• No results found

college van burgemeester en schepenen Zitting van 10 maart 2016

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "college van burgemeester en schepenen Zitting van 10 maart 2016"

Copied!
17
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

beraadslaging/proces verbaal Kopie

college van burgemeester en schepenen

Zitting van 10 maart 2016

Besluit GOEDGEKEURD

A-punt stadsontwikkeling / vergunningen

Samenstelling

de heer Bart De Wever, burgemeester

de heer Koen Kennis, schepen; de heer Philip Heylen, schepen; de heer Ludo Van Campenhout, schepen; de heer Claude Marinower, schepen; de heer Marc Van Peel, schepen; de heer Rob Van de Velde, schepen;

mevrouw Nabilla Ait Daoud, schepen; de heer Fons Duchateau, schepen

50 2016_CBS_01938

Aanvraag stedenbouwkundige vergunning. Reguliere procedure - 20153125 - district Antwerpen -

Lambermontstraat 18 - Goedkeuring Motivering

Aanleiding en context

Aanvragers: Bacterior

De aanvraag omvat: oprichten van nieuwbouw en renovatie van meergezinswoning Dossiernummer: AN0/B/20153125

Juridische grond

De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en zijn uitvoeringsbesluiten.

Regelgeving: bevoegdheid

Artikel 4.7.12. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening stelt dat het college bevoegd is om de beslissing te nemen over een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning.

Openbaar onderzoek Nee

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college conform artikel 4.7.17 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening kennis van het verslag van de gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaar dat als bijlage bij dit besluit is gevoegd.

Financiële gevolgen Nee

(2)

Besluit

Artikel 1

Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.

Artikel 2

Het college beslist de stedenbouwkundige vergunning goed te keuren en af te leveren aan de aanvrager, die ertoe gehouden is:

 de bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen strikt na te leven;

 parkeerplaats 4 niet als parkeerplaats te gebruiken maar in te richten als keerzone voor parkeerplaats 5;

 de fietsstalplaatsen te laten voldoen aan de afmetingen vooropgesteld in de bouwcode;

 met een lichtensysteem te werken aan de inrit van de parking;

 een bufferbekken (mag in combinatie met regenwaterput) te plaatsen voor het hemelwater in plaats van een infiltratievoorziening met inhoud conform de berekeningsnota in de verordening

‘hemelwater’;

 de bergingen, het meterlokaal en de afvalberging in de kelder her in te richten conform de verordening toegankelijkheid;

 een aangepaste parkeerplaats te voorzien;

 na uitvoering van de werken te voldoen aan de elementaire veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten opgelegd door de Vlaamse Wooncode en het besluit van de Vlaamse regering van 12 juli 2013 betreffende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor woningen.

Artikel 3

Dit besluit heeft in principe geen financiële gevolgen.

Bijlagen

1. Verslag_GSA_20153125.pdf

(3)

Verslag van de gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar Voorgeschiedenis

In toepassing van artikel 4.7.18 §1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening dient het college de beslissing te nemen binnen 75 dagen na de ontvankelijkheids- en

volledigheidsverklaring. Voor de aanvragen waarvoor een openbaar onderzoek vereist is neemt het college een beslissing binnen 105 dagen. Indien de aanvraag wegeniswerken omvat waarover de gemeenteraad beslissingsbevoegdheid heeft dan neemt het college een beslissing binnen 150 dagen.

Feiten en context

Aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning reguliere procedure.

Aanvragers: Bacterior bvba, Lambermontstraat 18, 2000 Antwerpen Ligging van het perceel: Lambermontstraat 18, 2000 Antwerpen.

Kadastrale gegevens: (afd. 11) sectie L 3503 E2.

De aanvraag omvat: oprichten van nieuwbouw en renovatie van meergezinswoning.

Ontvangst aanvraag: 10 december 2015.

Dossiernummer: 20153125.

Fasering

Procedurestap Datum

Ontvangst aanvraag 10 december 2015

Ontvankelijkheids- en volledigheidsbewijs 5 januari 2016

Opening openbaar onderzoek geen

Afsluiten openbaar onderzoek geen

Juridische grond

De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en zijn uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Het ministerieel besluit van 19 juni 2008 waarbij werd vastgesteld dat de stad Antwerpen voldoet aan de vijf voorwaarden van artikel 193, §1 van het decreet van 18 mei 1999. Dit besluit werd op 8 juli 2008 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.

Stedenbouwkundige gegevens uit de plannen van aanleg, de ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

(4)

Het goed is gelegen binnen de omschrijving van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan RUP Binnenstad, goedgekeurd op 26 april 2012.Volgens dit ruimtelijk uitvoeringsplan ligt het goed in een artikel 2: zone voor wonen - (wo2).

Het goed is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.

