• No results found

“MVO-verslaggeving in beeld”

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "“MVO-verslaggeving in beeld”"

Copied!
88
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

MVO-verslaggeving van Nederlandse en Amerikaanse

beursgenoteerde ondernemingen

(2)

Algemene gegevens

Auteur Jolinda te Pas

Studentennummer 1733338

Universiteit: Rijksuniversiteit Groningen Faculteit: Economie en Bedrijfskunde Studie: MSc Accountancy & Controlling Afstudeerrichting: Accountancy

Datum: Juli 2009

Afstudeerbegeleider drs. A. Smeenge RA 2e begeleider dr. M.P. van der Steen

(3)

Voorwoord

Maatschappelijk verantwoord ondernemen is niet alleen een trend die de laatste jaren veel in de aandacht staat, het is het samenkomen van economie met haar vaak kapitalistische insteek en ethiek binnen onze samenleving. Het is een thema dat mij ligt omdat het mijn persoonlijke interesse/ maatschappelijke betrokkenheid samenbrengt met mijn studie accountancy. Voor mij vormt het daarom een mooi onderwerp om mijn studie mee af te ronden.

Ik wil graag mijn afstudeerbegeleider, drs. A. Smeenge RA, bedanken voor zijn begeleiding en feedback. Daarnaast wil ik mijn collega’s bij Eshuis Accountants en Belastingadviseurs B.V., in het bijzonder drs. M.H.W. Schaepers RA en H. Schreur bedanken voor het meedenken bij de totstandkoming van deze scriptie.

Ook wil mijn vader, W.G.M. te Pas, bedanken voor zijn feedback.

Jolinda te Pas Hengelo, juli 2009

(4)

Inhoudsopgave Voorwoord... 3 Inhoudsopgave ... 4 Samenvatting ... 5 1. Inleiding ... 8 2. Onderzoeksopzet... 11

2.1 Relevantie van het onderzoek ... 11

2.2 Doelstelling ... 12

2.3 Vraagstelling en probleemstellingen... 12

2.4 Conceptueel model... 13

2.5 Methodiek en operationalisering van de begrippen ... 14

2.6 Randvoorwaarden... 15

3. Maatschappelijk verantwoord ondernemen... 16

3.1 Geschiedenis ... 16

3.2 Definitie MVO ... 17

4. Global Reporting Initiative ... 19

4.1 Doel ... 19

4.2 Opbouw en inhoud van het raamwerk... 20

4.3 Toepassingsniveau... 23

5. Kenmerken MVO rapportages ... 25

5.1 Inleiding ... 25

5.2 Wijze van rapportage ... 25

5.3 GRI index ... 26 5.4 Algemene informatie ... 30 5.5 Economische aspecten ... 33 5.6 Milieuaspecten... 35 5.7 Sociale aspecten... 40 5.8 Conclusie... 47

6. Verschillen tussen vervuilende- en niet-vervuilende ondernemingen... 50

6.1 Inleiding ... 50 6.2 Algemene informatie ... 51 6.3 Economische aspecten ... 51 6.4 Milieuaspecten... 52 6.5 Sociale aspecten... 54 6.6 Conclusie... 58

7. Verschillen tussen Nederlandse en Amerikaanse ondernemingen ... 60

7.1 Inleiding ... 60 7.2 Algemene informatie ... 61 7.3 Economische aspecten ... 62 7.4 Milieuaspecten... 63 7.5 Sociale aspecten... 65 7.6 Conclusie... 69 8 Conclusies en aanbevelingen... 71

Bijlage I Selectie steekproef ... 76

Bijlage II GRI-index met relatieve frequenties per prestatie-indicator ... 77

(5)

Samenvatting

Door diverse ontwikkelingen is er steeds meer vraag ontstaan naar transparantie omtrent de prestaties van ondernemingen op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). Ondernemingen proberen deze transparantie te bieden door rapportages uit te brengen over MVO. MVO-verslaggeving staat echter nog in haar kinderschoenen. Er bestaat daarnaast nog geen wettelijk kader voor MVO-verslaggeving, waardoor hierin grote diversiteit bestaat tussen ondernemingen.

In dit onderzoek is de huidige MVO-verslaggeving van Nederlandse- en Amerikaanse beursgenoteerde ondernemingen in kaart gebracht. Daarnaast zijn de MVO-verslagen van vervuilende- en niet-vervuilende en Nederlandse- en Amerikaanse ondernemingen met elkaar vergeleken. Als toetsingsnorm zijn hierbij de richtlijnen van het Global Reporting Initiative (GRI) gehanteerd. Onderstaand worden de belangrijkste conclusies en aanbevelingen die hieruit zijn voortgekomen samengevat.

46% van de ondernemingen publiceert een separaat MVO-verslag; van deze ondernemingen publiceert 83% tevens een GRI-index. Er zijn ook ondernemingen die geen separaat MVO-verslag publiceren, maar enkel informatie verstrekken via de website.

In het algemeen kan worden opgemerkt dat er nog veel verbetering mogelijk is in MVO-verslagen. In de meeste categorieën wordt met een relatieve frequentie van minder dan 50% gerapporteerd over de prestatie-indicatoren zoals die door het GRI zijn opgenomen in haar G3-richtlijnen. Ik zou ondernemingen dan ook willen aanbevelen om over alle prestatie-indicatoren uit de G3-richtlijnen die van toepassing zijn op de onderneming te rapporteren. Indien bepaalde prestatie-indicatoren niet van toepassing zijn beveel ik aan deze wel toe te lichten in het MVO-verslag, zodat stakeholders weten waarom bepaalde onderwerpen ontbreken en het voor hen duidelijk is dat het verslag wél een volledig beeld verschaft van de prestaties van de onderneming op het gebied van MVO.

Informatie omtrent de MVO-prestaties van de onderneming is veelal in diverse bronnen te vinden; in het MVO-verslag wordt vaak naar die bronnen doorverwezen. Aanbevolen wordt om te kiezen voor één medium waarop alle informatie met betrekking tot MVO is terug te vinden, zodat deze toegankelijker wordt voor de stakeholders. Een hierin zichtbare trend is

(6)

De door de onderneming erkende risico’s op het gebied van MVO krijgen niet voldoende aandacht in het MVO-verslag. Mijn inziens is het belangrijk om deze risico’s inzichtelijk te maken (intern een gedegen risicoanalyse opstellen) en de meest significante risico’s te noemen in het MVO-verslag.. Over corporate governance wordt in veel gevallen te weinig gerapporteerd en teveel doorverwezen naar andere bronnen. Ik zou aanbevelen om deze informatie óók op te nemen in het MVO-verslag en daarbij specifiek in te gaan op de manier waarop MVO in de corporate governance structuur is ingebed.

Op het gebied van milieuaspecten zou ik aanbevelen om de informatie meer te kwantificeren en vergelijkbaar te maken. Er wordt vrij veel kwalitatieve informatie verstrekt, er is echter vaak geen mogelijkheid om de informatie te vergelijken met voorgaande jaren/ totaalgegevens/ etc. Informatie over de uitgaven die zijn gedaan ten behoeve van het milieu wordt vaak niet verstrekt; aanbevolen wordt om hier wel over te rapporten. Niet alleen voor stakeholders, maar ook voor de onderneming zelf is dit relevante informatie die inzicht verschaft in de mate waarin het milieubeleid effectief is en welke keuzes hierin moeten worden gemaakt.

Binnen de categorie sociale aspecten, die door het GRI wordt onderverdeeld in de subcategorieën maatschappij, arbeidsomstandigheden en volwaardig werk, mensenrechten en productverantwoordelijk, zijn verschillende trends zichtbaar. Over maatschappij wordt het meest gerapporteerd, concurrentiebelemmerend gedrag krijgt echter nog te weinig aandacht. Met betrekking tot arbeidsomstandigheden en volwaardig werk krijgen voordelen die aan fulltime medewerkers worden verstrekt maar die niet aan tijdelijke/parttime medewerkers worden verstrekt en de verhouding tussen het aanvangsalaris van mannen en vrouwen vaak geen aandacht in het MVO-verslag. De rapportage over mensenrechten laat steken vallen waar het gaat om beveiliging en inheemse rechten. Getroffen maatregelen en initiatieven ter verbetering van de productverantwoordelijkheid worden veel omschreven, echter het aantal incidenten op dit gebied wordt niet genoemd. Ik zou aan willen bevelen om deze gegevens wel op te nemen in het MVO-verslag.

Meer vervuilende- dan niet-vervuilende ondernemingen publiceren een MVO-verslag. Vervuilende ondernemingen rapporteren ook over meer prestatie-indicatoren uit de G3-richtlijnen dan niet-vervuilende ondernemingen. Over concurrentiebelemmerend gedrag en gezondheid en veiligheid van consumenten wordt door niet-vervuilende ondernemingen zelfs weinig tot niets opgenomen in het MVO-verslag. Een reden dat niet-vervuilende

(7)

ondernemingen minder rapporteren is wellicht dat dit van hen minder wordt gevraagd. Aanbevolen wordt om hier toch aandacht aan te besteden, een MVO-verslag te publiceren en hier zo volledig mogelijk verantwoording in af te leggen.

