Het oorspronkelijke maaiveld van de podzol– c.q. brikgrond is in de onderkant van de es opgenomen.

Boring 003 is in bodemkundig opzicht moeilijk te beoordelen. De op grote diepte aanwezige humeuze zandlaag kan als inspoelingslaag (Bh) worden geïnterpreteerd.38 Daarnaast is het mogelijk dat de laag een (restant van een) begraven A–horizont is.

Het feit dat duidelijke roestvorming (g) vanaf de uitspoelingslaag is waargenomen wijst erop dat de grondwaterstand periodiek aanzienlijk hoger heeft gestaan dan op grond van de huidige grondwatertrap (VII) mocht worden verwacht.39 Mogelijk is dit (mede) te wijten aan het voorkomen van kleihorizonten in de ondergrond die stagnatie van het grondwater kunnen veroorzaken waardoor de roestvorming bevorderd wordt. Gelet op de roestophoping tot aan of vlak onder het maaiveld uit de periode Paleolithicum tot en met vroege middeleeuwen lijkt de huidige onderzoekslocatie vóór de vorming van het esdek te nat te zijn geweest om intensief te bewonen en/of anderszins te gebruiken. Het

35 Aangezien boring 001 de enige boring is die dieper doorgezet werd dan 3 m –mv is onbekend in hoeverre de in deze boring in het moedermateriaal aangetroffen diepe kleilagen zich over de gehele onderzoekslocatie uitstrekken.

36 Definierend voor brikgronden is de Bt–horizont.

37 Groot Obbink et al. 1979: bijlage 1.

38 De Bh-horizont zou in dat geval zijn afgedekt door een zeer dikke uitspoelingslaag. Een andere verklaring zou kunnen zijn dat de bodemopbouw hier niet meer intact is (straatkant). In de boring zijn echter geen tekenen waargenomen voor een verstoring van de bodemopbouw.

39 Deze lijkt dan ook niet de prehistorische situatie te weerspiegelen.

(22)

Rapport A07-423-I / Archeologisch onderzoek aan de Oudeweg naast nr. 12 te Leuvenheim (gemeente Brummen) 18 voorkomen van de Bt–horizont in boring 002 kan er tevens op duiden dat (in ieder geval?) het westelijke deel van de onderzoekslocatie bebost is geweest.40 Het ontwikkelen van een bosgrond duidt erop dat (dit deel van) de onderzoekslocatie vóór de vorming van het esdek niet als akker of voor bewoning in gebruik zal zijn geweest.

Op één recente lucifer na zijn in de bouwvoor/het esdek en plaatselijk in de uitspoelingslaag alleen enkele zeer kleine fragmenten (spikkels) houtskool, vergaan (inkohlt) hout, steenkool en baksteen aangetroffen als tekenen van menselijke activiteit ter plaatse. De combinaties van archeologische indicatoren dateren (voor zover dit nog bepaald kon worden) uit de Nieuwe tijd. Indicatoren die zouden kunnen wijzen op bewoning en/of landgebruik voor de (vermoedelijk) vroege 20e eeuw zijn tijdens dit booronderzoek niet waargenomen. Dit resultaat komt overeen met de historisch–geografische analyse en de bekende verspreiding van archeologische resten op en in de omgeving van de onderzoekslocatie.41 Het vrijwel ontbreken van archeologische indicatoren in de lagen onder het esdek is eveneens consistent met dit beeld.42

40 Brikgronden (orde III) worden geassocieerd met bosgronden (Kluiving 2004: 28). Indien de resultaten uit Noord-Limburg en de Achterhoek geëxtrapoleerd mogen worden zou het ontstaan van brikgronden (vooral?) in het Pleistoceen dateren (Miedema 1987 [abstract]).

41 Zie boven sub ´Archeologische gegevens´ en ´Historische gegevens´. Het bevestigt in zekere zin ook het resultaat van het door RAAP in 2005 aan de Spankerenseweg uitgevoerde booronderzoek (Schuurman 2005, zie noot 13 in dit rapport).

42 De archeologische indicatoren uit de monsters M002 (boring 001) en M005 (boring 002) kunnen, gelet op hun geringe grootte, tijdens het boren naar beneden zijn gevallen. In dat geval zouden zij zich in secundaire positie bevinden en geen aanwijzingen zijn voor plaatselijke diepere verstoringen. Een andere mogelijkheid is dat de spikkels uit de onderkant van het esdek c.q. de overgang van esdek naar uitspoelingshorizont afkomstig zijn.