Gemeentelijke verordeningen

De gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (verder genoemd bouwcode), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 28 april 2014, goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 9 oktober 2014 en van kracht sinds

25 oktober 2014.

Watertoets

Overeenkomstig artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het algemeen waterbeleid (Belgisch Staatsblad 14 november 2003) dient het ontwerp onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets.

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten,

infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.

Mer-screening

Rekening houdend met de kenmerken van de aanvraag en zijn omgeving wordt geoordeeld dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn.

Andere voorschriften

Decreet houdende de Vlaamse Wooncode van 15 juli 1997, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 19 augustus 1997.

Adviezen

Op 5 januari 2016 werd advies gevraagd aan brandweer/risicobeheer/preventie.

Zij brachten advies uit op 1 februari 2016 met referentie BW/SVDB/2015/G.04325.A1.0001.

Het advies is voorwaardelijk gunstig.

Op 5 januari 2016 werd advies gevraagd aan stadsontwikkeling/ ontwerp en uitvoering/

waterbeheer.

Zij brachten advies uit op 28 januari 2016 met referentie SWOUWA_2015_3125_Lambermontstr_18.

Het advies is voorwaardelijk gunstig.

Op 5 januari 2016 werd advies gevraagd aan stadsontwikkeling/ mobiliteit.

Zij brachten advies uit op 22 januari 2016 met referentie 1600053.

Het advies is voorwaardelijk gunstig.

(5)

Op 5 januari 2016 werd advies gevraagd aan stadsontwikkeling/ onroerend erfgoed/

monumentenzorg.

Zij brachten advies uit op 22 januari 2016 met referentie SW/MON/201510185.

Het advies is gunstig.

Op 5 januari 2016 werd advies gevraagd aan stadsontwikkeling/ onroerend erfgoed/

archeologie.

Zij brachten advies uit op 22 januari 2016 met referentie AA1225.

Het advies is gunstig.

Argumentatie

Toetsing aan de wettelijke en reglementaire voorschriften

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

De aanvraag werd getoetst aan de bepalingen van de bouwcode. Het ontwerp wijkt af op de volgende punten:

“Artikel 28 Minimale oppervlakte buitenruimte

§1 Bij nieuwbouw, herbouw, vermeerdering van het aantal woongelegenheden of functiewijziging naar wonen dient elke zelfstandige woning over een buitenruimte te beschikken. De minimale netto-vloeroppervlakte van deze buitenruimte is 4 vierkante meter, vermeerderd met 2 vierkante meter per slaapkamer, te rekenen vanaf de tweede slaapkamer.

§2 De buitenruimte per woning kan privé zijn, maar de buitenruimten kunnen ook gekoppeld worden tot een collectieve buitenruimte.

§3 Een collectieve buitenruimte dient ofwel direct toegankelijk te zijn vanuit de woningen die er op aangewezen zijn; ofwel toegankelijk te zijn via een gemeenschappelijke ruimte.

Bestaande buitenruimten bij woningen mogen niet verkleind worden tot onder de in §1 genoemde minimale oppervlakte.”

Er wordt geen buitenruimte voorzien bij de studio op de gelijkvloerse verdieping.

“Artikel 29 Fietsstalplaatsen en fietsparkeerplaatsen

§1 Parkeer- en stallingsnormen (…)

§2 Inrichtingsprincipes:

Een fietsstalplaats en een fietsparkeerplaats hebben elk een afmeting van minimaal 1,5 vierkante meter per fiets, inclusief circulatieruimte. Bij de stedenbouwkundige

vergunningsaanvraag dienen op het grondplan de fietsstalplaatsen en/of

fietsparkeerplaatsen met maatlijnen aangeduid te zijn, alsook het voorziene aantal. Uit

(6)

de plannen moet blijken dat de gekozen indeling en ruimte het aantallen stal- en parkeerplaatsen, opgelegd in §1, 2°, kan realiseren.

Type 1: Loodrecht

richtinggevend A B C D

1 laag, 1 niveau 0,6 m / 1,7 m (dubbel systeem)

1,8 m (enkele rij) 1,7 m 1 laag, hoog-laag 0,4 m / 1,7 m (dubbel systeem)

1,8 m (enkele rij)

1,7 m

2 lagen, hoog-laag 0,5 m / 1,7 m (dubbel systeem) 2,0 m (enkele rij)

1,7 m

Type 2: Hoek van 45°

richtinggevend A B C D

1 niveau 0,90 m 0,60 m 1,60 m 1,60 m

hoog-laag 0,50 m 0,40 m 1,60 m 1,60 m

Type 3: Hoek van 60°

(7)

richtinggevend A B C D

1 niveau 1,40 m 0,60 m 1,60 m 1,50 m

hoog-laag 0,90 m 0,40 m 1,60 m 1,50 m

De stalplaatsen en parkeerplaatsen voor fietsen kunnen ingepast worden binnen het bouwvolume, in een specifieke constructie, een bijgebouw of in de tuinen en zijn conform Artikel 12 “Levendige plint”, Artikel 27 “Open ruimte” en Artikel 28

“Minimale oppervlakte buitenruimte”.

