• No results found

Heinrich Hoffmann, Het beroemde prentenboek naar Struwelpeter · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Heinrich Hoffmann, Het beroemde prentenboek naar Struwelpeter · dbnl"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Heinrich Hoffmann

Vertaald door: Oom Gus

bron

Heinrich Hoffmann, Het beroemde prentenboek naar Struwelpeter (vert. Oom Gus). H. Meulenhoff, Amsterdam 1905

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/hoff049bero01_01/colofon.php

© 2011 dbnl

(2)
(3)

I. Aanhef.

Als het aardig kindekijn Altoos wil gehoorzaam zijn, Netjes aan de tafel eten, Vork en lepel niet vergeten - Wil het, zonder te krakeelen, Met broer, zus of vrindje spelen, Netjes met mama gaan wandlen, Dan brengt Sinterklaas amandlen, Speelgoed, marsepein en koek, Of een snoezig prentenboek.

Heinrich Hoffmann, Het beroemde prentenboek naar Struwelpeter

(4)

II. Piet de Smeerpoets.

Lieve kindren, ziet eens aan, Kijkt dien vuilen Piet daar staan!

Nagels en z'n haar Heeft-ie sinds een jaar Heelemaal niet laten knippen,

Steeds wist hij de schaar te ontglippen!

‘Foei,’ zegt, wie hem ziet,

‘Smerig ben je, Piet!’

Heinrich Hoffmann, Het beroemde prentenboek naar Struwelpeter

(5)

III. De geschiedenis van Klaas de plaaggeest.

Die Klaas, die Klaas, Dat was een plagersbaas!

Hij maakte thuis de vliegjes buit

En trok hen wreed de vleugels uit, Sloeg stoelen stuk en vogels dood En gooide poesje in de sloot.

Heinrich Hoffmann, Het beroemde prentenboek naar Struwelpeter

(6)

En denk eens, hoe 'n plaag hij was:

Hij sloeg z'n zusje! Is 't niet kras?

Heinrich Hoffmann, Het beroemde prentenboek naar Struwelpeter

(7)

Eens vond hij bij een sloot een' hond, Die kalmpjes daar te drinken stond.

Klaas kon het beest niet laten staan En sloop zacht op den hond toen aan, Dien hij op eens een stokslag gaf En meer daarna - ondanks 't geblaf - ! Het arme beest, het sarren moe, Vloog eensklaps op Klaas' beenen toe En beet, dat Klaasje brult van pijn!

Dan moest hij maar geen plaaggeest zijn!

De hond sprong snel over een hek En droeg Klaas' stok weg in den bek.

Heinrich Hoffmann, Het beroemde prentenboek naar Struwelpeter

(8)

En toen, tot einde van de pret,

Moest Klaas met 't zeere been naar bed.

Hij leed drie weken bittre pijn, En slikte nare medicijn.

De hond eet nu zijn buikje rond Aan 't geen voor Klaas op tafel stond:

De peperkoek, de leverworst -

En dronk Klaas' melk op voor den dorst!

De stok houdt hij zorgvuldig vast - Had Klaas toch beter opgepast!

Heinrich Hoffmann, Het beroemde prentenboek naar Struwelpeter

(9)

IV. Lucifers zijn geen speelgoed.

En vond de lucifers van moe.

‘Kom,’ dacht ze, ‘dat 's een vondst, wat fijn!

Wat moet dat aardig speelgoed zijn!

Ik steek eens gauw een stokje aan, Zooals mama vaak heeft gedaan.’

Pa was met moe naar tante heen, Klein Keetje bleef tehuis alleen, En toen ze door de kamer sprong En allerhande liedjes zong, Danste ze op de tafel toe

Heinrich Hoffmann, Het beroemde prentenboek naar Struwelpeter

(10)

Mimi en Snor, de poesjes, Die lieve, kleine snoesjes, Miauwden: ‘'t mag niet, Keetje, Mama verbood 't, dat weet je!

Miauw, miauw, miauw, miauw, Pas op, kom, laat het nou!’

Maar Keetje hoort de poesjes niet, Ze is blij dat ze het branden ziet, De vlam laait lustig, knettert luid, Er springen kleine vonkjes uit, En Keetje, die verheugt zich zeer, Springt door de kamer, heen en weer!