Vergeleken met Amerikaanse ondernemingen publiceren meer Nederlandse ondernemingen een MVO-verslag. MVO-verslagen van Nederlandse ondernemingen hebben ook vaak een betere opbouw (inhoudsopgave/hoofdstuknummering). Amerikaanse ondernemingen rapporteren wel iets meer over strategie en analyse (algemene informatie).

Een reden dat Nederlandse ondernemingen meer publiceren zou kunnen zijn dat in de Nederlandse richtlijnen voor de jaarverslaggeving de aanbeveling is opgenomen om iets over MVO te publiceren (al is dit nog erg vrijblijvend); in de Amerikaanse wetgeving is dit niet terug te vinden.

(8)

1. Inleiding

Transparantie door middel van rapportage

De stakeholders1 van een onderneming hebben steeds meer verwachtingen van ondernemingen. Naast het realiseren van winst wordt ook de maatschappelijke betrokkenheid van een onderneming in hoge mate belangrijk gevonden. Een onderneming is niet meer slechts een gesloten bedrijf; het is een “open bedrijf”. Er vindt een constante wisselwerking plaats tussen de onderneming en de maatschappij waarbinnen zij haar activiteiten ontplooit. Zij beïnvloeden elkaar en, sterker nog, zijn afhankelijk van elkaar. Dit groeiende besef van onderlinge afhankelijkheid dwingt ondernemingen na te denken over ethische standpunten; wat zijn de normen en waarden die zij uit willen dragen? De maatschappij wil graag weten wat die normen en waarden zijn en hoe de onderneming dit vertaalt in haar beleid. De maatschappij verwacht van een onderneming dat zij open en eerlijk is over wat er zich binnen de onderneming afspeelt en welke keuzes daarbij worden gemaakt. De maatschappij vraagt naar transparantie.

Aanleiding voor deze toenemende vraag naar transparantie is een groeiend besef van maatschappelijke betrokkenheid, maar ook een aantal schandalen die de laatste jaren in de media onder de aandacht is gebracht. Niet alleen financiële schandalen, de veel besproken boekhoudfraudes, hebben de media in de laatste jaren beroerd, ook issues die maatschappelijk als onacceptabel worden beschouwd zijn in de schijnwerpers gezet.

Een voorbeeld hiervan is de discussie die in 1995 ontstond toen Shell voor de vraag stond hoe zij zich het beste van de Brent Spar (een olieplatform) kon ontdoen. Shell had plannen om het olieplatform af te laten zinken in de Atlantische Oceaan, echter natuurorganisatie Greenpeace protesteerde. Onder leiding van Greenpeace ontstonden hevige protesten; de reputatie van Shell liep grote schade op. Ondanks dat, zo bleek uit onderzoek, het af laten zinken van het platform minder schadelijk voor het milieu zou zijn geweest, bezweek Shell onder de protesten en liet het platform ontmantelen. Zo blijkt dat stakeholders van de onderneming eisen dat deze maatschappelijk betrokken is en hier ook naar handelt.

Organisaties beginnen als reactie op de vraag naar transparantie steeds meer openheid van zaken te geven. Over financiële informatie wordt al langer uitgebreid gerapporteerd, maar ook over het zogeheten ‘Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) beleid’ van een organisatie wordt nu steeds meer gerapporteerd. Veel organisaties brengen naast hun traditionele jaarverslag nu

(9)

ook een ‘MVO-verslag’ uit. Andere organisaties wijden er enkele passages aan binnen hun bestaande jaarverslag. Rapportage lijkt een geschikte manier om transparantie te geven. Rapportage over MVO is echter heel erg lastig. Alleen al het bepalen wat MVO nou precies inhoudt vormt een lastige discussie. Wat MVO inhoudt is een kwestie van ethische overtuigingen en die zullen per onderneming en per stakeholder verschillen. Een productieonderneming waarvan de activiteiten als relatief vervuilend kunnen worden beschouwd zal in haar MVO beleid een andere focus kiezen dan bijvoorbeeld een financiële instelling. Beiden kunnen echter maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Iedere onderneming heeft haar eigen MVO-profiel en zal MVO op haar eigen manier vormgeven binnen de organisatie. Rapportage over MVO zal in het verlengde van dat profiel liggen en dus per onderneming ontzettend verschillen.

Het voornaamste doel van een MVO-verslag is het verschaffen van informatie aan belanghebbenden, de stakeholders. Binnen het vakgebied externe verslaggeving wordt dit doel ook wel de informatiefunctie van een verslag genoemd. De International Accounting Standards Board (IASB) en de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) noemen de volgende kwaliteitskenmerken die benodigd zijn om dit doel te kunnen bereiken:

• begrijpelijkheid; • relevantie; • betrouwbaarheid; • vergelijkbaarheid.

Door de verschillende focus die ondernemingen kiezen in hun MVO-beleid en dus ook hun MVO-rapportage komt de vergelijkbaarheid van de informatie in het geding. De vergelijkbaarheid van dergelijke verslagen is waarschijnlijk erg laag. Richtlijnen ten aanzien van de verslaggeving zou de vergelijkbaarheid ten goede kunnen komen.

Opbouw scriptie

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de onderzoeksopzet. De relevantie van het onderzoek wordt uiteen gezet in paragraaf 2.1. In paragraaf 2.2 en 2.3. worden de doelstelling, vraagstelling en probleemstelling behandeld. Het conceptueel model en de onderzoeksmethode worden beschreven in paragraaf 2.4 en 2.5. Tot slot worden de randvoorwaarden uiteen gezet in paragraaf 2.6.

(10)

In hoofdstuk 3 zal een korte inleiding worden gegeven op het begrip ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’. Aan de hand van een aantal voorbeelden zal in het kort de geschiedenis van het begrip in beeld worden gebracht. Daarnaast zal uiteen worden gezet welke verschillende definities van het begrip worden gehanteerd.

In hoofdstuk 4 wordt het Global Reporting Initiative (GRI) beschreven. Het doel van de instantie wordt beschreven. Daarnaast wordt in paragraaf 4.2 ingegaan op de structuur en inhoud van de door het GRI uitgegeven richtlijnen voor duurzaamheidsverslaggeving. De eerste probleemstelling, ‘welke kenmerken zou een MVO-verslag volgens de richtlijnen van het GRI moeten bevatten?, wordt in dit hoofdstuk beantwoord. De kenmerken waaraan een MVO-verslag volgens deze richtlijnen moet voldoen, onderverdeeld in een aantal categorieën, zijn vervolgens leidraad bij het analyseren van de MVO-verslagen van de diverse in de steekproef opgenomen ondernemingen. Paragraaf 4.3 sluit het hoofdstuk af met een toelichting op de verschillende toepassingsniveaus van de G3-richtlijnen.

Hoofdstuk 5 beschrijft de uitkomsten van deze analyse en gaat daarmee in op de tweede probleemstelling: ‘welke kenmerken bevatten MVO rapportages?’. In dit hoofdstuk worden ook opvallende hiaten benoemend tussen de MVO-verslagen en de G3-richtlijnen.

In hoofdstuk 6 worden de verschillen tussen de MVO-verslagen van vervuilende en niet-vervuilende ondernemingen benoemd.

Hoofdstuk 7 beschrijft de verschillen tussen MVO-verslagen van Nederlandse en Amerikaanse ondernemingen.

In hoofdstuk 8 worden de conclusies en aanbevelingen zoals die worden gedaan naar aanleiding van de voorgaande hoofdstukken samengevat.

(11)

2. Onderzoeksopzet

2.1 Relevantie van het onderzoek

Er wordt nog volop gezocht naar manieren om de gevraagde transparantie te verkrijgen. Een wettelijk kader omtrent verslaggeving over MVO bestaat nog niet. Ondernemingen moeten daardoor nog zelf de afweging maken of zij over MVO willen rapporteren en zo ja op welke wijze zij dit willen doen.

In 2001 is door het Ministerie van Economische Zaken opdracht gegeven aan de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) om advies te verstrekken omtrent de verslaggeving over dit onderwerp. Dit advies bestaat uit enerzijds een aanpassing van Richtlijn 400 inzake het verslag van de directie/Raad van Bestuur en anderzijds het ontwikkelen van een conceptueel kader voor afzonderlijke maatschappelijke verslaggeving.

In Richtlijn 400 wordt door de RJ aangegeven dat maatschappelijk de verwachting bestaat dat ondernemingen informatie publiceren over MVO. Het publiceren van die informatie wordt echter niet verplicht gesteld in de richtlijn en ook welke informatie verstrekt moet worden wordt open gelaten, dit is voor informatieverschaffers om zelf te bepalen. Wel verwijst de RJ in haar richtlijnen naar het GRI als internationaal concept dat benut kan worden. In de richtlijn wordt verder een kader aangereikt dat beoogt richting te geven aan de verslaggeving over MVO.

De RJ ontwikkelde ook het gevraagde conceptuele kader voor afzonderlijke maatschappelijke verslaggeving. In 2003 werd door de RJ ‘Handreiking voor Maatschappelijke Verslaggeving’ uitgegeven.

