• No results found

Oordeel interconnecterende huurlijnen 20 december 2002

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Oordeel interconnecterende huurlijnen 20 december 2002"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Oordeel interconnecterende huurlijnen

20 december 2002

Kenmerk: OPTA/IBT/2002/204306

1 Inleiding

1. Onderhavig document betreft het oordeel interconnecterende huurlijnen (hierna: ILL) van het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college). Het gaat bij interconnecterende huurlijnen om een wholesale huurlijnendienst, waarbij KPN Telecom B.V. (hierna: KPN) aan haar afnemers gedeeltelijke huurlijnencircuits levert1. De afnemers gebruiken deze ILL ondermeer om aan (zakelijke) afnemers huurlijnen te kunnen aanbieden. Hierbij beoordeelt het college versie 1.0(g) van het aanbod en de tarieven voor ILL, gedateerd 1 oktober 2002, alsmede de bij dat aanbod behorende overgangsregeling.

Voorgeschiedenis

2. Op 26 april 20022 heeft het college een oordeel gegeven over het voorstel voor een ILL aanbod van KPN van 8 augustus 20013. Daarbij oordeelde het college dat het bedoelde aanbod op een aantal punten strijdig was met het bepaalde bij of krachtens de Tw en dat het aanbod diende te worden aangepast. Tevens stelde het college dat hij de tarieven voor interconnecterende huurlijnen zou beoordelen in het kader van het EDC-V proces. In het betreffende oordeel d.d. 26 april 2002 gaf het college tevens aan een squeeze-toets te gaan hanteren voor huurlijnen. Deze squeeze-toets is voor het eerst toegepast in het goedkeuringsbesluit van 27 juni 2002 inzake het tariefvoorstel van KPN voor vaste verbindingen (Kenmerk: OPTA/EGM/2002/201709)4.

3. In het document ‘Maatregelen op Wholesale niveau: stand van zaken ITTZ 27 juni 2002 (kenmerk: OPTA/EGM-IBT/2002/201712)’ is in hoofdstuk 7 ‘interconnecterende huurlijnen’ vastgelegd op welke manier KPN heeft voldaan aan de gestelde eisen van het Oordeel Interconnecterende Huurlijnen. Het

1 Citaat uit het Oordeel Interconnecterende Huurlijnen d.d. 26 april 2002. (Kenmerk: OPTA/IBT/2002/200705): ‘De wholesale-markt is de markt voor huurlijnen die gebruikt worden als input voor het leveren van andere –

downstream - telecommunicatiediensten (waaronder retail-huurlijnen) die op retail-niveau worden geleverd aan eindgebruikers. Daarbij kan het gaan om interne leveringen of leveringen aan andere aanbieders. De retail-huurlijnenmarkt is de markt voor huurlijnen geleverd aan eindgebruikers.’

2 Oordeel Interconnecterende Huurlijnen d.d. 26 april 2002. Kenmerk: OPTA/IBT/2002/200705 3 evenals latere versies, onder andere van 23 november 2001. Zie ook randnummer 23

(2)

resultaat hiervan is op 1 juli 2002 door KPN op haar wholesale website gepubliceerd als “Reference Offer Interconnecting Leased Lines, version 0.6.1” (hierna:RO-ILL/0.6.1).

4. Op 3 mei 2002 diende KPN in het kader van het EDC-V proces een eerste –gedeeltelijke–

kostprijsberekening voor ILL in, voorzien van een groot deel van de bijbehorende onderbouwing. Op 15 mei 2002 diende KPN het eerste –gedeeltelijke– tariefvoorstel voor ILL in op basis van het EDC-V proces, waarin tevens rekening werd gehouden met de effecten van de toepasselijke randvoorwaarden en benchmarks (zie de paragraaf ‘ITTZ-randvoorwaarden’). Ondertussen ontwikkelde KPN haar

referentie-aanbod interconnecterende huurlijnen5 verder, waarop steeds aanvullingen en aanpassingen volgden op de kostprijsberekeningen en tariefvoorstellen.

5. Tijdens het beoordelingsproces van de kostprijsberekeningen en tariefvoorstellen in het kader van het EDC-V proces, bleek dat deze beoordeling niet binnen de gestelde termijn kon worden afgerond. Dit was onder andere het gevolg van het feit dat KPN tegelijkertijd bezig was met het ontwikkelen van het definitieve ILL-aanbod, waardoor er niet direct een integraal aanbod met bijbehorend tariefstelsel ter beoordeling voorlag. Het ILL-aanbod maakt om die reden geen onderdeel uit van de EDC-V voorstellen van KPN. Derhalve heeft het EDC-V besluit6 er evenmin betrekking op.

