• No results found

Rijksuniversiteit Groningen De invloed van de eurocrisis op MVO-verslaggeving in de bankensector

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Rijksuniversiteit Groningen De invloed van de eurocrisis op MVO-verslaggeving in de bankensector"

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Rijksuniversiteit Groningen

De invloed van de eurocrisis op MVO-verslaggeving in de bankensector

Battal Araz

S2175479

April 2013

Rijksuniversiteit Groningen

Economie en Bedrijfskunde

Master Accountancy & Controlling

Begeleider: Willem Jan van Elsacker

(2)

B.Araz Rijksuniversiteit Groningen

2

Voorwoord

Voor de afronding van de opleiding master accounting & controlling, aan de Rijksuniversiteit van Groningen, vindt u hierbij mijn masterthesis. De afgelopen 6 maanden heb ik een reis gemaakt in het onderwerp Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) ten behoeve van mijn masterthesis. In deze thesis is een onderzoek uitgevoerd dat zich zal concentreren op de invloed van de eurocrisis op MVO-verslaggeving in de bankensector.

Een lastig dossier van de afgelopen jaren, en nu nog steeds is de berichtgeving over de eurocrisis eindeloos. De crisis is onvoorspelbaar en complex. Er is nu nog niemand die kan voorspellen hoe het af gaat lopen. Een duidelijk effect van de crisis is dat veel consumenten wantrouwend tegenover financiële instellingen staan. Nu de financiële resultaten in tijde van de eurocrisis sterk onder druk staan, is het een vraag of banken nog wel willen investeren in MVO. Na een aantal gesprekken omtrent maatschappelijk verantwoord ondernemen en de eurocrisis, heb ik besloten mijn masterscriptie hierover te schrijven.

Een afstudeeronderzoek schrijven is een uitdaging waar veel bij komt kijken. Ondanks dat je niet altijd de vrolijkste bent, wordt je toch aangespoord door vrienden of collega‘s om door te zetten! Graag wil ik iedereen bedanken die mij heeft geholpen bij mijn masterthesis. In het bijzonder wil ik mijn dank uitspreken naar mijn docent aan de Rijksuniversiteit van Groningen, Willem van Elsacker.

(3)

B.Araz Rijksuniversiteit Groningen

3

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1: Inleiding ... 4

1.1 Inleiding... 4

1.2 Uiteenzetting wetenschappelijke bijdrage ... 6

1.3 Theoretisch kader ... 7

1.4 Structuur van de scriptie ... 9

Hoofdstuk 2: Literatuuronderzoek ... 10

2.1 Inleiding... 10

2.2 Literatuuronderzoek Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen ... 11

2.3 De Eurocrisis ... 15

2.4 De meetbaarheid van MVO-verslaggeving ... 20

2.5 Ontwikkeling van MVO- verslaggeving ... 22

2.6 Samenvatting ... 24

Hoofdstuk 3: Inhoudsanalyse ... 25

3.1 Inleiding... 25

3.2 Methode van onderzoek ... 25

3.3 Selectie ondernemingen ... 26

3.4 Onderzoek ... 27

Hoofdstuk 4: Presentatie resultaten... 29

4.1 Inleiding... 29 4.2 Presentatie grafieken ... 29 4.3 Analyse interviews ... 32 Hoofdstuk 5: Conclusie ... 37 5.1 Inleiding: ... 37 5.2 Beantwoording hoofdvraag ... 37 5.3 Beperkingen en aanbevelingen ... 42 Literatuurlijst ... 43 Bijlage ... 47

(4)

B.Araz Rijksuniversiteit Groningen

4

Hoofdstuk 1: Inleiding

1.1 Inleiding

De tijd dat Europese banken vooral door winst en dividend gedreven werden lijkt voorbij (CPB, 2011). Er is momenteel een crisis en banken zitten er midden in. De bankencrisis heeft eens te meer laten inzien dat ondernemen ook vraagt om het nemen van verantwoordelijkheid; Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO), (MVO, 2009). Het is niet eenvoudig een definitie te geven van MVO. MVO raakt vele vakgebieden en heeft diverse aangrijpingspunten met het functioneren van organisaties. De Sociaal-Economische Raad SER hanteert de volgende definitie:

„Het bewust richten van de ondernemingsactiviteiten op waardecreatie op langere termijn in de drie dimensies people, planet en profit, gecombineerd met de bereidheid de dialoog met de samenleving aan te gaan. MVO behoort tot de core business van ondernemingen‟.1

Binnen het fenomeen MVO staat de maatschappelijke verantwoordelijkheid van ondernemingen midden in de belangstelling. De aanname achter MVO is dat er, zowel van binnenuit als van buitenaf, steeds meer druk op organisaties komt om te verantwoorden wat zij doen en wat zij niet doen (C.A. Tilt,1994). In het onderzoek van C.A. Tilt (1994), De invloed van externe invloedrijke groepen op MVO verslaggeving, blijkt dat de externe partijen een invloed hebben op de MVO verslaggeving van ondernemingen. De invloed wordt zowel direct als indirect uitgeoefend, waarin het percentage van indirecte invloed groter is dan de directe invloed. De indirecte invloed heeft betrekking op algemene maatschappelijke problematiek, zoals bijvoorbeeld in dit onderzoek de klimaatveranderingen. Bij MVO gaat het om winst maken door ook beweegredenen op het gebied van milieuvraagstukken en sociale vraagstukken onderdeel te maken van de bedrijfsvoering (Kessels,2002). Bedrijven willen steeds meer vrijwillig informatie geven over de duurzaamheid van hun bedrijf (McLennan, J.F., 2004). Dit is het aspect van verantwoordelijkheid: verantwoordelijkheid nemen voor de negatieve

duurzaamheidsimpact van een entiteit en zorgen dat deze invloed wordt verminderd (McLennan, J.F, 2004).

Daarnaast gaat het bij MVO om verantwoording afleggen aan stake- en shareholders

(Schreuder,1981). Het verantwoord gedrag kan maatschappelijke verwachtingen creëren. Deze verwachtingen worden door de ondernemingen onder meer beantwoord door het opnemen van een MVO-paragraaf in de verslaggeving. Het maatschappelijk verkeer vraagt meer om MVO. Daarom moeten steeds meer ondernemingen door middel verslaggeving laten zien dat zij maatschappelijk verantwoord ondernemen. MVO-verslaggeving is een vrijwillig onderdeel van de externe verslaggeving.

De verwachting bij MVO- verslaggeving is dat dit goed is voor de reputatie en concurrentiepositie van de onderneming . Door de diverse crisissen en schandalen hebben stakeholders minder vertrouwen gekregen in de ondernemingen waarin zij belang bij hebben. De banken zijn een goed voorbeeld hiervan. Het vertrouwen van beleggers in banken is door de crisis afgenomen (Visser, 2012). Banken hebben een bevoegdheid van hun stakeholders nodig om te kunnen overleven en zullen mede daarom de communicatie met de relevante stakeholders vormgeven. Volgens het artikel van Jeffrey Unerman

1

(5)

B.Araz Rijksuniversiteit Groningen

5 (2008) wordt het MVO verslag als een paragraaf gebruikt waarin de verantwoording aan

belanghebbenden wordt gegeven. Het is een belangrijk vraagstuk of banken in tijden van economische neergang aandacht hebben voor de vraagstukken van duurzaamheid. Een antwoord op deze vragen zou inzichten verschaffen in de manier waarop bedrijven reageren omtrent MVO-beleid ten tijde van de eurocrisis.

Bovenstaand vormt de aanleiding voor dit onderzoek dat zich zal concentreren op de invloed van de eurocrisis op verslaggeving in de bankensector. Hierbij wordt stilgestaan hoe

verslaggeving zich tot heden heeft ontwikkeld, als er gekeken wordt naar de ontwikkeling van MVO-verslaggeving en de gevolgen van de crisis.

Naar aanleiding van de inleiding is de centrale onderzoeksvraag als volgt geformuleerd: Centrale onderzoeksvraag:

Wat is de invloed van de eurocrisis op MVO-verslaggeving van Nederlandse banken?

In dit onderzoek is getracht een antwoord te krijgen op de vraag wat de invloed is van de eurocrisis op MVO-verslaggeving van Nederlandse banken. Deze vraag wordt beantwoord door middel van de volgende deelvragen:

Deelvragen:

1 Wat is het belang van MVO-verslaggeving voor banken?

2 Wat is de invloed van de crisis op de Nederlandse banken?

(6)

B.Araz Rijksuniversiteit Groningen

6

1.2 Uiteenzetting wetenschappelijke bijdrage

In deze subparagraaf zal richting worden gegeven aan het nut van deze scriptie. Hierbij zal worden aangegeven wat de lezer kan leren nadat de lezer deze scriptie heeft gelezen en wat de toegevoegde waarde van deze scriptie is voor de wetenschap en het onderwerp. In deze scriptie zal eerst onderzocht worden wat het belang van MVO-verslaggeving is voor banken. Vervolgens wordt onderzocht hoe MVO-verslaggeving zich heeft ontwikkeld gedurende de crisis. Er is weinig onderzoek gedaan naar verslaggeving. Hieronder is in het kort de ontwikkeling en de relevantie van

MVO-verslaggeving gegeven.

Duurzame ontwikkeling is tot de jaren ‘90 door het brede bedrijfsleven niet vertaald naar een morele verantwoordelijkheid voor bedrijven. In Nederland werd het denken over maatschappelijk

verantwoord ondernemen toen geprikkeld door een aantal incidenten met grote bedrijven, zoals Shell en Heineken in de jaren ‘90 van de vorige eeuw. In de jaren ‘90 van de vorige eeuw wordt ingezien, dat MVO een belangrijk deel kan uitmaken van de continuïteit van het bedrijf (MVO,2009).