Alhoewel de RJ dus duidelijk uitspreekt dat ondernemingen bij voorkeur zouden moeten rapporteren over MVO blijft dit allemaal heel vrijblijvend. Er zijn echter ook ontwikkelingen gaande om het rapporteren over MVO minder vrijblijvend te maken. Het financieel dagblad plaatste op 7 november 2008 bijvoorbeeld een artikel met als titel “Tabaksblat toetst nu ook op verantwoord ondernemen”, door Bert van Kalles. De code Tabaksblat, de Nederlandse Corporare Governance Code, wordt vrijwel zeker aangepast. In de nieuwe code komt

(12)

hoogstwaarschijnlijk te staan dat ondernemingen een beleid moeten hebben voor MVO en hier ook jaarlijks over moeten rapporteren, aldus de auteur van het artikel.

Op dit moment bestaat deze verplichting nog niet. Mijn verwachting is dat er grote diversiteit bestaat tussen de MVO-verslagen die door ondernemingen worden gepubliceerd doordat er geen wettelijk kader bestaat omtrent MVO. Met dit onderzoek wil ik in kaart brengen hoe de MVO-verslagen van ondernemingen zijn vormgegeven en tevens aangeven op welke punten hier verbetering kan worden bereikt. In de volgende paragrafen wordt de inhoud dit onderzoek verder uiteen gezet.

2.2 Doelstelling

Het doel van deze scriptie is:

• de huidige MVO-verslagen van Nederlandse en Amerikaanse beursgenoteerde ondernemingen in kaart brengen (hierbij gebruik makend van de richtlijnen van het GRI); • de verschillen tussen MVO-verslagen van vervuilende- en niet-vervuilende ondernemingen

benoemen;

• de eventuele verschillen tussen MVO-verslagen in Nederland en Amerika benoemen; • aanbevelingen doen ten aanzien van de rapportage over MVO.

2.3 Vraagstelling en probleemstellingen

Om de doelstelling te kunnen behalen zullen onderstaande vragen worden beantwoord.

• Wat zijn opvallende kenmerken van MVO-verslagen in vergelijking met de richtlijnen van het GRI?

• Wat zijn de verschillen tussen MVO-verslagen van vervuilende en niet-vervuilende ondernemingen?

• Wat zijn de verschillen tussen deze rapportages in Nederland en Amerika? • Hoe kunnen deze MVO-verslagen verbeterd worden?

Ter beantwoording van de vraagstelling zullen de onderstaande probleemstellingen worden beschouwd in deze scriptie.

• Welke kenmerken zou een MVO rapportage volgens de richtlijnen van het GRI moeten bevatten?

(13)

• Welke kenmerken bevatten de MVO rapportages en in hoeverre komen deze overeen met de G3-richtlijnen?

• Wat zijn opvallende hiaten tussen de huidige rapportages en de richtlijnen?

• Bestaan er opvallende verschillen tussen rapportages afkomstig van vervuilende ondernemingen en niet-vervuilende ondernemingen?

• Bestaan er opvallende verschillen tussen MVO-verslagen afkomstig van Nederlandse en Amerikaanse ondernemingen?

• Welke verbeteringen kunnen er, op basis van de antwoorden op de voorgaande vragen, in MVO-verslagen worden aangebracht?

2.4 Conceptueel model

De verschillende concepten uit het onderzoek worden geconceptualiseerd2 in onderstaand conceptueel model.

Zoals het conceptueel model laat zien zal MVO-verslaggeving bij Nederlandse en Amerikaanse beursgenoteerde ondernemingen in kaart worden gebracht. Als normenkader worden hierbij de richtlijnen van het GRI gehanteerd. Tevens zal worden onderzocht of er verschillen in die verslaggeving zijn tussen ondernemingen met verschillende statutaire vestigingsplaatsen (Nederlands of Amerikaans) en tussen de mate waarin de ondernemingen milieubelastend zijn. In paragraaf 2.5 zullen deze begrippen verder worden geoperationaliseerd.

2

Conceptualiseren: “het ontwikkelen van valide conceptuele definities en/of conceptuele modellen die in staat Statutaire vestigingsplaats

onderneming

G3-richtlijnen Global Reporting Initiative

MVO-verslaggeving bij Nederlandse en Amerikaanse beursgenoteerde ondernemingen Mate van milieubelasting

(14)

2.5 Methodiek en operationalisering van de begrippen

De in paragraaf 2.3 genoemde vragen zullen worden beantwoord door onderzoek te verrichten naar MVO-verslagen. Voor dit onderzoek zal een steekproef worden genomen uit 50 beursgenoteerde ondernemingen. 25 Nederlandse en 25 Amerikaanse ondernemingen zullen in de steekproef worden betrokken. Hierbij zullen gelijkmatig (ongeveer 50/50) vervuilende en niet-vervuilende ondernemingen in de steekproef worden opgenomen. Onder vervuilende ondernemingen worden daarbij productieondernemingen verstaan. Onder niet-vervuilende ondernemingen worden daarbij dienstverlenende (zonder beschikbaarstelling van eventueel vervuilende capaciteit) ondernemingen en financiële instellingen verstaan.

De steekproef is bepaald op basis van ‘nonprobability sampling’. Uit alle beursgenoteerde ondernemingen zijn ongeveer gelijk verdeeld productie- en dienstverlenende/financiële ondernemingen geselecteerd. Hiervoor is gekozen omdat zij representatief zijn voor de concepten ‘vervuilend’ en ‘niet-vervuilend’. Daarnaast is 50% van de ondernemingen Nederlands en 50% Amerikaans. De gevormde selectie is terug te vinden in bijlage 1.

Uitgegaan wordt van rapportage over het verslagjaar 2007. Ten tijde van het opstellen van de rapportage over 2007 waren de bij het onderzoek gehanteerde richtlijnen van het GRI al gepubliceerd en vormden voor ondernemingen al een (mogelijke) leidraad. Tevens geeft dit verslagjaar op het moment van schrijven het meest actueel beschikbare beeld van de rapportage over MVO weer.

Onder MVO-verslag wordt in dit onderzoek verstaan: een separate schriftelijke rapportage inzake MVO. Pdf-rapportages die via de websites van de ondernemingen te downloaden zijn vallen binnen deze definitie, omdat zij vaak ook worden uitgegeven en als een schriftelijk MVO-verslag te gebruiken zijn. De definitie sluit informatie die door ondernemingen via de website wordt gepubliceerd uit. Tevens sluit deze definitie informatie uit die in het reguliere jaarverslag of dergelijke documenten wordt gepubliceerd. Het is praktisch niet hanteerbaar om alle overige publicaties in het onderzoek te betrekken.

(15)

dienen van hoe een MVO-verslag eruit zou moeten zien. Het GRI heeft richtlijnen uitgebracht ten aanzien van duurzaamheidsverslaggeving. Een zogenaamde GRI-index geeft op diverse deelgebieden prestatie-indicatoren aan, waarover een onderneming zou moeten rapporteren. De 50 in de steekproef opgenomen ondernemingen heb ik getoetst aan de hand van deze index (ongeacht of zij deze wel/niet als leidraad hebben gehanteerd). Per prestatie-indicator heb ik gemeten of hier wel/niet over gerapporteerd is. Dit levert nominale data op waarvan de gemiddelde relatieve frequentie per deelgebied (onderwerp binnen het MVO-verslag) en ook gedetailleerder, per prestatie-indicator, aangeeft welke kenmerken MVO-verslagen hebben. Door de steekproef in te delen in vervuilende & niet-vervuilende ondernemingen en Nederlandse & Amerikaanse ondernemingen kan door meting van de relatieve frequenties van de prestatie-indicatoren per categorie antwoord worden verkregen op de overige deelvragen: welke belangrijke verschillen zijn waarneembaar tussen de ondernemingen. Naar aanleiding hiervan zullen enkele aanbevelingen worden gedaan.

2.6 Randvoorwaarden

De scriptie kent een aantal randvoorwaarden. De randvoorwaarden worden zowel door de Rijksuniversiteit Groningen, faculteit economie en bedrijfskunde, als de auteur gesteld. De randvoorwaarden zijn als volgt.

- De scriptie wordt geschreven in studiejaar 2008/2009. - De studielast van de scriptie bedraagt 20 ECT.

- Bronnen die worden gebruikt zijn de MVO-verslagen van de ondernemingen zoals die door henzelf worden gepubliceerd op de websites van de ondernemingen. Als toetsingsnorm zullen de G3-richtlijnen, zoals gepubliceerd door het GRI, worden gebruikt. Daarnaast zal bestaande literatuur met betrekking tot maatschappelijk verantwoord ondernemen worden gebruikt.

- De scriptie dient te voldoen aan de eisen die door de Rijksuniversiteit Groningen, faculteit economie en bedrijfskunde, worden gesteld.

(16)

3. Maatschappelijk verantwoord ondernemen

3.1 Geschiedenis

In deze paragraaf worden een aantal publicaties beschreven die een rol hebben gespeeld bij de ontwikkeling van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Deze beschrijving heeft tot doel een beeld te verschaffen van de geschiedenis van maatschappelijk verantwoord ondernemen, niet om deze geschiedenis volledige weer te geven. Om die reden wordt slechts een aantal uit vele belangrijke publicaties beschreven.

