• No results found

Conclusies en aanbevelingen

In document “MVO-verslaggeving in beeld” (pagina 71-76)

In dit hoofdstuk worden per vraag de belangrijkste conclusies en aanbevelingen beschreven. Zie voor de vragen en probleemstellingen paragraaf 2.3.

- Welke kenmerken bevatten MVO-verslagen en in hoeverre komen deze overeen met de G3-richtlijnen? - Welke opvallende hiaten bestaan er tussen de verslaggeving en de G3-richtlijnen?

46% van de ondernemingen publiceert een separaat MVO-verslag; van deze ondernemingen publiceert 83% tevens een GRI-index. Er zijn ook ondernemingen die geen separaat MVO-verslag publiceren, maar enkel informatie verstrekken via de website.

Een algemene aanbeveling aan ondernemingen is om over alle prestatie-indicatoren uit de G3-richtlijnen die van toepassing zijn op de onderneming te rapporteren. Indien bepaalde prestatie-indicatoren niet van toepassing zijn wordt aanbevolen dit wel toe te lichten in het MVO-verslag, zodat stakeholders weten waarom bepaalde onderwerpen ontbreken en het voor hen duidelijk is dat het verslag wél een volledig beeld verschaft van de prestaties van de onderneming op het gebied van MVO.

In de GRI-index wordt door ondernemingen verwezen naar diverse bronnen. Het GRI schrijft voor dat ondernemingen vrij zijn in het kiezen van de wijze van rapportage (internet/schriftelijke rapportage), maar dat wel in tenminste één van beide de volledige set van informatie te vinden moet zijn. Dit is vaak niet het geval. Aanbevolen wordt om één medium te kiezen waarin de volledige set van informatie wordt opgenomen.

Een trend die steeds meer door lijkt te zetten is publicatie via internet, vaak met digitaal een GRI-index met daarin actieve koppelingen naar de betreffende informatie. Dit maakt de informatie beter vindbaar, mits deze goed wordt toegepast. Nu is het nog vaak zo dat de verwijzingen niet kloppen, koppelingen niet zijn geüpdate, etc.

Met betrekking tot algemene informatie valt op dat vaak niet wordt gerapporteerd welke risico’s ten aanzien van MVO door ondernemingen zijn erkend. Aanbevolen wordt dan ook om deze risico’s inzichtelijk te maken (intern een gedegen risicoanalyse opstellen) en de meest significante risico’s te noemen in het MVO-verslag.

Over corporate governance wordt in veel gevallen te weinig gerapporteerd en teveel doorverwezen naar andere bronnen. Aanbevolen wordt om deze informatie óók op te nemen in het MVO-verslag en daarbij specifiek in te gaan op de manier waarop MVO in de corporate governance structuur is ingebed.

Ook ten aanzien van economische aspecten wordt aanbevolen om niet door te verwijzen naar het reguliere jaarverslag; de economische aspecten zoals die in de G3-richtlijnen zijn opgenomen zijn anders dan die in de richtlijnen voor financiële jaarverslaggeving.

Op het gebied van marktaanwezigheid wordt te weinig gerapporteerd over de spreiding in verhouding tussen het standaard aanvangsalaris en het lokale minimumloon op belangrijke bedrijfslocaties. Aanbevolen wordt om deze prestatie-indicator niet alleen te noemen in het verslag, maar ook te kwantificeren.

Op het gebied van milieuaspecten wordt veel aandacht besteed aan energieverbruik; het indirecte energieverbruik wordt echter vaak niet gekwantificeerd. In totaliteit kan worden geconcludeerd dat over milieuaspecten wel wordt gerapporteerd, maar dat er niet voldoende wordt gekwantificeerd, of slechts delen, waardoor informatie slecht vergelijkbaar is. Inzicht in uitgaven die zijn gedaan ten behoeve van het milieu, die inzicht zouden moeten verschaffen in de effectiviteit hiervan, worden vrijwel niet gerapporteerd. Aanbevolen wordt om zo volledig mogelijk te zijn bij het verschaffen van informatie over milieuprestaties en daarbij vergelijking van de informatie (met voorgaande jaren/ andere ondernemingen/ totale prestatie/ etc.) mogelijk te maken.