Maatschappelijk verantwoord ondernemen neemt in de jaren ‘90 een enorme vlucht. Niet alleen wordt in de bedrijfsactiviteiten steeds vaker rekening gehouden met sociale- en milieueffecten, maar ook wetenschappers, vakgroepen en verenigingen doen volledig onderzoek naar MVO. Zo werd in 1992 de Vereniging voor Milieu-Accountancy (VMA) opgericht. Eerst ging de aandacht vooral uit naar

vraagstukken ten aanzien van waardering, resultaatbepaling en discontinuïteit aan gaande van milieuschade. In de jaren ‘90 werden er vooral milieuverslagen uitgebracht, in het eerste decennium van de 21e eeuw is de inhoud veranderd. Momenteel wordt gesproken over duurzaamheids- of MVO-verslagen. Voor duurzaamheidsverslaggeving geldt geen wettelijke grondslag en er zijn geen

richtlijnen die qua status vergelijkbaar zijn met de IFRS (International Financial Reporting Standards). Daarom worden op internationaal grote schaal de GRI-richtlijnen gehanteerd (Global Reporting Initiative). De GRI is op basis van vrijwilligheid en is een ‗multi stakeholder network‘: naast alle andere stakeholders leveren ook accountants en auditors input bij de verdere ontwikkeling van de richtlijnen(SER, 2003).

Uit het bovenstaande blijkt dat het onderwerp MVO nog niet is uitgekristalliseerd. De toegevoegde waarde en de academische relevantie van deze scriptie is voor de theorie en het onderwerp van belang. Voor de academici levert dit onderzoek het resultaat en bewijs op of er sprake is van een invloed van de eurocrisis op MVO-verslaggeving van Nederlandse banken. Academici zullen vooral geïnteresseerd zijn in het gedrag van bedrijven inzake MVO-verslaggeving tijdens de eurocrisis. Dit onderzoek kan mogelijkheden bieden voor vervolgonderzoek. Naast wetenschappelijke relevantie, bevat het

onderzoek ook maatschappelijke relevantie. De omvang en kwaliteit van MVO-verslaggeving is voor de maatschappij van belang. De maatschappij wilt namelijk op de hoogte blijven van de

MVO-activiteiten van de onderneming waarin hij belang bij heeft. Voor blijvende duurzame leefbaarheid van de mens en zijn omgeving voor de toekomst is het onmisbaar dat ondernemingen aan MVO en de verslaggeving daarover, een bijdrage leveren.

In het onderzoek van Luo en Bhattacharya is over het onderwerp MVO geschreven. In het artikel van Luo en Bhattacharya (2006) wordt beschreven dat MVO op lange termijn toegevoegde waarde heeft voor bedrijven. Uit onderzoek van Pricewaterhouse Coopers blijkt dat bijna 75% van de grote ondernemingen geen plannen heeft om duurzame investeringen te schrappen als gevolg van de financiële crisis,20% van de ondervraagde bedrijven heeft juist besloten om méér te investeren in

(7)

B.Araz Rijksuniversiteit Groningen

7 duurzaam ondernemen. 2 Ondernemingen uit het onderzoek constateren dat klanten dit in toenemende

mate verwachten, waardoor duurzaamheid zich op termijn zal uitbetalen en het concurrentievoordeel oplevert.

Ondernemingen hebben een mandaat van hun omgeving (om te blijven opereren) nodig om te kunnen overleven en zullen de communicatie met de relevante stakeholders vormgeven (legitimatietheorie). Zo stelt de SER dat transparantie en MVO-verslaggeving ertoe kan bijdragen dat de marktaandeel zal toenemen (SER, 2003). De sociale waarden vanuit de activiteiten van de onderneming sluiten aan bij de sociale waarden van de maatschappij waarin het verkeert. Een ondersteunend bewijs is te zien bij oliemaatschappijen die de milieuproblematiek aangepakt hebben (Patten, 1992). Door het respect wat de organisatie naar het milieu, en daarmee de buitenwereld toont, krijgt ze daar vervolgens van de maatschappij waardering voor terug. Het publiek heeft met name in de financiële sector vertrouwen in ondernemingen voor onder andere de veiligheid van hun ingelegde gelden, daarmee vertrouwen ze in de integriteit van het stelsel (Annink et al., 2006).

Op basis van bovenstaande onderzoeken en constateringen kan gesteld worden dat onderzoek naar MVO-verslaggeving in de belangstelling staat. Hierdoor ben ik van mening dat het onderzoek en hiermee de scriptie een belangrijke bijdrage zal leveren aan de maatschappij om een inzicht te krijgen op de invloed van maatschappelijke acties.

1.3 Theoretisch kader

Als gevolg van het ontbreken van eenduidige empirische resultaten, bestaat er op dit moment geen allesomvattend theoretische raamwerk voor MVO-verslaggeving. Echter vormen de volgende drie theorieën het fundament van dit onderzoek: de stakeholdertheorie, de legitimiteitstheorie en de voluntary-disclosure theorie3. Over het belang van MVO verslaggeving is al het nodige over geschreven binnen de stakeholder theorie. Om de wijze waarop MVO-verslaggeving plaatsvindt te meten, wordt de legitimatie- en voluntary-disclosure theorie als uitgangspunt gehanteerd.

Voluntary-disclosure theorie

Maatschappelijke verslaggeving wordt door (Schreuder,1981) omschreven als ―informatieverstrekking

door een organisatie aan haar deelgenoten omtrent de door deze deelgenoten relevant geachte effecten van de activiteiten van die organisatie”. Deze omschrijving impliceert een dialoog met de

stakeholdertheorie. Stakeholder engagement wordt bij het opstellen van duurzaamheidsverslagen dan ook als een belangrijk uitgangspunt gezien. Het afleggen van verantwoording aan stakeholders wordt gezien als een hoofdmotief voor het publiceren van een MVO-verslaggeving (GRI 2002), (Kessels, 2008), (Weyzig, 2009) en (Broekhof en Sijtsma, 2002). In de stakeholdertheorie hebben veranderende maatschappelijke normen invloed op de rol van het bedrijf en op haar belanghebbenden.

Ondernemingen dienen bij het ontwikkelen en implementeren van MVO rekening te houden met de belangen en standpunten van stakeholders (Kessels, 2008). Stakeholders vormen het uitgangspunt voor MVO-beleid en vervullen een cruciale rol bij het opstellen van MVO-beleid en het stellen van prioriteiten daarin. Stakeholders kunnen worden gedefinieerd als ―iedere partij wiens belangen kunnen

worden beïnvloed door de activiteiten van het bedrijf, of die zelf invloed op de belangen van het bedrijf kan uitoefenen”(Freeman,1984).

2 Publicatie MVO Nederland, dossier/12/189/, Onderzoek Pricewaterhouse Coopers, februari 2009, onder 200 grote bedrijven in februari

2009 is er onderzoek gedaan door PWC naar duurzame investeringen.

3

(8)

B.Araz Rijksuniversiteit Groningen

8 De legitimiteitstheorie

Ook in de legitimiteitstheorie staat de relatie met de (maatschappelijke) omgeving centraal. De legitimiteitstheorie gaat ervan uit dat een organisatie alleen kan blijven voortbestaan, indien de samenleving, van mening is dat de organisatie dezelfde normen en waarden hanteert als de

samenleving (Lindblom, C. K., 1994). Ondernemingen hebben een mandaat van hun omgeving nodig om te kunnen overleven en zullen mede daarom de communicatie met de relevante stakeholders vormgeven. Door middel van MVO-verslaggeving wil het bedrijf zich legitimeren. Organisaties vergaren legitimiteit door zich aan te passen aan normen en waarden van de institutionele omgeving (Lindblom, C. K., 1994). In de legitimiteitstheorie functioneren duurzaamheidsverslagen als een zogenaamd emotive symbol, waarmee de aandacht van de gebruikers kan worden afgeleid van actuele zaken en gebeurtenissen rondom de onderneming (De Waard, 2011).Volgens het principe van

nabootsing vergaren ideeën legitimiteit wanneer ze door verglijkbare anderen worden aangenomen en als de ideeën economisch voordeel op lijken te leveren (Scott,2001).

De disclosure theorie

Bij voluntary disclosure gaat het om het vrijwillig verstrekken van additionele informatie bij het jaarverslag om interesse te wekken bij onder andere financiële analisten en investeerders. In landen waar het vermogen gehaald wordt bij aandeelhouders, is het belang van een goede disclosure belangrijker dan in landen die vooral het vermogen bij banken en/of familie vandaan halen (Scott,2009). Het ―disclosure principle‖, beschrijft dat een onderneming bij het niet naar buiten brengen van bestaande informatie, de markt ervan uit zal gaan dat deze informatie ―slecht nieuws‖ betreft (Scott,2009). Vrijwillige disclosure is van belang om interesse te wekken bij de financiële analisten en investeerders en het verhogen van de liquiditeit van de aandelen. Ondernemingen kunnen hun privé informatie openbaar maken, wanneer de informatie niet verifieerbaar is en niet aan

verplichte verslaggevingseisen hoeft te voldoen (Ronen en Yaani, 2001). Dit is zichtbaar in tal van onderzochte duurzaamheidsverslagen, waarin kwalitatieve, vaak toekomstgerichte, informatie de boventoon voert (De Waard, 2011).

In mijn scriptie zal ik dieper ingaan op deze drie theorieën en een koppeling proberen te leggen met MVO-verslaggeving in tijde van de eurocrisis.

(9)

B.Araz Rijksuniversiteit Groningen

9

1.4 Structuur van de scriptie

Het onderzoek bestaat uit vijf hoofdstukken. In hoofdstuk 1 zal de kennismaking plaatsvinden met het fenomeen verslaggeving. Hierin wordt de aanleiding en de problematiek rondom

MVO-verslaggeving in samenhang met de eurocrisis uiteengezet. Het hoofdstuk daarna (H2) betreft het literatuuronderzoek. Hierin worden diverse theorieën aan de orde gesteld. Volgend op het literatuuronderzoek wordt in hoofdstuk 3 de methodiek van het onderzoek en de inhoudsanalyse beschreven. Hierin worden de te nemen stappen aangegeven voor het uitvoeren en analyseren van het onderzoek. De resultaten van deze analyse worden weergegeven in hoofdstuk 4. Tot slot wordt in hoofdstuk 5 een adequaat antwoord geven op de hoofdvraag van het onderzoek. Daarin vindt ook de reflectie plaats. Bovendien worden enkele suggesties voor vervolgonderzoek gedaan.