Indien de stal- en parkeerplaatsen ondergronds gerealiseerd worden moeten deze via een goed toegankelijke helling, een trap met fietsgoot of een lift bereikbaar zijn.

Vanaf 30 fietsstal- of fietsparkeerplaatsen dient er minimaal 1 elektrisch oplaadpunt aanwezig te zijn. Indien het aantal te voorziene fietsstalplaatsen van 30 of meer fietsplaatsen opgedeeld wordt in verschillende ruimten dient in elk van deze ruimten een elektrisch oplaadpunt aanwezig te zijn.

De fietsenberging, achteraan in de ondergrondse parking, is gelegen tussen 2

parkeerplaatsen. Hierdoor is er te weinig vrije ruimte om de fietsenberging te bereiken.

“Artikel 38 Groendaken

§1 Het is verplicht om nieuwe daken van meldings- en vergunningsplichtige constructies aan te leggen als een groendak, indien deze daken een helling hebben van minder dan 15° en een oppervlakte hebben van ten minste 20 vierkante meter.

§2 In afwijking van §1 moet het dak van ruimten waarvan het plafond zich bevindt onder het aangrenzende maaiveld, voorzien worden van een grondlaag met een dikte van minimaal 1 meter, tenzij een gelijkwaardig groenplan met plantgaten wordt voorgelegd.(…)”

De dikte van de grondlaag boven de ondergrondse garage bedraagt minder dan 1 meter.

“Artikel 3 Afwijkingsmogelijkheid

(8)

§1 De vergunningverlenende overheid kan afwijkingen toestaan op de voorschriften in DEEL 2 RUIMTELIJKE KWALITEIT en DEEL 3 TECHNISCHE KWALITEIT van deze verordening.

De afwijking kan worden toegestaan omwille van o.a. de grote omvang van het project, zijn erfgoedwaarde, de voorgestelde innovatieve en verbeterende oplossing of

conflicterende en onoplosbare voorwaarden vanuit andere of sectorale regelgeving.

De afwijking kan pas toegestaan worden indien de vergunningverlenende overheid oordeelt dat door de afwijking voorgestelde werken minstens gelijkwaardig zijn aan de toegelaten werken voorgesteld in de overige voorschriften van deze bouwcode. De gelijkwaardigheid dient beschouwd te worden over het geheel van deze voorschriften en dus bijeengenomen minstens dezelfde mate van veiligheid, leefbaarheid, beeldkwaliteit en duurzaamheid garanderen en dit zowel voor het gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft, als voor de ruimere omgeving.

De afwijking dient tevens in overeenstemming te zijn met de goede plaatselijke

ruimtelijke ordening en, indien van toepassing, de historische waarde van het gebouw of het stadsgezicht.

§2 Motivatie afwijkingen

De motiveringsnota is een informatief document horend bij de vergunningsaanvraag dat de afwijking bij een aanvraag tot het bekomen van een stedenbouwkundige vergunning beschrijft en motiveert.

De motiveringsnota moet duidelijkheid geven over de gewenste afwijking(en) van het project ten opzichte van de verordening. De motiveringsnota beschrijft de motieven die aanleiding geven tot de vraag tot afwijking. Ze beschrijft de te verwachten impact van deze afwijkingen op de kwaliteiten die door de verordening worden beoogd voor het project en de omgeving. Hierbij komen minimaal volgende elementen aan bod:

een opsomming van de bepalingen van de algemene bouwverordening waarvan wordt afgeweken;

de aard en de omvang van alle afwijkingen;

een duidelijke en expliciete motivering voor de afwijkingen, waarbij de aanvrager aantoont of beschrijft;

waarom niet aan de betreffende bepalingen wordt voldaan;

of de afwijking(en), zowel voor het gebouw op zich als voor de ruimere omgeving, een verbetering betekent(en);

of de achterliggende logica en doelstelling van de betreffende voorschriften gerespecteerd worden;

(9)

of de in de afwijking voorgestelde werken minstens gelijkwaardig zijn aan de toegelaten werken voorgesteld in de overige voorschriften van deze bouwcode en dus minstens dezelfde mate van veiligheid, leefbaarheid, beeldkwaliteit en duurzaamheid bieden;

of in het geval van een regularisatie: de feitelijke en juridische historiek van het dossier.

Het voorliggende project heeft een beperkte oppervlakte en ligt niet in een

overstromingsgevoelig gebied, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.

De aanvraag is echter niet in overeenstemming met de gewestelijke hemelwaterverordening.