(23)

Rapport A07-423-I / Archeologisch onderzoek aan de Oudeweg naast nr. 12 te Leuvenheim (gemeente Brummen) 19

6 BEANTWOORDING VAN DE ONDERZOEKSVRAGEN

Voorafgaand aan het onderzoek zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld. Deze worden hieronder puntsgewijs beantwoord:

1 Worden archeologische resten in het plangebied verwacht (is op de locatie nog een

bodemarchief aanwezig)? Zo ja, wat is de verwachting voor het plangebied wat betreft aard, datering, omvang en ligging van de archeologische resten?

Op basis van het bureauonderzoek bestaat een hoge verwachting voor archeologische resten vanaf het laat-Paleolithicum tot en met het Neolithicum. Voor de bronstijd, Romeinse tijd en vroege middeleeuwen is de verwachting laag en voor de ijzertijd middelhoog. Voor de late middeleeuwen bestaat een hoge verwachting voor het aantreffen van archeologische resten.

Grondsporen en vondsten uit de periode laat-Paleolithicum tot en met de vroege middeleeuwen zijn te verwachten op de overgang van de dekzandrug naar de esdeklaag. Ook kunnen deze geheel of gedeeltelijk in de onderkant van het esdek zijn opgenomen. De grondsporen en

vondsten uit de late middeleeuwen zijn te verwachten op en in de esdeklaag. Het te verwachten spectrum aan grondsporen en vondsten is gerelateerd aan nederzettingen en eventueel graven, alsook off-site fenomenen (m.n. infrastructuur zoals wegen en greppels). Voor de Nieuwe tijd geldt een lage verwachting voor bebouwing en een hoge verwachting voor perceleringsgreppels met name in de zuidelijke helft van de onderzoekslocatie.

2 Verschilt de in het veld aangetroffen bodemopbouw met de volgens het bureauonderzoek te verwachten bodemopbouw? Zo ja, in welke mate?

De in de boringen aangetroffen bodemopbouw komt overeen met de verwachting. Onder het esdek is een afgetopte podzol (boring 001) c.q. afgetopte brikgrond (boring 002) aangetroffen.

3 Wat is de mate van verstoring van de bodemopbouw? Wat zegt dit over de kans op de aanwezigheid van intacte archeologische resten?

De moderne verstoringen blijven beperkt tot de bouwvoor / het esdek en evt. plaatselijk de laag direct onder het esdek (tot max. 1,2 m –mv). De bodemopbouw is onder de verstoring

vermoedelijk intact met dien verstande dat de oorspronkelijke A–horizont in de onderkant van het esdek is opgenomen. Onder het esdek kunnen in beginsel intacte archeologische resten aanwezig zijn in de vorm van restanten van diep ingegraven grondsporen zoals paalkuilen en greppels. Ondiepe grondsporen en oppervlaktevindplaatsen zullen als zodanig niet meer bewaard zijn gebleven, eventuele bijbehorende (oppervlakte–) vondsten zullen in beginsel in de onderkant van het esdek zijn opgenomen.

4 Zijn er aanwijzingen voor intacte archeologische (vondstrijke) nederzettingen?

In de boringen zijn geen aanwijzingen voor intacte archeologische (vondstrijke) nederzettingen waargenomen.

5 Dient de archeologische verwachting te worden aangepast?

Gelet op de hoge grondwaterstand en de vorming van een bosgrond op een deel van de onderzoekslocatie duidt erop dat (dit deel van) de onderzoekslocatie vóór de vorming van het esdek niet als akker of voor bewoning in gebruik zal zijn geweest. De hoge archeologische verwachting voor nederzettingsresten uit de vroege prehistorie (Paleolithicum tot en met

Neolithicum) en de late middeleeuwen en de middelhoge verwachting voor de ijzertijd is door dit booronderzoek niet bevestigd.

(24)

Rapport A07-423-I / Archeologisch onderzoek aan de Oudeweg naast nr. 12 te Leuvenheim (gemeente Brummen) 20 6 In welke mate worden eventueel aanwezige archeologische resten als gevolg van de

voorgenomen plannen bedreigd?

Gelet op de resultaten van dit booronderzoek bestaat er geen bedreiging voor eventueel aanwezige archeologische resten als gevolg van de voorgenomen plannen.

7 Hoe kan een verstoring als gevolg van de geplande activiteiten door planaanpassing tot een minimum worden beperkt?

Op basis van de resultaten van dit booronderzoek wordt een planaanpassing niet noodzakelijk geacht.