De inhoud en de structuur van de scriptie is als volgt: Hoofdstuk 1: Inleiding

Hoofdstuk 2: Literatuuronderzoek Hoofdstuk 3: Opzet en aanpak onderzoek Hoofdstuk 4: Presentatie resultaten Hoofdstuk 5: Conclusie

(10)

B.Araz Rijksuniversiteit Groningen

10

Hoofdstuk 2: Literatuuronderzoek

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk zal het theoretische kader van dit onderzoek worden uiteengezet. Om de hoofdvraag van dit onderzoek: “Wat is de invloed van de eurocrisis op MVO-verslaggeving van Nederlandse

banken?” te kunnen beantwoorden, moet eerst duidelijkheid ontstaan over wat MVO-verslaggeving

inhoudt en wat verstaan wordt onder de eurocrisis. De twee termen zijn tegelijkertijd de twee hoofdonderwerpen van deze scriptie. In het literatuuronderzoek wordt antwoord gegeven op de volgende deelvragen:

o 1 Wat is het belang van MVO-verslaggeving voor banken? o 2 Wat is de invloed van de crisis op de Nederlandse banken?

o 3 Hoe heeft de MVO-verslaggeving zich ontwikkeld gedurende de crisis?

In paragraaf 2.2.1 wordt op basis van actueel MVO-literatuur beschreven wat wordt verstaan onder MVO- verslaggeving. In paragraaf 2.2.1 ga ik op basis van de stakeholder- en voluntary disclosure theorie het belang van MVO- verslaggeving voor banken behandelen. In paragraaf 2.3 wordt een beschrijving van de eurocrisis gegeven. Daarbij wordt ook ingegaan op de oorzaken en de gevolgen van de eurocrisis voor banken. Paragraaf vier gaat vanuit de legitimiteitstheorie in op de meetbaarheid van MVO- verslaggeving. Paragraaf vijf behandeld hoe MVO- verslaggeving zich heeft ontwikkeld gedurende de crisis. Het hoofdstuk eindigt in paragraaf zes met een samenvatting van het

(11)

B.Araz Rijksuniversiteit Groningen

11

2.2 Literatuuronderzoek Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

2.2.1 Definiëring MVO-verslaggeving

Voor MVO is geen eenduidige definitie beschikbaar. Het is maatwerk dat door ondernemingen in overleg met hun stakeholders nader uitgevoerd moet worden. Iedere onderneming heeft te maken met een bijzondere maatschappelijke context (Kamp-Roelands, 2001). MVO is een visie op ondernemen die op veel verschillende manieren wordt omschreven en geïnterpreteerd. Met de vele definities blijkt het moeilijk om een vaste definitie te formuleren voor MVO. MVO wordt vaak gezien als een

containerbegrip en ―kent vele verschijningsvormen op talloze gebieden van het maatschappelijk leven (SER, 2000).

De ISO 26000 typeert MVO als ‗De bereidheid van een organisatie om verantwoordelijkheid te

nemen voor de gevolgen van haar activiteiten en beslissingen op de mens, milieu en maatschappij en daar verantwoording over af te leggen‟.4

Deze definiëring heeft raakvlakken met de definiëring van de Sociaal Economische Raad (SER). Maatschappelijk verantwoord ondernemen wordt door SER gezien als een veelzijdig verschijnsel waarop stringente regelgeving verstikkend zou werken. De SER typeert MVO als „het bewust richten van de ondernemingsactiviteiten op waardecreatie op langere

termijn in de drie dimensies people, planet en profit, gecombineerd met de bereidheid de dialoog met de samenleving aan te gaan. MVO behoort tot de core business van ondernemingen‟.5

In deze scriptie zal de definitie gehanteerd worden van de SER, omdat het maatschappelijke verantwoorde karakter van een bedrijf vooral besloten ligt in de actieve en vrijwillige , maar niet vrijblijvende maatschappelijke rol die het op zich neemt en die verder gaat dan het in acht nemen van wettelijke voorschriften. De regering wil maatschappelijk verantwoord ondernemen op vele manieren aanmoedigen en volgt de SER in de overtuiging dat wet- en regelgeving hiertoe niet het geëigende instrument is (EZ, 2000). Daarnaast blijkt uit de definiëring van de SER dat bij maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) naast het streven naar winst ook rekening wordt gehouden met het effect van bedrijfsactiviteiten, op het milieu en oog hebben voor mensen. Dit wordt getypeerd als de ‗triple bottomline‘(MVO Nederland, 2009). Het betreft een vorm van ondernemerschap welke is gebaseerd op een drietal pijlers, te weten (Elkington, 1997): ―profit‖ ,het maken van winst voor de continuïteit van de organisatie, ―planet‖ , oog voor het milieu en de omgeving en ―people‖, zorg voor de mens binnen en buiten de eigen organisatie.

1. People staat voor de zorg voor de werknemers binnen en buiten de organisatie. In een maatschappelijk verantwoorde organisatie zijn er goede arbeidsverhoudingen, kunnen de werknemers zich

ontwikkelen en hebben zij voldoende eigen verantwoordelijkheid. Een organisatie die de nadruk legt op people, biedt een leefbare omgeving voor de aanstaande bevolking, (Sociaal-Economische Raad, 2000).

2. Planet staat voor een preventieve opstelling met betrekking tot het oplossen van milieuproblemen waarop de organisatie invloed heeft of kan hebben. Hierbij komen onderwerpen als milieumanagement,

4 Dit blijkt uit ISO 26000, de richtlijn voor Maatschappelijk verantwoord ondernemen. ISO 26000 is een internationale richtlijn die

ondersteuning biedt bij het opzetten en het implementeren van een organisatie-eigen MVO-beleid.

5

(12)

B.Araz Rijksuniversiteit Groningen

12 ketenbeheer, levenscyclus-analyse en eco-efficiëntie naar voren (Sociaal- Economische Raad, 2000).

3. Profit vormt de financiële basis van de onderneming. De aanwezigheid van profit is een voorwaarde om de dimensies people en planet te verbeteren. De profit gaat over het leveren van economische waarde door het produceren van goederen en het aanbieden van diensten, om daarmee de continuïteit van de organisatie op peil te houden (Sociaal- Economische Raad, 2000).

Figuur 1: De 3 P‘s: Profit, Planet, People, voorgesteld als een driehoek waarbinnen waardecreatie plaats vindt. Tegelijkertijd staat de driehoek symbool voor balans en het idee dat de ene P niet kan profiteren ten koste van de andere P‘s maar dat er sprake is van samenhang.

De doelstelling bij MVO is het vinden van een balans tussen de pijlers people, planet, en profit, om daarmee de negatieve duurzaamheidseffecten van de organisatie te verminderen op haar stakeholders en de samenleving (SER, 2000). Het maken van winst en het dienen van de maatschappij zijn twee activiteiten die aanvullend aan elkaar zijn. Zo blijkt uit onderzoek van Falck en Heblich dat als een ondernemer de tijd neemt om de maatschappij goed te behandelen, de maatschappij het bedrijf voorspoed zal terugkoppelen in de vorm van geld (Falck en Heblich, 2007).

Verslaggeving is als het goed een weergave van de werkelijkheid (De Waard, 2011). Het afleggen van verantwoording aan stakeholders wordt gezien als een van de beweeggronden voor het publiceren van een MVO-verslaggeving (GRI, 2002). De communicatie met de omgeving dient ook maatschappelijk verantwoord te zijn. MVO Nederland geeft aan dat transparantie van de bedrijfsvoering een onderdeel van MVO is. Door middel van maatschappelijke jaarverslagen kan deze transparantie worden

gegarandeerd. Hoe meer MVO-verslaggeving wordt toegepast, des te meer is de verantwoordelijkheid naar de omgeving toe (MVO Nederland, 2009). Op het gebied van verantwoording is de mate van controle op MVO-verslaggeving van zeer belang. Er kan een grote hoeveelheid aan informatie in de jaarverslagen staan. Van belang is dat deze informatie geheel juist is. Hiervoor dient informatie goed gecontroleerd te worden. Hoe meer controle er is op informatie, des te geloofwaardiger is de

verantwoording naar de stakeholders (MVO Nederland, 2009).

Over verslaggeving, zijn theorieën ontwikkeld. Deze theorieën die als motief voor MVO-verslaggeving zijn ontwikkeld, worden in de volgende subparagraaf nader uitgewerkt.

2.2.2 Het belang van MVO-verslaggeving voor banken

Als gevolg van het ontbreken van eenduidige empirische resultaten, bestaat er op dit moment geen allesomvattend theoretische raamwerk voor MVO-verslaggeving voor banken. Echter is over het belang van MVO-verslaggeving, het nodige geschreven binnen de stakeholder- en voluntary-disclosure theorie. In deze paragraaf worden deze drie theorieën toegepast op banken. Stakeholdertheorie binnen banken

Informatievoorziening speelt een belangrijke rol binnen de relatie tussen het management en stakeholders (belanghebbenden) van banken. Stakeholders worden omschreven als „Organisaties en

personen die een bepaalde invloed kunnen uitoefenen op de activiteiten van een onderneming of daardoor beïnvloed worden, en een bepaald belang hebben of vertegenwoordigen bij het uitoefenen van de ondernemingsactiviteiten‟ (Noordegraaf, Workum, 2000). Om het belang van stakeholders bij

(13)

B.Araz Rijksuniversiteit Groningen

13 stakeholders. Primaire stakeholders zijn de aanwijsbare partijen waarmee de bank een relatie heeft om haar missie te realiseren. Deze relaties zijn gericht op het vervaardigen van goederen en het aanbieden van diensten. Secundaire stakeholders worden direct of indirect beïnvloed door de gevolgen van de activiteiten of beslissingen van banken (Noordegraaf, Workum,2000).

