Havo 4 Hoofdstuk 2 Toets A Uitwerkingen
© ThiemeMeulenhoff bv Pagina 1 van 3
Antwoordmodel bij HAVO 4 Hoofdstuk 2 Beweging versie A
Opgave 1
1 Voor de snelheid geldt vgem x t
=∆
∆ . Tussen twee opnames is de tijd en de verplaatsing hetzelfde. De snelheid neemt toe.
1p Inzicht dat de tijdsduur tussen twee opnames dezelfde is
1p Inzicht dat de afstand tussen twee opnames toeneemt (Dus neemt de snelheid toe)
2 De verplaatsing is dezelfde tijdens de laatste vier opnames. De verplaatsing op de foto is 4,2 cm. De verplaatsing van de bal is dan 4,2 × 25 = 105 cm. De tijdsduur tussen twee opnames is 501 =0 020, s.
∆t is 3 × 0,020 = 0,060 s. De eindsnelheid is cm/s
, =
105 1750
0 060 .
De eindsnelheid is 1,8·103 cm/s (18 m/s).
1p Verplaatsing bij vier opnames is 4,2 cm.
1p Tijdsduur bij tussen twee opnames is 0,020 s 1p Tijdsduur bij vier opnames is 0,060 s
1p Berekening van eindsnelheid
3 Voor de versnelling geldt a v t
=∆
∆ . Bij een vrije val is de versnelling 9,81 m/s2.
∆v = 3,5 × 9,81 = 34,3 m/s. Omdat de beginsnelheid gelijk is 0 m/s is de eindsnelheid 34 m/s.
1p Gebruik a v t
=∆
∆
1p Inzicht dat a = 9,81 m/s2 1p Berekening eindsnelheid
Havo 4 Hoofdstuk 2 Toets A Uitwerkingen
© ThiemeMeulenhoff bv Pagina 2 van 3
Opgave 2
4 Als er geen dampkring is, is de versnelling constant. De (v,t)-grafiek is dan een rechte lijn.
1p Inzicht dat de versnelling constant is als er geen dampkring is 1p Inzicht dat de grafiek dan een rechte lijn is.
5 De verplaatsing volgt uit de oppervlakte onder (v,t)-grafiek. De gemiddelde snelheid is 4,0 m/s.
∆x = vgem · ∆t = 4,0 × 30·10 = 1,2·102 m
1p Inzicht dat verplaatsing volgt uit de oppervlakte onder (v,t)-grafiek.
1p vgem = 4,0 m/s
1p Gebruik van ∆x = vgem · ∆t 1p Berekening ∆x
6 Op t = 0 s is de snelheid 0 m/s en ondervindt een voorwerp geen luchtweerstand. De beweging is dan een vrije val.
1p Inzicht dat de luchtweerstand geen invloed heeft op de beweging als de snelheid 0 m/s is 1p Inzicht dat dan de beweging een vrije val is
7 De steilheid volgt uit de raaklijn aan de (v,t)-grafiek op t = 0 s.
raaklijn
, ,
, , , a v
t
∆ −
= = =
∆ −
8 0 0 0 0 620
12 9 0 0 De valversnelling op de planeet is 0,62 m/s2. 1p Gebruik
raaklijn
a v t
∆
=
∆
1p Raaklijn correct getekend
1p Berekening valversnelling is 0,62 m/s2
Havo 4 Hoofdstuk 2 Toets A Uitwerkingen
© ThiemeMeulenhoff bv Pagina 3 van 3
Opgave 3
8 Op t = 0 s is de heup 5,0 m boven het water. De plank bevindt zich op 5,0 – 1,0 + 0,10 = 4,1 m afstand van het wateroppervlak.
1p Correctie voor heuphoogte boven de plank 1p Correctie voor doorbuiging
9 De snelheid is maximaal als de steilheid van de raaklijn maximaal is.
Dit op de tijdstippen 0,0 s; 1,0 s; 1,4 s; 2,3 s en 2,7 s.
1p Inzicht dat bij maximale snelheid de steilheid van de raaklijn maximaal is.
1p Inzicht dat er ook een maximale snelheid is bij beweging naar beneden 1p Noemen van alle tijdstippen
10 De snelheid waarmee de schoonspringer het water treft volgt uit de steilheid van de raaklijn aan de (v,t)-grafiek.
raaklijn
, ,
, m/s
, ,
v y t
∆ −
= = =
∆ −
6 0 0 0 4 25 3 73 11 5
De snelheid waarmee de schoonspringer het wateroppervlak treft is 12 m/s.
1p Gebruik
raaklijn
v x t
∆
=
∆
1p Raaklijn correct getekend
1p Berekening snelheid (v,t)-grafiek op t = 0 s.