De aanvraag werd getoetst aan de Vlaamse gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid. Het ontwerp wijkt af op volgend punt:

“ART. 24

Vóór en achter elke toegang of deur waarop dit besluit van toepassing is, met uitsluiting van toegangen tot of deuren naar gesloten trappenhallen, moet voor een vrije en vlakke

draairuimte worden gezorgd, die maximaal twee procent in één richting mag hellen met het oog op de afwatering. De vrije en vlakke draairuimtes van meerdere deuren mogen elkaar overlappen.

Het draaivlak van een deur moet vlak zijn.

Bij manueel te bedienen deuren moet de buitenste rand van de vrije en vlakke draairuimte aan de trekzijde van de deur, het draaivlak van de deur raken en moet de buitenste rand van de vrije en vlakke draairuimte aan de duwzijde van de deur, het gesloten deurvlak raken.”

In de kelderruimte en voor het sas naar de afvalberging worden er geen vrije draairuimtes voorzien.

“ART. 25

Bij een manueel te bedienen deur, met uitsluiting van toegangen tot of deuren naar gesloten trappenhallen, moet naast de krukzijde voor een vrije en vlakke wand- en vloerbreedte worden gezorgd, met een ruwbouwmaat van minstens 45 cm, zodat na de afwerking een vrije en vlakke wand- en vloerbreedte van minstens 50 cm gegarandeerd wordt.”

Bij kelderruimte 2 en het meterlokaal wordt er geen vrije en vlakke wand- en vloerbreedte van 50 cm gegarandeerd.

De voorliggende aanvraag valt onder het toepassingsgebied van de Vlaamse Wooncode (decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 19 augustus 1997.

Parkeerparagraaf

(10)

Het algemene principe is dat elke bouwaanvraag een parkeerbehoefte genereert. Om te vermijden dat de parkeerbehoefte (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewenteld op het openbaar domein, is het de bedoeling om parkeren maximaal op eigen terrein te voorzien, het

zogenaamde POET principe (Parkeren Op Eigen Terrein).

De parkeernormen uit de bouwcode (tabel) worden de facto de algemene beleidslijn voor bouwen, verbouwen en vermeerderen en functiewijzigingen. Waar mogelijk om parking te bouwen dient dit maximaal te gebeuren. Wie niet op eigen terrein voorziet in de werkelijke parkeerbehoefte, dient hiervoor een compensatie te betalen.

Voorliggende aanvraag genereert een werkelijke parkeerbehoefte van 11 parkeerplaatsen.

‘De aanvraag betreft een nieuwbouw meergezinswoning met 5 appartementen en het herbestemmen van een atelier/magazijn naar 3 appartementen.

(1 wooneenheid < 60m2 = 1 x 1.05 = 1.05 + 7 wooneenheden > 90m2 7 x 1.35 = 9.45. De werkelijke parkeerbehoefte bedraagt bijgevolg 1.05 + 9.45 = 10.5 ~ 11 parkeerplaatsen).

Er zijn 5 parkeerplaatsen voorzien in de ondergrondse parking maar daarvan kunnen er nu maar 3 gebruikt worden want parkeerplaats 4 en 5 kunnen niet keren om terug voorwaarts de parking uit te rijden.

De ruimte achter de parkeerplaatsen bedraagt geen 6m maar de parkeerplaatsen zijn wel veel breder dan 2m50 waardoor dit toch volstaat om te manoeuvreren Indien parkeerplaats 4 geschrapt wordt en vrijgehouden wordt als keerzone dan kan parkeerplaats 5 wel gebruikt worden en wordt het aantal nuttige plaatsen 4.’

De plannen voorzien in 4 nuttige autostal- en autoparkeerplaatsen.

Het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 4.

‘Het pand in gesloten bebouwing met een oppervlakte van circa 420m² is vrij smal (11m) en langgerekt(37m). De vorm van het perceel laat het bouwen van het aantal te realiseren plaatsen niet toe’

Het aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 7.

Dit is het verschil tussen het aantal autostal- en/of autoparkeerplaatsen volgens de werkelijke parkeerbehoefte en het aantal te realiseren autostal- en

autoparkeerplaatsen.

Het aantal ontbrekende autostal- en/of autoparkeerplaatsen wordt belast op basis van het belastingreglement ontbrekende autostal- en/of autoparkeerplaatsen van 15 december 2014. In deze aanvraag is dit dus van toepassing op 7 plaatsen.