Snor en Mimi, de poesjes, Die lieve, kleine snoesjes, Die zeiden: ‘'t Mag niet, Keetje, Papa verbood 't, dat weet je!

Miauw, miauw, miauw, miauw, Smijt weg dat stokje, gauw!’

Heinrich Hoffmann, Het beroemde prentenboek naar Struwelpeter

(11)

O wee! de vlam vat haar japon, Haar schortje, zelfs haar hand begon Te branden en ten slotte het haar, Nu brandt het heele kind, zoo waar!

Mimi en Snor die deeën

Maar niets dan angstig schreeuwen:

‘Kom hier, och help dan toch gezwind, De vlam verteert het heele kind!

Miauw, miauw, miauw, miauw, Kom, menschen, help toch gauw!’

Verbrand is alles, foei, hoe naar!

Zelfs 't arme kind met huid en haar, - Een hoopje asch, een stompje been, Haar schoenen - dat nog rest alleen!

Mimi, Snor, met z'n beien, Die zaten luid te schreien:

‘Miauw, miauw, miauw, hoe naar!

Waar zijn de arme ouders? waar?’

En hunne tranen blusschen Het laatste vuur intusschen. -

Heinrich Hoffmann, Het beroemde prentenboek naar Struwelpeter

(12)

V. De geschiedenis van de zwarte jongens.

Er wandelde de straat eens door Een man, als pek zoo zwart - een moor.

De zon scheen op zijn' krullenkop, Hij zet de parasol dus op.

Dat zag de kleine Ferdinand, Hard loopend, 't vlagje in de hand, Ook Casper liep hem ijlings na, (Hij kreeg een krakeling van ma) Ook Wim was graag van de partij En kwam er met zijn hoepel bij!

Die drie nu jouwden 't moortje uit En lachten om zijn zwarte huid, En kraaiden: ‘Schoorsteenveger’ luid.

Heinrich Hoffmann, Het beroemde prentenboek naar Struwelpeter

(13)

VI. De geschiedenis van den wilden jager.

Eens trok de wilde jagersman Zijn grasgroen nieuwe pakje an, Nam weitasch, kogels en geweer En ging op jacht. Dat deed hij meer.

Hij droeg een bril op zijnen neus En stapte wilder dan een reus, De haas verstopt zich in een kool En is om 't jagertje in den jool.

Fel scheen de zon, heet was het weer, Te zwaar werd 't groote schietgeweer, De jager strekt zich uit in 't gras, Dat kwam ons haasje juist van pas, Dat zachtjes naar den jager liep, Toen deze luide snurkend sliep.

Het nam 't geweer en ook den bril En liep toen ijlings weg, heel stil.

Den bril nu had het haasje net Zich zelven op den neus gezet, En schieten wil het met 't geweer, En ziet, dat vreest de jager zeer.

Hij loopt bang weg en jammert: ‘och, Mijn lieve menschen, help me toch!’

Heinrich Hoffmann, Het beroemde prentenboek naar Struwelpeter

(14)

De wilde, wilde jagersman

Draaft voort, zoo hard hij draven kan, Tot hij geheel was uitgeput

En radeloos sprong in eenen put.

De haas schoot toen poef, pif, pof, paf, 't Geweer des wilden jagers af.

Zijn vrouw zat rustig op de stoep En dronk er koffie; 't kopje, floep!

Dat schoot het haasje stuk, in twee!

En 't vrouwtje klaagt nu ach en wee!

Maar bij den put zat op het grint, De haas z'n oudste zoon. Dat kind

Heinrich Hoffmann, Het beroemde prentenboek naar Struwelpeter

(15)

Dat kreeg de koffie op den neus.

Geloof je 't niet? 't Is tòch zoo, heusch!

Het riep: ‘Wie heeft mijn neus verbrand?

Het doet zoo'n pijn, ik heb het land.’

Heinrich Hoffmann, Het beroemde prentenboek naar Struwelpeter

(16)

VII. De geschiedenis van den duimzuiger.

‘Koentje, ik ga uit met pa, Jij blijft thuis,’ zei eens mama.

‘Pas nu netjes op, hoor kind, Zoodat 'k alles netjes vind.

Snoep nu uit de kast niet weer En zuig niet op je duimen meer, Want de kapper, heusch! 't is waar!