Door het verschaffen van informatie kunnen stakeholders van banken geïnformeerd of gemanipuleerd worden, met als doel om steun en goedkeuring te verkrijgen voor plannen van het management (Gray Owen and Adams, 1996). Volgens de Global Reporting Initiative (GRI) is het fundamentele doel van

verslaglegging om een bijdrage te leveren aan een continue stakeholderdialoog waarbij stakeholders worden geïnformeerd en wederzijds gedrag en beslissingen worden beïnvloed. Het afleggen van verantwoording

aan stakeholders wordt algemeen gezien als een van de beweegredenen voor het publiceren van MVO-verslaggeving (GRI, 2002; Kessels, 2008; Weyzig, 2009; Broekhof en Sijtsma,2002). Volgens het GRI (2002) is het afleggen van verantwoording aan stakeholders het motief om aan MVO

verslaggeving te doen. De belanghebbenden verlangen meer informatie dan alleen financieel informatie, omdat er sprake is van een dynamische omgeving. Dit blijkt uit het onderzoek van Pannebakker & Boone (2004). Volgens dit onderzoek zijn de wensen van stakeholders een reden om aan MVO-verslaggeving te doen. De onderzoekers concluderen dat stakeholders op den duur meer niet-financiële informatie vragen van ondernemingen. Het belang van stakeholders wordt in het onderzoek van Van den Broek (2006) als volgt aangegeven;

―Bedrijven identificeren zich het meest met de stakeholdergroep die de hoogste combinatie van macht,

legitimiteit en urgentie heeft. Voor het bedrijf is deze stakeholdergroep het belangrijkst en daarvan zullen dan ook de meeste belangen worden gediend. Deze motivatie werkt vooral door in MVO als winst en MVO in richtlijnen en communicatie, waarbij de positieve gevolgen van MVO de

stakeholders tevreden stellen”.

Uit het onderzoek van Broekhof en Sijtsma (2002) blijkt dat ondernemingen opgenomen kunnen worden in indexen voor duurzaam beleggen (dit geldt ook voor banken), zoals de Dow Jones Sustainability Indexes. Vanuit het oogpunt van reputatiemanagement, is het voor banken een aantrekkelijke middel om vermogen aan te trekken (Broekhof en Sijtsma, 2002). Deze aannames worden bekrachtigd met het onderzoek van Gray (2006). Volgens het onderzoek van Gray (2006) blijkt dat het afgeven van een MVO-verslag een bijdrage levert aan het commercieel succes van een onderneming.

In het onderzoek van Deegan (2002) worden de effecten van diverse MVO verslagen weergegeven. Deegan geeft zelf in het artikel aan dat MVO verslaggeving een middel is om de reputatie van de organisatie op een strategische wijze te verbeteren en om draagvlak te creëren. De stelling wordt ondersteund door een artikel van Unerman (2008). Volgens het artikel van Unerman (2008) kan reputatiemanagement strategisch gebruikt worden om MVO verslaggeving toe te passen. Door het MVO verslag aan te passen op de waarden en normen van de maatschappij kan de reputatie van de onderneming verbeterd worden Unerman (2008). Volgens een onderzoek van het tijdschrift ―Strategic

(14)

B.Araz Rijksuniversiteit Groningen

14 Direction‖ (2005, pagina 26-29) is het creëren van een goede reputatie voor de onderneming van groot belang voor zowel de klanten, aandeelhouders als de kredietverschaffers van de onderneming.

Daarnaast aannemen Friedman & Miles (2001) dat reputatie-risicomanagement één van de drijfveren is achter duurzaamheidsverslaggeving. Organisaties worden waakzamer op het goed managen van een breed scala aan milieu, sociale en ethische risico‘s, om beschadiging van het ‗reputatiekapitaal‘ te voorkomen (Friedman & Miles, 2001). Duurzaamheidsverslagen worden als middel gebruik naar stakeholders om zichtbaar te maken dat de risico‘s ook feitelijk goed worden gemanaged. De onderzoekers concludeerden het volgende “Hoe belangrijker het reputatiekapitaal binnen een

organisatie wordt beschouwd, des te hoger de kwaliteit en groter de omvang van duurzaamheidsverslagen (Friedman & Miles, 2001).

De relatie tussen MVO-verslaggeving, legitimiteitstheorie, stakeholdertheorie en reputatiemanagement

Voluntary-disclosure theorie binnen banken

Volgens Scott (2001) vormt informatie de ruggengraat van de financiële markten. Het begrijpen van motivaties voor het openbaar maken van informatie is een onderwerp dat van veel onderzoekers de aandacht trekt. De wens om de activiteiten van organisaties (dit geldt ook voor banken) te legitimeren toont aan dat het één van de beweegredenen is om informatie te openbaren (De Waard, 2011). Bij voluntary disclosure gaat het om het vrijwillig verstrekken van additionele informatie bij het

jaarverslag om interesse te wekken bij onder andere financiële analisten, beleggers en investeerders. Disclosure van financiële en niet-financiële informatie leidt volgens de Voluntary-disclosure theorie tot een daling van de informatieasymmetrie op de vermogensmarkt (Scott, 2001). Deze daling heeft een gunstig effect op de kosten van het aantrekken van nieuw vermogen voor de bank en de liquiditeit (Scott, 2001). Healy en Palepu (2001) onderscheiden drie potentiële gevolgen van verhoogde

disclosure op de kapitaalmarkt: verbeterde liquiditeit van het aandeel, lage kosten voor het aantrekken van kapitaal en een verhoogde opvolging door financiële analisten.

De additionele informatie bij disclosure zorgt er voor dat investeerders de waarde van de bank beter kunnen inschatten. Met name het management van ondergewaardeerde banken kan over gaan tot het verstrekken van meer vrijwillige informatie, ondanks dat het niet door de accountant aan standaarden gecontroleerde informatie is, kan het betrouwbaar zijn (Scott, 2009). Vanuit het oogpunt van de concurrentie, zal het management niet alle informatie naar buiten brengen (Scott, 2009).

(15)

B.Araz Rijksuniversiteit Groningen

15 Healy en Palepu (2001) onderscheiden drie kanalen waardoor een bank informatie kan verschaffen. Het eerste kanaal is dat van de verplichte financiële rapporten (regulering). Het tweede kanaal in de informatiestroom wordt gevormd door tussenpersonen, zoals financiële analisten en de financiële pers. Tenslotte is het vrijwillig vrijgeven van informatie de derde kanaal in de informatiestroom, zoals managementdiscussies en -analyses, persberichten, internetsites en rapporten over de onderneming. Het vrijwillig vrijgeven kan plaatsvinden door zowel financiële als niet-financiële informatie. Het vrijwillig vrijgeven van niet-financiële informatie is zichtbaar in tal van onderzochte

duurzaamheidsverslagen die volgens de GRI-richtlijnen is opgesteld, waarin kwalitatieve en

toekomstgerichte informatie de boventoon voert (De Waard, 2011). In het GRI-rapport (2002) wordt aangegeven dat de positieve gevolgen van het opnemen van een MVO-paragraaf in de verslaggeving onder andere de imagoverbetering is. De naleving van deze richtlijnen is vrijwillig.6 Een wettelijk kader bestaat niet. Doordat het niet aan vereisten hoeft te voldoen, bestaat het risico dat de informatie die verstrekt wordt, irrelevant is voor het maatschappelijk verkeer. Van banken wordt verwacht dat zij een eigen verantwoordelijkheid nemen om op een juiste en toereikende wijze over maatschappelijk verantwoord ondernemen rapporteren. Als er voluntary disclosure van MVO-verslaggeving

plaatsvindt, is het van belang dat het bijdraagt voor het maatschappelijk verkeer. De informatie in het maatschappelijk verslag is begrijpelijk, betrouwbaar, relevant en verglijkbaar.7 Er komt meer

zekerheid voor het maatschappelijk verkeer als de accountant assurance verleent op MVO-verslagen (De Waard, 2011).8 Disclosure van duurzaamheidsbeleid wordt beschouwd als een belangrijk middel waarbij het management invloed kan uitoefenen op de externe perceptie die men heeft over de organisatie (De Waard, 2011). Een aandachtspunt is of organisaties in tijden van economische neergang aandacht hebben voor de vraagstukken van duurzaamheid. Europa bevindt zich sinds april 2010 in de eurocrisis. In de volgende paragraaf wordt de eurocrisis nader uitgelegd.

2.3 De Eurocrisis

In de vorige subparagraaf is het belang van MVO-verslaggeving behandeld. In deze paragraaf wordt de eurocrisis uiteengezet. Hierbij wordt het ontstaan van de eurocrisis en de gevolgen behandeld. 2.3.1 Oorzaken van de eurocrisis

In 2007 werden de Verenigde Staten getroffen door een kredietcrisis, ook wel de bankencrisis

genoemd. De kredietcrisis is ontstaan doordat de banken in de Verenigde Staten te veel risico‘s hebben genomen bij het verstrekken van hypotheken (IMF, 2010). De banken verhandelden deze risicovolle hypotheken in ondoorzichtige financiële producten en verkochten die wereldwijd door. Het

kredietprobleem sloeg over op zakenbanken, die de hypothecaire leningen hadden overgenomen van de hypotheekverstrekkers (IMF, 2010). De gekochte hypotheken bleken minder waard te zijn. Hiermee viel het vertrouwen in de gehele financiële sector weg.9 De vertrouwensbreuk had tot gevolg dat

6 De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) heeft aanbevelingen voor maatschappelijk verantwoord

ondernemen opgesteld, de zogenaamde OESO-richtlijnen. Deze richtlijnen maken duidelijk wat overheden van het gedrag van bedrijven verwachten.

7

Ministerie van Economische Zaken, Raad van jaarverslaggeving, Handreiking Maatschappelijke verslaggeving, versie 2003.