Artikel 30 van de bouwcode: “Autostalplaatsen en autoparkeerplaatsen”

§1 Parkeer- en stallingsnormen:

(11)

Bij gebouwen met een voorgevelbreedte van meer dan 8 meter (zie ook: Artikel 12

“Levendige plint” §3, 1°) moeten autostal- en autoparkeerplaatsen voorzien worden in volgende gevallen:

i) Bij woonfunctie: indien het een nieuwbouw, een herbouw en/of een vermeerdering van het aantal woongelegenheden ten opzichte van de bestaande en vergunde of vergund geachte situatie betreft. Indien een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd voor enkel een vermeerdering van het aantal woongelegenheden dienen enkel de bijkomende woongelegenheden aan de normen van onderdeel 2°

te voldoen.

ii)Bij functies anders dan wonen: indien het een nieuwbouw, een herbouw en/of een volume-uitbreidingen ten opzichte van de bestaande en vergunde of vergund geachte situatie betreft. Indien een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd voor een volume-uitbreiding of functiewijziging dient enkel de oppervlakte die wordt toegevoegd of van functie wordt gewijzigd in rekening te worden gebracht voor de berekening van het aantal autostalplaatsen en

autoparkeerplaatsen.

§2 In toepassing van §1, 1° van dit artikel gelden per functiecategorie volgende minimaal aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen:

centrumgebied centrumschil overig gebied aandeel bezoekers per functie (inbegrepen in norm) Woonproject met maximaal

5 wooneenheden 1 / woning 1 / woning 1 / woning 0,3

Woon- of gemengd project met meer dan 5

wooneenheden:

- woningen > 90m² - woningen (60m² t/m 90 m²)

- woningen < 60m²

- 1,35 / woning - 1,2 / woning - 1,05 / woning

- 1,55 / woning - 1,35 / woning - 1,1 / woning

- 1,8 / woning - 1,55 / woning - 1,25 / woning

0,3

Sociale koopwoning 1 / woning 1 / woning 1 / woning 0,3 Sociale huurwoning 0,6-0,9 / woning 0,6-0,9 / woning 0,75-0,9 /

woning 0,3

Kamerwoning / studentenkamer

0,15 / kamer 0,25 / kamer 0,25 / kamer 0,2 Assistentiewoning 0,4 / kamer 1 / kamer 1,1 / kamer 0,3 Woonzorgcentrum 0,6 /

wooneenheid

0, 6 /

wooneenheid

0,6 /

wooneenheid

60%

Kantoor niet in stationsomgeving

1,10 / 100m2 bvo

1,55 / 100m² bvo 1,65 / 100m² bvo 5%

Kantoor in stationsomgeving

- A’pen- Centraal: 0,6 / 100 m²

5%

(12)

- A’pen- Berchem:

0,8 / 100m² - A’pen-Zuid:

1 / 100m²

Detailhandel (< 500m² bvo) op maat op maat op maat 89%

Detailhandel

(500m² bvo t/m 1.500m² bvo)

3,3 / 100 m2 bvo 4,3 / 100m² bvo 4,7 / 100m² bvo 94%

Detailhandel (> 1.500m² bvo)

4,7 / 100m² bvo 5,3 / 100m² bvo 6,0 / 100m² bvo 84%

horeca op maat op maat op maat hotel 74%

restaurant 80%

café 90%

Crèche (> 500m² bvo) 0,6 / 100m2 bvo 0,7 / 100m2 bvo 0,9 / 100m² bvo 95%

Basisonderwijs 0,75 / leslokaal 0,75 / leslokaal 0,75 / leslokaal Secundair onderwijs 3,3 /100

leerlingen

4,0 /100 leerlingen

4,3 /100 leerlingen

11%

Hoger onderwijs op maat op maat op maat hogeschool

72%

Volwassenenonderwijs op maat op maat op maat 95%

Sporthal 1,45 / 100m² bvo 2,0 / 100m² bvo 2,65 / 100m² bvo 96%

Andere functies Op maat Op maat Op maat

(*BVO = bruto-vloeroppervlakte)

Er wordt afgerond naar beneden indien het cijfer na de komma lager is dan 0,50. Er wordt afgerond naar boven indien het cijfer na de komma groter of gelijk is aan 0,50.

2° Wettelijke regeling compensatie: Indien het verplichte aantal autostalplaatsen en autoparkeerplaatsen zoals opgelegd in §1, 2° van dit artikel niet gerealiseerd kunnen worden, moet per niet-gerealiseerde autostal- en/of autoparkeerplaats hiervoor een financiële compensatie betaald worden.

3° Overgangsbepaling: Voor de stedenbouwkundige vergunningsaanvragen kan op gemotiveerd verzoek de vergunningverlenende overheid afwijkingen toestaan op het aantal gevraagde autostaanplaatsen en/of autoparkeerplaatsen zoals vermeld in §1, 2°.

§3 Inrichting

Een autostalplaats en een autoparkeerplaats dient bepaalde minimumdimensies te hebben die het beoogde gebruik en aantal (zoals bepaald in §1, 2°) garanderen. Bij de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag dienen op het grondplan de autostalplaatsen en autoparkeerplaatsen met maatlijnen aangeduid te zijn, alsook het voorziene aantal.

