• No results found

Oordeel Interconnecterende huurlijnen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Oordeel Interconnecterende huurlijnen"

Copied!
74
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Oordeel

Interconnecterende huurlijnen

OPTA 26 april 2002

(2)

Inhoud

1 Inleiding... 1

1.1 Achtergrond van dit oordeel...1

1.2 Structuur van dit oordeel...2

2 Reacties op de consultatie ... 3

2.1 Vraag 1: probleemstelling en de noodzaak voor regulering...3

2.2 Vraag 2: de behoefte aan ILL’s...5

2.3 Vraag 3: gebruik voor het aansluiten van basisstations ...5

2.4 Vraag 4: toets aan wettelijk kader...6

2.5 Vraag 5: gebruiksrestricties ...6

2.6 Vraag 6: capaciteiten en netvlakken...7

2.7 Vraag 7: interconnectielocaties...7

2.8 Vraag 8: interfaces...8

2.9 Vraag 9: kwaliteitsgaranties...8

2.10 Vraag 10: migratiekosten...8

2.11 Vraag 11: forecasting...8

2.12 Vraag 12: internationale ILL’s...9

2.13 Vraag 13: overige onderwerpen...9

2.14 Vraag 14: tarieven...9

2.15 Vraag 15: geografische differentiatie...11

2.16 Overige punten ...11

3 Belang van interconnecterende huurlijnen... 13

3.1 Uitgangspunt: alleen regulering waar onvoldoende alternatief...13

3.2 De markt...13

3.3 AMM-marktanalyse...15

3.4 Problemen in relatie tot gebrek aan een goed ILL-aanbod...16

3.5 Oplossing: een goed ILL-aanbod...19

3.6 Aanbeveling van de Europese Commissie ...21

3.7 Ontwikkelingen in andere EU-lidstaten ...21

4 ILL’s in relatie tot het wettelijk kader... 23

4.1 Interconnectie-richtlijn en Telecommunicatiewet ...23

4.2 AMM-aanwijzingen...24

4.3 Interconnectieverplichtingen...25

4.4 Richtsnoeren interconnectie...26

5 Beoordeling van het aanbod (non-tarief deel) ... 28

(3)

6 Beoordeling van de tarieven ... 45

6.1 EDC-systematiek...45

6.2 Beoordeling van tarieven...45

6.3 Squeeze-toets en tariefstructuur ...45

6.4 Migratietarieven...47

6.5 Eenmalige versus periodieke tarieven ...48

6.6 Tarieven op te nemen in EDC-V voorstel...48

6.7 Tie-cable of dragerdiesten op KPN locatie...49

6.8 Wholesale-specifieke kosten ...50

7 Oordeel... 51

8 Nieuwe bestel- en leverprocedure... 53

9 Rapportage verplichtingen ... 57

10 Squeeze ... 58

11 Aanpassingen op het ILL-RO... 62

12 Afkortingen en begrippen ... 69

(4)

1 Inleiding

1.1 Achtergrond van dit oordeel

1. Op 8 augustus 2001 heeft Koninklijke KPN N.V. (hierna: KPN) een voorstel voor een aanbod voor interconnecterende huurlijnen aan het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) aangeboden. Het college dient dit aanbod op grond van artikel 6.7, lid 3, van de Telecommunicatiewet (hierna: Tw) te beoordelen. Het onderhavige oordeel is het resultaat van deze boordeling. Indien het college van oordeel is dat het voorgestelde aanbod strijdig is met het bepaalde bij of krachtens deze wet, dan zal het college in het onderhavige oordeel aangeven welke wijzigingen dienen te worden aangebracht.

2. In het vervolg van dit oordeel zullen interconnecterende huurlijnen worden aangeduid als

Interconnecting Leased Lines, afgekort: ILL. Niet-interconnecterende huurlijnen zullen worden aangeduid

als ‘huurlijnen’ of ‘retail-huurlijnen’ (deze begrippen worden als synoniem gebruikt). Het college komt later terug op het onderscheid tussen beide.

3. In het oordeel van het college over de referentie-interconnectie-aanbieding (hierna: RIA) van KPN van 28 juli 2000, heeft het college onder meer geoordeeld dat KPN een aanbod van interconnectie op huurlijnen (nationaal en internationaal) in haar RIA dient op te nemen. KPN had tot dan geen aanbod opgenomen omdat er volgens KPN geen vraag naar was. Toen bleek dat KPN ondanks dit oordeel van het college niet voornemens was alsnog een aanbod op te nemen, heeft het college op 15 maart 2001 een vooraankondiging voor een last onder dwangsom naar KPN doen uitgaan.

4. Met de brieven van 15 mei 2001 en op 1 juni 2001 heeft KPN het college op grond van artikel 6.1, lid 3, Tw om ontheffing verzocht voor de verplichting tot het leveren van ILL’s. Bij brief van 29 juni 2001 heeft het college KPN meegedeeld dat de Tw geen grondslag biedt voor een dergelijk verzoek en heeft het college nogmaals vastgesteld dat KPN gehouden is om een aanbod in de RIA op te nemen. KPN heeft een bezwaarschrift ingediend tegen deze brief. Dit bezwaarschrift is afgewezen.1

5. Op 8 augustus 2001 heeft KPN een voorstel ILL-aanbod aan het college aangeboden en dit aanbod bekendgemaakt op haar website. In het kader van de beoordeling van het ILL-aanbod heeft het college in februari 2002 een consultatie uitgevoerd.2 Doel van de consultatie is om het voorlopig oordeel van het

college te toetsen aan de visies van verschillende markpartijen teneinde te komen tot een juiste beoordeling van het ILL-aanbod dat door KPN dient te worden geleverd. De reacties van marktpartijen zijn door het college in het onderhavige oordeel meegewogen. Het college zal in dit oordeel ingaan op deze reacties.

(5)

1.2 Structuur van dit oordeel

6. De structuur van dit oordeel is als volgt. Hoofdstuk 2 is een samenvatting van de belangrijkste reacties van marktpartijen en de reactie van het college daarop. Hoofdstuk 3 schetst de huidige

problemen in de markt van huurlijnen die zijn gerelateerd aan het ontbreken van een ILL-aanbod. In dit hoofdstuk wordt het concept van de ILL-dienst gedefinieerd, waaraan behoefte is uit het oogpunt van het stimuleren van marktwerking. Ook wordt ingegaan op de ontwikkelingen op het gebied van ILL’s in andere EU-lidstaten. In hoofdstuk 4 wordt het wettelijk kader beschreven, waarna wordt getoetst of KPN wettelijk verplicht is de in hoofdstuk 3 beschreven behoefte aan ILL’s te leveren. In hoofdstuk 5

(6)

2 Reacties op de consultatie

7. De volgende marktpartijen hebben op deze consultatie schriftelijk gereageerd. • Colt, Energis, WorldCom, Verstatel

• Ben • BT Ignite • Casema • Essent • KPN • NLIP • Versatel • Ventelo

8. Hun reacties zijn te vinden op de website van OPTA (www.opta.nl). Voor zover dit niet in de rest van het oordeel gebeurt, zal het college in de volgende paragrafen ingaan op hun reacties.

2.1 Vraag 1: probleemstelling en de noodzaak voor regulering

9. Met uitzondering van KPN en Casema onderschrijven alle partijen de probleemdefinitie van het college en de noodzaak voor een gereguleerd ILL-aanbod.

