• No results found

Simon Franke, Op bezoek · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Simon Franke, Op bezoek · dbnl"

Copied!
15
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Op bezoek

Simon Franke

bron

Simon Franke, Op bezoek. Gebroeders Kluitman, Alkmaar 1939

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/fran018opbe01_01/colofon.php

© 2011 dbnl

(2)

Komt Elsje?

‘Klop-klop-klop,’ is Elsje daar?

'k Wou eens even vragen of ze nog niet buiten komt met haar poppenwagen.

'k Heb mijn paardje meegebracht.

Dat moet voor de wagen.

Dan hoeft Els haar grote pop niet altoos te dragen.

't Is al bijna negen uur.

'k Zag de juffrouw lopen.

Ook de meester ging voorbij;

en de school stond open.

Moeder roept: ‘ze komt direct, nog haar handjes wassen

en krijgt haar bonte schortje voor.

Zul je op haar passen?’

‘Holder-bolder-klipper-klap’

Els komt aangesprongen;

Zij draagt zelf de grote pop De wagen duwt de jongen.

Simon Franke, Op bezoek

(3)

3

Simon Franke, Op bezoek

(4)

Een brief aan oom.

Marietje schrijft een lange brief;

ze heeft al haast een kantje.

Ze houdt de pen, dat 's moeielijk al heel goed in haar handje.

Ze schrijft naar Oom, die jarig is.

Oom zei: ‘ik wil eens weten of jij om mijn verjaardag denkt.’

Dus mag ze 't niet vergeten.

De pop Janet moet stil zijn nu.

Ze zal zoet zitten blijven.

Natuurlijk, 't is geen kleinigheid zo'n grote brief te schrijven.

Want zie maar eens hoe ijverig Marietje zit te pennen.

Zou ze, ze is nog maar pas op school, wel alle letters kennen?

Wat jammer van die inktmop hè?

Ze had te vlug geschreven.

Misschien, als 't and're netjes wordt Zal oom 't haar wel vergeven.

Simon Franke, Op bezoek

(5)

5

Simon Franke, Op bezoek

(6)

IJdeltuitje.

Weet je 't al van ijdeltuitje?

Hoe ze eens met moeders hoed stond te draaien en te pronken Als een echte pronkster doet?

Ook had ze de sjaal met kantjes nuffig om haar heen gedaan en toen was ze voor de spiegel op twee kussentjes gaan staan.

Met een spiegel in haar handje en een spiegel aan de wand vroeg ze aan haar kleine broertje

‘Ben ik 't mooist van 't hele land?’

‘Ben ik nu niet net een dame;

zie ik er niet netjes uit?’

Maar de jongen zei: ‘het mocht wat, nee, je bent een ijdeltuit.’

Simon Franke, Op bezoek

(7)

7

Simon Franke, Op bezoek

(8)

De pap en de Beer.

Janneman bracht voor zijn moeder kleine broer een bordje pap.

En hij deed het heel voorzichtig, langzaam aan, en stap voor stap.

Maar klein broertje zat te spelen met zijn beer en harlekijn en hij wou mar niet geloven dat 't al etenstijd zou zijn.

Janneman zei: ‘hoor eens even, eet dit nu maar lekker op.’

Maar klein broertje dacht dat Jan zei:

‘Zet de beer eens op zijn kop.’

Hoe het verder is gelopen met dat bord vol havermout?

Wel, die aangeklede pronkbeer sprong er in. Is dat niet stout?

Simon Franke, Op bezoek

(9)

9

Simon Franke, Op bezoek

(10)

In huis blijven.

Er was ereis een jongen, die een dag niet buiten kon, want dokter zei: ‘hij mag alleen wat wand'len in de zon.

't Is slecht voor z'n amandelen.

Hij moet voorzichtig zijn.’

Toen schreef-ie een receptje voor, een bitter medicijn.

Nu wou de zon niet schijnen gaan;

het bleef maar grijs en grauw.

Er kwam in heel de wijde lucht geen enkel plekje blauw.

Toen pruilde 't kleine jongetje.

Hij had zo'n groot verdriet.

Hij lette niet op 't eendebeest en Moortje zag ie niet.

Simon Franke, Op bezoek

(11)

11

Simon Franke, Op bezoek

(12)

Niet verdwaald.

Een meisje en een jongetje die speelden in de wei.

De pop Janet zat in het gras en 't paardje stond er bij.

Er stonden honderd bloemetjes te bloeien in die wei.

Ze fluisterden en babbelden

‘Wat zijn die kind'ren blij.’

Het kleine meisje plukte ze, vlocht er een kransje van.

De pop Janet zei tegen 't paard:

‘hoe goed ze dat toch kan.’

Maar 't paardje op zijn wieletjes zei: ‘'k geloof bepaald

let maar eens op, me lieve pop, de kinderen zijn verdwaald.’

‘O neen!’ riep toen het jongetje met 't rode jasje aan.

‘Kijk Rie, we zijn zo ver niet weg!

Zie je het huis wel staan?’

Simon Franke, Op bezoek

(13)

13

Simon Franke, Op bezoek

(14)

Theeschenken.

Dit is het nieuwste liedje van kleine Hans en Grietje.

Niet Hans en Griet uit 't sprookje, nee, maar echte kind'ren, alle twee.

Ze speelden theevisite.

Griet mocht de thee opgieten toen moeder in de keuken was.

De ketel stoomde op het gas.

Nu zit ze thee te schenken.

Je moet vooral niet denken dat Grietje het niet keurig doet;

niet te veel melk en niet te zoet.

‘Hans,’ vroeg ze, ‘hoor eens even, mag 'k jou ons kindje geven?

Ik heb mijn handen allebei hoog nodig voor de schenkerij.’

Simon Franke, Op bezoek

(15)

15

Een kopje thee.

Wil buurman soms een kopje thee?

O ja, buurvrouw, heel graag.

Belieft U suiker en ook melk?

Maar dat was ook een vraag.

want enkel thee is bitter hoor!

Daar dankte buurman hart'lijk voor.

Simon Franke, Op bezoek

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Geen van de drie problemen is oplosbaar met passer en liniaal, maar ook hier geldt dat het zoeken naar een oplossing die er niet is, een bron van inspiratie voor

Hij ging niet in het nest zitten, maar toch heel dicht bij zijn vrouwtje, op den rand.. ‘Zie zoo,’ dacht hij

De strijd werd gestaakt en toen ze hun pijnlijke plekken wat gewreven hadden en uitgepuft waren, zei Kees: ‘Zeg 's op, zijn jullie nog van plan Fien te roven?’ Grote Buffel en

Een bloem met witte lintjes, Een prachtige margriet, Boog sierlijk met haar hoofdje En vroeg: ‘Och, pluk me niet.. Ik wil nog graag wat bloeien En kijken naar

Trek je beste tabbert an, Blief je wat te geven, 't Is voor al mijn leven;?. Al mijn leven heb ik

Echter schijnt de goede man wat gemakkelijk geweest te zijn; want hij ging niet in iedere enkele kamer, maar overzag telkens uit de middelste de beide andere en telde of zijne

Vóór het negen uur zal slaan, Is hij reeds naar school gegaan, Om te schrijven in zijn schrift, Een punt te slijpen aan zijn grift.. Kleine Louise en

Toen kwam Jan de slager, Die zeî: dat beest is mager, Toen kwam Tijs de timmerman, Die lapte er weêr een staartjen an, Toen liep het hondjen henen, De staart al tusschen de