(25)

Rapport A07-423-I / Archeologisch onderzoek aan de Oudeweg naast nr. 12 te Leuvenheim (gemeente Brummen) 21

7 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

Conclusies De opdrachtgever behartigt de belangen van de familie Vrolijks, die het voornemen heeft een woning te bouwen aan de Oudeweg naast nr. 12 te Leuvenheim, gemeente Brummen. Hierbij wordt het bestaande perceel 2304 opgesplitst in twee delen. Het deel van het perceel waar de bouw van de woning gepland is, krijgt een nieuw perceelnummer.

Voor deze locatie is door ArcheoMedia BV een bureauonderzoek en een karterend booronderzoek uitgevoerd.

De resultaten van het bureauonderzoek en het inventariserende veldonderzoek geven geen aanleiding tot aanpassingen in de voorgenomen bouwplannen op de onderzoekslocatie.

Aanbevelingen Een archeologisch vervolgonderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.

Ondanks de resultaten van het uitgevoerde inventariserende archeologische onderzoek is niettemin de kans aanwezig dat (vondstarme) archeologische sporen en vondsten in de bodem aanwezig zijn en dat deze in de uitvoeringsfase van toekomstige bodemingrepen aan het licht komen. Voor dergelijke vondsten bestaat een wettelijke meldingsplicht ex artikel 53 van de Monumentenwet 1988 en de Wet op de archeologische monumentenzorg. Bij graafwerkzaamheden dient men dan ook attent te zijn op eventuele vondsten. De opdrachtgever verplicht de aannemer(s) om attent te zijn op eventuele vondsten en/of sporen tijdens de werkzaamheden en verplicht hen archeologische vondsten onverwijld te melden bij de bevoegde overheid.

(26)

Rapport A07-423-I / Archeologisch onderzoek aan de Oudeweg naast nr. 12 te Leuvenheim (gemeente Brummen) 22

GERAADPLEEGDE BRONNEN EN LITERATUUR

AHN, geraadpleegd oktober 2007 via www.Edugis.nl. en www.AHN.nl.

AMK-Gelderland geraadpleegd oktober 2007 via www.gelderland.nl.

Archeologische Monumentenkaart (AMK), geraadpleegd oktober 2007 via ARCHIS.

Archeologische waarnemingen en vondstmeldingen, geraadpleegd oktober 2007 via ARCHIS.

Backer, R.J., 2007: Verkennend bodemonderzoek ter plaatse van een locatie aan de Oudeweg 12 te Leuvenheim, Capelle aan den IJssel (Arnicon Rapport C07-422-O).

Berendsen, H.J.A., 2004: De vorming van het land. Inleiding in de geologie en de geomorfologie, Fysische geografie van Nederland, Assen (4e geheel herziene druk).

Berkel, G. van, en K. Samplonius 2006: Nederlandse plaatsnamen; herkomst en historie, Utrecht.

Bonneblad 452: edities 1866, 1891, 1909 en 1933.

CHB-Gelderland: geraadpleegd oktober 2007 via www.gelderland.nl.

CHW-Gelderland: geraadpleegd oktober 2007 via www.gelderland.nl. en http://geodata2.prv.gelderland.nl/ apps/chw.

Dekker , S., 2000: Van Lovenen tot Leuvenheim, Leuvenheim.

Gemeente Brummen, 2007: geraadpleegd oktober 2007 via http://www.brummen.nl/.

Google Earth, geraadpleegd oktober 2007.

Groot Obbink, D.J., et al., 1979: Ruilverkavelingsgebied Brummen–Voorst: de bodemgesteldheid, Wageningen (Stiboka rapport nr. 1388).

Grote Historische Topografische Atlas van Gelderland, 2005: schaal 1:25.000, ca. 1905, kaartblad 452, Tilburg.

Grote Historische Atlas van Nederland 1:50.000 I West-Nederland 1839-1859. Groningen (facsimile 1990).

Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW), geraadpleegd oktober 2007 via ARCHIS.

Kadastrale kaarten Brummen, 1811-1832, geraadpleegd oktober 2007 op www.wiewatwaar.nl (voorheen: www.dewoonomgeving.nl).

Kluiving, S.J., 2004: Bodemgids. principes van bodemvorming, –beschrijving en –classificatie, Delft/Tilburg.

Kuijper, J., 1865: gemeenteatlas, geraadpleegd oktober 2007 via www.kuijsten.de/atlas.

Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.1, januari 2007, Zoetermeer.

Miedema, R. 1987: Soil formation microstructure and physical behaviour of Late Weichselian and Holocene Rhine deposits in the Netherlands, Wageningen (abstract).

Mulder, E.F.J. de, et al., 2003: De ondergrond van Nederland, Groningen.