(13)

Het stallen en parkeren van auto’s (naar aanvragen bepaald in Artikel 30, §1, 1°en naar aantal bepaald in Artikel 30,§1, 2°) is toegelaten op volgende wijze, opgesomd in volgorde van voorkeur:

i) Ondergronds binnen het bouwvolume

ii) Bovengronds binnen het bouwvolume, rekening houdend met Artikel 12

“Levendige plint”

iii) Ondergronds onder tuinen indien een grondlaag met een dikte van minimaal 1 meter wordt voorzien

iv) Bovengronds in open lucht, met uitzondering van percelen met een woonfunctie van meer dan 2 wooneenheden en/of kantoorfunctie, en rekening houdend met Artikel 27 “Open ruimte” en Artikel 28 “Minimale oppervlakte buitenruimte” en binnen de draagkracht van het gebied.

Parkeerplaatsen in open lucht moeten worden ingericht in waterdoorlatend en grasdoorgroeibaar materiaal zoals grasdallen, gewapend gras of verharding met kleinschalige elementen met open voegen die tellen voor minimaal 30% van de oppervlakte. Een uitzonderingsregel is mogelijk voor parkeerplaatsen van mindervaliden om de maximale toegankelijkheid te garanderen.

De in- en uitritten van en naar de garage moeten steeds inpandig worden geconcipieerd.

De eerste 5 meter ervan, vanaf de openbare weg, mag maximaal een helling hebben van 4%.

Bij grootschalige projecten, anders dan wonen, moet er minstens één

voetgangerstoegang tot de parking rechtstreeks vanaf het openbaar domein bereikbaar zijn.

Vanaf 30 autostalplaatsen dient er een elektriciteitsvoorziening met voldoende vermogen voorzien te worden ten behoeve van elektrisch oplaadpunten voor wagens.

Beoordeling

Voorliggende aanvraag omvat een nieuwbouw meergezinswoning aan de straatzijde en het herbestemmen van een achterliggend stapelhuis tot appartementen.

(14)

De bestaande toestand omvat een hoofdvolume, in aaneengesloten bebouwing, met drie bouwlagen onder mansardedak, het achtergelegen atelier/magazijn ter hoogte van de linker perceelsgrens telt twee hoge bouwlagen onder zadeldak. De oorspronkelijke koer langsheen de rechter perceelsgrens is in bestaande toestand overdekt.

Met deze aanvraag wil men het hoofdvolume aan de straat slopen en vervangen door een nieuwbouw meergezinswoning met vier bouwlagen onder mansardedak.

De nieuwe kroonlijsthoogte bedraagt 14m14, aansluitend bij de hoogte van de rechter aanpalende. De bouwdiepte van de nieuwbouw sluit aan bij het profiel van de aanpalende bebouwing aan de rechterzijde. De volumewijzigingen aan de achterbouw omvatten het slopen van het volume achteraan de eerste verdieping ter hoogte van de achterste en rechter perceelsgrens; op de tweede verdieping wordt het achterste volume ter hoogte van de linker perceelsgrens afgebroken waardoor ook hier scheidsmuren maximaal verlagen. De

overdekking boven de koer wordt weggenomen zodat langsheen de rechter zijde van het perceel een open ruimte ontstaat.

De nieuwbouw aan de straatzijde omvat één studio en vier appartementen. Ter hoogte van de voormalige doorrit naar het achterhuis wordt een toegangshelling tot de ondergrondse parking gerealiseerd, alsook een helling die de inkomhal ontsluit die centraal gelegen is tussen

hoofdvolume en achterhuis.

In de kelderverdieping worden er 5 parkeerplaatsen, 2 afzonderlijke fietsenbergingen, een gemeenschappelijk afvallokaal en afzonderlijke bergingen voorzien.

In het achterhuis worden er drie lofts gecreëerd, waarvan telkens 1 per verdiep.

De afwerking van de nieuwbouw aan de straatzijde wordt voorzien in sierbepleistering met een lichte kleur, het nieuwe buitenschrijnwerk in lichtkleurig aluminium. Het mansardedak wordt afgewerkt met een zinken bekleding boven een geschilderde houten kroonlijst.

De gevels van de achterbouw worden gerenoveerd en in de oorspronkelijke materialen behouden, de baksteen wordt geschilderd in een lichte kleur.

Er wordt een nieuw houten buitenschrijnwerk geplaatst met een klassieke profilering.

De stedenbouwkundige geschiktheid van het ontwerp dient aan de hand van de geldende en verordende voorschriften te worden beoordeeld. Vastgesteld wordt dat de aanvraag in strijd is met artikel 28, 29 en 38 van de bouwcode. Zo wordt er geen buitenruimte bij de studio

voorzien, is de fietsenstalling niet ingericht zoals voorgeschreven in de bouwcode en wordt er geen grondlaag met 1 meter dikte boven de ondergrondse garage voorzien.