Komt dan daadlijk met de schaar En hij snijdt je tot je straf Allebeide duimen af.’

Nauwelijks was mama gegaan, Of hij heeft het tóch gedaan.

Deur gaat open. Wie is daar?

't Is de kapper met de schaar, En hij vliegt in snellen draf Op den stouten Koenraad af.

Hoe of Koen ook klaagt en schreit, Knip, knap, knip, de duimen snijdt

Heinrich Hoffmann, Het beroemde prentenboek naar Struwelpeter

(17)

Met de schaar de kapper af, Nu had hij z'n verdiende straf.

En toen ma kwam, zei ze: ‘Koen, Kind, hoe kon je toch zoo doen?

Of je nu al snikt en schreit, Je bent en blijft je duimen kwijt.’

Heinrich Hoffmann, Het beroemde prentenboek naar Struwelpeter

(18)

VIII. De geschiedenis van Soep-hein.

De kleine Hein was kerngezond, Een fiksche knaap en kogelrond.

Hij at flink, hield niet van gesnoep En elken middag kreeg hij snoep.

Op zekren dag, met luid geween, Riep hij: ‘Ik eet die soep niet, neen!

Ik lust en eet die soep niet meer!

Ik lust en eet die soep niet meer!’

Heinrich Hoffmann, Het beroemde prentenboek naar Struwelpeter

(19)

Kijk, hoe hij nu den andren dag Al hongerig en mager zag.

Al klaagde moeder steen en been, Hein riep: ‘Ik eet die soep niet! neen!

Ik lust en eet die soep niet meer!

Ik lust en eet die soep niet meer!’

Den derden dag - Hein bleef maar stout - Was hij zoo mager als een hout.

De soep kwam op. Maar Hein at geen - Bah! riep hij: ‘'k Eet die soep niet, neen!

Ik lust en eet die soep niet meer!

Ik lust en eet die soep niet meer!’

Den vierden dag was onze maat Zoo dun en mager als een draad.

Hij woog, met kleeren aan, een lood En was den vijfden dag al dood.

Heinrich Hoffmann, Het beroemde prentenboek naar Struwelpeter

(20)

IX. De geschiedenis van Wip-Flip.

Met z'n stoel, al heen en weer,

‘Flip, 'k hoop dat je nu eens stil Aan de tafel zitten wil!’

Zoo sprak op gestrengen toon Eens papa tot zijnen zoon.

Moeders vragen hielp tòch niet!

't Geeft niet of zij Flip verbiedt.

Hij draait maar, En zwaait maar, Hij wipt maar, Hij glipt maar

Pa verbood toen nog een keer. -

Heinrich Hoffmann, Het beroemde prentenboek naar Struwelpeter

(21)

Ziet eens, kindren, op de plaat Hoe 't met Flipje verder gaat.

Pa zegt: ‘Stil toch met dien stoel, Aanstonds breek je nog den boel!’

En jawel, de stoel glijdt uit, Hevig schrikkend grijpt de guit Naar het laken, maar, o wee!

't Tafellaken trekt hij mee.

Alles dat op tafel stond Valt nu rinklend op den grond.

Schalen, borden, glazen, wijn, Door elkander, kort en klein.

Pa en moe zijn zeer verschrikt, Flip is bijna nog gestikt, Daar zijn heele aangezicht Onder 't tafellaken ligt.

Weg is 't eten, vuil het linnen, Moeder schreit: ‘Wat te beginnen?

Op den grond ligt stuk en vies 't Allerbeste eetservies.’

En zij drieën moesten 't toen Zonder middageten doen.

Heinrich Hoffmann, Het beroemde prentenboek naar Struwelpeter

(22)

X. De geschiedenis van Hans-kijk-in-de-lucht.

Wanneer Hans naar school toe gaat, Kijkt hij nooit uit op de straat.

Heinrich Hoffmann, Het beroemde prentenboek naar Struwelpeter

(23)

Plof! Pardoes en daar lag hij, Altjd tuurt hij naar de daken, Of hij ze met zijn neus wil raken.

Voor zijn voeten kijkt hij nooit, Steeds 't hoofd in den nek gegooid.

Ieder roept: ‘Ziet voor de klucht Toch naar Hans-kijk-in-de-lucht!’

Eens liep er een hond op straat.