Binnen de sociale aspecten wordt het meest gerapporteerd over maatschappij. Binnen deze categorie wordt echter weinig gerapporteerd over concurrentiebelemmerend gedrag. In de categorie arbeidsomstandigheden en volwaardig werk krijgen voordelen die aan fulltime medewerker worden verstrekt maar die niet aan tijdelijke/parttime medewerkers worden verstrekt en de verhouding tussen het aanvangsalaris van mannen en vrouwen vaak geen aandacht in het MVO-verslag. De rapportage over mensenrechten laat steken vallen waar het gaat om beveiliging en inheemse rechten. Over beide onderwerpen wordt vrijwel niet gerapporteerd.

Getroffen maatregelen en initiatieven ter verbetering van de productverantwoordelijkheid worden veel omschreven, echter het aantal incidenten op dit gebied wordt niet genoemd.

- Bestaan er opvallende verschillen tussen MVO-verslagen afkomstig van vervuilende ondernemingen en niet-vervuilende ondernemingen?

Meer vervuilende- dan niet-vervuilende ondernemingen publiceren een MVO-verslag. Vervuilende ondernemingen rapporteren ook over meer prestatie-indicatoren uit de G3-richtlijnen dan niet-vervuilende ondernemingen; ook in categorieën die niet meer of minder van toepassing zijn op één van beide type ondernemingen. Een reden dat niet-vervuilende ondernemingen minder rapporteren is wellicht dat dit van hen minder wordt gevraagd.

Over opleiding en onderwijs rapporteren vervuilende ondernemingen iets meer dan niet-vervuilende ondernemingen (categorie: sociale aspecten). Over concurrentiebelemmerend gedrag wordt door niet-vervuilende ondernemingen helemaal niet gerapporteerd.

Op het gebied van productverantwoordelijkheid wordt over gezondheid en veiligheid van consumenten door niet-vervuilende ondernemingen nauwelijks gerapporteerd. Aanbevolen wordt om hier meer aandacht aan te besteden, want productverantwoordelijkheid is voor niet-vervuilende onderneming niet minder relevant.

Concluderend kan worden gesteld dat niet-vervuilende ondernemingen minder rapporteren, wellicht met als reden dat dit van hen minder wordt gevraagd. Aanbevolen wordt om hier toch aandacht aan te besteden, een MVO-verslag te publiceren en hier zo volledig mogelijk verantwoording in af te leggen.

- Bestaan er opvallende verschillen tussen MVO-verslagen afkomstig van Nederlandse ondernemingen en Amerikaanse ondernemingen?

Meer Nederlandse- dan Amerikaanse ondernemingen publiceren een MVO-verslag. Nederlandse MVO-verslagen hebben een betere opbouw dan Amerikaanse MVO-verslagen (bijvoorbeeld geen inhoudsopgave/ het ontbreken van hoofdstuknummering).

Zowel over algemene informatie, economische aspecten, milieuaspecten als sociale aspecten wordt door Nederlandse ondernemingen meer gerapporteerd dan door Amerikaanse ondernemingen. Een reden hiervoor zou onder andere kunnen zijn dat in de Nederlandse richtlijnen voor de jaarverslaggeving de aanbeveling is opgenomen om iets over MVO te

publiceren (al is dit nog erg vrijblijvend); in de Amerikaanse wetgeving is dit niet terug te vinden.

In de categorie sociale aspecten is het opvallend dat bij mensenrechten bij Amerikaanse ondernemingen vrij weinig verschil in relatieve frequentie bestaat tussen de diverse subcategorieën en bij Nederlandse ondernemingen juist een hoge piek in relatieve frequentie zichtbaar is bij vrijheid van vereniging en collectieve arbeidsonderhandelingen, kinderarbeid en gedwongen en verplichte arbeid. In de categorie maatschappij publiceren Amerikaanse ondernemingen in vergelijking tot de andere onderwerpen vrij veel over publiek beleid.

Een algemene aanbeveling die voor alle ondernemingen geldt is om de MVO-verslagen meer in lijn te brengen met de G3-richtlijnen. De grafieken die door het hele verslag heen zijn opgenomen laten zien dat de MVO-verslagen in de meeste categorieën relatieve frequenties behalen van nog geen 50% (de algemene informatie vormt hierop de grootste uitzondering).

In document “MVO-verslaggeving in beeld” (pagina 71-76)

GERELATEERDE DOCUMENTEN