• No results found

Vraag nr. 213 van 14 januari 2005 van mevrouw MICHÈLE HOSTEKINT

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 213 van 14 januari 2005 van mevrouw MICHÈLE HOSTEKINT"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 213 van 14 januari 2005

van mevrouw MICHÈLE HOSTEKINT Vandipaint Dentergem –- Milieuvergunning Bij ministerieel besluit van 6 april laatstleden vernietigde Vlaams minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking Jef Tavernier de beslissing van de bestendige deputa-tie van West-Vlaanderen van 18 september 2003, houdende het gedeeltelijk verlenen op proef voor een periode van één jaar van een milieuvergunning klasse 1 – zijnde uitbreiding en wijziging – aan de NV Vandipaint in Dentergem-Wakken. Met dit besluit kwam de minister tegemoet aan het beroep dat tegen de beslissing van de bestendige deputatie was ingediend door 34 omwonende gezinnen van de omstreden verffabriek.

Niet alleen die beslissing van de bestendige depu-tatie, op gunstig advies van de Provinciale Milieu vergunningscommissie maar tegen de negatieve adviezen van het gemeentebestuur en het massaal protest van het buurtcomité in, zette veel kwaad bloed. Ook en vooral de aanwezigheid van de verf-fabriek Vandipaint te midden van een woonzone, is de omwonenden al geruime tijd een doorn in het oog. Zij ijveren sinds lang voor een herlokalisatie en een verhuisscenario naar een industriezone uit hoofde van de activiteiten en uit het oogpunt van de veiligheid, de leefkwaliteit en de gezondheid van de buurt. Klachten over geur-, milieu- en lawaai-hinder zijn zo oud als het bedrijf zelf.

De verffabriek produceert sinds 1989 verven voor wegenwerken met tijdelijke vergunningen te mid-den van de woonwijk Molenkouter. Soms op minder dan tien meter van de woningen liggen duizenden liters uiterst explosieve en giftige stof-fen opgestapeld. Het bedrijf heeft ook nooit enige inspanningen geleverd om tegemoet te komen aan het geregeld hevig protest van de buurt. De bedrijfsleiding heeft dan ook alle krediet verloren en er bestaat bij de omwonenden geen geloof meer in de goede intenties van het bedrijf, dat steevast balanceert op de grens van het toelaatbare.

De aanwezigheid van een dergelijk bedrijf in een woonzone betekent niet alleen een reëel risico. Het omstreden bedrijf is de voorbije jaren ook op meerdere punten in overtreding gesteld. Er zijn verschillende processen-verbaal opgemaakt, onder

meer wat het overschrijden van de opslag van de toegelaten hoeveelheden of het niet-respecteren van de afstandsregels betreft. Volgens de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaams Gewest (OVAM) is de grond onder de site ook sterk ver-vuild en het bodemwater mag niet meer worden gebruikt. Ook was er een vernietigend brandvei-ligheidsonderzoek. De vraag naar de verantwoor-delijkheid in geval van brand of ongeval is reeds meermaals te berde gebracht.

Bovendien lapte het bedrijf de eis van toenmalig minister Tavernier om de activiteiten tegen 21 juli laatstleden stop te zetten aan zijn laars en wil het zich kennelijk ook niet schikken naar het minis-teriële besluit. Dit komt erop neer dat Vandipaint terugvalt op zijn oude ARABP-vergunning van 1989 met een vermindering van de productiehoe-veelheid en stockage tot gevolg. Tot 2009 kan het bedrijf zijn activiteiten weliswaar in beperkte mate – met één in plaats van twee verflijnen – voortzet-ten, al moeten er vooral op het vlak van geluid en veiligheid ernstige aanpassingen worden doorge-voerd.

Tevens liet Vandipaint in juni een eigen studie over veiligheid en geurhinder uitvoeren. Die was blijkbaar positief, want er werd – zoals eigenlijk verwacht kon worden – ondertussen een nieuwe milieuvergunning op grond van een nieuw dossier bij de provincie West-Vlaanderen aangevraagd. Ondertussen blijft men wel op de niet-vergunde tweede verflijn verder produceren ondanks fre-quente controles en processen-verbaal van de Milieu-inspectie.