Casema

10. Het standpunt van Casema is dat de met het reguleren van een ILL-aanbod gepaard gaande lagere tarieven de ontwikkeling van concurrentie zullen ondermijnen. Casema maakt met name bezwaar tegen het betrekken van ILL’s >2Mb en in mindere mate 2Mb in het aanbod. Casema stelt dat bij een verlaging van de 2Mb-tarieven van KPN, de marges voor Casema flinterdun of zelfs negatief worden en dat Casema zich als gevolg daarvan vrijwel geheel van de 2Mb-markt zou moeten terugtrekken.

(7)

hebben. De communicatiebehoefte van klanten is immers niet beperkt tot de locaties en diensten waar een aanbieder efficiënt is.

KPN

12. KPN betwist de noodzaak voor regulering volledig, omdat er voldoende alternatieven zouden zijn. Naar de mening van KPN heeft het college geen marktonderzoek gedaan om die alternatieven te onderzoeken. KPN noemt in haar reactie een aantal alternatieven zoals: het zelf aanleggen van vaste access-netwerken, het gebruik van draadloze access-netwerken, het gebruik van MDF-access en het gebruik van concurrerende netwerken. Op grond hiervan komt KPN tot de conclusie dat er voldoende alternatieven zijn voor alle type ILL’s op alle netvlakken en dat er daarom in het geheel geen regulering van ILL’s noodzakelijk is.

13. Na het bestuderen van de door KPN genoemde alternatieven, komt het college tot de conclusie dat het hier gaat om technische mogelijke alternatieven die echter in de praktijk niet resulteren in

daadwerkelijk alternatief aanbod dat breed geografisch aanwezig is. KPN stelt dat de alternatieven economisch haalbaar zijn. Die stelling is echter niet onderbouwd. Daarnaast verwijst KPN naar twee partijen met een “wettelijke uitrolverplichting van hun infrastructuur.” Het college neemt aan dat KPN hier doelt op de verplichtingen van BT Ignite en Energis. Het is niet juist dat deze partijen thans een uitrolverplichting hebben. Zij hebben een tijdelijke verplichting tot het leveren van diensten (huurlijnen). Gezien het ontbreken van een gekoppelde non-discriminatie en/of kostenoriëntatieplicht gaat het hier om een weinig betekenisvolle verplichting, die in de praktijk dan ook weinig effect heeft.

14. Het college is van mening dat de kritiek van KPN dat er geen marktonderzoek is gedaan, niet terecht is. Het college voert ieder jaar een uitgebreid marktonderzoek uit in het kader van AMM-aanwijzingen. Naar dit onderzoek is ook verwezen. In het consultatiedocument is verder een uitgebreide

probleemanalyse opgenomen.

15. KPN geeft verder aan zich niet aan de indruk te kunnen ontrekken dat de standpunten van het college sterk gedreven zijn door de huidige conjuncturele fase van de communicatiesector. Het college benadrukt dat dit niet het geval is. Alle veel langer wordt in diverse bronnen gesignaleerd dat de

huurlijnenmarkt in Europa niet goed functioneert. Dat heeft in november 1999 geleid tot een aanbeveling van de Europese Commissie ten aanzien van interconnecterende huurlijnen. De huidige malaise in de telecommunicatiesector was toen nog niet aan de orde. In Nederland heeft het college in juli 2000 bij de beoordeling van de RIA reeds aan KPN kenbaar gemaakt dat KPN een ILL-aanbod in de RIA diende op te nemen. De reikwijdte van het aanbod is in het voorlopige standpunt van het college in het

consultatiedocument zelfs beperkt. KPN verwijst naar een aanbod voor interconnecterende huurlijnen dat zij in 1997 heeft gedaan en vermeld dat er indertijd nooit vraag is geweest naar dit aanbod. Het aanbod waar KPN op doelt biedt echter slechts een zeer beperkte korting op de standaard tarieven terwijl beperkingen in dit aanbod het minder aantrekkelijk maken dan het standaard aanbod. Geen wonder dat er nooit vraag is geweest naar dat aanbod.

(8)

voldoende alternatief te achten gezien (1) het inherent lage interconnectie niveau van MDF-access, (2) de beperkte capaciteit en (3) de noodzaak voor collocatie. KPN acht deze drie redenen onjuist. KPN stelt dat het lage interconnectieniveau inherent is aan de bestaande definities van aansluitwerken. Het college onderschrijft dit, doch daarmee is het argument van het college niet van tafel: MDF-access kan slechts een alternatief zijn voor access op LAP-niveau. Waarom het tweede argument onjuist zou zijn, wordt verder niet onderbouwd door KPN. Het derde argument is volgens KPN onjuist omdat collocatie juist een efficiënte vorm van interconnectie is. Naar het oordeel van het college is het echter aan de markt om te bepalen wat efficiënt is door een keuze te maken tussen koppeling op KPN-locatie of Telco-locatie.

Overige reacties

17. Alle andere partijen onderschrijven de probleemanalyse van het college en de noodzaak voor regulering. Alleen dit feit al duidt er op dat er daadwerkelijk een probleem bestaat c.q. dat er een behoefte is aan ILL’s waarin de huidige markt onvoldoende voorziet. Indien deze alternatieven er namelijk wel in voldoende mate zouden zijn, hadden deze partijen geen belang bij regulering. Immers, indien zij alleen gebruik maken van ILL’s en er is voldoende alternatief, dan hebben zij een belang dat KPN volledig vrij kan concurreren met die alternatieven zodat de tarieven lager worden. Ook indien zij op ILL-producten concurreren, hebben zij geen belang bij regulering. Immers, de ten gevolge van regulering lagere tarieven zijn voor hen dan ongewenst.

2.2 Vraag 2: de behoefte aan ILL’s

KPN

18. KPN stelt dat de behoefte aan ILL’s slechts opportuun is in combinatie met het koppelen op de KPN-locatie. Het college zal hierop reageren in paragraaf 2.7 waar dit aspect ook aan de orde komt.

Casema

19. Casema stelt dat door een aanbod van ILL’s voor 2 Mbit/s en groter, haar positie op de markt voor huurlijnen sterk onder druk zal komen te staan als gevolg van de lagere tarieven.

Andere partijen

20. Alle andere partijen onderschrijven dat ILL’s een oplossing bieden voor de door het college geschetste probleemstelling. Zij geven allen aan een grote behoefte te hebben aan ILL’s. 2.3 Vraag 3: gebruik voor het aansluiten van basisstations

(9)

22. Colt, Energis, WorldCom en Versatel zijn van mening dat dit type gebruik niet resulteert in meer concurrentie. Zij stellen dat ILL’s zijn bedoeld voor de ontwikkeling van meer concurrentie op vaste netwerken. Die beperking tot vaste netwerken onderschrijft het college niet. In de mobiele markt is de door het college geschetste probleemstelling in beginsel ook aanwezig. De aard van de vraag van mobiele aanbieders (veel niet-gestructureerde 2 Mbit/s huurlijnen), het zogenaamde Mobile Transmission Network (MTN) aanbod van KPN, maken de problematiek in de mobiele markt thans wel veel minder acuut dan in de vaste markt. Dit verklaart waarschijnlijk ook de lage respons van mobiele aanbieders op de consultatie. 2.4 Vraag 4: toets aan wettelijk kader

KPN

23. KPN stelt dat het verbreden van de definitie tot een generieke toegangsdienst zal leiden tot minder concurrentie, omdat de make or buy beslissing op basis van EDC kostprijs methodiek immer zal uitvallen in een buy-beslissing.