8 Een accountant een object van onderzoek, waarvoor een andere partij verantwoordelijk is, toetst of evalueert aan de hand van toepassing

zijnde criteria en omtrent dat object van onderzoek een conclusie formuleert die de beoogde gebruiker een bepaalde mate van zekerheid verschaft.

9 Final Report of the National Commission on the Causes of the Financial and Economic Crisis in the United States, Submitted by the

(16)

B.Araz Rijksuniversiteit Groningen

16 banken, in de VS en in Europa failliet gingen of in zwaar weer belandden (IMF, 2010). Vanaf 2010 veranderde de crisis van voorwerp: de eurocrisis. Alle banken hebben internationaal een

samenwerkingsverband met elkaar. Hierdoor heeft de bankencrisis ook de Europese banken in de problemen gesleept (Kash, Mansori, 2011).

Europese banken hebben ook jarenlang grote risico‘s genomen. Banken en andere institutionele beleggers uit grote EU-landen hadden op grote schaal belegd in staatsleningen van de landen met een ongezonde financiële positie. Dit betekende, dat in gebreke blijven van een van de probleemlanden tevens zou leiden tot grote verliezen voor die banken en beleggers (Baldwin, Gros, 2010). Dit leidde tot reddingsoperaties van diverse banken door de overheid. Als gevolg van de negatieve economische groei daalden de belastingopbrengsten en de overheidsuitgaven namen toe door omstandigheden als stijgende werkloosheidsuitkeringen en kosten van reddingsoperaties van banken. Als gevolg hiervan steeg de overheidsschuld (Buiter, Rahbari, 2011). Men maakte zich steeds meer zorgen over de financiële positie van een aantal overheden. Dit leidde in april 2010 tot een crisis rond Griekse

overheidsfinanciën. De Griekse overheidsfinanciën bleken in februari 2010 in een zeer negatieve staat te verkeren (Reuters, 2011). De koersen van staatsleningen daalden, en de prijzen van credit default swaps en de debiteuren hierop stegen (Martin Hellwig, 2011). Ook andere landen, zoals Portugal, Spanje, Italië en Ierland dreigden in een crisis te komen.

2.3.2 De gevolgen van de eurocrisis

Als gevolg van de crisis is er veel verandert bij banken. De overheden en toezichthouders werken aan regelgeving, die herhaling van deze crisis moet voorkomen. Op dit moment is nog geen sprake van rust op de financiële markten. De gevolgen van de crisis voor de maatschappij, banken, de overheid en de ECB zijn groot (NVB, 2012).

Maatschappij: onzekerheid en de vraag naar transparantie bij banken

Mede door de schuldenproblematiek van enkele eurolanden blijft het onderling vertrouwen tussen banken zelf en de maatschappij laag (NVB, 2012). De eurocrisis heeft zich hierdoor vertaald in een vertrouwenscrisis (Visser, 2012) De vraag naar transparantie vanuit de maatschappij is mede door de crisis toegenomen. Transparantie is een belangrijk instrument voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. Transparantie is de mate van openheid, zichtbaarheid en toegankelijkheid van een organisatie naar haar stakeholders (MVO, 2010).

Banken: aantasting vermogensposities, afwaardering kredietstatus, verliesnemingen, dalende omzet bij hypotheken en aangepaste bonusbeleid.

1) Aantasting vermogensposities De crisis heeft de vermogensposities van banken wereldwijd aangetast, terwijl eerdere financiële crises vooral het vermogen van bedrijven aantastten en zich beperkten tot individuele landen of groepen van landen. Ingrijpen door de overheid was dan ook onafwendbaar. De depositogarantieregeling werd in 2009 uitgebreid van 20.000 euro naar 100.000 euro per rekeninghouder, nieuwe bankleningen werden gegarandeerd en kapitaal werd beschikbaar gesteld (CPB, 2009).10

2) Afwaardering kredietstatus

De banken hebben te maken met afwaarderingen door de kredietbureau Moody‘s. In 2012 hebben banken zoals de ING bank, Leaseplan,Rabobank, ABN bank en SNS bank een lage rating voor de kredietwaardigheid gekregen. Een verlaging van de kredietstatus kan ertoe leiden dat het voor banken

10 Het depositogarantiestelsel zorgt ervoor dat als een bank niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen (bijvoorbeeld bij faillissement), dat

(17)

B.Araz Rijksuniversiteit Groningen

17 duurder wordt om geld op de kapitaalmarkt te lenen, omdat ze als risicovoller worden beoordeeld. Tegelijk is de stap van Moody‘s een signaal dat ook de Nederlandse banken zeer kwetsbaar zijn voor de eurocrisis.

3) Verliesnemingen op vastgoedvorderingen en leningen aan Zuid Europese landen In totaal hebben de Nederlandse banken en verzekeraars € 80 miljard aan industriële

vastgoedvorderingen uitstaan waarvan een groot deel op het spel staat.11 De Nederlandse banken hebben € 9 miljard moeten afschrijven op hun vastgoedinvesteringen. Dat is echter slechts het begin, want hiernaast zou er nog eens € 37 miljard moeten worden afgeschreven.

Naast de vastgoedvorderingen moeten de Nederlandse banken fors afschrijven op de staatsobligaties van Zuid-Europese landen.12 Europese banken kampen met een bedrag van 1,5 biljoen euro aan niet-renderende leningportefeuilles op hun balansen. Het Nederlandse aandeel in reeds verstrekte leningen aan Griekenland is € 7,6 miljard. In 2011heeft ING 310 miljoen euro moeten afschrijven op Griekse staatsobligaties, de Rabobank moest €104 miljoen euro afboeken, de ABN moest 408 miljoen

afboeken op leningen en SNS leed €8 miljoen euro verlies op het schuldpapier.13 De ING moet nu nog voor 11,1 miljard euro aan Spaanse, Italiaanse, Portugese en Griekse staatsobligaties in bezit heeft. 4) Dalende omzet op hypotheken

De hypotheekmarkt is in 2012 fors gekrompen. De totale omzet van de hypotheeksector daalde met 25% naar €45 miljard.14

Vergeleken met 2008 is de hypotheekomzet meer dan gehalveerd en ten opzichte van het jaar 2006 is er sprake van een krimp van 64%. In 2013 wordt er geen herstel verwacht en zal de hypotheekmarkt verder krimpen tot €43 miljard euro.

5) Aangepast bonusbeleid

Na de nationalisatie van banken door de crisis is er verontwaardiging ontstaan over de bonussen van topmannen bij genationaliseerde banken. Eind maart 2009 sloot minister Bos een herenakkoord met de top van de Nederlandse financiële wereld om de bonussen te matigen zolang de groei negatief is. Banken en verzekeraars hebben gezegd geen beloningssystemen meer te zullen hebben die leiden tot onverantwoorde risico's en de salarissen van de top zullen niet sneller stijgen dan die van de rest van de onderneming.15 Per maart 2013 is er een voorlopig akkoord bereikt door het Europees Parlement met betrekking tot de bankiersbonus. Voortaan mogen de bonussen van topbankiers niet groter zijn dan hun jaarsalaris. Daartegenover geldt wel dat aandeelhouders kunnen beslissen om de bonus alsnog uit te breiden met een maximum tot tweemaal het jaarsalaris. De regeling geldt voor 8.000 Europese banken en zal in 2014 ingaan.16

Overheid & ECB: onbeperkt lenen en het opkopen van staatsobligaties: De Nederlandse staat had

eind januari 2009 16,8 mld euro betaald voor Fortis/ABN AMRO, en 13,75 mld euro aan kapitaal aan diverse banken verstrekt. Daarnaast is er een overbruggingskrediet verstrekt van 44 mld euro voor Fortis/ABN AMRO, en een garantie voor ING op 35,1 mld dollar aan Amerikaanse gesecuritiseerde Alt-A hypotheken (CPB, 2009).

De ECB heeft in 2010 en 2011 ook obligaties opgekocht, voor ruim 200 miljard euro (Visser, 2012). De Europese Centrale Bank is steeds meer staatsobligaties van de verschillende landen binnen de Eurozone aan het kopen. Op die manier probeert zij de rente te drukken en te voorkomen dat landen

11Dit blijkt uit het nieuwsbericht bij Nu.nl vastgoedcrisis: Banken moeten € 37 miljard afschrijven; 'SNS Bank op rand afgrond',2012 12 KPMG, A. Bellim, 2012,publicatie ―Banken kampen met fors bedrag aan verliesgevende leningportefeuilles‖

13 K. Dil, Biflatie, ―Banken moeten fors afschrijven op Griekenland‖ 14 IGH Consulting, Hypotheekomzet gehalveerd in 4 jaar, februari, 2013 15 Bos sluit herenakkoord met bankiers over bonussen, Nu.nl, 30 maart 2009 16

(18)

B.Araz Rijksuniversiteit Groningen

18 failliet gaat. De Europese Centrale Bank heeft banken de gelegenheid gegeven om goedkoop en onbeperkt te lenen. Veel banken in de eurozone hebben het nog steeds moeilijk. Door ze voor een langere periode min of meer onbeperkt van geld te voorzien, probeert de ECB tijd te kopen zodat de banken kunnen herstellen. De ECB heeft een driejarig leen programma aangeboden ter waarde van 489 miljard euro.17 In dit programma geeft de ECB Europese banken de gelegenheid om tegen 1% bij de ECB te lenen. In februari 2012 werd dit programma gevolgd door een tweede, een omvangrijkere langetermijn herfinancieringsoperatie (LTRO) van ECB-leningen aan Europese banken (CPB,2012).18 Bij elkaar besloeg dit programma een bedrag van rond de 1.000 miljard euro. Eind juli/begin augustus werd de basis gelegd voor een derde, nog veel grotere operatie om in het najaar van 2012 de relatief hoge langetermijnrente in vooral Italië en Spanje naar beneden te krijgen.19 De ECB krijgt de macht om op de secundaire markt, onbeperkt schatkistpapier met een looptijd van ten hoogste drie jaar op te mogen kopen. Deze miljardenoperatie heeft niet alleen effect op de banken, maar ook op de overheden van zwakke eurolanden. Het verkleint de kans dat overheden opnieuw banken moeten redden en banken kunnen met het geleende geld ook de staatsobligaties van hun eigen overheden kopen. Waarmee de overheden dus beter in hun kapitaalbehoefte kunnen voorzien (CPB,2012).