Opbouw van het oordeel

6. Onderhavig oordeel is als volgt ingedeeld: paragraaf 2 “Beoordeling van het aanbod ten aanzien van de tarieven” behandelt de beoordeling van de tarieven en paragraaf 3 “Beoordeling van het aanbod ten aanzien van de niet-tariefgerelateerde elementen” behandelt de beoordeling van de niet

tariefgerelateerde elementen van het aanbod. Paragraaf 4 “Overgangsregeling” behandelt de overgang van het huidige –op het retail-aanbod gebaseerde- overbruggingsaanbod naar het ILL-aanbod.

Paragraaf 5 ”Oordeel” bevat het oordeel van het college. Paragraaf 6 ”De toekomst” behandelt het vervolg dat onder andere zal bestaan uit een consultatie over een nieuw (meerjarig) reguleringsconcept voor ILL.

5 In dit oordeel ook wel aangeduid als ILL aanbod

(3)

2 Beoordeling van het aanbod ten aanzien van de tarieven

ITTZ Randvoorwaarden

7. Uitgangspunt bij de beoordeling van de tarieven in het kader van de ITTZ-afspraken was in eerste instantie de kostenoriëntatie volgens de EDC-principes7.

8. Een belangrijke randvoorwaarde bij de beoordeling van de ILL-tarieven was het gestelde in

paragraaf 7.2.14 van het door het college opgestelde ‘slotdocument’ Integraal TariefToeZicht (ITTZ)8. In die paragraaf is aangegeven dat de EDC-V tarieven in ieder geval dienen te voldoen aan de aanbeveling van de Europese Commissie uit 1999 (C(1999)3863, 24 november 1999) en de nadere uitwerking daarvan.

9. De tariefplafonds van de Europese Commissie9 zijn alleen vastgesteld voor ILL’s op LAP-niveau. Voor ILL’s op RAP-niveau geldt dat de tarieven onder het niveau dienen te liggen van het EU-tariefplafond +50%. Voor nx64kbit/s ILL’s geldt: ILL(nx64kb/64kb) = retail(nx64kb/64kb). Met andere woorden: de tariefverhoudingen zijn hier gelijk aan de retail-tariefverhoudingen.

10. In het document ‘Maatregelen op Wholesale niveau: stand van zaken ITTZ 27 juni 2002 (kenmerk: OPTA/EGM-IBT/2002/201712)’ is in paragraaf 7.2 gesteld dat het overall ILL-aanbod nooit duurder mag zijn dan het huidige MCTN+-aanbod. Eén van de grootste verschillen tussen MCTN+ en het voorgestelde ILL-tarief (in RO-ILL/0.6.1) bedraagt het tarief voor het zogenaamde ‘ILL LEP-CP circuit 2048 kpbs standaard’. Voor dit LEP-CP circuit wordt niet uitgegaan van de op EDC-V gebaseerde kostprijs van € 278 doch van het verschil tussen de regionale en locale ILL 2048 kbps end-to-end service, zijnde € 160,39 per maand. Om te voorkomen dat aanbieders MCTN+ op dit onderdeel willen blijven afnemen in plaats van het ILL-aanbod10, wordt het MCTN+-tarief voor 2048 Kbps verhoogd tot het overeenkomstige niveau binnen het ILL-aanbod (het zgn. KPN ILL LEP-CP-circuit 2048 kbps/standaard). Deze aanpassing dient binnen MCTN+ per raamovereenkomst kostenneutraal te geschieden. Alleen de maandelijkse

vergoedingen worden hierbij in beschouwing genomen.

7 Zie het Oordeel Interconnecterende Huurlijnen d.d. 26 april 2002. Kenmerk: OPTA/IBT/2002/200705

8 Document: ‘Maatregelen op Wholesale niveau’. Wholesale maatregelen door KPN te treffen in het kader van het beleidsvoornemen van het college van OPTA betreffende de retail tariefregulering voor de periode 1juli 2002 tot 1 juli 2006’, 8 mei 2002.