24. Deze stelling is echter alleen juist indien nieuwe toetreders minder efficiënt zijn dan KPN. Gezien het hoge niveau van huurlijntarieven van KPN is dat waarschijnlijk niet het geval. Echter, indien potentiële toetreders inderdaad minder efficiënt zijn, dan is het ook beter dat ze niet toetreden. Veel

waarschijnlijker daarentegen is dat andere aanbieders op bepaalde gebieden wel efficiënter zijn. Door een ontbundeld aanbod van ILL’s kunnen zij diensten met eigen infrastructuur aanbieden waar zij efficiënter zijn dan KPN en gebruikmaken van het ILL-aanbod waar zij minder efficiënt zijn. Op deze wijze zal de concurrentie in de markt voor huurlijnen en downstream-diensten toenemen. Het college verwijst hier verder naar de wat hiervoor is opgemerkt naar aanleiding van de reactie van Casema over de invloed van lage ILL-tarieven op concurrentie.

25. KPN heeft geeft op een aantal plaatsen in haar reactie aan dat de standpunten van het college in strijd zijn met de richtsnoeren interconnectie. Het college erkent dit en wijkt in dit oordeel gemotiveerd af van deze richtsnoeren. Overigens lijkt KPN er in dit dossier vanuit te gaan dat de richtsnoeren een onderdeel zijn van de wet. Dat is niet juist. Richtsnoeren zijn beleidsregels waarin de toezichthouder aangeeft hoe hij bepaalde wettelijke verplichtingen nader invult. Het college kan daar van afwijken. Het college heeft in de consultatie ook reeds kenbaar gemaakt van de richtsnoeren af te wijken. KPN stelt verder dat indien bij de oplossing van een probleem wordt afgeweken van de richtsnoeren, er sprake is van een oneigenlijk probleem. Het college kan deze redenering niet volgen.

Andere partijen

26. De andere partijen onderschrijven de door het college uitgevoerde toets aan het wettelijk kader. 2.5 Vraag 5: gebruiksrestricties

(10)

2.6 Vraag 6: capaciteiten en netvlakken

KPN

28. Punt E. KPN stelt dat levering voor gestructureerde 2Mbit/s ILL’s MDF-access (ontbundelde

aansluitlijnen) voldoende alternatief vormt. Het college onderschrijft dit niet. Ten eerste werkt het door KPN geschetste alternatief alleen voor access-locaties die zich niet te ver van de nummercentrale bevinden (de lengte van de koper bekabeling mag niet te lang zijn). Ten tweede zijn er restricties aan de modemstandaarden die gebruikt kunnen worden in combinatie met MDF-access. Ten derde is de klant bij MDF-access verplicht om te colloceren in de nummercentrale van KPN, hetgeen door de hoge kosten daarvan een drempel is.

29. Punt F. KPN stelt dat het in het consultatiedocument gemaakte onderscheid tussen een backbone-segment en een access-backbone-segment een merkwaardig onderscheid is. KPN stelt dat de backbone-backbone-segment door het college gedefinieerd zou zijn als “het transport tussen grote knooppunten van het KPN-netwerk.” KPN stelt dat niet valt in te zien dat aanbieders met groter of nagenoeg even groot

marktaandeel in de markt voor huurlijnen >2Mb in staat zouden zijn hun klanten te bedienen door alleen een backbone-deel te leveren en geen access-deel.

30. Ten eerste dient op gemerkt te worden dat KPN de definitie van backbone-segment onjuist citeert. Een backbone-segment is in het consultatiedocument gedefinieerd als een segment dat wordt gebruikt in de kern (tussen de knooppunten) van openbare telecommunicatie netwerken. De restrictie “in het netwerk van KPN” is dus onjuist.

31. Ten tweede is voor veel klanten van huurlijnen >2Mb helemaal niet nodig om ook een access-deel te leveren. Een groot deel van die klanten zijn namelijk aanbieders en de huurlijnen worden dus op de knooppunten zonder access-deel geleverd. Het leveren huurlijnen met een access-deel is voor partijen veel moeilijker omdat de investeringen per huurlijn in dat geval veel hoger zijn.

Andere partijen

32. Ander partijen onderschrijven de voorlopige standpunten van het college vrijwel geheel. 2.7 Vraag 7: interconnectielocaties

KPN

33. KPN stelt dat met een verplichting tot het leveren van de ILL-dienst op de locatie van de afnemer, in feite de markt voor >2Mb huurlijnen wordt gereguleerd. KPN stelt verder dat de markt voor access tussen netwerken van operators zeer concurrerend is. De eerste stelling van KPN is juist. Echter, het college onderschrijft de tweede stelling in zijn algemeenheid niet.

Andere partijen

(11)

2.8 Vraag 8: interfaces

35. De reactie van KPN en het antwoord van het college zijn opgenomen in paragraaf 5.5. Andere partijen overschrijven de voorlopige standpunten van het college.

2.9 Vraag 9: kwaliteitsgaranties

KPN

36. De reactie van KPN ten aanzien van de beschikbaarheid van niet-gestructureerde 2 Mbit/s ILL’s en de reactie van het college daarop is opgenomen in paragraaf 5.6. KPN’s reactie ten aanzien van periodieke kwaliteitsrapportages is meegenomen in paragraaf 5.9.

Andere partijen

37. Ander partijen onderschrijven de voorlopige standpunten van het college of vinden dat het college strakkere regels zou moeten stellen aan kwaliteitsparameters.

38. NLIP geeft aan behoefte te hebben aan een meer gedifferentieerd kwaliteitsaanbod met gedifferentieerde tarieven. Het college kan die behoefte begrijpen, maar is van oordeel dat zij KPN daartoe niet kan verplichten.

2.10 Vraag 10: migratiekosten

KPN

39. KPN stelt dat ook de kosten van administratieve migraties verrekend moeten worden. Indien dat lagere kosten zijn, zullen verschillende tarieven dienen te gelden. Het college onderschrijft dit. Het definitieve oordeel van het college is op dit punt aangepast ten opzichte van het voorlopige standpunt in het consultatiedocument. Zie hiervoor paragraaf 6.4.

40. KPN stelt verder dat retail-contracten in de civielrechtelijke sfeer zijn gemaakt, hetgeen betekent dat bij vroegtijdige beëindiging daarvan om over te stappen naar de ILL-dienst, de resterende vergoedingen in rekening worden gebracht. Het college is echter van oordeel dat de resterende vergoedingen in dit geval niet worden ‘gedekt’ door kosten en dat dit daarom strijdig is met de bestuursrechtelijke kostenoriëntatieplicht die op KPN rust (artikel 6.6, Tw).

Andere partijen

41. Ander partijen onderschrijven de voorlopige standpunten van het college vrijwel geheel. 2.11 Vraag 11: forecasting

KPN

(12)

uitbreidingstrajecten. Het college bestrijdt niet dat het voor een goed netwerkbeheerder noodzakelijk is de vraag lang vooruit in te schatten en op basis daarvan netwerkaanpassingen aan te brengen. Wat het college wel bestrijdt is dat dit door de afnemers van huurlijnen dient te gebeuren. Retail-afnemers hoeven bij KPN geen forecasts in te dienen. Alleen al uit het oogpunt van het non-discriminatie beginsel is een forecasting procedure daarom in strijd met de wet.

43. KPN stelt dat het college veronderstelt dat KPN de betreffende forecast-procedure niet voor haarzelf hanteert en dat deze veronderstelling onjuist is. Het college heeft dat echter niet verondersteld, doch slechts vastgesteld dat er voor de afnemers van retail-huurlijnen geen forecast-procedure geldt.