Regulering financiële sector

De Nederlandse banken zijn onder leiding van de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) bezig met de invoering van een aantal nieuwe regels (NVB, 2012). Zo zijn banken onder het toeziend oog van De Nederlandsche Bank begonnen met de aanpassingen aan de regels in het kader van Basel III en hebben ze hun beloningsbeleid aangepast. De belangrijkste vier aspecten van het Basel III beleid zijn: 1) striktere definitie van kapitaal ‗met een ‗werkelijke opvangcapaciteit‘ voor verliezen‘, 2) hogere kapitaaleisen, 3) beperking van de Leverage, 4) strengere liquiditeitseisen. Ook de Code Banken, zelfregulering van banken, is doorgevoerd. Zowel op nationaal als Europees gebied wordt, mede door de bankencrisis en de eurocrisis, veel wet- en regelgeving ontwikkeld om de goede werking van de Europese financiële markten te bevorderen. Speerpunten hierbij zijn het vergroten van

transparantie van deze markten, bescherming van beleggers en de vermindering van systeemrisico‘s (NVB, 2012). De betreffende dossiers hierbij zijn de herziening van de richtlijn voor de markten in financiële instrumenten (MiFID), aanscherping van de regels tegen marktmisbruik en de regulering van de handel in derivaten.

Door de crisis hebben banken te maken met de volgende maatregelen (Sijbrand,2012, DNB, 2010, Hilbers, 2011):

1) Banken dienen financieringen af te sluiten op basis van meer materiële zekerheiden: vaste activa zijn aanzienlijk meer waard dan vlottende activa en onderhanden werk.

2) De looptijd van investeringen en de financiering van activa moeten beter op elkaar aansluiten. 3) Banken hebben hun eigen vermogen moeten versterken. De meeste Nederlandse banken moeten

hun kapitaalbuffers verhogen. Banken hebben niet alleen te maken met stevige kapitaaleisen, maar ook met een strengere definitie van kapitaal en een verbreding van de risicodekking. 4) Strengere eisen aan de kwaliteit van kapitaal. Banken moeten aftrekposten als goodwill hierop

in mindering brengen.

17 December 2011: een 3-jarig leenprogramma ter waarde van 489 miljard euro. In dit programma geeft de ECB Europese banken de

gelegenheid om tegen 1 procent bij de ECB te lenen (LTRO).

18 Februari 2012: een tweede, iets omvangrijkere lange termijn herfinancieringsoperatie van ECB-leningen aan Europese banken. Met een

bedrag van rond de 1.000 miljard euro (LTRO).

19 Eind juli/begin augustus: een derde, nog veel grotere operatie om in het najaar van 2012 de relatief hoge langetermijnrente in vooral Italië

en Spanje naar beneden te krijgen. De ECB kan onbeperkt schatkistpapier met een looptijd van ten hoogste drie jaar opkopen. Alleen landen die al een formeel beroep op de steunfaciliteiten uit de EFSF/ESM hebben gedaan, komen in aanmerking voor deze regeling (OMT).

(19)

B.Araz Rijksuniversiteit Groningen

19 5) Afbouw risicovolle activiteiten. Strengere kredietverlening aan klanten door strengere

risico-analyse bij het verlenen van leningen.

6) Banken mogen geen overmatige schuldposities opbouwen. De verhouding tussen geleend vermogen en de hoeveelheid eigen vermogen van een bank dient te voldoen aan een maximum niveau.

In deze paragraaf is de eurocrisis behandeld. De volgende paragraaf gaat in op de meetbaarheid van MVO-verslaggeving.

(20)

B.Araz Rijksuniversiteit Groningen

20

2.4 De meetbaarheid van MVO-verslaggeving

In de vorige paragraaf is de eurocrisis behandeld. Om de wijze waarop MVO-verslaggeving plaatsvindt te meten, wordt de legitimiteitstheorie als uitgangspunt gehanteerd. Er zijn vele beweegredenen van managers om te rapporteren over sociale en milieu prestaties. Één van deze beweegredenen is de wens om bepaalde activiteiten van een organisatie te legitimeren aan de

institutionele omgeving (De Waard, 2011). De legitimiteitstheorie en de institutionele theorie staan in deze paragraaf centraal. Het is de basis van het begrijpen van hoe en waarom managers gebruik zouden kunnen maken van extern gerichte rapportages die aan een organisatie ten goede komen (De Waard, 2011). In deze paragraaf wordt de legitimiteitstheorie kort toegelicht.

2.4.1 De legitimiteitstheorie en de institutionele theorie

De legitimiteitstheorie vormt de basis van verschillende studies met betrekking tot de meetbaarheid van MVO-verslaggeving in jaarverslagen en milieurapporten (Brown & Deegan, 1999; Branco & Rodrigues, 2006; Branco & Rodrigues, 2008; Gray et al., 1995; Neu et al., 1998). De

legitimiteitstheorie wordt gebruikt als verklaring voor de toenemende verslaggeving van

milieuaspecten sinds het begin van de jaren tachtig (Aerts & Cormier, 2009; Cormier, Gordon & Magnan, 2004; O‘Donovan, 2002). In deze theorie is er de veronderstelling dat de onderneming contracten sluit met haar omgeving waardoor de onderneming haar bestaansrecht ontleent (De Waard, D.A, 2011). Volgens het principe van imitatie vergaren ideeën legitimiteit wanneer ze door

vergelijkbare anderen worden aangenomen en als de ideeën economisch voordeel opleveren (Scott, 2001). Binnen het legitimiteitstheorie sluiten sociale waarden van de ondernemingsactiviteiten aan met de sociale waarden van de maatschappij. Het voortbestaan van een organisatie wordt bedreigd als de maatschappij ziet dat de organisatie haar sociaal contract heeft geschonden (De Waard, D.A, 2011). Ondernemingen hebben een bevoegdheid van de maatschappij nodig (public licence to operate) om te kunnen overleven en zullen mede daarom de communicatie met de relevante stakeholders op peil houden. Door middel van MVO-verslaggeving kan de onderneming zich legitimeren. Ondernemingen realiseren legitimiteit door zich aan te passen aan normen en waarden van de institutionele omgeving (Lindblom, C. K., 1994). Om legitimiteit te behouden is de onderneming verplicht acties te

ondernemen die tegemoet komen aan de voorwaarden van het sociale contract. Het is echter niet voldoende dat de onderneming dergelijke acties onderneemt (Cormier et al., 2004). De onderneming moet zijn activiteiten ook communiceren met de maatschappij zodat de gemeenschap kennis kan vergaren over het voldoen aan de voorwaarden van het sociale contract door de onderneming of het feit dat de onderneming schijnt te voldoen aan de verwachtingen van de maatschappij (Cormier et al., 2004). Ondernemingen kunnen door middel van het samenstellen en publiceren van een

duurzaamheidsverslag, een maatschappelijk draagvlak creëren (Deegan et al., 2000; O‘Donovan, 2002). Er zijn verschillende manieren waarop een organisatie legitimiteit kan verwerven. Eén ervan is het uitvoeren van zijn MVO-activiteiten op een sociaal verantwoorde manier, dat bepaald wordt aan de hand van de verwachtingen van de verschillende partijen rond de organisatie en het rapporteren van de diverse MVO-activiteiten (Gray et al., 1995; Neu et al., 1998; Waller & Lanis, 2009). De

legitimiteitstheorie beweerd dat de mate waarmee organisaties MVO rapporteren, een functie is van de druk die verschillende partijen van de maatschappij de organisaties opleggen (Branco & Rodrigues, 2008; Gray et al., 1995; Patten, 2002b).

Een andere manier waarop een onderneming beïnvloed kan worden in haar handelen, komt tot

(21)

B.Araz Rijksuniversiteit Groningen

21 te voldoen aan de eisen die de institutionele omgeving hun opleggen (Misani, 2010). Legitimiteit leidt tot gelijkheid tussen de eisen van de omgeving en de onderneming. Dit wordt ook wel isomorfisme genoemd. Volgens de institutionele theorie kan het gedrag van ondernemingen vanuit drie

invalshoeken worden beïnvloed (Dimaggio & Powell (1983):

1) door regelgeving van overheden of door pressie vanwege bijvoorbeeld niet-gouvernementele organisaties (coërcief isomorfisme). Ondernemingen voelen zich aangezet tot het publiceren van een compleet duurzaamheidsverslag;

2) door gedragingen van hun ‗peer group‘. Ondernemingen in een branche volgen elkaar. Dit kan leiden tot kopieergedrag (mimetische isomorfisme);

3) door gelijkgestemdheid binnen een groepen (normatief isomorfisme). 2.4.2 De kapitaalbenadering

Op dit moment bestaat er geen allesomvattend theoretische kwantitatief meetinstrument voor MVO-verslaggeving. Echter is er een benadering ontwikkeld om duurzaam ondernemen concreter en duidelijker te rapporteren en meetbaar te maken. Deze benadering is ontwikkelt door een samenwerking van de Verenigde Naties, Eurostat en de OESO: de kapitaalbenadering.20 Deze benadering is opgedeeld in vier onderdelen: economisch, kapitaal, natuurlijk kapitaal, menselijk kapitaal en sociaal kapitaal. In deze vier kapitaalsvormen worden tien MVO thema‘s onderscheiden:

 Natuurlijk kapitaal: klimaat en energie; biodiversiteit; bodem, water en lucht  Sociaal kapitaal: sociale participatie; communicatie en transparantie

 Menselijk kapitaal: benutting van arbeid; onderwijs; gezondheid  Economisch kapitaal: fysiek kapitaal; kennis.