En, zooals 't gewoonlijk gaat, Hans kijkt op

Naar den top

Van een boom. Ziet 't hondje niet!

Wat geschiedt?

Bij den hond en op een kei!

Heinrich Hoffmann, Het beroemde prentenboek naar Struwelpeter

(24)

Eens liep hij aan den waterkant Met zijn schooltasch in de hand.

Hij zag hoe een zwaluw vloog Steeds maar verder - hemelhoog!

En hij komt langzamerhand Nader bij den waterkant.

En drie vischjes op een rij Zeiden: ‘Och, wat dom is hij!’

Heinrich Hoffmann, Het beroemde prentenboek naar Struwelpeter

(25)

Nog één stap! Hals over kop Tuimelt Hansje in het sop.

Vischjes, voor den gast beducht, Zijn nu spoedig weggevlucht!

Maar gelukkig zagen twee Mannen naar wat Hansje dee.

En die deden toen met haken Hem weer op het droge raken.

Heinrich Hoffmann, Het beroemde prentenboek naar Struwelpeter

(26)

Daarna staat hij druipend nat Van het onverwachte bad!

't Water loopt den kleinen guit Overal met straaltjes uit.

Bibbrend staat hij te bevriezen En moet onophoudelijk niezen.

En de vischjes kwamen nu Naderbij en lachten: ‘hu!

Kijk die jongen daar nou staan!

Hans, dat heb je knap gedaan!

Waar is nou je schooltasch, zeg?

O, die drijft al verder weg.’

Heinrich Hoffmann, Het beroemde prentenboek naar Struwelpeter

(27)

XI. De geschiedenis van den vliegenden Robert.

Hoor de stormwind giert en piept, Wijl hij boomen nederzwiept.

Kijk, daar pakt opeens de wind 't Regenscherm en 't stoute kind,

Als de stormwind hevig suist, En de regen neder bruist, Als het hagelt ouwe wijven, Moeten thuis de kindren blijven!

Robert echter dacht: ‘Wel neen, Ik ga stil uit, héél alleen,’

En de stoutert wandelt nu Met zijns vaders paraplu.

Voert hen in de lucht, zoo wijd - Niemand hoort dat Robert schreit.

Reeds raakt hij de wolken aan, En z'n hoed vliegt naar de maan.

Heinrich Hoffmann, Het beroemde prentenboek naar Struwelpeter

(28)

Robert met zijn paraplu Vliegen door de wolken. Nu, Door den hoed voorafgegaan, Komen ze in den hemel aan.

Waar de wind ze heen deed drijven, Zal wel steeds een raadsel blijven.

Heinrich Hoffmann, Het beroemde prentenboek naar Struwelpeter

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Eens trok de wilde jagersman, Zijn grasgroen jagersrokje an, Nam zijn geweer en ook zijn tasch, En deed voor de oogen 't brilleglas.. Toen zocht hij in de velden rond, Of hij daar

Door de wolken vaart hij heen, Vruchtloos is zijn bang gesteen En zijn hoed waait ver hem voor, Heel de hoogen hemel door!. Waar hij zoo is heen gesneld Is aan niemand

Heinrich Hoffmann, Een nieuw aardig prentenboek als vervolg op het beroemde kinderwerk 'Der Struwwelpeter' (vert... Wilt naar dit lief, klein huisjen kijken, Daar juist de

Heinrich Hoffmann, Een nieuw aardig prentenboek als vervolg op het beroemde Hoogduitsche kinderwerk 'Der Struwwelpeter' (vert... De Geschiedenis van

Maar eens smeet Hein zijn lepel neêr, En riep: ‘Ik lust die soep niet meer.. Loop met die nare soep

Eens trok de wilde jagersman, Zijn grasgroen jagersrokje an, Nam zijn geweer en ook zijn tasch, En deed voor de oogen 't brilleglas, Toen zocht hij in de velden rond, Of hij daar

Eens ging langs den waterkant, met zijn schooltasch in zijn' hand, Hans naar school en keek omhoog Hoe de musch en zwaluw vloog; - En zoo liep hij, wel te moê, Regelrecht op 't

Toen zag hij geel van magerheid,- Maar toch kreeg hij zijn soepbord wêer, En ziet.- hij smeet den lepel nêer, En riep ook voor den derden keer:..