Andere partijen

44. Ander partijen overschrijven de voorlopige standpunten van het college vrijwel geheel. BT Ignite merkt op in beginsel een forecasting-procedure te onderschrijven, maar dat de thans in het voorstel ILL-RO opgenomen procedure dient te worden verwijderd.

2.12 Vraag 12: internationale ILL’s 45. Zie het gestelde in paragraaf 5.9. 2.13 Vraag 13: overige onderwerpen

Essent

46. Essent stelt dat ook flexibele bandbreedte diensten (bijvoorbeeld met ethernet koppelvlak) in het aanbod dienen te worden opgenomen. Het college beschouwt deze diensten als PVC-diensten. Opname van deze diensten is aan de orde indien KPN voor het leveren van deze diensten geen gebruikmaakt van huurlijnen die ook voor derden beschikbaar zijn. Van dat laatste lijkt inderdaad op dit moment sprake te zijn. Het college verwijst naar het gestelde in paragraaf 5.3 onder G.

2.14 Vraag 14: tarieven

KPN

47. KPN stelt dat het college de tarieven van KPN gewoon op kostenoriëntatie dient te beoordelen. Een squeeze-toets dient geen onderdeel uit te maken van een dergelijke beoordeling, aldus KPN. Enkele regels verder stelt KPN dat indien ILL’s tot KPN portfolio gaan behoren, het college zich dient te

concentreren op dit ILL-aanbod en vervolgens de retail-tarieven vrij dient te laten, rekening houdend met de algemene mededingingsregels waaronder een eventuele squeeze-toets. Het college acht deze

zienswijzen onderling strijdig en derhalve verwarrend.

(13)

49. KPN stelt dat een squeeze-toets de facto tot doel heeft de - inefficiënte - concurrentie het hoofd boven water te houden. Inefficiënte aanbieders horen niet tot de markt toe te treden, aldus KPN.

Naar de mening van het college is dit een onjuiste voorstelling van zaken. Het doel van het ILL-aanbod is juist dat aanbieders op die gebieden kunnen gaan concurreren waar zij efficiënt zijn en daar waar zij dat niet zijn het ILL-aanbod kunnen gebruiken. De squeeze-toets is een controle op de consistentie van de verschillende kostentoerekeningssystemen voor wholesale en retail en dient om te voorkomen dat concurrenten door (te) lage retail-tarieven van KPN alsnog onmogelijk kunnen concurreren.

50. KPN stelt dat het consultatiedocument opmerkelijk met zichzelf in tegenspraak is door enerzijds te constateren dat de retail-tarieven te hoog zijn en anderzijds te constateren dat er concurrentie ontbreekt als gevolg van squeeze. Het college is van mening dat deze stelling hout zou snijden indien er in

combinatie met hoge retail-tarieven sprake was van internationaal gezien lage of gemiddelde wholesale tarieven. Het college wil er echter op wijzen dat er thans nog geen wholesale-tarieven zijn: er is nog geen aanbod van ILL’s. Derhalve is er hier geen sprake van een tegenspraak.

51. KPN stelt dat de verwijzing in het consultatiedocument naar artikel 14 van het BOHT voor het non-discriminatiebeginsel niet juist is. Het college merkt op dat hij heeft verwezen naar met name artikel 14 BOHT omdat KPN thans nog geen ILL-aanbod heeft en artikel 6.5, onder a, Tw

(non-discriminatiebeginsel) dus thans minder praktische betekenis heeft.

52. KPN stelt dat een zelfde product - huurlijn ofwel transparante transmissiecapaciteit tussen twee netwerkaansluitpunten - niet zowel een upstream- als een downstream-markt kan zijn.

Deze stelling is niet juist. Huurlijn is een breed wettelijk begrip dat verschillende varianten kent. Stel er zijn twee huurlijnvarianten X en Y. Indien variant X wordt gebruikt om variant Y mee te maken, dan is Y een downstream-product van X en X een upstream-product van Y. Niet in alle gevallen zal er overigens sprake zij van separate relevante markten. Overigens zijn er vele voorbeelden van upstream- en

downstream-producten die beide vallen onder een breder begrip. Zo is een klant-en-klaar paella-maaltijd een downstream-product van rijst. Echter, zowel rijst als paella vallen onder het bredere begrip ‘voedsel’. 53. In reactie op het voorlopige standpunt van het college dat KPN zijn tarieven dient te ontbundelen in een aantal gespecificeerde componenten, stelt KPN dat een dergelijke operatie niets heeft te maken met ontbundeling. Naar het oordeel van het college volgt de betreffende eis tot ontbundeling uit de

gecombineerde wettelijke eisen voor ontbundeling en transparantie. Doel van ontbundeling is ten eerste dat transparant wordt voor welke dienstelementen men wat betaalt. Met name Colt, Energis, WorldCom, Versatel en BT Ignite hebben in hun reacties duidelijk aangegeven daar behoefte aan te hebben. BT Ignite stelt daarbij een concrete ontbundeling voor die verder gaat dan het voorstel van het college.3 Ten

tweede is de ontbundeling noodzakelijk om een voor iedereen transparante squeeze-toets uit te voeren. 54. Het college heeft in het consultatiedocument gerefereerd aan een rapport van de Yankee-group waarin wordt gesteld dat access-tarieven relatief te hoog zijn ten opzichte van backbone-tarieven. KPN stelt dat het betreffende rapport gaat over “een andere vraag.” Het college begrijpt deze opmerking niet.

(14)

Voor de duidelijkheid vermeldt het college dat zij verwijst naar het gestelde op pagina 8 tot en met 10 van het rapport onder de kop “Local Leased Lines Cost Too Much”.

55. KPN stelt dat het ‘historisch onjuist’ is dat telefonie een downstream-markt is van ILL’s. KPN stelt dat dit ook door geen enkele toezichthouder in Europa zo wordt gezien. Wat betreft dat laatste is het

onduidelijk waar KPN deze uitspraak op baseert. In ieder geval is de uitspraak onjuist. OFTEL bijvoorbeeld, ziet retail telecommunicatiediensten, waaronder telefonie, ook als een downstream-markt voor ‘wholesale

leased lines’. Zie hier voor ‘National leased lines: Effective competition review and policy option, August 2000’ op pagina 2 in figuur 1.

2.15 Vraag 15: geografische differentiatie

56. KPN stelt dat, zeker breedband ILL’s, regionale verschillen in kosten kennen. Landelijke gemiddelde tarieven resulteren volgens KPN in dat geval in verstoring van de make-or-by beslissing en cherry picking. Andere partijen geven in het algemeen aan geografische tariefdifferentiatie niet gewenst te vinden. Een uitzondering daarop is Versatel die een onderscheid tussen randstad en niet-randstad bepleit. BT Ignite stelt dat geografische tariefdifferentiatie KPN in staat stelt aan cherry picking te doen door selectief bepaalde gedetailleerde kostentoerekeningsinformatie te presenteren waar dat KPN goed uit komt. 57. De reactie van BT Ignite suggereert dat KPN thans geen gedetailleerde kosteninformatie verstrekt. Dat is niet juist. Het kostentoerekeningssysteem van KPN is thans in staat tot op gedetailleerd niveau informatie over kosten te produceren en het college maakt daar ook gebruik van. De informatie is echter bedrijfsvertrouwelijk.