9 De EU-tariefplafonds zijn: 64kb = €80, 2Mb = €330 en 34Mb = €2.600.

(4)

Beoordeling van de tarieven

11. De beoordeling van kostprijsberekeningen en tariefvoorstellen werd bemoeilijkt door het feit dat KPN tegelijkertijd nog bezig was met de ontwikkeling van het dienstenaanbod inzake ILL. De eerste tariefvoorstellen voldeden bovendien niet aan de wettelijke eisen en de nadere invulling daarvan bleek voorts incompleet te zijn. Dit uitte zich onder andere in het niet aansluiten van het ILL-aanbod bij het corresponderende retail- of MCTN+-aanbod11. Ook kwam het voor dat noodzakelijke

dienstencomponenten niet geprijsd waren of door KPN onterecht als ‘maatwerk’ werden behandeld. 12. Tevens bleek dat de op EDC gebaseerde kostprijzen van het ILL-aanbod op onderdelen hoger waren dan de overeenkomstige retail- of MCTN+-tarieven en dan de toepasselijke EC-benchmarks en de afgeleide benchmarks (zie ‘ITTZ randvoorwaarden’ hierboven). Naast de gebruikelijke vraag naar de juiste onderbouwing van de kostprijzen op basis van het EDC-model, ontstond daarmee ook de expliciete vraag of EDC wel de juiste basis is voor de vaststelling van kostengeoriënteerde tarieven voor ILL. 13. In het kader van de beoordeling van de kostprijsberekening van 3 mei en het tariefvoorstel van KPN van 15 mei 2002 en de daarop volgende aanvullingen12 heeft een aantal dieptesessies met KPN

plaatsgevonden en heeft het college op 3 juli 2002 een zogenaamd ‘herberekeningsverzoek’ aan KPN gedaan, waarin KPN gevraagd werd enkele uitgangspunten van de berekening te wijzigen.

14. In de zogenaamde ‘uitkomsten van de herberekening’ van 15 juli 2002 en de daarop volgende gesprekken met KPN, heeft KPN aan de verzoeken van het college voldaan, dan wel het college overtuigd van het standpunt van KPN.

15. Belangrijke constatering van het college was dat de kostprijzen op basis van EDC op onderdelen dermate hoog waren dat op grond hiervan geen sprake zou kunnen zijn van een redelijk ILL-aanbod. Het is redelijk ervan uit te gaan dat een kostengeoriënteerd ILL aanbod over het geheel genomen lagere inkoopprijzen voor aanbieders met zich mee zou brengen dan wanneer de aanbieders huurlijnen zouden inkopen op basis van de voorwaarden die ook voor (grote) retail-klanten van KPN gelden. Aan deze redelijke veronderstelling bleek niet steeds voldaan te zijn. Dat wil zeggen dat naar het oordeel van het college er op sommige onderdelen squeeze optrad als gevolg van het hanteren van ILL-tarieven op basis van de EDC-kostprijzen. Het college oordeelde dat hiermee de concurrentie wordt geschaad.

(5)

16. Zowel de complicaties bij de beoordeling, zoals een nog niet volledig ontwikkeld dienstenaanbod en de constatering dat er mogelijk sprake was van squeeze, waarmee het college zich geconfronteerd zag als het feit dat KPN in de zomer van 2002 de interpretatie van de afspraken in het kader van ITTZ ter discussie stelde, leidden tot vertraging bij de beoordeling van het aanbod van KPN.

17. Het college heeft dan ook eind augustus 2002 vastgesteld dat de introductie van een redelijk ILL-aanbod geen uitstel meer kon lijden en dat de eerste prioriteit moest liggen bij het realiseren van een aanbod waarmee de aanbieders uit de voeten zouden kunnen. KPN heeft per 1 oktober een aanbod gedaan, waarvan het college van oordeel is dat het voldoet aan de wettelijke vereisten en dat dit bij kan dragen aan de totstandkoming van bestendige concurrentie. De tarieven binnen dit aanbod voldoen in ieder geval aan de benchmarks en de afgeleide benchmarks en zijn lager of gelijk aan de eerdere aanbiedingen (zoals MCTN+ en de versie 0.6.1 van het ILL referentie-aanbod), waarop de squeeze-test in het kader van het goedkeuringsbesluit van 27 juni 200213 is toegepast. Daarmee is het college van

mening dat de nu vastgestelde tarieven ook geen squeeze opleveren.