Maatschappelijk verantwoord ondernemen zegt iets over ethische afwegingen die organisaties moeten maken, voortkomend uit een besef van maatschappelijke verantwoordelijk (zoals beschreven in hoofdstuk 1). Dat de term ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’ de laatste jaren meer op de voorgrond is getreden wil niet zeggen dat dit een fenomeen is van de laatste jaren. De essentie van MVO, namelijk ethisch besef binnen organisaties, is een onderwerp dat al veel eerder werd bediscussieerd. Adam Smith, bekend als de grondlegger van het modern kapitalisme door zijn boek “An inquiry into the nature and causes of the wealth of nations (1776)”, schreef in 1759 het boek “The theory of moral sentiments”. Hierin beschreef hij het belang van ethiek. Vrije marktwerking dient volgens hem te worden bevorderd, echter wel met inachtneming van beperkingen ten aanzien van rechtvaardigheid. Gebeurt dit niet, dan zou dit kunnen leiden tot het overheersen van egoïsme.

In 1972 verscheen het rapport “The limits to growth” van de Club van Rome. Dit rapport beschrijft dat de economische groei die door bedrijven wordt gerealiseerd een te groot beroep doet op onze natuurlijke hulpbronnen om die groei te kunnen handhaven.

Duurzame ontwikkeling is een begrip dat in 1987 werd geïntroduceerd door de World Commission on Environment and Development in het door hen uitgebrachte rapport “Our common future”. Zij definieerden het begrip duurzame ontwikkeling als volgt: “Sustainable development is development that meets the needs of the present world without compromising the ability of future generations to meet their own needs” (WCED, 1987:43). Het Global Reporting Initiative hanteert dezelfde definitie van duurzaamheid.

(17)

Een meer recente publicatie ten aanzien van MVO is het veel beschreven werk van John Elkington, dat in 1997 werd uitgebracht met de titel “Cannibals with forks”. Hierin introduceert hij het begrip “triple bottom line”. The triple bottom line bestaat uit people, planet en profit. Organisaties moeten zich niet alleen op aandeelhouders (winst) richten, maar ook op andere betrokkenen waarop zij invloed uitoefenen, zoals de maatschappij en de aarde. John Elkington is tevens betrokken bij het Global Reporting Initiative (GRI).

Op eigen bodem, in Nederland, werd het rapport “De winst van waarden” door de Sociaal-Economische Raad (SER) gepubliceerd in 2000. Aanleiding voor het uitbrengen van dit rapport was een adviesaanvraag die de staatssecretaris van Economische Zaken namen het kabinet aan de SER verzond. “De raad werd gevraagd zijn opvatting te geven over de rol van de (centrale en decentrale) overheid, het bedrijfsleven (ondernemers en werknemers en hun organisaties) en andere maatschappelijke organisaties op het gebied van maatschappelijk ondernemen en te bezien hoe die rollen kunnen worden ingevuld om de samenwerking bij het realiseren van gemeenschappelijke doelen op een effectieve wijze vorm te geven” (SER, 2000: p. 8).

3.2 Definitie MVO

In deze paragraaf wordt kort ingegaan op de definitie van het begrip maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). MVO Nederland beschrijft het begrip als volgt: “Maatschappelijk verantwoord ondernemen betekent dat u naast het streven naar winst (profit) ook rekening houdt met het effect van uw activiteiten op het milieu (planet) en dat u oog heeft voor menselijke aspecten binnen en buiten het bedrijf (people). Het gaat er om een balans te vinden tussen people, planet en profit.”. In deze definitie wordt het begrip MVO direct gekoppeld aan de triple bottom line zoals die door John Elkington is omschreven.

Duurzaamheid is een begrip dat ook veel wordt gebruikt wanneer men het over maatschappelijk verantwoord ondernemen heeft. Onder duurzaamheid wordt verstaan het voorzien in de behoeften van het heden zonder de behoeften van toekomstige generaties schade te doen. Hierbij wordt al snel gerefereerd naar de uitputting van natuurlijke hulpbronnen. Het Global Raporting Initiative gebruikt het begrip duurzaamheid in haar publicaties echter voor meer dan alleen de uitputting van natuurlijke hulpbronnen. Het GRI schrijft over duurzaamheidsverslaggeving, maar bedoelt hiermee niet enkel de aarde (planet),

(18)

Duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen zijn twee begrippen die vaak door elkaar worden gebruikt. Hierdoor ontstaat soms de verwarring dat MVO enkel over het milieu gaat en het behouden van onze natuurlijke hulpbronnen. Zoals beschreven bevat MVO echter meer dan dat.

Ook de verslaggeving over MVO geschiedt onder diverse benamingen. Bij Nederlandse verslaggeving worden vaak de benamingen ‘MVO-verslag’ en ‘duurzaamheidsverslag’ gehanteerd voor het MVO-verslag. Een benaming die echter ook voorkomt is ‘sociaal jaarverslag’. Engelstalige MVO-verslagen worden vaak uitgebracht onder de benaming “sustainability report” (wordt vaak gebruikt door industriële ondernemingen), “corporate social responsibility report (SCR report)”, “corporate citizenship report” of “Health, Environment % Safety (HES) report”. In dit verslag zal verder de benaming “MVO-verslag” worden gebruikt. Hiermee worden alle voorgenoemde verslagen bedoeld.

(19)

4. Global Reporting Initiative

In 1998 werd het ‘Global Reporting Initiative’ opgericht, een not-for-profit organisatie gevestigd in Nederland (te Amsterdam). Zij hebben richtlijnen gepubliceerd ten aanzien van de verslaggeving omtrent MVO. Van de richtlijnen (de zogenaamde G3 richtlijnen) die door hen zijn uitgebracht is een derde druk uitgebracht in oktober 2006. In onderstaande paragrafen wordt uiteen gezet wat het doel van het GRI is (paragraaf 2.3.1.) en wat de opbouw en inhoud is van het door het GRI uitgegeven raamwerk voor duurzaamheidsverslaggeving (paragraaf 2.3.2).

4.1 Doel

Het GRI omschrijft het doel van het uitbrengen van deze richtlijnen zelf als volgt:

“The urgency and magnitude of the risks and threats to our collective sustainability, alongside increasing choice and opportunities, will make transparency about economic, environmental, and social impacts a fundamental component in effective stakeholder relations, investment decisions, and other market relations. To support this expectation, and to communicate clearly and openly about sustainability, a globally shared framework of concepts, consistent language, and metrics is required. It is the Global Reporting Initiative’s (GRI) mission to fulfil this need by providing a trusted and credible framework for sustainability reporting that can be used by organizations of any size, sector, or location.”

Een vrije vertaling hiervan is als volgt.

“De nood en het belang van de risico’s en bedreigingen ten aanzien van onze gezamenlijke duurzaamheid, tezamen met toenemende keuzes en mogelijkheden, zal onze transparantie over economische, omgevingsgerichte en sociale invloeden tot een fundamenteel onderdeel maken in het effectief onderhouden van relaties met stakeholders, het maken van investeringsbeslissingen en andere marktrelaties. Om deze verwachting te ondersteunen, en om duidelijk en open te communiceren over duurzaamheid, is een wereldwijd gedeeld raamwerk van concepten, consistente taal en meetmethoden benodigd. Het is de missie van de “Global Reporting Initiative” (GRI) om deze behoefte te vervullen door middel van het verschaffen van een betrouwbaar en degelijk raamwerk voor duurzaamheidsverslaggeving dat kan worden gebruikt door elke organisaties, ongeacht omvang, branche of locatie.“

(20)

MVO-verslaggeving (duurzaamheidsverslaggeving) kan worden gedefinieerd als het meten, openbaar maken en verantwoordelijkheid afleggen over prestaties van de organisatie met duurzame ontwikkeling tot doel, zowel tegenover interne als externe stakeholders. Om een evenwichtig beeld te verschaffen van deze prestaties zal een MVO-verslag zowel de positieve als negatieve prestaties van de organisatie moeten belichten.

Het GRI definieert een MVO-verslag als een op zichzelf staande, geconsolideerde rapportage die een redelijke en gebalanceerde presentatie geeft van de prestaties van een onderneming over een vaststaande periode.

In het voorwoord van Richtlijnen voor duurzaamheidsverslaggeving (2003) noemt het GRI onderstaande drie doelen van duurzaamheidsrapportages:

- Vergelijken en beoordelen van de duurzaamheidsprestaties met betrekking tot wetgeving, officiële normen, codes, prestatiestandaarden en vrijwillige initiatieven;

- Aantonen hoe de organisatie verwachtingen over duurzame ontwikkeling beïnvloedt en hoe de organisatie door deze verwachtingen wordt beïnvloed;

- Het vergelijken van prestaties binnen een organisatie en tussen verschillende organisaties op de langere termijn. (pagina 5)

4.2 Opbouw en inhoud van het raamwerk

Het raamwerk dat door het GRI is uitgegeven bestaat uit een aantal onderdelen; namelijk de standaard richtlijnen, indicatorprotocollen, aanvullende sectorspecifieke richtlijnen en technische protocollen. Het GRI beschrijft in haar raamwerk bijzonder gedetailleerd hoe aan de verschillende onderdelen invulling moet worden gegeven. In deze paragraaf worden enkel, per onderdeel, de hoofdpunten samengevat.

Standaard richtlijnen

De standaard richtlijnen bestaan uit een tweetal onderdelen.