58. Tot op heden heeft het college nooit geografisch gedifferentieerde kostenoverzichten gevraagd. Het college ziet wel het gevaar van geografische differentiatie indien de uitkomst van het

toerekeningssysteem moeilijk door het college kan worden gecontroleerd. Er ontstaat dan de

mogelijkheid dat te veel kosten aan niet concurrerende gebieden worden toegerekend. Het college ziet dan ook alleen ruimte voor geografische differentiatie indien de kostenverschillen duidelijk onderbouwd en goed controleerbaar zijn. Dat zou bijvoorbeeld kunnen zijn bij de kosten van het graven van kabels, die met name worden gedreven door de lengte van het kabeltraject en daardoor goed controleerbaar zijn. 2.16 Overige punten

Nieuwe ONP-richtlijnen

59. KPN wijst in zijn reactie op de nieuwe ONP-richtlijnen die binnen afzienbare termijn in de

Nederlandse wet zullen zijn geïmplementeerd. KPN vindt dat de voornemens van het college daarom aan de uitgangspunten van deze nieuwe richtlijnen dienen te worden getoetst. KPN stelt dat het college dit onvoldoende heeft gedaan.

(15)

voldoende is gebeurd. Het falen van de markt is wel degelijk onderzocht in de probleemanalyse. De voorgenomen regulering is gedefinieerd vanuit die probleemanalyse. Daarmee zijn de voorgenomen verplichtingen gebaseerd op een probleem. Het uitgangspunt van minimale regelgeving is uitdrukkelijk door college genoemd en gehanteerd. En tenslotte heeft het college over de voorgenomen regulering marktpartijen geconsulteerd.

(16)

3 Belang van interconnecterende huurlijnen

62. In dit hoofdstuk wordt benadrukt dat het college ten aanzien van ILL’s alleen daar wil ingrijpen waar vrije marktwerking voor onvoldoende alternatief zorgt. Ten tweede worden de resultaten samengevat van de analyse van de mate van concurrentie zoals gemaakt in de AMM-aanwijzingen voor huurlijnen (hierna: AMM 2000-aanwijzing en de AMM 2001-aanwijzing).4 Ten derde wordt een aantal problemen geschetst,

die gerelateerd zijn aan het ontbreken van een goed ILL-aanbod en die goede marktwerking verhinderen. Ten vierde wordt aangegeven hoe een ILL-aanbod deze problemen kan oplossen of verminderen en wat de essentiële kenmerken zijn waaraan een dergelijk aanbod minimaal dient te voldoen. Ten vijfde wordt de aanbeveling van de Europese Commissie ten aanzien van ILL’s aangehaald. Ten zesde wordt ingegaan op de ontwikkelingen ten aanzien van ILL’s in andere EU-lidstaten. Tot slot wordt kort vermeld welke acties tot op heden in Nederland hebben plaatsgevonden.

3.1 Uitgangspunt: alleen regulering waar onvoldoende alternatief

63. In dit hoofdstuk wil het college onder andere vaststellen wat het probleem ten aanzien van het ontbreken van een ILL-aanbod is, en waaruit de behoefte aan ILL’s waarin niet via vrije marktwerking wordt voorzien, bestaat. Deze aanpak vloeit voort uit het uitgangspunt van het college dat regulering uitsluitend wordt toegepast indien vrije marktwerking in onvoldoende alternatief voorziet.

64. In hoofdstuk 4 worden de functionaliteiten van ILL-aanbod nader ingevuld. In de paragrafen die handelen over de te leveren capaciteiten en de netvlakken en locaties waarop wordt geleverd, wordt – gezien dit uitgangspunt - telkens beoordeeld in hoeverre vrije marktwerking voor voldoende alternatief zorgt of zal zorgen in de nabije toekomst.

3.2 De markt

65. Veel partijen hebben in hun reactie op de consultatie aangegeven dat in het consultatiedocument een goede afbakening van de relevante markten ontbrak. Het college is niet bevoegd om een in het kader van interconnecterende huurlijnen de markt nader af te bakenen. KPN is op grond van artikel 6.4 Tw aangewezen als partij met AMM op de gehele huurlijnenmarkt. Op grond daarvan dient zij in beginsel alle type ILL’s op alle netvlakken te leveren. Daarmee laat de Tw geen ruimte voor een nadere

marktafbakening voor interconnecterende huurlijnen. Op grond van het in de voorgaande paragraaf door het college zelf gehanteerde uitgangspunt - “alleen regulering bij onvoldoende alternatief” - acht het college wel een analyse gewenst van de voor ILL’s aanwezige alternatieven. Die analyse kan ook zonder marktafbakening plaatsvinden, door voor alle soorten ILL’s de aanwezige alternatieven te beschouwen. Marktafbakening is slechts een middel om te komen tot een gepaste mate van regulering en geen doel op zich. Een dergelijke analyse van de alternatieven is in het consultatiedocument ook gemaakt. De met

(17)

name door KPN geuite kritiek dat de door het college in het consultatiedocument ingenomen voorlopige standpunten onvoldoende onderbouwd waren door een marktanalyse, onderschrijft het college dan ook niet.

66. Een aantal marktpartijen verwijst in de reacties naar de door OFTEL gehanteerde afbakening van de huurlijnenmarkt en geeft aan die ook van toepassing te achten voor de Nederlandse markt. Hoewel het college niet bevoegd is markt voor huurlijnen in het kader van interconnectie nader af te bakenen, acht hij een aantal begrippen dat voortvloeit uit de door OFTEL onderscheiden markten, wel bruikbaar in het kader van een marktanalyse. OFTEL onderscheidt in haar draft Direction van 17 december 20015 de

volgende huurlijnenmarkten:

a. de nationale markt voor retail huurlijnen van 2 Mbit/s en kleiner, b. de nationale markt voor retail huurlijnen van groter dan 2 Mbit/s, c. de nationale markt voor trunk-segmenten (wholesale),

d. de nationale markt voor terminating-segmenten van 2 Mbit/s en kleiner (wholesale), e. de nationale markt voor terminating-segmenten van groter dan 2 Mbit/s (wholesale). 67. De onderbouwing van OFTEL is gebaseerd op een analyse van de mate van vraag- en

aanbodsubstitutie. Op grond van deze onderbouwing worden datacommunicatiediensten door OFTEL niet tot de bovengenoemde relevante markten gerekend en komt OFTEL tot de conclusie dat er sprake is van een nationale markt.

68. Hoewel het college niet bevoegd is tot een nadere marktafbakening, acht hij het - in het kader van een analyse van de voor elk type ILL aanwezige alternatieven - nuttig om gebruik te maken van het begrip retail- en wholesale-huurlijn en voor wholesale-huurlijnen een onderscheid te maken in trunk-segmenten (hierna: backbone-trunk-segmenten) en terminating-trunk-segmenten (hierna: access-trunk-segmenten).

Wholesale en retail

69. Voor wat betreft het onderscheid in retail en een wholesale huurlijnen wil het college opmerken dat dit onderscheid thans moeilijk zichtbaar is in de vorm van leveringen tussen aanbieders omdat aanbieders sterk vertikaal geïntegreerd zijn. Dat geldt met name voor KPN. De begrippen retail en wholesale kunnen bovendien tot verwarring leiden: omdat KPN thans geen aanbod voor interconnecterende huurlijnen heeft, maken andere aanbieders gebruik van het standaard ‘retail’ aanbod van KPN, terwijl deze huurlijnen in feite wholesale-huurlijnen zijn. Het college hanteert de volgende definities van wholesale en retail. Een wholesale-huurlijn is een huurlijn die gebruikt wordt als input voor het leveren van andere – downstream - telecommunicatiediensten (waaronder retail-huurlijnen) die op retail-niveau worden geleverd aan eindgebruikers.6 Daarbij kan het gaan om interne leveringen of leveringen aan andere

aanbieders. Een retail-huurlijnen is een huurlijn geleverd aan eindgebruikers.