18. Kort samengevat, constateert het college dat het tariefaanbod van KPN in de versie 1.0(g) van het referentie-aanbod14 zowel intern als extern (in relatie met de retail-aanbiedingen) consistent is, dat het geen prijssqueeze oplevert en dat het voldoet aan de ITTZ-randvoorwaarden. Het college beoordeelt de tarieven dan ook als redelijke tarieven voor de periode tot 1 juli 2003. Met betrekking tot de

ingangsdatum en de verdere voorwaarden waaronder het college het voorstel van KPN beoordeelt, zij hier verwezen naar de paragraaf 3 “Beoordeling van het aanbod ten aanzien van de

niet-tariefgerelateerde elementen”.

19. Gedurende het beoordelingsproces drong zich bij het college steeds sterker de vraag op in hoeverre de EDC-systematiek geëigend is om te komen tot een adequate beoordeling van de ILL tariefvoorstellen van KPN. Het college is daarbij tot het oordeel gekomen dat de toepassing van de EDC systematiek in het kader van de tariefregulering voor ILL niet aan de daaraan gestelde eisen en verwachtingen heeft kunnen voldoen. De oorzaken hiervoor zijn met name gelegen in de complexe en heterogene aard van de in het kader van interconnecterende huurlijnen geleverde dienstverlening, welke zich naar is gebleken slechts met de nodige beperkingen en dan nog slechts onvoldoende transparant en niet eenduidig in de EDC systematiek laat representeren. Ten aanzien van de uit de huidige beoordeling volgende tarieven stelt het college zich dan ook op het standpunt dat deze niet zonder meer als kostengeoriënteerde tarieven maar als redelijke tarieven moeten worden bestempeld.

20. Het voorgaande betekent naar het oordeel van het college dat de in de huidige richtsnoeren verwoorde toepassing van de EDC systematiek voor interconnecterende huurlijnen dient te worden heroverwogen en dat een nieuwe systematiek dient te worden ontwikkeld en geïmplementeerd. Een dergelijke systeemwijziging, inclusief een uitputtende behandeling van de daarmee samenhangende vragen , zou echter zodanig veel tijd hebben gevergd dat een beoordeling binnen het tijdsbestek van het EDC-V proces niet mogelijk was geweest.

(6)

21. Het onderzoek naar de opzet en uitwerking van het te hanteren tariefreguleringsmodel voor ILL is hiermee naar de nabije toekomst verschoven. Het in dit kader door het college voorgenomen model wordt in hoofdstuk 4 van het consultatiedocument inzake een meerjarig systeem voor de

tariefregulering van door KPN aangeboden interconnectie- en bijzondere toegangsdiensten ter consultatie aan marktpartijen voorgelegd15 .

3 Beoordeling van het aanbod ten aanzien van de niet-tariefgerelateerde elementen

22. Op 1 oktober 2002 heeft KPN een referentie-aanbieding gedaan ILL versie 1.0(g) (hierna: RO-ILL/1.0g)16. Zoals reeds in het voorgaande aangegeven is dit aanbod de uitkomst van een gefaseerd beoordelingsproces, dat startte met de beoordeling van het voorstel voor een ILL aanbod van KPN van 8 augustus 2001.

23. In eerste instantie is in het Oordeel Interconnecterende huurlijnen d.d. 26 april 2002 vastgelegd aan welke voorwaarden het ILL-aanbod dient te voldoen. Dit oordeel bevat tevens een gedetailleerde lijst met aanpassingen die KPN diende uit te voeren ten opzichte van het door KPN aangeboden RO-ILL versie 0.4 van 23 november 2001.

24. In het document ‘Maatregelen op Wholesale niveau’ d.d. 27 juni 2002 wordt onder paragraaf 7 de stand van zaken weergegeven rond Interconnecterende huurlijnen. De afspraken, wat betreft de niet-tariefgerelateerde aspecten, die in dit document staan beschreven en door KPN zijn uitgevoerd hebben hun beslag gekregen in RO-ILL/0.6.1, dat door KPN op 1 juli 2002 op de website is gepubliceerd. 25. Zoals beschreven in paragraaf 7.1 van het document ‘Maatregelen op Wholesale niveau: stand van zaken ITTZ 27 juni 2002’, diende door KPN een aanvulling te worden gedaan op RO-ILL/0.4, zijnde een klantspecifiek migratie-aanbod voor de migratie van koperaansluitingen naar een glasverbinding (zogenaamde ‘MigratiePlus’). Deze aanvulling is niet verwerkt in RO-ILL/0.6.1.

26. De MigratiePlus service maakt het mogelijk om huidige retail verbindingen die worden overgedragen op koper-verbindingen te migreren naar een ILL-verbinding, die op glas wordt overgedragen. Dit is wel opgenomen in RO-ILL/1.0g, die daarmee voldoet aan de bovengenoemde eis.