(27)

Rapport A07-423-I / Archeologisch onderzoek aan de Oudeweg naast nr. 12 te Leuvenheim (gemeente Brummen) 23 Pape, J.C., 1961: XIV De zandgronden, in: Directie Landbouwonderwijs (red.), Bodemkunde.

Voordrachten, gehouden op de B–cursus “Bodemkunde” van 14-18 september 1959,

’s–Gravenhage, 156–172.

Provincie Gelderland, 2005a: Verbindingen, Cultuurbeleid 2005-2008 provincie Gelderland, 25 januari 2005, geraadpleegd via www.gelderland.nl.

Provincie Gelderland, 2005b: Belvoir 2, Cultuurhistorisch beleid 2005-2008, 25 mei 2005, geraadpleegd via www.gelderland.nl.

Provincie Gelderland, 2005c: Streekplan Gelderland 2005; kansen voor de regio’s, 29 juni 2005, geraadpleegd via www.gelderland.nl.

Provincie Gelderland, 2007: www.gelderland.nl, geraadpleegd oktober 2007.

Schuurman, E.I., 2005: Plangebied Spankerenseweg te Leuvenheim, gemeente Brummen;

archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek, Amsterdam (RAAP- notitie 1215).

Schuurman, E.I., en N.W. Willemse 2006: Plangebied Spankerense Enk, gemeente Rheden;

archeologisch vooronderzoek: een inventariserend veldonderzoek (verkenning), Amsterdam (RAAP-rapport 1348).

Topografische kaart van Nederland, z.j.: Gelderland, schaal 1:25.000, Topografische Dienst, Emmen/ Wolters-Noordhoff bv, Groningen (cd-rom).

Topografisch Militaire kaart 1850–1864: kaartblad 33 zuid 2, geraadpleegd oktober 2007 o.a. op www.wiewatwaar.nl (voorheen: www.dewoonomgeving.nl).

(28)

Rapport A07-423-I / Archeologisch onderzoek aan de Oudeweg naast nr. 12 te Leuvenheim (gemeente Brummen) 24

BEGRIPPEN EN AFKORTINGEN

AMK Archeologische MonumentenKaart. Een kaart waarop vastgestelde archeologische monumenten zijn vermeld.

Archeologische Indicatief archeologisch materiaal, zoals houtskool, verbrande leem, aardewerk en bot, dat indicator/indicatie bij (boor)onderzoek een aanwijzing kan zijn voor de aanwezigheid, ter plaatse of in de

nabijheid, van een archeologische vindplaats (definitie KNA).

ARCHIS Archeologisch InformatieSysteem. Een archeologische database van de RACM waarin alle onderzoeks- en vondstmeldingen in Nederland geregistreerd staan.

Bevoegde overheid De overheid, die het selectiebesluit neemt, het Programma van Eisen laat opstellen en goedkeuring verleent aan een eventueel ontwerp (definitie KNA).

Gelderse AMK Gelderse Archeologische MonumentenKaart. Een kaart waarop vastgestelde archeologische monumenten zijn vermeld. Deze kaart is verwerkt in de Gelderse CHW, de Gelderse CHB en het streekplan.

Gelderse CHW Cultuurhistorische Waardenkaart. Een verzameling van overzichtskaarten van alle Gelderse cultuurhistorische waarden, vertaald naar de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) met de lagen: gebouwde monumenten, (historische) landschappen en archeologische waarden.

Gelderse CHB Cultuurhistorische Beleidskaart. Door de inventarisatie van Gelderse Waarden in combinatie met de ontwikkelingsgeschiedenis, is de provincie opgedeeld in 10 unieke gebieden met elk een aantal typerende kenmerken. Samen vormen ze unieke cultuurhistorische

identiteitsdragers van het landschap. Op de Culthuurhistorische Beleidskaart zijn die 10 gebieden weergegeven elk met twee tot vijf identiteitsdragers. De grenzen van de gebieden zijn niet absoluut. Soms is er sprake van overlap.

Complex Een uit meerdere met elkaar in ruimte, tijd en functioneel opzicht samenhangende structuren en/of individuele sporen (definitie KNA).

Cultuurlaag Een licht tot sterk humeuze oude bewoningslaag of afvallaag, ontstaan door menselijke activiteit, met archeologische indicatoren.

CCvD Archeologie Centraal College van Deskundigen Archeologie.

CvAK College voor de Archeologische Kwaliteit.

DGPS Differential Global Positioning System. Meetapparatuur die via satellieten de exacte coördinaten van een locatie inmeet.

Ex situ buiten de context van de vindplaats.