5 OFTEL, Consultation on a draft Direction to resolve a dispute with regards of the provision of Partial Private Circuits - Annex C

market analysis, 17 december 2001.

(18)

Backbone en access

70. Een backbone-segment wordt door OFTEL gedefinieerd als transmissiecapaciteit tussen ‘Tier 1’ locaties vergelijkbaar met RAP-locaties in het netwerk van KPN. Het kan ook gaan om

transmissiecapaciteit tussen locaties van andere aanbieders met een aan RAP vergelijkbaar

netwerkniveau. Een access-segment is capaciteit tussen een klant-locatie en een ‘Tier 1’ locatie. Het betreft hier niet zozeer een technische definitie van een bepaalde netwerkbouwsteen, maar veeleer een definitie die volgt uit een analyse van de mate van concurrentie op verschillende netvlakken. Dit

netwerkniveau vormt thans een breukvlak in de markt: op backbone-segmenten is veel meer concurrentie dan op access-segmenten.

71. Het college is van oordeel dat de scheiding tussen de access- en de backbone in Nederland - evenals in het Verenigd Koninkrijk - is gelegen op het niveau van Regional Access Point (RAP) ofwel het niveau van de Eersteorde VerKeersCentrale (EVKC) indien het gaat om het netwerk van KPN. Bij andere

aanbieders gaat het om een vergelijkbaar niveau: dat wil zeggen het niveau van knooppuntlocaties. Een access-segment en een access-netwerk is dus iets anders is dan het aansluitnetwerk. De term

aansluitnetwerk wordt gebruikt voor de infrastructuur tussen een nummercentrale van KPN en de klant (het aansluitpunt). Access is dus een breder begrip, dat mede aansluitnetwerken omvat. Een en ander is weergegeven in Figuur 1. backbone nummer centrale aansluit punt

volledige huurlijn (end-to-end huurlijn)

aansluitnetwerk aansluitnetwerk acces acces

nummer

centrale aansluitpunt

RAP RAP

evkc evkc

A B

backbone

Figuur 1. Verschil tussen aansluitnetwerk en access-netwerk

3.3 AMM-marktanalyse

(19)

markt Analoog < 2 Mbit/s 2 Mbit/s > 2 Mbit/s PVC7 Voorbeelden van belangrijke huurlijntypen in de markt Analoog: M.1020, M.1025, M.1030, M.1040 Digitaal: 64 kbit/s n x 64 kbit/s 2 Mbit/s gestructureerd en niet-gestructureerd 34 Mbit/s 155 Mbit/s 622 Mbit/s 2,5 Gbit/s ATM (productnaam: FlexiStream) Frame relay X.25

Marktaandeel KPN in 2001 Q1 (in percentage van de omzet van de totale markt)

Nationaal 100 % > 95% 65 – 75 % 15 – 25 % 70 – 80 %

Internationaal 100 % 75 – 85 % 65 – 75 % 15 – 25 %

-Partij met AMM artikel 6.4 Tw

Nationaal + Intern. KPN

Partij met AMM artikel 7.2 Tw

Nationaal KPN KPN KPN geen KPN

Internationaal KPN KPN KPN geen n.v.t.8

Tabel 1. Markten met enkele belangrijke marktgegevens (bron: AMM 2001-aanwijzing)

73. De volgende tekst - afkomstig uit de AMM 2000-aanwijzing - is een toelichting op de cijfers uit Tabel 1. “Uit het bovenstaande [de tabel] blijkt dat de concurrentie sterker is in de categorieën [markten] met hogere capaciteit, hetgeen als volgt kan worden verklaard. De concurrentie ontwikkelt zich met name in gebieden met een grote dichtheid aan (potentiële) gebruikers. Dit komt ten eerste doordat nieuwe aanbieders starten met de bouw van netwerken in stedelijke gebieden waar de meeste potentiële gebruikers aanwezig zijn en allereerst de gebruikers met vraag naar hoge capaciteitshuurlijnen

aansluiten. Immers, deze gebruikers genereren de meeste omzet en bij deze gebruikers zal dus de voor de aansluiting nodige hoge investering als eerste worden terugverdiend. Ten tweede is de vraag naar huurlijnen met een hoge capaciteit met name geconcentreerd in die stedelijke gebieden. Immers, deze hoge capaciteiten worden met name gebruikt door grote vestigingen van grote bedrijven, die zich vrijwel altijd in deze stedelijke gebieden bevinden.”

3.4 Problemen in relatie tot gebrek aan een goed ILL-aanbod

74. Indien telecommunicatieaanbieders huurlijnen - of downstream-diensten daarvan - willen aanbieden aan afnemers, is het grootste probleem waarvoor zij zich gesteld zien het aansluiten van de afnemer. Met andere woorden: de last mile(s) naar de afnemers ook wel de access genoemd. Immers, de aanleg van telecommunicatienetwerken vraagt in het algemeen aanzienlijke investeringen, maar de investeringen voor de access zijn veruit het grootst. Nergens is schaalgrootte dan ook zo belangrijk als voor access.

7 PVC staat voor Permanent Virtual Circuit, ofwel een huurlijn met flexibele capaciteit (andere markten bevatten huurlijnen met een vaste capaciteit).

(20)

75. Door de cruciale rol van schaalgrootte in access-netwerken, zal er altijd slechts een beperkt aantal aanbieders actief zijn in deze markt. In Nederland is KPN op deze markt dominant. De AMM 2000-aanwijzing vermeldt onder ‘toegang tot eindgebruikers’ het volgende:

76. “KPN bezit van oudsher infrastructuur die zeer fijn is vertakt, dat wil zeggen: een nagenoeg complete geografische dekking heeft. Door deze hoge dekkingsgraad kan KPN met relatief beperkte aansluitkosten overal in Nederland huurlijnen leveren. Voor de levering van huurlijnen tot en met 2 Mbit/s kan KPN aan vrijwel elke vraag voldoen door gebruik te maken van bestaande koperkabel naar eindgebruikers. Voor de levering van hogere bandbreedten kan KPN gebruikmaken van een uitgebreid glasvezelnetwerk en in ongeveer 30 grote steden in Nederland gebruikmaken van zijn CityRing-infrastructuur. KPN’s

glasvezelkabels liggen tot dichtbij de meeste potentiële grote eindgebruikers. Voor de andere aanbieders van huurlijnen, ook die met een landelijk aanbod, geldt dit niet. Deze aanbieders hebben een

infrastructuur die veel minder vertakt is, waardoor de afstand van het bestaande netwerk tot potentiële eindgebruikers in het algemeen veel groter is. Daarmee zijn de kosten voor het aansluiten van nieuwe klanten in het algemeen veel groter. Natuurlijk zijn de integrale kosten van het fijnvertakte netwerk van KPN hoog, maar door schaalvoordelen zijn de kosten per huurlijn bij KPN lager dan bij concurrenten. Wat betreft toegang tot eindgebruikers verkeert KPN dan ook in een veel betere positie dan haar

concurrenten.”

