Havo 4 Hoofdstuk 2 Toets A
© ThiemeMeulenhoff bv Pagina 1 van 3
Opgave 1
Vanaf 60 m hoogte wordt een bal losgelaten. In figuur 1 staat het spoor van het laatste deel van de val.
Er zijn 50 opnames per seconde gemaakt. Op de foto komt 1,0 cm overeen met 25 cm in werkelijkheid.
Tijdens het laatste deel van de beweging is de snelheid van de bal constant.
2p 1 Leg aan de hand van het spoor van de bal uit dat de snelheid constant is tijdens het laatste deel van de beweging van de bal.
4p 2 Bepaal de eindsnelheid van de bal.
Als de bal in een vacuüm valt, duurt de val 3,5 s.
3p 3 Bereken de eindsnelheid van de bal in dat geval.
Havo 4 Hoofdstuk 2 Toets A
© ThiemeMeulenhoff bv Pagina 2 van 3
Opgave 2
Op een onbekende planeet laat een robot een steen van 2,0 kg in een ravijn vallen. In figuur 2 zie je het (v,t)-diagram van deze valbeweging.
2p 4 Leg uit dat uit het diagram blijkt dat er op de planeet een dampkring aanwezig is.
4p 5 Bepaal de afstand die de steen gedurende de eerste 30 s aflegt.
2p 6 Leg uit dat de valversnelling op de planeet is gelijk aan de steilheid op t = 0 s.
4p 7 Bepaal de valversnelling op de planeet.
Havo 4 Hoofdstuk 2 Toets A
© ThiemeMeulenhoff bv Pagina 3 van 3
Opgave 3
Een schoonspringer gaat van een duikplank in het water. Voor de sprong zet hij zich een paar keer af op de duikplank. Het (hoogte, tijd)-diagram in figuur 3 toont de beweging van de heup van de
schoonspringer. Neem aan dat de plank 10 cm doorbuigt als de schoonspringer op de plank stilstaat en dat de heup zich dan 1,0 meter boven de plank bevindt.
2p 8 Bepaal hoe hoog de duikplank zich boven het water bevindt als er niemand op de plank staat.
3p 9 Geef aan op welke tijdstippen de snelheid van de schoonspringer maximaal is tijdens één afzet. Licht je antwoord toe.
3p 10 Bepaal de snelheid waarmee de schoonspringer het water treft.