(Grond)spoor een ruimtelijk duidelijk begrensbaar verschijnsel ontstaan door menselijke activiteit (bijvoorbeeld een paalkuil, lijksilhouet of muur) of natuurlijke oorsprong (bijvoorbeeld een boomval). Binnen een spoor kunnen verschillende, duidelijk te onderscheiden eenheden voorkomen (definitie KNA).

IKAW Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden. Een op geologische structuren gebaseerde kaart van archeologische waarden.

In situ ter plekke of binnen de context van de vindplaats.

KNA Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

m -mv meter onder het maaiveld.

m -NAP meter onder Normaal Amsterdams Peil (: officieel peilmerk).

PvE Programma van Eisen, goedgekeurd door de bevoegde overheid en de basis van

archeologisch onderzoek. Het geeft de probleemstelling en de doelen van de te verrichten werkzaamheden van de vindplaats aan en formuleert de daaruit af te leiden eisen aan het uit te voeren werk.

RACM Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten.

(29)

Rapport A07-423-I / Archeologisch onderzoek aan de Oudeweg naast nr. 12 te Leuvenheim (gemeente Brummen) 25

OVERZICHT VAN GEOLOGISCHE EN ARCHEOLOGISCHE PERIODEN

Bron: Toelichting bij de Geologische Kaart van Nederland 1:50.000 blad Gorinchem West.

Rijks Geologische Dienst, Haarlem

(30)

Bijlage bij rapport A07-423-I / Archeologisch onderzoek aan de Oudeweg naast nr. 12 te Leuvenheim (gem. Brummen)

BIJLAGE 1

Boorstaten

(31)

Legenda (conform NEN 5104)

grind

Grind, siltig

Grind, zwak zandig

Grind, matig zandig

Grind, sterk zandig

Grind, uiterst zandig

zand

Zand, kleiïg

Zand, zwak siltig

Zand, matig siltig

Zand, sterk siltig

Zand, uiterst siltig

veen

Veen, mineraalarm

Veen, zwak kleiïg

Veen, sterk kleiïg

Veen, zwak zandig

Veen, sterk zandig

klei

Klei, zwak siltig

Klei, matig siltig

Klei, sterk siltig

Klei, uiterst siltig

Klei, zwak zandig

Klei, matig zandig

Klei, sterk zandig

leem

Leem, zwak zandig

Leem, sterk zandig

overige toevoegingen zwak humeus

matig humeus

sterk humeus

zwak grindig

matig grindig

sterk grindig

geur geen geur zwakke geur matige geur sterke geur uiterste geur

olie

geen olie-water reactie zwakke olie-water reactie matige olie-water reactie sterke olie-water reactie uiterste olie-water reactie

p.i.d.-waarde

>0

>1

>10

>100

>1000

>10000

monsters geroerd monster

ongeroerd monster

overig

bijzonder bestanddeel

Gemiddeld hoogste grondwaterstand grondwaterstand

Gemiddeld laagste grondwaterstand

slib

water

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Rapport A10-069-I Archeologisch onderzoek Westergouwe te Gouda, deelgebied 3d 6 Door ADC ArcheoProjecten is in juli 2010 een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd waarbij tussen

Rapport A11-003-I / Archeologisch onderzoek aan het Erasmusplein te Vlaardingen (gemeente Vlaardingen) 15 gegevens kan bij een verkennend booronderzoek een verwachtingskaart

Naar aanleiding van het voornemen om op de onderzoekslocatie aan ’s-Gravenweg 6b-z te Nieuwerkerk aan den IJssel (gemeente Zuidplas) drie waterpartijen aan te leggen is

Rapport A11–078–I / Archeologisch onderzoek aan de Dorpsstraat 156 te Zevenhuizen (gemeente Zuidplas) 13 De terreininspectie heeft geen archeologische indicatoren opgeleverd,

▶ Rij over de snelweg (A12) heen en ga bij verkeerslicht rechtdoor, richting Oosterbeek, onder viaduct door. Na 1,3 km op de rotonde de 2e rechts ne- men,

Rapport A09–034–I / Archeologisch onderzoek aan de Zuidplashof te Waddinxveen (gemeente Waddinxveen) 10 Gelet op de resultaten van het historisch en historisch–geografisch

- de onderzoekslocatie zich in een gebied bevindt waar volgens de archeologische verwachtingskaart van de gemeente vanwege de ligging aan een veenontginningsas een hoge

Rapport A08-038-I / Archeologisch onderzoek aan de Anthuriumweg 4 te Bleiswijk (gemeente Lansingerland) 2 Afbeelding 1: regionale overzichtskaart Bleiswijk met de ligging van