77. Geen enkele andere aanbieder in Nederland heeft een access-netwerk welke dat van KPN wat betreft vertakking - ofwel dekkingsgraad - benadert. Weliswaar blijkt uit de cijfers van Tabel 1 dat er alternatief aanbod is, maar dat aanbod is sterk geconcentreerd op bepaalde capaciteiten en bepaalde geografische gebieden. Voor grote delen van de markt is er geen alternatief aanbod. Met name afnemers die behoefte hebben aan meerdere huurlijnen verspreid over heel Nederland, zijn daardoor aangewezen op KPN. Dit geldt zelfs voor het aanbod op de markt van huurlijnen van groter dan 2 Mbit/s. Hoewel KPN op deze markt een marktaandeel van kleiner dan 25% heeft en daarom op deze markt niet is aangewezen als aanbieder met AMM, wordt het college er regelmatig door partijen op gewezen dat buiten grootstedelijke gebieden KPN ook voor huurlijnen groter dan 2 Mbit/s nog steeds de enige aanbieder is.

78. Gelet op het voorgaande is het voor aanbieders vaak noodzakelijk gebruik te maken van het access-netwerk van KPN. Het gebruik van dit access-access-netwerk kan via huurlijnen of in bepaalde gevallen via MDF-access.9 MDF-access biedt vaak onvoldoende mogelijkheden en vormt hier slecht in een beperkt aantal

gevallen een redelijk alternatief. Problemen zijn hier onder andere: het inherent lage

interconnectieniveau in het netwerk van KPN waardoor interconnectie op veel locaties noodzakelijk is, de beperkte capaciteit en de noodzaak voor collocatie.

79. Het probleem van access via het standaard huurlijnenaanbod van KPN, is dat dit aanbod niet is afgestemd op dit soort gebruik. Wat KPN standaard levert, is een verbinding van rand naar rand. Een aanbieder die access wil inkopen van KPN, heeft slechts een halve standaard huurlijn nodig van de kern

(21)

van het transmissienetwerk van KPN naar de rand van dit netwerk waar de afnemer die hij wil aansluiten, zich bevindt. Het verschil tussen beide huurlijnen is schematisch weergegeven in Figuur 2.

access kern afnemer afnemer aanbieder aanbieder KPN transmissienetwerk aanbieder aanbieder afnemer afnemer gewenste aanbod standaard huurlijnen-aanbod rand

Figuur 2. Verschil tussen gewenste (ILL)aanbod en bestaande standaard huurlijnenaanbod

80. Doordat een verbinding van rand naar rand tweemaal het access-netwerk doorkruist, is deze

verbinding duurder dan de door de afnemer gewenste huurlijn. Het is voor aanbieders die gebruik maken van huurlijnen van KPN, dan ook niet of nauwelijks mogelijk te concurreren met het huurlijnen- en downstream-aanbod van KPN. Figuur 3 vergelijkt het traject van een huurlijn aangeboden door KPN en een huurlijn aangeboden door een andere aanbieder die voor beide aansluitpunten van de huurlijn gebruikmaakt van standaard huurlijnen van KPN voor de access naar de klant. De huurlijn van KPN passeert tweemaal het netwerk van KPN, terwijl de huurlijn van de andere aanbieder het access-netwerk van KPN viermaal passeert.

access kern afnemer afnemer POP-aanbieder POP-aanbieder KPN transmissienetwerk POP-aanbieder POP-aanbieder afnemer afnemer rand 2 2 1 1 1 1 2 2 33 4 4 traject huurlijn KPN

traject huurlijn andere aanbieder

(22)

81. Het standaard huurlijnenaanbod van KPN kent weliswaar mogelijkheden voor andere aanbieders om efficiënter op het transmissienetwerk van KPN aan te sluiten dan gebruikelijk voor kleinere afnemers. Het gaat hier om glasvezelkoppelingen. Echter dit kostenvoordeel wordt door KPN niet tot uitdrukking gebracht in navenant lagere tarieven. Immers, de tarieven van dit soort koppelingen zijn niet wezenlijk verschillend van de tarieven van standaard koppelingen en daarmee blijft het tarief toch gebaseerd op het tweemaal passeren van het access-netwerk.

82. Het gevolg van hetgeen in het voorgaande van deze paragraaf is bespoken, is dat aanbieders die gebruikmaken van huurlijnen van KPN niet of nauwelijks kunnen concurreren met KPN op huurlijnen en downstream-diensten. Door de tariefstructuur is in feite sprake van squeeze, met andere woorden: een negatieve of te kleine marge tussen enerzijds de tarieven voor huurlijnen en downstream-diensten die KPN in rekening brengt bij zijn eindgebruikers en anderzijds de tarieven die KPN in rekening brengt aan andere aanbieders voor het gebruik van huurlijnen voor access.

83. Omdat KPN dominant is op de markt van access-netwerken en aanbieders die gebruikmaken van dat access-netwerk door de huidige huurlijntariefstructuur niet kunnen concurreren met KPN, wordt de ontwikkeling van concurrentie op de markt van huurlijnen en downstream-diensten gehinderd.

84. Een indicatie dat er onvoldoende concurrentie op de markt van huurlijnen is, zijn de in verhouding met andere EU-lidstaten hoge tarieven van KPN voor de belangrijkste categorieën huurlijnen, namelijk die voor nationale huurlijnen van 64 kbit/s tot en met 2 Mbit/s.10 Een dergelijke situatie kan niet worden

verklaard uit de specifieke Nederlandse geografische omstandigheden of de specifieke eigenschappen van de vraag in Nederland. In tegendeel, de omstandigheden lijken in het sterk verstedelijkte Nederland relatief gunstig. De situatie is des schrijnender indien beseft wordt dat de gemiddelde tarieven in de EU, bovendien substantieel hoger zijn dan huurlijntarieven in de VS.11

3.5 Oplossing: een goed ILL-aanbod

85. In de voorgaande paragraaf is aangeven dat het probleem - in ieder geval voor een deel - wordt veroorzaakt door het structurele verschil tussen wat aanbieders nodig hebben en wat KPN aanbiedt (zie Figuur 2). De oplossing lijkt dan ook dat KPN een dienst gaat leveren, die aansluit op de marktbehoefte aan access-diensten. Deze dienst is in feite een halve huurlijn van de backbone van het

transmissienetwerk van KPN naar de rand van dit netwerk waar de klant die de aanbieder wil aansluiten, zich bevindt.

10 Zie hiervoor onder andere: Europese Commissie, Seventh Report on the Implementation of the

Telecommunications Regulatory Package (ANNEX 1, page 37 – 44), COM(2001) 706, 26 november 2001; Verdonck,

Klooster & Associates B.V. and de Yankee Group Europe Telecommunications infrastructure and services in the

Netherlands (www.minvenw.nl/dgtp), 7 december 2000.

11 Zie hiervoor: OECD-rapport Building infrastructure capacity for electronic commerce – leased line developments

(23)

86. Omdat het geconstateerde marktfalen zowel betrekking heeft op huurlijnen als daarop gestoelde downstream-diensten, dienen deze halve huurlijnen voor ieder mogelijke dienst te kunnen worden gebruikt. Met andere woorden: een denkbare beperking dat de halve huurlijn alleen mag worden gebruikt om huurlijnen aan derden te leveren, is uit het oogpunt van het stimuleren van marktwerking niet gewenst. Immers, dergelijke beperkingen, die later in dit oordeel vaak worden aangeduid als gebruiksrestricties, beperken de positieve effecten van halve huurlijnen op de ontwikkeling van concurrentie tot uitsluitend de markt voor huurlijnen. Deze positieve effecten blijven in dat geval in downstream-markten achterwege.