Deze tien thema‘s die de maatschappelijke problemen presenteren, vormen volgens het rapport de speerpunten in het MVO beleid voor bedrijven. Niet ieder van deze thema‘s is op elk bedrijf van toepassing. Elk bedrijf moet voor zichzelf beslissen welke van deze thema‘s in de specifieke situatie van het bedrijf aan de orde zijn. Echter wanneer het aankomt op de ‗meetbaarheid‘ van MVO-activiteiten dient er wel consistentie te worden bereikt. Door middel van invoering van de

kapitaalsbenadering wordt de internationale vergelijkbaarheid bevorderd (OESO, 2009). Als iedereen dezelfde thema‘s bereikt, wordt de vergelijkbaarheid vergroot en kunnen er betere instrumenten worden ontwikkeld om MVO-activiteiten te meten (OESO, 2009). Op basis van deze instrumenten kan gemeten worden of ondernemingen aandacht hebben voor duurzaamheid.

20 Dit blijkt uit het rapport NECE, Eurostat & OESO 2009 Report of the Joint UNECE/OECD/Eurostat Working Group on Statistics for

Sustainable Development UNECE, Eurostat & OESO, Measuring Sustainable Development, New York/Geneve,Verenigde Staten/Zwitserland: United Nations 2009. De OESO, de club van 34 meest ontwikkelde landen, kent richtlijnen voor multinationale ondernemingen over hoe zij zich buiten de landsgrenzen horen te gedragen.

(22)

B.Araz Rijksuniversiteit Groningen

22

2.5 Ontwikkeling van MVO- verslaggeving

In deze paragraaf wordt uiteengezet hoe MVO-verslaggeving zich heeft ontwikkeld. Hierbij wordt in eerste instantie in 2.5.1 behandeld hoe MVO-verslaggeving zich tot heden heeft ontwikkeld.

Vervolgens wordt in 2.5.2 specifiek ingegaan op de ontwikkeling MVO- verslaggeving van banken gedurende eurocrisis

2.5.1 Ontwikkeling MVO-verslaggeving in het algemeen

De roep om maatschappelijke verslagen ontstond voor het eerst in de jaren ‘70, naar aanleiding van investeringen van multinationale ondernemingen in lage-lonenlanden en de vestigingen van

vervuilende fabrieken (Kolk, 2003) . In de jaren ‘80 eisten economische crises alle aandacht op en begon een grootschalige terugtreding van de overheid en kreeg het bedrijfsleven meer vrijheid binnen het ondernemerschap. Door de toegenomen vrijheid, ontstond er bezorgdheid over mogelijke

neveneffecten van hun gedrag. Uit deze wisselwerking is geen wetgeving gekomen, maar wel een prikkel naar MVO- verslaggeving door brancheverenigingen en internationale organisaties (Kolk, 2003). Vanuit de omgeving ontstond steeds meer druk op organisaties om op allerlei gebied te verantwoorden wat zij doen en ook vooral wat zij niet (C.A. Tilt,1994). Organisaties namen de verantwoordelijkheid voor de negatieve duurzaamheidsimpact van hun bedrijfsuitvoering en zorgden dat deze invloed werd verminderd (McLennan, J.F, 2004). In de jaren ‘90 van de vorige eeuw wordt ingezien, dat MVO een belangrijk deel kan uitmaken van de continuïteit van het bedrijf (MVO,2009). Het denken over maatschappelijk verantwoord ondernemen werd geprikkeld door een aantal

incidenten met grote bedrijven, zoals Shell en Heineken in de jaren ‘90 van de vorige eeuw. Bedrijven zoals The Body Shop, Skandia en Shell beginnen in de jaren negentig een traditie te creëren voor maatschappelijke verslaggeving. Halverwege de jaren ‘90 ontstonden er internationale richtlijnen voor MVO- verslaggeving.

Op het moment bestaan er verschillende richtlijnen voor maatschappelijke verslaggeving,

onder andere de richtlijnen van het GRI (Global Reporting Initiative). De ontwikkelingen van

de GRI richtlijnen worden uiteraard beïnvloed door wat er in de wereld gebeurt: nieuwe

concepten, trends en instrumenten, transparantie en veranderende informatiebehoeften van

(nieuwe) stakeholders. Het Global Reporting Initiative (GRI) gaat van start met een nieuwe

versie richtlijnen voor duurzaamheidverslaggeving, namelijk de GRI G4. Het GRI verwacht

dat de GRI G4 Reporting Guidelines medio 2013 klaar zullen zijn. Het doel: wereldwijde

harmonisatie van rapportage over duurzaamheidsprestaties.

21

Een algemeen geaccepteerde en

gebruikte werkwijze vergroot het vertrouwen van belanghebbenden in de rapporten.

Momenteel rapporteren bedrijven en overheden op vrijwillige basis en vaak naar eigen inzicht

over hun duurzaamheidprestaties. Dit maakt het lastig de duurzaamheidsprestaties met elkaar

te vergelijken. Het harmoniseren van huidige standaarden maakt de vergelijkbaarheid

makkelijker en dit vergroot de transparantie. Het GRI wil met de nieuwe richtlijnen

organisaties op weg helpen bij de voorbereiding van een geïntegreerd rapport. In veel

organisaties bestaat het duurzaamheidsverslag naast het financiële verslag.

21

(23)

B.Araz Rijksuniversiteit Groningen

23 2.5.2 Ontwikkeling MVO- verslaggeving (gedurende eurocrisis) voor banken

Nu de financiële resultaten in tijde van de eurocrisis sterk onder druk staan, is het een vraag of banken nog wel willen investeren in maatschappelijk verantwoord ondernemen. Een duidelijk effect van de crisis is dat veel consumenten wantrouwend tegenover financiële instellingen staan (NVB, 2012). Een van de redenen om aan maatschappelijk verantwoord ondernemen te doen is om een imagoverbetering te bereiken (GRI, 2002). Na de economische crisis proberen banken hun imago te verbeteren en vertrouwen te creëren door MVO- verslaggeving (Bogaard, 2012). Banken die MVO-verslaggeving zien als onderdeel van hun ondernemingsactiviteiten, pakken de crisis aan als een kans om de gehele bedrijfsstrategie grondig te analyseren.22 Uit onderzoek van de Eerlijke Bankwijzer blijkt dat banken druk bezig zijn met beleidsaanscherpingen inzake MVO- verslaggeving.23 Zo hebben de Nederlandse banken begin 2012 in totaal 19 aanscherpingen van MVO-beleid doorgevoerd. Het betreft ABN Amro, Friesland Bank, Rabobank, SNS Bank en Van Lanschot. Volgens de Eerlijk bankwijzer is dit het grootste aantal beleidsaanscherpingen van banken in 3 jaar. De bankgroepen worden door de Eerlijke bankwijzer beoordeeld op het investeringsbeleid dat zij hanteren voor hun bankinvesteringen. Dat wil zeggen: er wordt gekeken welke duurzaamheidsthema‘s een rol spelen in het beleid van banken dat wordt gehanteerd bij het beoordelen van kredietaanvragen van particulieren, bedrijven, banken en overheden, alsmede bij het beoordelen van mogelijke beleggingen door de bank. 24 De aanbieders van duurzame financiële producten en transparante beleggingsstrategieën (Groene banken) proberen zich in deze moeilijke tijden te positioneren door meer te doen aan MVO- verslaggeving (Bogaard, 2012). De banken hebben transparantie hoog op de agenda staan. Sinds het uitbreken van de crisis hebben banken zich meer gericht op MVO- verslaggeving (Transparantiebenchmark, 2011). Een geheel nieuwe ontwikkeling is de geïntegreerde rapportage (Integrated Reporting). Hierbij wordt in het jaarverslag een totaalbeeld van de organisatie geschetst (De Waard, D.A, 2011). De banken die duurzaamheid van de samenleving bevorderen, presenteren dit via MVO- verslaggeving. Dat wil zeggen door in hun investerings- en beleggingsbeleid rekening te houden met mens en dier, natuur en klimaat (Transparantiebenchmark, 2011). De MVO-inspanningen in de jaarverslagen van banken en verzekeraars lijken beloond te worden met gemiddeld hoge noteringen in de Transparantie-benchmark van het ministerie van Economische Zaken. De sector banken en verzekeraars, waaronder 28 banken binnen de onderzoeksgroep van de Transparantiebenchmark vallen, scoort bovengemiddeld met een gemiddelde score van 106 punten van de 200 (vorig jaar 86). Het gemiddelde score is 92 punten (vorig jaar 69).De scores voor de banken worden mede samengesteld door de hoge mate van transparantie voor bestuursstructuur en management, de relevantie en de betrouwbaarheid van de maatschappelijke verantwoordingsinformatie (Transparantiebenchmark, 2011).

In de volgende paragraaf is een korte samenvatting gegeven van het literatuuronderzoek.

22 Willem Lageweg, directeur van MVO Nederland, constateert dit op basis van een rondgang langs diverse brancheorganisaties en tal van

MVO-koplopers. MVO Nederland signaleert in veel sectoren ambitieuze MVO-plannen die ondanks de kredietcrisis met kracht worden doorgezet.

23De Eerlijke Bankwijzer is een initiatief van Oxfam Novib, FNV, Amnesty International, Milieudefensie, Dierenbescherming en IKV Pax

Christi. Het onderzoek is uitgevoerd door economisch onderzoeksbureau Profundo.

24 De 10 duurzaamheidsthema‘s zijn opgesteld vanuit de GRI en OESO: 1) klimaatverandering, 2) mensenrechten, 3) arbeidsrechten, 4)

(24)

B.Araz Rijksuniversiteit Groningen

24

2.6 Samenvatting

In dit hoofdstuk is het theoretische kader van dit onderzoek uiteengezet. Het hoofdstuk is begonnen met een definiëring MVO-verslaggeving. Voor MVO is geen duidelijke definitie beschikbaar. Het is maatwerk dat door ondernemingen in overleg met hun stakeholders nader uitgevoerd moet worden. MVO is een visie op ondernemen die op veel verschillende manieren door academici wordt gedefinieerd en geïnterpreteerd. In deze scriptie is de definitie gehanteerd van de Sociaal Economische Raad (SER). De

Sociaal-Economische Raad SER hanteert de volgende definitie:

„Het bewust richten van de ondernemingsactiviteiten op waardecreatie op langere termijn in de drie dimensies people, planet en profit, gecombineerd met de bereidheid de dialoog met de samenleving aan te gaan. MVO behoort tot de core business van ondernemingen‟.