Deel 1 beschrijft hoe een organisatie kan bepalen waarover zij moet rapporteren, hoe deze rapportage de beoogde kwaliteit kan bereiken en hoe de reikwijdte van de rapportage kan worden bepaald. Waarover een organisatie moet rapporteren moet worden bepaald op basis van onderstaande verslaggevingsprincipes.

(21)

significante onderwerpen op het gebied van financiële, milieu en sociale invloeden. Een onderwerp is in deze context materieel indien de gevolgen invloed hebben op duurzaamheid3.

- Betrokkenheid van stakeholders

De organisatie moet haar stakeholders benoemen en aan de verwachtingen en interesses van haar stakeholders tegemoet komen in haar rapportage. Zij moet tevens vermelden hoe zij aan die verwachting tegemoet is gekomen.

- Duurzaamheidscontext

De rapportage moet ingaan op de prestaties van de organisatie in de bredere context van duurzaamheid (bijvoorbeeld haar eigen uitstoot van schadelijke stoffen in verhouding tot de landelijke uitstoot).

- Volledigheid

De rapportage moet volledig zijn. Er moeten voldoende onderwerpen in de rapportage worden meegenomen, er moeten genoeg entiteiten worden beschreven (dochterondernemingen, etc.) en er moet over een volledige periode worden gerapporteerd.

Voor het bereiken van de beoogde kwaliteit van het rapport noemt het GRI hieronder genoemde principes die moeten worden toegepast bij de rapportage.

- Evenwicht: zowel positieve als negatieve aspecten van de prestaties van de organisatie moeten worden belicht.

- Vergelijkbaarheid: de informatie moet consistent worden gepresenteerd, zodat vergelijking in de tijd en vergelijking met andere organisaties mogelijk is.

- Nauwkeurigheid: de informatie moet voldoende nauwkeurig en diepgaand zijn om het voor de stakeholders mogelijk te maken aan de hand hiervan de prestaties van de organisatie te kunnen beoordelen.

- Tijdigheid: informatie moet tijdig beschikbaar zijn en rapportages moeten met enige regelmaat (bijvoorbeeld jaarlijks) worden gepubliceerd.

- Helderheid: de rapportage moet toegankelijk en begrijpelijk zijn voor de gebruikers hiervan. - Betrouwbaarheid: de rapportage moet controleerbaar zijn.

Het bepalen van de reikwijdte van de rapportage, ofwel de entiteiten waarover gerapporteerd wordt, is afhankelijk van twee factoren. De organisatie moet minimaal die entiteiten meenemen waarover zij controle uitoefent (“de controle om het financiële en operationele beleid van een

3

(22)

entiteit te kunnen bepalen”) of waarin zij significante invloed uit kan oefenen (“de macht om te participeren in de besluitvorming omtrent het financiële en operationele beleid maar niet de macht om die te bepalen”). Bij controle op het beleid moet tenminste gerapporteerd worden over indicatoren en operationele prestaties en bij significante invloed moet tenminste gerapporteerd worden over het beleid van het management.

Deel 2 van de standaard richtlijnen bevat de standaardonderdelen die een duurzaamheidsrapportage zou moeten bevatten verdeeld in drie categorieën: strategie en bedrijfsprofiel, managementbenadering en prestatie-indicatoren.

De organisatie moet rapporteren wat haar strategische benadering ten aanzien van duurzaamheid is, zodat de gehele rapportage vanuit dat perspectief kan worden bezien. Daarbij moeten ‘sleutelinvloeden’ (belangrijke invloeden op duurzaamheid & stakeholders), risico’s en kansen worden benoemd. De organisatie moet haar bedrijfsprofiel uiteen zetten: branche, omvang van de organisatie, rechtsvorm, structuur, corporate governance structuur, relaties met externe organisaties, relatie/omgang met stakeholders, etc.

Daarnaast moet de onderneming rapporteren over haar indicatoren. De prestatie-indicatoren worden door het GRI onderverdeeld in de volgende categorieën:

- Economische aspecten

Kapitaalstromen tussen stakeholders, economische impact van een organisatie. - Milieuaspecten

Aspecten die door een organisatie moeten worden beschreven zijn materialen, energie, water, biodiversiteit, luchtemissie, afvalwater, afvalstoffen, producten en diensten, naleving, transport en algemeen.

- Sociale aspecten

Sociale aspecten worden onderverdeeld in arbeidsomstandigheden, mensenrechten, maatschappij en productverantwoordelijkheid.

Indicator protocollen

Naast de standaard richtlijnen zijn door het GRI ook indicatorprotocollen uitgegeven. Hierin wordt per prestatie-indicator uiteen gezet wat de definitie hiervan is. Tevens bieden de indicatorprotocollen richtlijnen bij de samenstelling van een duurzaamheidsrapportage. Het doel van de indicatorprotocollen is waarborgen dat de indicatoren door verschillende organisaties consistent worden geïnterpreteerd

(23)

Sectorspecifieke richtlijnen

De sectorspecifieke richtlijnen bevatten, zoals de titel al doet vermoeden, richtlijnen met prestatie-indicatoren toegespitst op specifieke sectoren. Deze richtlijnen dienen als toevoeging op de standaard richtlijnen, niet ter vervanging daarvan.

Er zijn door het GRI sectorspecifieke richtlijnen uitgegeven voor de volgende sectoren: - vliegtuigindustrie (richtlijnen zijn nog in ontwikkeling);

- kleding en schoeisel; - auto-industrie;

- bouw en onroerend goed (richtlijnen zijn nog in ontwikkeling); - elektriciteitsbedrijven;

- financiële dienstverlening;

- voedselverwerking (richtlijnen zijn nog in ontwikkeling); - logistiek en transport;

- mijnbouw en metaal;

- niet-gouvernementele organisaties (NGO’s); - public agency;

- telecommunicatie.

Technische protocollen

Tot slot zijn er de technische protocollen, die zijn uitgegeven ter ondersteuning van het verslaggevingsproces. Deze protocollen bevatten aanwijzingen die organisaties kunnen gebruiken wanneer zij tegen problemen aanlopen in het verslaggevingsproces, zoals bijvoorbeeld het afbakenen van het verslag.

4.3 Toepassingsniveau

Ondernemingen die de richtlijnen van het GRI toepassen moeten volgens het GRI een ‘application level’ (toepassingsniveau) toewijzen aan hun verslag. Dit toepassingsniveau geeft aan in welke mate de onderneming de richtlijnen heeft toegepast in haar MVO-verslag. Er zijn drie niveaus van toepassing: a, b en c. A is het hoogst te behalen niveau. Een niveau kan aan het verslag worden toegewezen door de onderneming zelf (‘self declared’), door een derde

(24)

partij (“third party checked”) en/of door het GRI (“GRI checked”). Zie ook onderstaande tabel.

Report application levels (GRI)

Bron: GRI website

Bij het lezen van een MVO-verslag is het voor een stakeholder dan ook van belang om bij de GRI-index na te gaan door wie het toepassingsniveau is toegewezen aan het verslag. Indien het verslag “self-declared” is verstrekt dit minder zekerheid omtrent het werkelijke toepassingsniveau dan wanneer het verslag “GRI-checked” is.

In MVO-verslagen is ook al regelmatig een verklaring van een externe partij te vinden over de betrouwbaarheid van het MVO-verslag. Door KPMG Sustainability B.V. worden al zogenaamde “Assurance rapporten” uitgegeven bij MVO-verslagen. Hierin verklaren zij dat zij een beperkte mate van zekerheid verstrekken dat de in het verslag opgenomen informatie juist is weergegeven. Dit geeft voor de stakeholder wat meer vertrouwen in de rapportage.

(25)

5. Kenmerken MVO rapportages

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden opvallende kenmerken van MVO-verslagen uiteen gezet. De kenmerken zoals waargenomen bij de MVO-verslagen worden vergeleken met de richtlijnen zoals die door het GRI zijn opgesteld. Het GRI schrijft voor dat organisaties de richtlijnen volgens een zogenaamde GRI-index in het rapport opnemen. In deze index geeft de onderneming per prestatie-indicator aan of hiervan een toelichting is opgenomen in het rapport en zo ja; waar. Deze GRI-index heeft als uitgangspunt gefungeerd in dit onderzoek, daarom zal de indeling zoals in de GRI-index worden gehanteerd bij het beschrijven van de belangrijkste kenmerken van de MVO-verslagen. Deze kenmerken worden afgezet tegen de richtlijnen zoals uitgegeven door het GRI. Allereerst wordt in paragraaf 5.2 beschreven op welke wijze ondernemingen over MVO rapporteren. In paragraaf 5.3 wordt beschreven welke rol de GRI index bij de rapportages speelt en op welke manier ondernemingen deze publiceren. Vanaf paragraaf 5.4 worden de kenmerken zoals in de GRI index uiteen gezet. Deze zijn onderverdeeld in algemene informatie (paragraaf 5.4), economische aspecten (paragraaf 5.5), milieuaspecten (paragraaf 5.6) en sociale aspecten (paragraaf 5.7). Hieruit voortkomende conclusies worden samengevat in paragraaf 5.8.

5.2 Wijze van rapportage

Over de wijze van verslaggeving schrijft het GRI het volgende voor. Zowel schriftelijke als digitale publicatie is toegestaan. Ondernemingen kunnen een combinatie van beide wijzen van publicatie kiezen. Wel is vereist dat tenminste één van beide media de volledige set van informatie over de betreffende verslaggevingsperiode bevat.