27. In de periode tussen 1 juli 2002 en 1 oktober 2002 is bij de eerste bestellingen van ILL’s een groot aantal onvolkomenheden aan het licht gekomen. Deze onvolkomenheden zijn in verschillende

bijeenkomsten met marktpartijen en KPN besproken. Ook heeft KPN zelf een interne audit laten uitvoeren op het RO-ILL/0.6.1. Als gevolg hiervan zijn vele kleinere wijzigingen doorgevoerd in het aanbod RO-ILL/1.0g door KPN en is met name het operationele proces in praktische zin verbeterd.

(7)

Nadere invulling van het aanbod.

Gebruik van collocatiefaciliteiten

28. In de versie RO-ILL/1.0g zijn de restricties in het gebruik van collocatiefaciliteiten aanzienlijk minder dan beschreven in RO-ILL/0.6.1. Het is mogelijk bestaande collocatiefaciliteiten (ruimte) te (her-) gebruiken, die door een aanbieder in gebruik zijn voor andere KPN diensten (zoals MDF-Access). Tevens is het mogelijk de noodzakelijke apparatuur voor smallband access groep services en NMUX Carrier Service te plaatsen in reeds bestaande KPN-kasten, indien hiervoor ruimte beschikbaar is en deze kasten technisch geschikt zijn. Het operationele proces met betrekking tot het bepalen van de

mogelijkheden inzake (her-) gebruik van faciliteiten wordt standaard uitgebreid met een zogenaamde ‘site-survey’.

Zekerheidsstellingen

29. De gestelde zekerheden (paragraaf 5.2 t/m 5.7 van de Raamovereenkomst RO-ILL/1.0g) zijn vooralsnog niet beoordeeld door het college. Deze zullen door het college worden meegenomen in het kader van het lopende onderzoek naar door KPN verlangde zekerheidsstellingen en in de daaruit voortvloeiende uitkomsten.

Kwaliteitsklassen

30. In het ILL-aanbod (versie 1.0(g)) is het ook mogelijk betere kwaliteitsklassen van de verschillende verbindingen af te nemen. Dit betreft zogenaamde premium B diensten, met een beschikbaarheid van 99,98%. Randvoorwaarde hiervoor is wel het beschikbaar zijn van een hoogwaardige access (Cityring Access) aan de klantlocatie (ook wel A-zijde genoemd). Voorts kunnen deze premium-B verbindingen alleen geleverd worden met een NWAD of NMUX Carrier service op klantlocatie. Deze voorwaarden gelden ook in het retail huurlijnen aanbod.

Op dit moment bestaat er (evenals bij retail huurlijnen) nog geen premium A variant voor 2048 kbit/s end-to-end ILL diensten. Indien KPN op termijn een premium A variant introduceert dient KPN ervoor te zorgen dat het prijsverschil tussen de (oude) standaard- en de premium A- variant bij ILL en bij retail gelijk wordt toegepast.

Surcharges

(8)

4 Overgangsregeling

32. In het reeds genoemde, door het college opgestelde ITTZ-document, is vastgesteld dat er per 1 juli 2002 een uitgewerkt ILL-aanbod diende te zijn. Hiermee zou een belangrijke wholesale belemmering, zijnde het ontbreken van een adequaat ILL-aanbod, worden weggenomen. Op 1 juli 2002 bleek het aanbod, zoals dat door KPN was gedaan, nog niet zodanig te zijn dat het voor andere aanbieders in de praktijk afneembaar was. Een dergelijk in de praktijk afneembaar aanbod door marktpartijen wordt door KPN sinds 1 oktober 2002 aangeboden. Het college achtte het onaanvaardbaar dat marktpartijen nadelen zouden ondervinden van het feit dat KPN niet in staat was per 1 juli 2002 een adequate referentie aanbieding te doen. Het college is op basis daarvan tot de slotsom gekomen dat er een overgangsregeling diende te worden vastgesteld, op grond waarvan aanbieders in staat zouden zijn om de dienst ILL af te nemen waarbij de voorwaarden zoals die uitgangspunt zijn in het aanbod d.d. 1 oktober 2002 met terugwerkende kracht zouden gelden vanaf 1 juli 2002. KPN heeft in lijn hiermee op verzoek van het college een voorstel voor een overgangsregeling gedaan.