Met toepassing van artikel 3 kan er een afwijking worden toegestaan voor het gebrek aan buitenruimte bij de gelijkvloerse studio, omdat er anders geen levendige functie wordt gegarandeerd op het gelijkvloers. Door de positie van parkinginrit en de positie van het historisch achterhuis, is het creëren van een buitenruimte aan de achterzijde onmogelijk. Aan de voorzijde is een inpandig terras op niveau van de gelijkvloerse pui niet kenmerkend in het straatbeeld en bovendien niet op een kwaliteitsvolle manier bruikbaar voor de bewoners.

Ook kan er worden afgeweken voor de dikte van de grondlaag omwille van het behoud van het achterhuis dat erfgoedwaarde heeft. Een verhoging van het maaiveld zou immers de gevelgeleding van het achterhuis verstoren; het nog dieper uitgraven van de ondergrondse laag zou ertoe leiden dat de inrit langer wordt ten koste van het aantal bruikbare

parkeerplaatsen.

Bijkomend wordt vastgesteld dat de aanvraag afwijkt van de verordening voor toegankelijkheid, er worden er geen vrije draaicirkels voorzien in de bergingen, het

meterlokaal en het sas naar de afvalberging. De herindeling van de lokalen kan hier voor een

(15)

eventuele oplossing zorgen. Ook wordt er geen aangepaste parkeerplaats voorzien. Er kan worden gesteld dat er voldoende ruimte aanwezig is naast de parkeerplaatsen om aan de nodige 3,5 meter te voldoen.

Bij het beoordelen van de aanvraag behoort het tevens tot de autonome bevoegdheid van de vergunningverlenende overheid te oordelen of een bouwwerk verenigbaar is met de goede ruimtelijke ordening.

Gezien de ligging van het gebouw in een zone die volgens het ruimtelijk uitvoeringsplan werd ingekleurd als een woongebied met culturele, historische en/of esthetische waarde, moet de impact van de aanvraag op de erfgoedwaarde van de in de aanvraag betrokken constructies en de omgeving beoordeeld worden en staat de wenselijkheid van behoud voorop. In dit kader werd voorliggende aanvraag ter advies voorgelegd aan de stedelijke dienst monumentenzorg.

Dit advies is gunstig laat zich als volgt samenvatten: “De aanvraag heeft betrekking op een gebouwencomplex dat dateert van rond de eeuwwisseling. Het werd in 1898 opgetrokken als een winkelwoonhuis met achterliggend atelier naar ontwerp van Guillaume Oenen. In de loop van de 20ste eeuw werd het gebouwencomplex herhaaldelijk aangepast ten behoeve van de noden van de eigenaars (schrijnwerkerij, slijperij, bewerking havermout, bereiden zeeppoeder, woonhuis, bureel, …).

De straatgevel van vijf traveeën en drie bouwlagen onder mansardedak werd hierbij sterk verschraald. Het oorspronkelijke buitenschrijnwerk is merendeels verwijderd en de lijstgevel werd voorzien van een cementpleister met schijnvoegen. De doorrij werd aangepast/ verbreed.

Van het reeds initieel voorziene sobere interieur is weinig bewaard. Ook de oorspronkelijke indeling is niet meer afleesbaar.

De koergevel van het voormalig werkhuis is ondanks de aanpassingen nog grotendeels bewaard. De gevel telt zeven traveeën en twee bouwlagen onder dak.

De verdiepte vlakken, de verhoogde laadtravee met hijsmechanisme, de laadluiken en het originele buitenschrijnwerk zijn nog afleesbaar. De draagstructuur (houten vloeren en balken op metalen liggers, dakspanten en bebording is tevens nog aanwezig.

Het voorhuis is beeld ondersteunend. De bebouwing ondersteunt de uitstraling van de wijk en draagt bij aan de architecturale context door haar vormgeving en materiaalgebruik. Ze draagt bij aan de stedenbouwkundige context door haar vorm, inplanting, homogeniteit of dynamiek in het straatbeeld en haar contextwaarde.

Het achterhuis is beeldbepalend omdat de stedenbouwkundige, architecturale of esthetische waarde hoog is. Vanuit architecturaal oogpunt kan de bebouwing als representatief

beschouwd worden voor de omgeving en vertoont ze een stedenbouwkundige samenhang met de ontstaansgeschiedenis van de wijk.

Voor de afbraak van het voorhuis waren we van mening dat een herwaardering tot de mogelijkheden behoorde, maar maken we anderzijds geen fundamenteel bezwaar als er een kwalitatief nieuwbouwproject in de plaats komt. Bij de herbestemming van het achterhuis is het belangrijk dat de erfgoedkenmerken voldoende worden gerespecteerd.