In de praktijk blijkt dat veel ondernemingen ervoor kiezen om een separaat (schriftelijk, meestal te downloaden via de website) MVO-verslag uit te brengen. Aanvullend is vaak informatie op de website beschikbaar. Een nadeel van informatie die op de websites wordt gepubliceerd is dat vaak niet duidelijk is op welke periode de informatie betrekking heeft. Anderzijds is het voordeel daarvan dat informatie regelmatig vernieuwd wordt waardoor de meest actuele informatie via de website te vinden is. Ook is online makkelijker interactie mogelijk tussen de

(26)

onderneming en stakeholders. Internet is wel een opkomende trend op het gebied van publicatie. In paragraaf 5.3 wordt dieper ingegaan op de publicatie via internet.

Van het totaal van de in de steekproef opgenomen ondernemingen publiceert 46% een separaat MVO-verslag. Dit is schematisch weergegeven in onderstaande grafiek.

Percentage ondernem ingen m et MVO-verslag

Geen MVO-verslag MVO-verslag

De ondernemingen die geen separaat MVO-verslag publiceren wijden vaak wel een hoofdstuk van het jaarverslag aan duurzaamheid. Bij sommige ondernemingen is dit slechts een korte paragraaf waarin wordt vermeld dat de onderneming een hoge maatschappelijke betrokkenheid heeft. Hoe zich dit verder uit in haar beleid wordt niet altijd uitgediept.

5.3 GRI index

Het GRI schrijft voor dat een zogenaamde GRI-index wordt opgenomen in het MVO-verslag. Deze index is een opsomming van de door het GRI per categorie benoemde prestatie-indicatoren. De prestatie-indicatoren zijn op te delen in ‘kernindicatoren’ en ‘additionele indicatoren’. Kernindicatoren zijn prestatie-indicatoren die op vrijwel iedere onderneming van toepassing zijn, die door de meeste stakeholders als belangrijk worden aangemerkt en waarvan verondersteld wordt dat deze materieel zijn. Additionele indicatoren zijn indicatoren die materieel zijn voor sommige ondernemingen, maar niet voor de meerderheid. In de GRI index geeft de onderneming aan of de betreffende indicator is opgenomen in het MVO-verslag en waar deze terug te vinden is in het verslag. Van de ondernemingen die in 2007 een separaat MVO-verslag hebben gepubliceerd heeft 83% tevens een GRI Index gepubliceerd. Dit percentage laat zien dat het GRI ondanks haar vrijblijvende karakter (ondernemingen zijn niet verplicht tot het hanteren van de richtlijnen) een hoge bekendheid heeft en al voor veel

(27)

ondernemingen als een leidraad dient. In deze paragraaf worden opvallende kenmerken van de gepubliceerde GRI-index beschreven.

Verwijzingen naar diverse publicaties

Opvallend bij de onderzochte ondernemingen is dat vaak wel een GRI-index te vinden is, maar dat hierin naar diverse documenten wordt doorverwezen. De informatie zoals die volgens de prestatie-indicatoren zou moeten zijn opgenomen is wel beschikbaar, maar moet door stakeholders uit diverse bronnen worden gehaald. Bronnen waar vaak naar wordt verwezen zijn het reguliere jaarverslag, de website en naar het zogenaamde ‘Form 20-F4’.

Voorbeelden hiervan zijn Shell en KPN. Shell publiceert een GRI-index op haar website en neemt deze niet op in het duurzaamheidsverslag zelf. In dit aparte document (van maar liefst 54 pagina’s) wordt verwezen naar diverse bronnen waar de betreffende prestatie-indicatoren terug te vinden zijn. Ook KPN verwijst in haar GRI-index veelvuldig naar externe formulieren, zoals haar jaarverslag en het ‘Form 20-F 2007’. Zoals gezegd lijkt alle informatie voorhanden voor de stakeholders, maar moet eerst een ware zoektocht ontplooid worden om een volledig beeld te krijgen van de prestaties van een onderneming op het gebied van maatschappelijke verantwoordelijkheid.

Digitale GRI Index

Om die zoektocht te vergemakkelijken publiceert Heineken N.V. een zogenaamde “sustainability data sheet”, waarin in 15 pagina’s de GRI-index uiteen wordt gezet. In het document bevinden zich links naar andere verslagen en delen van de website. Het document vormt als het ware een grote inhoudsopgave met actieve koppelingen naar de betreffende informatie in andere documenten. Een groot voordeel hiervan is dat je vanuit één punt rechtstreeks doorverwezen wordt naar de informatie die je zoekt. Een nadeel hiervan is dat deze GRI-index/ inhoudsopgave alleen handig in gebruik is wanneer de informatie online wordt geraadpleegd. Op papier zijn de actieve koppelingen niet bruikbaar en in de index worden verder geen paginanummers van de rapportages genoemd waar de informatie te vinden is. Ook in dit geval zou het makkelijker zijn als de GRI-index als bijlage op zou zijn genomen in het MVO-verslag zelf. Een stakeholder heeft dan alle informatie “bij de hand” en kan deze raadplegen op de wijze die hij zelf verkiest (digitaal/schriftelijk). Naast Heineken publiceert ook Shell een soortgelijke GRI-index. Naast bovengenoemde nadelen van de wijze waarop

4 Het ‘Form 20-F’ is het jaarrapport opgesteld volgens de US GAAP (United Statets Generally Accepted Accounting

(28)

Heineken dit vormgeeft verwijzen de koppelingen in de GRI-index van Heineken naar pagina’s op de website die over het volgende boekjaar gaan. De GRI-index 2007 verwijst voor een verklaring van de hoogst beslissingsbevoegde naar het voorwoord uit het MVO-verslag van boekjaar 2008; ook de andere koppelingen verwijzen naar informatie uit een foutieve periode. Sommige koppelingen bestaan zelfs niet meer. Deze GRI-index is weliswaar mooi opgezet, het idee van actieve koppelingen is leuk, echter onbruikbaar.

Onjuiste verwijzingen

Wat ook bij enkele ondernemingen voorkomt is dat in de GRI-index wordt verwezen naar pagina’s waarop de desbetreffende informatie terug te vinden is. Zoekt men op de pagina’s waarnaar wordt verwezen, dan is deze informatie echter bij veel punten niet op de genoemde pagina te vinden. Ook komt het bij ondernemingen voor dat in de GRI-index wordt verwezen naar een pagina, maar je vervolgens op de betreffende pagina voor de benodigde informatie wordt doorverwezen naar een andere publicatie (bijvoorbeeld het jaarverslag).

Publicaties op internet

Sommige ondernemingen, een voorbeeld hiervan is SNS Reaal N.V., brengen uit duurzaamheidsoogpunt (papierbesparing) geen schriftelijke publicaties op het gebied van duurzaamheid uit. Op de website wordt wel uitgebreid verslag gedaan over het gevoerde MVO-beleid en de prestaties van de onderneming op dat gebied. Er wordt daarbij een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de verschillende boekjaren waarop de informatie betrekking heeft. Ook wordt er een GRI-index op de website opgenomen met informatie en koppelingen naar de pagina’s waar de informatie te vinden is. De informatie is daardoor goed vindbaar voor stakeholders en is bijna als een schriftelijk verslag te lezen. De informatie wordt echter niet in rapportvorm gepubliceerd en valt daarom buiten de reikwijdte van dit onderzoek. Wel is dit een trend die veel te zien is. Internet wordt een steeds populairdere wijze om informatie te verspreiden en hier maken ondernemingen graag gebruik van. Wat ook kan is zoals Ford Motor Co. dit doet; er wordt een schriftelijk duurzaamheidsverslag uitgebracht dat een beknopte versie vormt van de informatie die op internet te vinden is. De GRI-index wordt online gepubliceerd en deze verwijst naar informatie op de website; echter niet alle informatie die volgens de index is opgenomen is zowel online als in het verslag gepubliceerd. Een nadeel hiervan is dan ook dat je als stakeholder aan de schriftelijke rapportge niet voldoende hebt. Daarnaast is de GRI-index alleen online, en niet bij de schriftelijke rapportage, handig in gebruik.

(29)

Door het GRI en communicatiebureau Radley Yeldar is onderzoek gedaan naar de manier waarop digitalisering de manier beïnvloedt waarop ondernemingen rapporteren over MVO. Het onderzoek werd in april 2009 digitaal gepubliceerd. In dit onderzoek zijn 40 ondernemingen geanalyseerd die rapporteren volgens de G3-richtlijnen. Als één van de belangrijkste conclusies van dit onderzoek wordt het “splintering of information” genoemd. Hiermee wordt bedoeld dat door de digitalisering de informatie op diverse locaties wordt gepubliceerd. De toegankelijkheid van de informatie wordt hierdoor aangetast. Dit onderzoek bevestigt de conclusies zoals in deze paragraaf beschreven. Als oplossing voor dit ‘probleem’ noemen het GRI en communicatiebureau Radley Yeldar (2009) het publiceren van een digitale GRI-index met interactieve koppelingen naar de betreffende informatie. Zoals gebleken uit mijn onderzoek wordt deze oplossing al wel degelijk toegepast door diverse ondernemingen, echter brengt dit eigen valkuilen met zich mee, zoals onjuiste/gedateerde koppelingen. Echter goed toegepast zou dit een mooie oplossing bieden voor het zogenaamde “splintering of information”.