33. De overgangsregeling heeft betrekking op de situatie waarbij bestaande retail huurlijn verbindingen van andere aanbieders worden omgezet in ILL verbindingen. Bij deze omzetting wordt een onderscheid gemaakt in de volgende categorieën:

A) Administratieve migraties

Deze categorie betreft de situatie waarbij een bestaande verbinding in zijn geheel onveranderd blijft en slechts administratief wordt overgezet van een bestaande retail huurlijn naar een ILL verbinding. B) Migratie van koper naar glas

Deze categorie betreft de situatie waarbij een bestaande retail verbinding aan de zogenaamde B-zijde van de verbinding wordt omgezet van een koperoverdrager naar een glasoverdrager. De B-zijde betreft de Telco-zijde17 van de verbinding. De B-locatie blijft wel hetzelfde, slechts de overdrager verandert. De hier bedoelde categorie wordt in het aanbod van KPN ook wel als de MigratiePLus dienst omschreven. C) Verandering van netwerktopologie

Deze categorie betreft de situatie waarbij een bestaande retail huurlijn verbinding wordt omgezet in een ILL verbinding, waarbij de B-zijde verandert van locatie. Dit is met name het geval in die situaties waarin de andere aanbieder heeft gekozen voor een ‘KPN Collocated’ oplossing en de bestaande retail huurlijn verbindingen naar de betreffende KPN collocatie laat omzetten. Deze categorie omvat dus ook het omzetten van bestaande nationale retail verbindingen in (regionale of locale) ILL verbindingen. 34. Voor de migraties uit de categorieën A en B geldt een overgangsregeling met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2002, waarbij ervan uitgegaan wordt dat KPN een maand nodig heeft voor de migratie van dergelijke verbindingen. In de praktijk betekent dit dat de tarieven, zoals die gelden in het aanbod RO-ILL/1.0g van KPN, feitelijk in werking treden per 1 augustus 2002. Uit het voorgaande volgt dat sprake

(9)

is van een ‘verrekeningsperiode‘, waarbinnen de nieuwe tarieven reeds gelden, terwijl de verbindingen nog niet gemigreerd zijn. De verrekening tussen KPN en een betreffende marktpartij zal plaatsvinden op het moment van de feitelijke migratie en uiterlijk op 1 juli 2003.

35. Voor de migraties uit categorie C geldt een overgangsregeling met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2002, waarbij ervan uitgegaan wordt dat KPN zes maanden nodig heeft voor de migratie van dergelijke verbindingen. In de praktijk betekent dit dat de tarieven, zoals die gelden in het aanbod RO-ILL/1.0g van KPN, feitelijk in werking treden per 1 januari 2003. Uit het voorgaande volgt dat sprake is van een ‘verrekeningsperiode’, waarbinnen de nieuwe tarieven reeds gelden, terwijl de oude verbindingen nog gebruikt worden. Deze verrekeningsperiode loopt vanaf de ingangsdatum van de overgangsregeling (1 januari 2003) tot aan het moment van oplevering van de desbetreffende ILL-verbinding. De verrekening tussen KPN en een betreffende marktpartij zal plaatsvinden op 1 juli 2003.

36. Aanbieders kunnen zich op grond van de referentie aanbieding van KPN aanmelden bij KPN om gebruik te maken van de overgangsregeling. Hiervoor dienen zij gebruik te maken van het order- en migratie proces van ILL. Het is van belang dat een aanbieder een overeenkomst aangaat met KPN voor de overgangsregeling, waarbij wordt aangegeven:

- welke verbindingen het betreft;

- welke categorie van migratie gewenst is (Administratief, MigratiePlus of Nieuwe Locatie); - in het geval van een nieuwe locatie welke locatie het betreft.

Alle noodzakelijke voorzieningen (onder meer, zoals omschreven in het aanbod van KPN, collocatie, access, access group services en NMUX carrier services) die voor een succesvolle migratie noodzakelijk zijn, dienen ook te worden overeengekomen als onderdeel van de overgangsregeling.

37. Het college is van oordeel dat deze overgangsregeling redelijk is. Zoals aangegeven, is het onredelijk dat marktpartijen worden geconfronteerd met de financiële nadelen als gevolg van het feit dat KPN niet in staat is gebleken per 1 juli 2002 een in de praktijk afneembare referentie aanbieding te doen aan marktpartijen. Voorts is het redelijk dat bij implementatie van de overgangsregeling rekening wordt gehouden met het feit dat KPN een bepaalde migratietermijn nodig heeft om retail verbindingen om te zetten in ILL-verbindingen. Ten slotte heeft het college bij het toetsen van de redelijkheid van implementatietermijnen rekening gehouden met de door KPN in het aanbod genoemde normlevertijden voor interconnecterende huurlijnen.