(2)

Ook wat het verlenen van een advies over een nieuwe vergunningsaanvraag betreft, steekt het college van burgemeester en schepenen zijn kop in het zand en wil het geen advies geven "gelet op de politisering en de mediatisering van het dossier". Men speelt de bal door naar de hogere overheid, ofschoon zo’n advies de beslissing van de besten-dige deputatie mee kan bepalen. "Die bevoegde overheid is het best geplaatst om een beslissing te nemen waarbij rekening wordt gehouden met de gezondheid en de veiligheid van de omwonenden die op de eerste plaats komt te staan", luidt het advies.

Die beslissing over de nieuwe vergunningsaan-vraag door de NV Vandipaint laat ondertussen op zich wachten. Begin november heeft de bestendige deputatie de beslissing uitgesteld omdat er onvol-doende tijd was om het dossier grondig door te nemen. De bestendige deputatie buigt zich binnen-kort opnieuw over de aanvraag.

Intussen zou ik de minister toch graag reeds vol-gende vragen willen voorleggen m.b.t. het verloop van deze aangelegenheid totnogtoe.

1. Blijkbaar is het betrokken gemeentebestuur op geen enkele wijze opgetreden om toe te zien op de uitvoering van het ministerieel besluit van 6 april 2004, na vaststelling van overtredingen door de Milieu-inspectie.

Welke stappen zijn er dientengevolge onderno-men naar het betrokken gemeentebestuur ? Hoever reikt de verantwoordelijkheid van een

betrokken gemeentebestuur inzake de uitvoe-ring van zulk een ministerieel besluit en hoever reiken de mogelijkheden van de bevoegde minis-ter naar een betrokken gemeentebestuur op het vlak van initiatieven, maatregelen, sancties ? 2. Waartoe hebben de controles en de

processen-verbaal van de Milieu-inspectie totnogtoe dan wel geleid ?

Beschikt de Milieu-inspectie zelf over verdere mogelijkheden ? Kan zij zich bijvoorbeeld op één of andere wijze in de plaats stellen van een betrokken gemeentebestuur, zelf optreden en een sluiting van een niet-vergunde activiteit afdwingen ?

Antwoord

1. Na de vaststelling van overtredingen door de afdeling Milieu-inspectie werd op 13 mei 2004 conform artikel 31, §1 van het decreet betref-fende de milieuvergunning en artikel 65, §1 van Vlarem I aan de burgemeester een voorstel tot optreden gedaan door de afdeling Milieu-inspectie.

Op 15 juni 2004 vaardigde de burgemeester van Dentergem een besluit uit, waarin in een eerste artikel staat dat de firma Vandipaint de niet-vergunde activiteiten dient stop te zetten tegen 21 juli 2004. In een tweede artikel stelde de bur-gemeester dat "bij een inbreuk op dit besluit de provinciale dienst Milieu-inspectie zal over-gaan tot vaststelling en verzegeling der elektri-sche installaties, alsmede andere noodzakelijke maatregelen nemen." De burgemeester heeft echter geenszins de bevoegdheid om de afde-ling Milieu-inspectie opdrachten te geven of de toezichthoudend ambtenaar van de afdeling Milieu-inspectie op te vorderen.

Vermits in het decreet betreffende de milieuver-gunning en in Vlarem I letterlijk staat dat de burgemeester "kan" optreden, heeft hij of zij de vrijheid om dit al dan niet te doen. Er kun-nen dus op basis van het decreet betreffende de milieuvergunning of Vlarem I geen juri-dische stappen ondernomen worden om een burgemeester of een gemeentebestuur te ver-plichten om zijn of haar verantwoordelijkheid op te nemen.

2. Artikel 31, §4 van het milieuvergunningende-creet en artikel 65, §4 van Vlarem I stellen dat wanneer de burgemeester niet of onvolkomen optreedt de maatregelen vermeld in de §§ 1, 2 en 3 kunnen getroffen worden door de in artikel 58 bedoelde ambtenaren. De afdeling Milieu-inspectie kan dus zelf de maatregelen nemen (stopzetting bevelen van de activiteiten, de toestellen verzegelen en zo nodig de onmiddel-lijke sluiting van de inrichting opleggen) indien de burgemeester dit niet doet.