GRI index als leidraad

Één van de kwaliteitsprincipes voor rapportages is vergelijkbaarheid. Gerapporteerde gegevens vormen pas informatie op het moment dat deze een referentiekader hebben. Dit referentiekader kan worden gevormd door gegevens uit voorgaande jaren, gegevens van vergelijkbare ondernemingen, maar ook door een vergelijkbare opbouw. De GRI-index zou kunnen helpen bij de realisatie hiervan. Zoals in deze paragraaf uitgebreid beschreven is wordt de GRI-index door ondernemingen op diverse wijzen gepubliceerd. Ondernemingen zijn hierdoor soms lastig met elkaar te vergelijken. De gegevens zijn wel aanwezig en vergelijking is vaak wel mogelijk, maar door de diverse manieren van publicatie zijn gegevens lastig vindbaar. Een standaardstructuur die door iedereen wordt gehanteerd, zoals die ook bij jaarrekeningen gangbaar is, zou hierin kunnen voorzien. Het GRI verschaft een dergelijke structuur, maar wordt door verschillende ondernemingen niet consistent toegepast. Door het GRI benoemde prestatie-indicatoren worden wel beschreven en vormen al wel een leidraad bij het bepalen van de inhoud van rapportages, maar nog te weinig bij de structuur hiervan. De wijze waarop de Amerikaanse onderneming Dow Chemical Company (Dow) de GRI index toepast zou wellicht een mooie uitkomst zijn.

(30)

Dow deelt haar gehele MVO-verslag in op basis van de GRI-index. Aanvullend publiceert Dow een index waarin de principes zoals die door het Global Compact5 zijn uitgegeven worden gekoppeld aan de daarmee samenhangende prestatie-indicatoren van het GRI. Er is naast deze GRI-index geen reguliere inhoudsopgave opgenomen in de rapportage. Hierdoor zijn alle volgens het GRI bepaalde prestatie-indicatoren in één verslag terug te vinden. Rapportages die op eenzelfde wijze zijn ingedeeld kunnen er dan eenvoudig ‘naast worden gelegd’ om de gegevens te kunnen vergelijken. Het beoordelen van de prestaties van een onderneming wordt hierdoor aanzienlijk vereenvoudigd. Het enige nadeel van deze systematiek is dat het MVO-verslag een puntsgewijze opsomming van indicatoren wordt en minder aangenaam te lezen is dan wanneer deze in verhaalvorm wordt gepubliceerd. Een combinatie van beide lijkt de beste uitkomst, echter is nog weinig zichtbaar.

5.4 Algemene informatie

Algemene informatie die volgens de richtlijnen van het GRI in het MVO-verslag opgenomen dient te worden is onder te verdelen in strategie en analyse, organisatieprofiel, verslagparameters en bestuur, verplichtingen en betrokkenheid.

Van het totaal aantal indicatoren binnen de algemene informatie wordt over gemiddeld 59% van de indicatoren gerapporteerd. Onderstaande grafiek laat zien wat de gemiddelde relatieve frequentie is binnen de genoemde categorieën.

Relatieve frequentie algemene informatie

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

Strategie en analyse Organisatieprofiel Verslagparameters Bestuur, verplichtingen en betrokkenheid

5

Global Compact: de United Nations Global Compact is een strategisch politiek initiatief voor ondernemingen die zijn toegewijd tot het afstemmen van hun activiteiten en strategieën met tien universeel geaccepteerde

(31)

De relatieve frequentie van de indicatoren op het gebied van strategie en analyse is 83%. Ondernemingen publiceren dus veel over strategie en analyse. Strategie en analyse bestaat uit verslaggeving omtrent de relatie die de onderneming heeft ten aanzien van MVO. Welke ethische standpunten heeft zij en hoe vertaalt zich dat in haar MVO-beleid. Dit deel van het MVO-verslag heeft tot doel context te verschaffen voor de verdere rapportage over MVO.

De hoogste beslissingsbevoegde van de onderneming (bestuurder/directie) legt hierin een verklaring af over de standpunten, de visie en de strategie van de onderneming. Ook belangrijke gebeurtenissen gedurende het verslagjaar worden hierin vaak beschreven. Naast deze verklaring wordt binnen de categorie strategie en analyse tevens omschreven wat de gevolgen, risico’s en mogelijkheden van de onderneming ten aanzien van MVO zijn. Dit deel van de strategie en analyse wordt in enkele MVO-verslagen achterwege gelaten. Er is niet altijd een overzicht vindbaar van risico’s die door de onderneming zijn erkend.

Over het organisatieprofiel wordt iets minder gerapporteerd. De frequente is 65%. In de categorie organisatieprofiel rapporteren ondernemingen over gegevens van de onderneming, zoals de organisatiestructuur, de eigendomsstructuur, afzetmarkten, landen waarin zij actief is, omvang, etc. Over de eigendomsstructuur wordt slechts sporadisch gerapporteerd (relatieve frequentie van 27%), terwijl over de naam van de onderneming en haar producten en diensten wel veel wordt gerapporteerd (100% resp. 83%). De organisatiestructuur krijgt niet altijd aandacht (43%).

Verslagparameters krijgen ongeveer evenveel aandacht als het organisatieprofiel, ook hier is een relatieve frequentie van 65% gemeten. In de categorie verslagparameters wordt uiteen gezet op welk verslagjaar de informatie betrekking heeft, met welke regelmaat gerapporteerd wordt, hoe de inhoud is bepaald, wat de afbakening is, berekeningsgrondslagen en of er controle door derden heeft plaatsgevonden. De verslaggevingsperiode waarop het MVO-verslag betrekking heeft wordt vrijwel altijd benoemd.

Wat betreft algemene informatie wordt over bestuur, verplichtingen en betrokkenheid het minst gerapporteerd (48%). Zoals in onderstaande grafiek schematisch weergegeven wordt met name over de bestuursstructuur weinig gerapporteerd.

(32)

Bestuur, verplichtingen en betrokkenheid 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

Bestuursstructuur Verplichtingen i.v.m. externe initiatieven

Overleg met belanghebbenden

Volgens de G3-richtlijnen moeten ondernemingen toelichten wat de bestuursstructuur is, in hoeverre de bestuursleden onafhankelijk zijn van de dagelijkse leiding, welke relatie er bestaat tussen prestaties en vergoedingen van bestuursleden, processen tegen het bestrijden van tegenstrijdige belangen, processen voor evaluatie van prestaties van de bestuurslichamen, etc. De reden dat het GRI voorschrijft dat hier over moet worden gerapporteerd is dat inzichtelijk wordt op welke wijze MVO binnen de organisatie is verankerd. De bestuursstructuur is essentieel bij het bereiken van gestelde doelen, ook op het gebied van MVO.

Beursgenoteerde ondernemingen zijn verplicht om vrij uitgebreid over deze zaken te rapporteren. Nationale ondernemingen hebben te maken met de code Tabaksblat, de Nederlandse corporate governance code. Amerikaanse ondernemingen moeten voldoen aan Sarbanes Oxley Act. In het MVO-verslag zou daarnaast ook specifiek moeten worden benoemd hoe MVO binnen deze structuur is ingebed. In de MVO-verslagen wordt bijvoorbeeld vrijwel nooit genoemd wie er eindverantwoordelijk is voor het MVO-beleid.

In veel MVO-verslagen wordt voor informatie over corporate governance verwezen naar het reguliere jaarverslag, de website of andere publicaties. Omdat zij elders al vrij uitgebreid over dit onderwerp rapporteren wordt dit in het MVO-verslag vaak achterwege gelaten. Voor stakeholders die enkel op zoek zijn naar informatie omtrent MVO biedt het MVO-verslag daardoor niet voldoende informatie. Voor informatie over de bestuursstructuur worden zij immers doorverwezen naar andere publicaties. Aan te bevelen is om toch een korte passage op te nemen in het MVO-verslag waarin de corporate governance structuur wordt omschreven met daarin specifiek aandacht ten aanzien van hoe het MVO-beleid daarin past.

(33)

5.5 Economische aspecten

Het MVO-verslag moet volgens de G3-richtlijnen tevens informatie over economische aspecten bevatten. De economische aspecten laten zien wat de economische impact van de organisatie is binnen de maatschappij. De informatie geeft daarmee niet alleen weer of de onderneming financieel gezond is, maar ook hoe de activiteiten van de onderneming de stakeholders beïnvloeden. Van het totaal van economische indicatoren wordt over gemiddeld 36% gerapporteerd. Dit percentage ligt vrij laag. Onderverdeeld in de categorieën die het GRI binnen de economische aspecten benoemt (economische prestaties, marktaanwezigheid en indirecte economische effecten) zijn de percentages zoals geïllustreerd in onderstaande grafiek.