Over het belang van MVO-verslaggeving is het nodige geschreven binnen de stakeholder- en voluntary-disclosure theorie. De stakeholder engagement wordt bij het opstellen van duurzaamheidsverslagen als een belangrijk uitgangspositie gezien. Volgens de GRI is het fundamentele doel van MVO-verslaggeving een bijdrage leveren aan een structurele stakeholderdialoog waarbij stakeholders worden geïnformeerd en tweezijdig gedrag en beslissingen worden beïnvloed. Voluntary-disclosure beleid (het vrijwillig openbaren van informatie) wordt beschouwd als een belangrijk middel waarbij het management invloed kan

uitoefenen op de externe perceptie die men heeft over haar organisatie (legitimiteit). De legitimiteitstheorie vormt de basis met betrekking tot de meetbaarheid van MVO-verslaggeving in jaarverslagen en

milieurapporten. De legitimiteitstheorie gaat ervan uit dat een organisatie alleen kan blijven voortbestaan, indien de institutionele omgeving, van mening is dat de organisatie dezelfde normen en waarden hanteert als de institutionele omgeving.

De tweede hoofdonderwerp in dit onderzoek is de eurocrisis. In 2007 werden de Verenigde Staten getroffen door een bankencrisis. De banken handelden deze risicovolle hypotheken in ondoorzichtige financiële producten en verkochten die wereldwijd door, waaronder Europa. Banken en andere

institutionele beleggers uit grote EU-landen hadden op grote schaal belegd in staatsleningen van landen met een ongezonde financiële positie. Dit betekende, dat in gebreke blijven van een van de

probleemlanden tevens zou leiden tot grote verliezen voor die banken en beleggers. Dit leidde in 2010 tot een eurocrisis. De gevolgen van de crisis zijn groot: onzekerheid, vraag naar transparantie, aantasting van vermogensposities bij banken, het onbeperkt lenen en opkopen van staatsobligaties en de regulering van de financiële sector.

De afgelopen jaren zijn banken druk bezig met beleidsaanscherpingen inzake MVO- verslaggeving. Of dit wordt veroorzaakt door de eurocrisis wordt bewezen in komende hoofdstukken.

(25)

B.Araz Rijksuniversiteit Groningen

25

Hoofdstuk 3: Inhoudsanalyse

3.1 Inleiding

Het theoretisch kader heeft in het voorgaande hoofdstuk vorm gekregen. In dit hoofdstuk wordt de inhoudsanalyse van het onderzoek behandeld. Het is de bedoeling dat het onderzoek in dit hoofdstuk systematisch wordt uitgevoerd en vastgelegd om een conclusie te kunnen trekken. Ten eerste zal de methodiek van het onderzoek beschreven worden (3.2). De selectie van ondernemingen worden beschreven in (3.3). In combinatie met de theorie van inhoudsanalyse wordt in (3.4) het onderzoek beschreven.

3.2 Methode van onderzoek

Voor een definitie van het begrip ‗inhoudsanalyse‘ wordt meestal verwezen naar de meest geciteerde definitie van Berelson:

“De inhoudsanalyse is een onderzoekstechniek voor de objectieve, systematische en kwantitatieve beschrijving van de manifeste inhoud van de communicatie.” (Berelson, 1952)

Berelson raakt hier drie kenmerken van de inhoudsanalyse: objectief, kwantitatief en systematisch. De systematiek vertaalt zich in de relevantie voor een wetenschappelijk probleem en de doelgerichtheid van het onderzoek (Roe, 2000). Met objectiviteit wordt de herhaalbaarheid bedoeld. Hiermee wilt Berelson zeggen, zodra verschillende onderzoekers de inhoudsanalyse kunnen overdoen, zij tot

dezelfde conclusies kunnen komen. De derde kenmerk betreft het kwantitatieve versus het kwalitatieve aspect van de inhoudsanalyse. In het onderzoek van Rob Gray is de derde kenmerk kwantitatief vervangen door betrouwbaarheid (Rob Gray, 1995). Met betrouwbaarheid wilt Gray aangeven dat de verzamelde data in een inhoudsanalyse door derde achterhaalbaar moet zijn. Kwantitatief onderzoek biedt cijfermatig inzicht en geeft veelal antwoorden op vragen die in termen van hoeveelheid kunnen worden uitgedrukt. In een kwantitatieve inhoudsanalyse staat de inhoud op zich centraal; het doel is het beschrijven van de inhoud. De kwalitatieve inhoudsanalyse daarentegen beschouwt de inhoud als indicator en in deze methode staan afleidingen centraal (Roe, 2000). Een kwalitatieve onderzoek geeft diepgaande informatie door in te gaan op achterliggende motivaties, meningen, wensen en behoeften van de doelgroep. Deze scriptie bestaat uit een kwantitatief en kwalitatief onderzoek.

Gezien er op dit moment geen allesomvattend theoretische kwantitatief meetinstrument voor MVO-verslaggeving bestaat, zal in deze scriptie de dataverzameling voor het kwantitatief onderzoek plaatsvinden op basis van de gepubliceerde onderzoeksrapporten van de Eerlijke bankwijzer. De Eerlijke bankwijzer is een samenwerkingsband in Nederland om duurzaam ondernemen concreter en duidelijker te rapporteren en meetbaar te maken voor banken. De Eerlijke Bankwijzer beoordeelt het beleid dat de onderzochte bankgroepen hanteren ten aanzien van tien thema‘s. De tien thema‘s zijn de belangrijkste internationale duurzaamheidsthema‘s, die centraal staan in het werk van de zes

maatschappelijke organisaties (waaronder Oxfam Novib, Amnesty International en Milieudefensie). Deze tien thema‘s vloeien voort uit het beleid van de Verenigde Naties, Eurostat en de OESO (OESO, 2009), ook wel de kapitaalbenadering genoemd.

De onderzoeksmethode van deze scriptie is de inhoudsanalyse. Voor mijn scriptie zal ik de

kwantitatieve onderzoeksrapporten van de Eerlijke bankwijzer als vertrekpunt hanteren. Naast deze onderzoeksrapporten zal ik mijn onderzoek voortzetten met viertal interviews. Aanvullend op de

(26)

B.Araz Rijksuniversiteit Groningen

26 kwantitatieve onderzoeksrapporten en interviews, zal ik de milieuverslagen van de acht grootste (qua marktaandeel) Nederlandse banken kwalitatief analyseren over de afgelopen drie jaar. Naast de acht grootste banken is de Triodos bank aan het onderzoek toegevoegd, omdat deze bank samen met ASN Bank een specifieke plek inneemt op het gebied van duurzaam beleggen en sparen op de Nederlandse bankenmarkt.

3.3 Selectie ondernemingen

Voor mijn onderzoek zijn er negen banken in totaal geselecteerd. De acht bankgroepen zijn geselecteerd op marktaandeel (grootte van spaartegoeden). Triodos Bank is aan het

onderzoek toegevoegd omdat deze bank samen met ASN Bank een specifieke plek inneemt op het gebied van duurzaam beleggen en sparen op de Nederlandse bankenmarkt. De volgende

ondernemingen zijn geselecteerd voor het onderzoek:

Bron: Eerlijke Bankwijzer onderzoeksrapporten 2009,2010,2011.

De geselecteerde ondernemingen behoren tot de acht grootste banken van Nederland en

vertegenwoordigen daarmee 92 % (2011) van de markt. Hiermee kan het onderzoek een aanzienlijk deel van de markt in beeld brengen.

Bankgroep Marktaandeel 2009 Marktaandeel 2010 Marktaandeel 2011 1 Rabobank 34,3% 31,3% 29,9% 2 ABN AMRO 12,8% 30,9% 28,7% 3 ING Bank 34,6% 25,0% 23,5% 4 SNS Bank RegioBank 5,4% 4,9% 4,7% 5 Van Lanschot 2,5% 1,8% 1,6% 6 ASN Bank 1,9% 1,3% 1,3% 7 Aegon Bank 1,7% 0,9% 0,8% 8 Friesland Bank 1,1% 0,9% 0,9% 9 Triodos Bank 0,4% 0,2% 0,3%

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Verscheidene verslagen waarvan de titel of inhoud refereert aan ‘sustainability’, blij- ken uitsluitend de eco-efficiency-dimensie van sustainability te beschrijven en bezien

In de regels 20-28 van tekst 9 wordt verwezen naar de rol van de Europese Commissie en de Raad van de Europese Unie (kortweg de Raad of de Raad van Ministers genoemd) in het

In de uitleg dienen twee kenmerken van het postklassieke beeld van de internationale orde te staan en een juiste koppeling aan een gegeven uit de tekst.. Voorbeelden van

Voor het kredietri si co geldt dat onder IFRS het ‘ex pect ed credit loss’ (ECL) model geldt hetgeen inhoudt dat mede rekening moet worden gehouden met verwachte kredietverliezen

Aangezien nu nog niet iedereen verplicht is om te rapporteren over MVO of een bepaalde mate hierover, kunnen er hogere kosten zijn voor ondernemingen die wél

Met dit onderzoek wordt bij gedragen aan de bestaande literatuur met betrekking tot MVO- verslaggeving. Eerdere onderzoeken hebben geprobeerd een relatie te leggen tussen

Het enige verschil hierbij is dat Gray een onderzoek verricht binnen een land en voor deze scriptie wordt een vergelijking gemaakt tussen twee verschillende landen.. Het

Een reden dat hierover weinig wordt gepubliceerd door ondernemingen kan zijn dat deze informatie intern niet wordt geregistreerd, echter de nog vrij grote verschillen zoals