(3)

werden of genomen zouden worden om een einde te maken aan de niet-vergunde activitei-ten van het bedrijf. Op 12 augustus 2004 ant-woordde de burgemeester dat hij bij zijn besluit van 15 juni 2004 bleef, dat bij niet-naleving de diensten van de afdeling Milieu-inspectie ver-dere maatregelen kunnen nemen, en "dat het aan de Milieu-inspectie is om een standpunt in te nemen alsmede de maatregelen die zij wenst".

Op 17 augustus 2004 werd door de afdeling Milieu-inspectie vastgesteld dat het bedrijf Vandipaint na de zomervakantie zijn activitei-ten had hervat, ondanks de beslissing van de burgemeester om de activiteiten stop te zetten tegen 21 juli 2004. Er werd een proces-verbaal van overtreding opgesteld en de burgemeester werd hiervan op de hoogte gebracht.

Ondertussen had het bedrijf op 19 juli 2004 een milieuvergunningsaanvraag ingediend bij de bestendige deputatie van de provincieraad van West-Vlaanderen en deze milieuvergun-ningsaanvraag werd op 29 juli 2004 ontvanke-lijk en volledig bevonden.

Gelet op het feit dat de burgemeester duide-lijk te kennen had gegeven dat hij zelf niet zou optreden, werd door de afdeling Milieu-inspec-tie op 8 september 2004 een proces-verbaal van overtreding opgesteld en aan de exploitant van Vandipaint kenbaar gemaakt dat de afdeling Milieu-inspectie het voornemen had om zelf de stopzetting op te leggen van de niet-vergunde activiteiten van het bedrijf.

Op 14 september 2004 werd dan ook door de afdeling Milieu-inspectie mondeling en ter plaatse de stopzetting bevolen van de niet-vergunde activiteiten tegen 14 januari 2005. Dergelijke dwangmaatregel vervalt indien aan het bedrijf alsnog voor de niet-vergunde inrich-tingen een milieuvergunning verleend wordt. In tegenstelling tot de ingevolge artikel 65, §1 door de burgemeester genomen maatregelen, kan de exploitant tegen de dwangmaatregelen die door de afdeling Milieu-inspectie worden opgelegd, wel in beroep gaan bij de Vlaamse Regering (artikel 68, §1 Vlarem I).

Op 22 september 2004 werd door Vandipaint beroep aangetekend bij de Vlaamse minister

bevoegd voor Leefmilieu tegen de voormelde beslissing tot stopzetting van 14 september 2004 door de afdeling Milieu-inspectie. Dit beroep schorste de bestreden beslissing evenwel niet. De afdeling Milieu-inspectie beschikte dus wel

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Jaar 2002: 265.149 verplaatsingen voor het volledige jaar, waarvan in orde van grootte: gemiddeld 890 verplaatsingen/weekdag en 365 verplaatsingen op een gemiddelde dag in het

Aangezien bij mijn administratie onvoldoende informatie beschikbaar was om de vraag te kun- nen beantwoorden (zo is er in casu geen volledig overzicht van de circuits

Daarenboven stelt het huurreglement eveneens dat een uitzondering gemaakt kan worden voor activiteiten van anderstalige verenigingen die zich positief willen inzetten voor

In de voorafbeelding door het Rekenhof van de uitvoering van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2003 werd gesteld dat de leningsmachtiging

Volgens het protocol betreffende afspraken met betrekking tot inburgering van de minister bevoegd voor Onderwijs met de minister bevoegd voor Inburgering, afgesloten tussen

Naar verluidt heeft de inspectie een negatief rap- port gemaakt omdat het onderwijs in de betrok- ken school op verschillende punten niet zou voldoen aan de eindtermen.. Kan

Het Herplaatsingsfonds komt tussenbeide bij onder andere faillisse- menten en gerechtelijke akkoorden en biedt de betrokken werknemers (vaak kortgeschool- den) een door de

Bij afloop van deze contracten zal de daartoe vastgelegde subsidie door het Vlaams Patiëntenplatform aangewend worden om nieuwe tewerkstelling te creëren.. De Vlaamse