Migratiecondities

(10)

Minimale verstoring van de verbinding

39. Het omzetten van een bestaande (retail) verbinding naar een ILL-verbinding dient naar het oordeel van het college met een zo gering mogelijke onderbreking – en daarmee gepaard gaande storing voor de eindgebruiker – van deze verbinding plaats te vinden.

Migratiekosten

40. In aanvulling op de migratietarieven ‘per enkele verbinding’ zijn er naar het oordeel van het college ook tarieven nodig voor het specifieke geval waarbij er een complete set verbindingen moet worden overgezet van een bestaande (retail) situatie naar een voorbereide ILL situatie. Dit is vergelijkbaar met het verhuizen (door KPN ‘move’ genoemd in het aanbod) van een verbinding binnen ILL, waarbij er geen fysieke handelingen op klantlokaties hoeven te worden uitgevoerd. Dit is onder meer het geval voor het verhuizen van een verbinding naar een NMUX, die nog voldoende capaciteit heeft. Voor deze vorm van migratie worden naar het oordeel van het college dus slechts de volgende kosten in rekening gebracht, waarbij het college de door KPN in het aanbod gebezigde terminologie volgt:

a) eenmalige installatiekosten van de locatie (collocatie, tiecables, access group services en NMUX carrier service)

b) migration investigation service c) migration execution service d) move

Voor de move-kosten zoals bedoeld onder d) geldt naar het oordeel van het college een tarief van € 99,11. Dit tarief is namelijk reeds vastgesteld voor de verhuizing van een ‘KPN ILL 64-512 kpbs end-to-end service (in case of NMUX)’.

Contractsduur Migraties

41. Bij het overzetten van een bestaand retailcontract naar een ILL-contract is het college van oordeel dat de resterende contractstermijn van het bestaande retailcontract ook dient te gelden voor het ILL-contract. Het college acht het van belang dat voor het nieuwe ILL-contract dezelfde einddatum geldt als de datum die gold voor het oude retailcontract (tenzij de afnemer een langere contractsduur wenst). Dit om te voorkomen dat er een situatie ontstaat dat de afnemer van de ILL nog een tijd lang verplicht is huurlijnen af te nemen waar hij geen klanten meer voor heeft. Het college is van oordeel dat deze voorwaarden ook gelden voor verbindingen uit de genoemde categorie C.

Wijzigingen gedurende migratieperiode

42. De bestaande retail verbindingen zijn verbindingen die momenteel door de andere aanbieders gebruikt worden in een operationele omgeving, ten behoeve van het leveren van diensten aan

eindgebruikers. Het veranderen van configuraties, het opzeggen van verbindingen en natuurlijk ook het bestellen van nieuwe verbindingen is een continu proces. KPN heeft aangegeven dat het in het kader van een ordelijke uitvoering van de migratie van belang is dat er gedurende de migratie geen

(11)

‘freeze-periode’ voor, gedurende welke er geen nieuwe orders voor ILL geplaatst kunnen worden. Gezien de relatief lange periode die nodig is om de nieuwe netwerktopologie te realiseren (met name als gevolg van collocatie) ontstaat er een relatief lange periode waarin deze ‘orders’ (mutatie, opzeggen en nieuw) niet kunnen worden geplaatst als ILL-order. Het enige alternatief is volgens KPN dan deze ‘orders’ te plaatsen als retail-order.

43. Allereerst merkt het college op dat naar zijn oordeel orders, zoals bedoeld in de vorige paragraaf, betrekking kunnen hebben op mutaties op bestaande verbindingen, het opzeggen van bestaande verbindingen, alsmede nieuwe verbindingen. Ten aanzien van nieuwe orders is het college voorts van oordeel dat deze in beginsel onder de reikwijdte van het begrip interconnecterende huurlijnen vallen en dat daarmee de voorwaarden uit de refererentie aanbieding ILL, alsmede de overgangsregeling, ook gelden voor nieuwe orders. Het college is verder van oordeel dat het normale orderproces zo natuurlijk mogelijk dient te blijven doorgaan en dat dit geen effect mag hebben op de afspraken in het kader van de overgangsregeling. Het is naar het oordeel van het college niet redelijk als gedurende de complete duur van de migratie er geen enkele mutatie dan wel nieuwe order voor de betreffende configuratie kan worden geplaatst. Overigens acht het college het vanuit operationele overwegingen redelijk dat er een zogenaamde ‘freeze-periode’ wordt ingelast in het migratieproces, binnen welke periode er geen mutaties meer kunnen worden aangebracht in het pakket van te migreren verbindingen.

