• No results found

Simon Franke, De bloem en het bijtje · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Simon Franke, De bloem en het bijtje · dbnl"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De bloem en het bijtje

Simon Franke

bron

Simon Franke, De bloem en het bijtje. Aug. Bossaerts, Antwerpen ca. 1936

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/fran018bloe01_01/colofon.php

© 2011 dbnl

(2)

[De bloem en het bijtje]

Er waren eens twee kleuters, Die speelden in de wei.

Ze dansten en ze sprongen En zongen nog daarbij.

Ze plukten mooie bloemen En vlochten dan een krans, Voor Elsjes blonde krullen, En 't steile haar van Hans.

Simon Franke, De bloem en het bijtje

(3)

3

Simon Franke, De bloem en het bijtje

(4)

De zon stond hoog te schijnen En lachte om die twee.

En Hans en kleine Elsje, Die lachten hart'lijk mee.

De witte madeliefjes Die keken vriend'lijk toe.

Maar 't kleine geitje blaatte:

‘Zeg, mag dat wel van moe?’

Simon Franke, De bloem en het bijtje

(5)

5

Simon Franke, De bloem en het bijtje

(6)

Een bloem met witte lintjes, Een prachtige margriet, Boog sierlijk met haar hoofdje En vroeg: ‘Och, pluk me niet?

Ik wil nog graag wat bloeien En kijken naar het licht.

Wanneer de dag voorbij is Dan moet ik al weer dicht.’

Simon Franke, De bloem en het bijtje

(7)

7

Simon Franke, De bloem en het bijtje

(8)

Maar kleine Hans en Elsje Die sprongen in de wei, En konden dus niet hooren Wat het margrietje zei.

Hans riep: ‘Dat is een mooie, Die pluk ik voor u, zus!’

En Els zei: ‘Dank u, Hansje, En hier hebt gij een kus!’

Simon Franke, De bloem en het bijtje

(9)

9

Simon Franke, De bloem en het bijtje

(10)

Maar toen kwam er een vlinder, Met vleugeltjes zoo fijn, Die glommen en die glansden, Als voorjaars-zonneschijn.

Hij zocht bij al de bloemen De witte margariet.

Die was hem immers 't liefste?

Maar ach, hij vond haar niet.

Simon Franke, De bloem en het bijtje

(11)

11

Simon Franke, De bloem en het bijtje

(12)

En toen kwam er een bijtje.

Dat glansde in de zon.

Dat snorde met zijn vleugels En zoemde wat het kon.

Dat keek met duizend oogen:

‘Waar staat mijn margariet?

Ik wou zoo graag wat honing Maar ach, ik zie haar niet!’

Simon Franke, De bloem en het bijtje

(13)

13

Simon Franke, De bloem en het bijtje

(14)

En 't kleine, witte geitje, Dat huppelde in 't gras, En dat het kameraadje Van 't wit margrietje was, Vroeg met verschrikte oogen:

‘Wat hebt ge nu gedaan?

Ze liet pas dezen morgen Haar blaadjes opengaan.’

Simon Franke, De bloem en het bijtje

(15)

15

Simon Franke, De bloem en het bijtje

(16)

Maar Hansje en ook Elsje Verstonden 't geitje niet.

Ze plukten al de lintjes Uit 't hart van de margriet.

En al de bloemen bogen De hoofdjes naar den grond.

Het was omdat hun lieve Margriet er niet meer stond.

Simon Franke, De bloem en het bijtje

(17)

17

Simon Franke, De bloem en het bijtje

(18)

Maar toen... toen kwam de hommel, Van zoeme-zoeme-zoem.

Die snorde en die bromde:

‘Waar is mijn witte bloem?

Zij gonsde en zij suisde Om 't hoofd van Elsje heen, En bommelde en bonsde

‘Pats!’ tegen Hansjes been.

Simon Franke, De bloem en het bijtje

(19)

19

Simon Franke, De bloem en het bijtje

(20)

Wat schrokken Hans en Elsje Daar in die groene wei.

Ze holden gauw naar huis toe, Gelukkig was 't dicht bij.

De booze hommel bromde:

‘Zoem-zoeme-zoem-zoem-zoem!

Wat deedt ge in mijn weide?

Waar is mijn witte bloem?’

Simon Franke, De bloem en het bijtje

(21)

21

Simon Franke, De bloem en het bijtje

(22)

Ze klommen over 't hekje En renden 't straatje op.

En moe, die in den tuin zat, Ving ze in haar armen op.

Ze zei: ‘Die booze hommel?

Welnee, die doet geen kwaad.

Als ge de mooie bloemen Maar rustig bloeien laat.’

Simon Franke, De bloem en het bijtje

(23)

23

Simon Franke, De bloem en het bijtje

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dat is de levenslange straf der onvervulden, Die togen uit, toen jeugd hun dagen nauw vergulde, Naar verre landen en naar vreemd geluk, als had Hun eigen land niet voor hun heil

1k geloof niet, dat er volmaakter vertaler bestaat dan Stefan George. Dat zijn vertalingen van Shakespeare, van Dante en van Baudelaire ooit zouden worden over- troffen —ik kan mij

Hoe dat ik lang verworpen moest verdwalen In leven, dat naar geen verlossing taalt, Om ouder nu, maar de eendere, te komen Tot dit zwart water, dezen reinen schijn, En te beseffen,

Hij ging niet in het nest zitten, maar toch heel dicht bij zijn vrouwtje, op den rand.. ‘Zie zoo,’ dacht hij

Maar klein broertje zat te spelen met zijn beer en harlekijn en hij wou mar niet geloven dat 't al etenstijd zou zijn.. Janneman zei: ‘hoor eens even, eet dit nu maar

313 In De Gids, dl. 522-530 besprak Bloem in de rubriek Bibliographie van Van der Leeuw Sint Veit en andere vertellingen, Fantomen van François Pauwels en Het groote avontuur van

Opvallend produktief is in Hermans werk ook het structuurprincipe gebleken waarmee hij zijn melodrama's vorm geeft: een inleiding waarin de held/antiheld naar zo'n geïsoleerde

Simon Franke, Kantjil, het dwerghertje.. Het gebrul herhaalde zich, nu dichterbij dan den eersten keer en Kantjil wist zeker, dat het van Si Matjan kwam. Hij hoorde het niet