In voorliggend ontwerp blijft de eigenheid van het voormalige ateliercomplex afleesbaar, wat maakt dat gunstig advies verleend wordt over de aanvraag.”

Daar het ontwerp van de aanvraag in een zone die aangeduid is als archeologisch onderzoeksgebied, werd er advies gevraagd aan de stedelijke dienst onroerend erfgoed/archeologie. Dit advies laat zich als volgt samenvatten:

(16)

“Het geplande bouwproject is gelegen in een zone die op de Lokale Archeologische

Advieskaart wordt aangegeven als archeologisch onderzoeksgebied, vanwege de ligging in de historische binnenstad. Meer bepaald gaat het om het gebied tussen de zuidelijke

stadsomwalling van 1542 en de citadel van Alva. Daar de archeologische verwachting specifiek ter hoogte van het bouwperceel laag is, worden vanuit het standpunt van archeologische erfgoedzorg geen voorwaarden opgelegd. De vondstmeldingsplicht blijft echter steeds van kracht.”

Omdat de aanvraag handelt over een nieuwbouw met ondergrondse garage, werd het advies van de stedelijke dienst mobiliteit ingewonnen die als voorwaarde oplegt op om met een lichtensysteem te werken omdat de parking inrit te smal is om dubbelrichtingsverkeer toe te laten. Bijkomend wordt opgemerkt dat de oppervlakte van de fietsenbergingen dan wel voldoende bedraagt, doch door de positie tussen 2 parkeerplaatsen is de vrije ruimte om de fietsenberging te bereiken te krap is. Als voorwaarde wordt opgelegd parkeerplaats 4 te schrappen.

De beoogde nieuwbouw sluit aan in bouwhoogte en profiel bij de kenmerkende bebouwing in de Lambermontstraat. Het feit dat het ontwerp de logische, historische samenhang en opbouw respecteert -door de nieuwbouw te voorzien van een onderdoorgang naar de koer bij het achterhuis- betekent een meerwaarde voor het project. De geplande appartementen zijn ruim en voorzien in kwaliteitsvolle buitenruimten waardoor het beoogde aantal (8) de draagkracht van het perceel en zijn omgeving niet overschrijdt. Bijkomend zorgen de

scheidsmuurverlagingen achteraan het perceel voor een verbetering van de woonkwaliteit op de aangrenzende percelen link, rechts en achteraan. De geveluitstraling is sober, hedendaags en respecteert de geleding en het ritme van de herenhuizen in het straatbeeld.

De geplande werken zijn bijgevolg verenigbaar met de goede ruimtelijke ordening van de plaats en vanuit stedenbouwkundig standpunt aanvaardbaar.

De aanvraag is vatbaar voor vergunning, mits naleven van de gestelde voorwaarden.

(17)

Conclusie

De stedenbouwkundige vergunning kan worden verleend aan de aanvrager, die ertoe gehouden is:

- de bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen strikt na te leven;

- parkeerplaats 4 niet als parkeerplaats te gebruiken maar in te richten worden als keerzone voor parkeerplaats 5;

- de fietsstalplaatsen te laten voldoen aan de afmetingen vooropgesteld in de bouwcode;

- met een lichtensysteem te werken aan de inrit van de parking;

- een bufferbekken (mag in combinatie met regenwaterput) te plaatsen voor het hemelwater in plaats van een infiltratievoorziening met inhoud conform de berekeningsnota in de verordening ‘hemelwater’;

- de bergingen, het meterlokaal en de afvalberging in de kelder her in te richten conform de verordening toegankelijkheid;

- een aangepaste parkeerplaats te voorzien;

- na uitvoering van de werken te voldoen aan de elementaire veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten opgelegd door de Vlaamse Wooncode en het besluit van de Vlaamse regering van 12 juli 2013 betreffende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor woningen.

Datum:

02/03/2016

Martijn Coppoolse

gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaar Elke Dehenau

architect

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt. De Vlaamse Regering bepaalt de bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat

De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening

Indien het beroep niet wordt ingesteld door de aanvrager van de vergunning, de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar of een adviserende instantie, vermeld in

Indien een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd voor enkel een volume- uitbreiding en/of functiewijziging naar een andere functie dan wonen dient enkel de oppervlakte

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1 worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van de

Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden. De bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen zijn op

Via het project Jongeren Actief in de ThuisZorg (JATZ) van thuiszorg Vleminckveld vzw worden jongeren opgeleid tot poetshulp met extra aandacht voor de speciale noden van cliënten..

vaststelling van een gewestelijke verordening betreffende toegankelijkheid, maar gelet op het voorwaardelijk gunstig advies van het Centrum voor Toegankelijkheid Provincie Antwerpen