Relatieve frequentie Econom ische aspecten

0% 20% 40% 60% 80% 100%

Economische prestaties Marktaanw ezigheid Indirecte economische effecten

Evenals bij corporate governance (zie paragraaf 5.5) wordt ten aanzien van de economische prestaties van de organisatie vaak verwezen naar het reguliere jaarverslag. Het doel van het reguliere jaarverslag, en dan met name de jaarrekening, is inzicht verstrekken in de samenstelling van het vermogen en resultaat van de onderneming. Hierin is meestal geen plaats voor informatie over de economische impact die de onderneming heeft op de maatschappij. Het doorverwijzen naar dit verslag is dus niet alleen onhandig omdat niet alle informatie op één plek te vinden is, maar ook onterecht omdat de gezochte informatie vaak helemaal niet in het jaarverslag vindbaar is.

Financiële bijdragen aan de maatschappij in de vorm van donaties aan goede doelen worden vaak wel beschreven in het MVO-verslag, echter vaak op het niveau van individuele initiatieven en niet in totaliteit. Er worden enkele voorbeelden genoemd van goede doelen die zijn gesteund, maar wat er in totaliteit is gedoneerd wordt meestal niet gepubliceerd. De lezer van het MVO-verslag krijgt hierdoor wel het beeld dat de onderneming bewust bezig is met maatschappelijke kwesties en hier ook financiële steun aan verleent, echter in welke verhouding dit staat tot de totale financiële stromen is niet inzichtelijk.

(34)

Wat betreft economische prestaties wordt over de indicatoren “dekking van de verplichtingen in verband met het vastgestelde uitkeringenplan van de organisatie” en “significante financiële steun van een overheid” het minst gerapporteerd (17% resp. 13%).

Marktaanwezigheid betreft de mate waarin de onderneming in diverse landen waarin zij opereert bijdraagt aan de economie. Dit kan zij bijvoorbeeld doen door lokale werknemers in te huren voor de bedrijfslocaties aldaar (tevens in hogere functies) en hen een loon te geven dat boven de toegestane minimumlonen ligt. Hierdoor versterkt de onderneming het welzijn van de lokale werknemers. Hierover wordt door ondernemingen minimaal gerapporteerd. De totale relatieve frequentie van rapportage over marktaanwezigheid is 29%. Met name over de spreiding in de verhouding tussen het standaard aanvangssalaris en het lokale minimumloon op belangrijke bedrijfslocaties wordt zelden gerapporteerd (relatieve frequentie: 9%). In het MVO-verslag lees je vaak wel de opmerking dat de werknemers op alle locaties tenminste het minimumloon uitbetaald krijgen, maar niet of dit ook het standaard aanvangsalaris is voor de betreffende medewerkers en zo niet; hoe groot de verschillen hiertussen bedragen.

Met indirecte economische effecten wordt gedoeld op:

- investeringen die het algemeen nut ten goede komen en niet direct tot doel hebben om economische voordelen op te leveren voor de onderneming (relatieve frequentie: 48%);

- significante indirecte economische impact (beschikbaarheid producten voor mensen met lage inkomens, verbetering/verslechtering arbeidsmarkt, etc.) (relatieve frequentie: 35%).

Over indirecte economische effecten wordt iets meer gerapporteerd dan over de andere categorieën binnen de economische aspecten (41%). Echter met name significante indirecte economische impact zou meer aandacht moeten krijgen in het MVO-verslag.

(35)

5.6 Milieuaspecten

Over prestatie-indicatoren op het gebied van milieu wordt door ondernemingen gerapporteerd met een relatieve frequentie van in totaal 41%. De prestatie-indicatoren zijn onder te verdelen in materialen, energie, water, biodiversiteit, luchtemissie/afvalwater/afvalstoffen, producten & diensten, compliance, transport en overig. Onderstaande grafiek laat de gemiddelde relatieve frequentie van rapportage zien binnen deze categorieën.

Milieuaspecten 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% M a te ri a le n E n e rg ie W a te r B io d iv e rs it e it L u c h te m is s ie , a fv a lw a te r e n a fv a ls to ff e n P ro d u c te n e n d ie n s te n C o m p lia n c e T ra n s p o rt O v e ri g

Het eerste wat opvalt als naar de grafiek wordt gekeken is rapportage over energie. Energie is een onderwerp dat veel aan de orde is. De laatste jaren is bijvoorbeeld ‘groene energie’ veel in de aandacht geweest en gloeilampen moeten volgens de media worden vervangen door spaarlampen. Steeds meer energiebedrijven stellen abonnementen op groene stroom beschikbaar. Wanneer aan ‘bijdragen aan een beter milieu’ wordt gedacht zal energiebesparing een van de manieren zijn die het eerste in mensen opkomt. In de rapportage over MVO is dit, zoals bovenstaande grafiek naar voren brengt, een onderwerp dat deze trend ook laat zien. Ook ondernemingen houden zich bezig met energieverbruik. In MVO-verslagen wordt vaak uitgebreid uiteen gezet hoeveel energie er in het verslagjaar is verbruikt, op welke manier energiebesparing wordt gerealiseerd (isolatie van bedrijfspanden/ spaarlampen/ groene stroom/ etc.), etc. Het GRI schrijft echter niet alleen voor dat over de verbruikte energie wordt gerapporteerd; er moet ook worden gerapporteerd wat het indirecte energieverbruik van de onderneming is. Onder indirect energieverbruik wordt het verbruik van energie verstaan benodigd om ingekochte elektriciteit, verwarming of stoom te verwekken. Hierover wordt minder gerapporteerd dan over direct energieverbruik. Wellicht omdat dit minder eenvoudig meetbaar is.

(36)

De overige onderwerpen binnen de milieuaspecten krijgen minder aandacht, er wordt met een relatieve frequentie van minder dan 50% over gerapporteerd. Vermoedelijk is de reden hiervoor dat niet alle onderwerpen even significant zijn voor verschillende typen ondernemingen. Dienstverlenende ondernemingen die relatief weinig te maken hebben met materiaalverbruik zullen hier naar verwachting dan ook minder of zelfs helemaal niet over rapporteren.

Over materiaalverbruik schrijft het GRI voor dat moet worden gerapporteerd over totaal materiaalverbruik en het percentage daarvan dat uit gerecycled materiaal bestaat. Het materiaalverbruik wordt door 52% van de ondernemingen gerapporteerd, het deel daarvan dat uit gerecyclede materialen bestaat wordt bij slechts 30% vermeld. Opvallend is dat ondernemingen vaak wel het een en ander schrijven over recycling en initiatieven die zij daarin nemen, maar dat dit slechts weinig wordt gekwantificeerd. Een voorbeeld hiervan is Eastman Kodak Company. In haar MVO-verslag beschrijft zij hoe camera’s worden ingezameld en hergebruikt. 100% van de wegwerpcamera’s die in 2007 zijn geproduceerd zijn gemaakt van gerecyclede camera’s en onderdelen. Wat echter onduidelijk blijft is hoe dit percentage (100% van de productie van wegwerpcamera’s) in verhouding staat tot de gehele productie.

In de categorie water schrijven de G3-richtlijnen voor dat gerapporteerd moet worden over de totale wateronttrekking per bron, waterbronnen die in significante mate worden beïnvloed en het percentage en volume van water dat is gerecycled en hergebruikt. Over de totale wateronttrekking per bron wordt regelmatig gerapporteerd (relatieve frequentie: 43%). De overige twee prestatie-indicatoren blijven vaak buiten beeld (relatieve frequentie van 22% resp. 26%).

Biodiversiteit is de verscheidenheid in genen, soorten en ecosystemen in een regio (Wikipedia). Ondernemingen zouden volgens de G3-richtlijnen in haar beleid rekening moeten houden met de invloed die zij uitoefent op gebieden met een hoge biodiversiteitwaarde. Dit uit zich in de volgende prestatie-indicatoren (achter de prestatie-indicatoren wordt de relatieve frequentie daarvan genoemd).

- Locatie en oppervlakte van land dat eigendom is, gehuurd wordt, beheerd wordt in- of grenst aan beschermde gebieden en gebieden met een hoge biodiversiteitwaarde buiten beschermde gebieden (26%).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Daarnaast doet het feit dat er binnen de EU- wetgeving voor de financiële verslaggeving voor kleine en middelgrote ondernemingen bestaat, de vraag rijzen wat de gevolgen van

In de literatuur wordt de voorkeur gegeven aan 'currently attainable standards'.5 Deze standaarden worden bepleit omdat ze voor meer­ dere doeleinden (zoals

Deze definities blijken echter alle opgebouwd te zijn uit één of meer van vier categorieën criteria, namelijk beheersingsmogelijkheid, beheersing, overige vormen van

is volgens genoemde meningsuiting ingetreden wanneer ‘redelijkerwijs vast­ staat dat de onderneming niet op eigen kracht haar verplichtingen zal kunnen nakomen’, en

Bij het grote bedrijf, dat uitsluitend kan worden geleid door middel van een vergaande delegatie van bevoegdheden, is de noodzaak van verstrekking van

Maar de arnhemsche neef had nog niet uitgesproken Hij zag Machteld met eerbiedige hoogachting aan, en terwijl hij van de bank opstond, plaatste hij zich naast haar stoel, terwijl

Middels dit onderzoek wordt antwoord gegeven op de vraag: ‘Welke metacognitieve kennis hebben leerlingen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs over het voorbereiden en

Het enige verschil hierbij is dat Gray een onderzoek verricht binnen een land en voor deze scriptie wordt een vergelijking gemaakt tussen twee verschillende landen.. Het