44. De precieze invulling en duur van de ‘freeze periode’ zal in overleg tussen andere aanbieders, KPN en het college worden vastgesteld op basis van de project-invulling (project “Masterplanning ILL”) van de migratie van deze verbindingen en de realisaties van de collocaties. Het college kiest voor deze benadering, omdat invulling en duur van de periode sterk afhankelijk zijn van de individuele situatie van een marktpartij.

Overbruggingsaanbod

45. Het voorgaande betekent dat naast het bestaande zogenaamde MCTN+ aanbod van KPN, ook een overbruggingsaanbod interconnecterende huurlijnen bestaat.

46. Het MCTN+ aanbod dient naar het oordeel van het college in ieder geval tot ultimo 2003 (naast het ILL-aanbod) beschikbaar te blijven voor bestaande klanten. Daarna kan KPN aan het college een verzoek doen om het aanbod te mogen intrekken. Het college zal alsdan beoordelen of de marktsituatie

intrekken van het MCTN+ aanbod rechtvaardigt.

5 Oordeel

(12)

48. Het college acht voorts de tarieven, zoals door KPN voorgesteld in versie 1.0 g van het referentie-aanbod interconnecterende huurlijnen, redelijk voor de periode van 1 juli 2002 tot 1 juli 2003, daarbij rekening houdend met de voorwaarden zoals genoemd in Overgangsregeling .

49. Het college is van oordeel dat het aanbod interconnecterende huurlijnen van KPN, zoals vastgelegd in RO-ILL/1.0g voor de overige, niet-tariefgerelateerde, aspecten voldoet aan de wettelijke eisen, zoals nader uitgewerkt in het Oordeel Interconnecterende Huurlijnen van 26 april 2002 (kenmerk:

OPTA/IBT/2002/200705), alsmede in het document Maatregelen op Wholesale niveau d.d. 27 juni 2002 (kenmerk: OPTA/IBT/201712) paragraaf 7 Interconnecterende huurlijnen.

6 De toekomst

50. Gezien de bevindingen in het kader van onderhavige beoordeling is het college van oordeel dat het tariefregulerings model voor interconnecterende huurlijnen dient te worden heroverwogen. De in dit kader door het college voorgenomen systematiek is in hoofdstuk 4 van het consultatiedocument inzake een meerjarig systeem voor de tariefregulering van door KPN aangeboden interconnectie- en bijzondere

toegangsdiensten inmiddels ter consultatie aan marktpartijen voorgelegd.

HET COLLEGE VAN DE ONAFHANKELIJKE POST EN TELECOMMUNICATIE AUTORITEIT,

namens het college

,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

OPTA/IBT/2000/202886) genomen op grond van de artikelen 6.1, 6.3, derde lid, sub a, en 6.9 van de Tw met betrekking tot de onder randnummer 4 weergegeven vordering van WorldCom.

Gezien het verzoek van KPN van 25 juni 2002 (kenmerk: BUCSTV2002/042) verleent het college, onder verwijzing naar artikel 6.6, derde lid, juncto artikel 6.9 van de Tw, goedkeuring

Ook ligt het naar de mening van Ben niet in de rede om, zoals OPTA zelf ook aangeeft, KPN’s aanbod voor het afnemen van een halve huurlijn te beperken in de zin dat halve

Graag verneemt het college de zienswijze van partijen ten aanzien van de behoefte in de markt voor deze dienst en de inhoud van het aanbod... Essent Kabelcom is vooralsnog

OPTA/EGM/2003/201464, inzake het standpunt betreffende de status van oproepingskaarten, is in de tweede alinea abusievelijk vermeld dat het college op 4 december 2002 aan

1) dat de betrokken persoon via de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer een onrechtstreekse toegang kan uitoefenen tot de gegevens die werden verzameld in

Het voorontwerp van koninklijk besluit dat de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ter advies wordt voorgelegd, heeft tot doel in het koninklijk besluit van

• Wie aan de bonusregeling heeft meegedaan (5 van de 6 inleveropgaven goed) hoeft som 5 niet te maken. Het mag wel, en het hoogste tentamenresultaat zal dan worden toegekend. Bepaal