87. Een bijzonder geval is de situatie waarin een aanbieder met de halve huurlijn niet direct een klant wil aansluiten maar een basisstation van zijn eigen netwerk voor draadloze diensten. Hoewel in dit geval geen sprake is van het rechtstreeks aansluiten van een klantlocatie, is de situatie en problematiek verder identiek. Immers, het gaat om transmissiecapaciteit in het access-netwerk, waarin overwegend wordt voorzien door huurlijnen van KPN. Het basisstation fungeert als een tussenschakel in een access-netwerk, dat in transmissiecapaciteit voorziet tussen een draadloze gebruiker en de kern van het netwerk waarmee de draadloze diensten worden geleverd. Ook in dit geval is sprake van een access-netwerk waarbij er onvoldoende alternatieven zijn voor het gebruik van halve huurlijnen van KPN. En daarom is ook aan het aansluiten van dergelijke access-locaties met halve huurlijnen is daarom behoefte.

88. Versatel heeft in zijn reactie gewezen op een tweede bijzonder geval, zijnde de een huurlijn tussen een RAP en LAP-niveau. Ook in dit geval gaat een om een ontbundelde huurlijn binnen het access-netwerk. Hoewel deze huurlijn niet tot de rand van het netwerk loopt is de problematiek ook hier identiek. Het gaat ook hier om transmissiecapaciteit in een access-netwerk waarbij er onvoldoende alternatieven zijn voor het gebruik van halve huurlijnen van KPN.

89. Halve huurlijnen zijn een middel om de marktwerking op de markt voor huurlijnen en downstream-diensten te stimuleren. Daarom is het college van oordeel dat het aanbod van interconnecterende huurlijnen (ILL-aanbod) zou moeten bestaan uit de bovengenoemde halve huurlijnen. Immers, dit is een invulling van ILL die uit het oogpunt van het stimuleren van marktwerking het meest zinvol is. In plaats van halve huurlijnen kan ook worden gesproken van de ontbundeling van de huurlijnendienst. Immers, bij ontbundeling gaat het erom dat alleen wordt betaald voor wat men nodig heeft. In dit geval is dat een halve huurlijn.

Behoefte van de markt: halve huurlijnen

(24)

3.6 Aanbeveling van de Europese Commissie

90. In november 1999 heeft de Europese Commissie (hierna: de Commissie) een aanbeveling

gepubliceerd ten aanzien van ILL’s.12 In deze aanbeveling constateert de Commissie dat de tarieven van

huurlijnen hoog zijn, dat dit nadelig is voor de concurrentiekracht van Europa en dat deze hoge tarieven daarom een belangrijk probleem vormen. De Commissie constateert dat ILL’s een belangrijk middel zijn om de concurrentie in de markt te vergroten en daarmee de tarieven te doen dalen. In deze aanbeveling geeft de Commissie plafonds waaronder de tarieven voor ILL’s zich in beginsel zouden moeten bevinden. Deze aanbeveling onderstreept het belang dat de Commissie hecht aan ILL’s.

3.7 Ontwikkelingen in andere EU-lidstaten

91. Met name naar aanleiding van de aanbeveling van de Commissie zijn in veel lidstaten ILL-aanbiedingen geïntroduceerd. Tabel 2 geeft een kort overzicht van de het aanbod van ILL’s in andere lidstaten. In de tabel zijn de enkele van de meest belangrijke aspecten van het ILL-aanbod vermeld. Dit zijn: eventuele restricties ten aanzien van het gebruik, de capaciteiten die worden geleverd, de

netvlakken waarop de ILL’s worden aangeboden en de locaties de ILL’s worden aangeboden – te weten alleen op de locatie van de interconnectie leverende aanbieder (incumbent-locatie) of ook op de locatie van de interconnectie vragende aanbieder (Telco-locatie).

12 Commission Recommendation, ‘On Leased lines interconnection pricing in a liberalised telecommunications

(25)

Land ILL-aanbod

Gebruiks-restricties

Capaciteiten Netvlakken Locaties

België13 ja nee 64kbit/s, nx64kbit/s, 2Mbit/s,

34Mbit/s

LAP, RAP, NAP Zowel op incumbent-locatie als OLO-locatie

Denemarken14 ja nee 64kbit/s, nx64kbit/s, 2Mbit/s,

34/45Mbit/s, 155Mbit/s

LAP, RAP, NAP Zowel op incumbent-locatie als OLO-locatie als tussen klantlocaties

Italië 15 ja onbekend 64kbit/s, 2Mbit/s, 34Mbit/s LAP onbekend

Frankrijk16 ja onbekend 64kbit/s, 2Mbit/s, 34Mbit/s LAP, RAP Zowel op incumbent-locatie als

OLO-locatie

UK17 ja nee 64kbit/s, nx64kbit/s, 2Mbit/s,

34/45Mbit/s, 155Mbit/s, 622 Mbit/s

LAP, RAP Zowel op incumbent-locatie als OLO-locatie

Nederland (zie alinea 92)

ja nee 64kbit/s, nx64kbit/s, 2Mbit/s, 34/45Mbit/s, 155Mbit/s

LAP, RAP Zowel op incumbent-locatie als OLO-locatie

Tabel 2. ILL-aanbod in andere lidstaten

92. In de laatste rij van de tabel is – vooruitlopend op het vervolg van dit oordeel – aangegeven wat het oordeel van het college ten aanzien van deze aspecten is.

13 Zie ‘Belgacom’s Reference Interconnect Offer’, BROI 2001, hoofdstuk 13.

14 Zie ‘TDC Tele Danmark A/S Standard Agreement on Transmission services’, november 2000.

15 Zie BT Iginite’s reactie op OPTA consultatie tariefregulering huurlijnen, september 2001 (www.opta.nl) – hoofdstuk 4.

16 Ibid.

(26)

4 ILL’s in relatie tot het wettelijk kader

93. De conclusie van het voorgaande hoofdstuk is dat het uit het oogpunt van marktwerking noodzakelijk is dat er een goed ILL-aanbod van KPN komt en waaruit dit aanbod zou moeten bestaan. In het

onderhavige hoofdstuk zal worden onderzocht in hoeverre KPN ook wettelijk verplicht is een dergelijk aanbod te leveren.

4.1 Interconnectie-richtlijn en Telecommunicatiewet

94. Bij ILL’s gaat het om het koppelen van de netwerken van verschillende aanbieders. De relevante Europese richtlijn is in dit kader de Interconnectie-richtlijn.18 De Interconnectie-richtlijn is met name

geïmplementeerd in hoofdstuk 6 van de Tw. Artikel 6.1, lid 1, Tw zegt over interconnectie: “Aanbieders

van openbare telecommunicatienetwerken en openbare telecommunicatiediensten in Nederland, die daarbij de toegang tot netwerkaansluitpunten van eindgebruikers controleren, dragen zorg voor de interconnectie van de betrokken telecommunicatienetwerken teneinde te verzekeren dat de daarop aangesloten gebruikers over en weer met elkaar kunnen communiceren.” In de Tw is geen definitie van

interconnectie opgenomen. Deze definitie is wel gegeven in de Interconnectie-richtlijn. Definitie: Interconnectie

(Interconnectie-richtlijn, artikel 2, lid 1, onder a).

“Het fysiek en logisch verbinden van telecommunicatienetwerken die door dezelfde of een andere organisatie worden gebruikt om het de gebruikers van een organisatie mogelijk te maken te

communiceren met die van dezelfde of van een andere organisatie of toegang te hebben tot diensten die door een andere organisatie worden verstrekt. Diensten kunnen worden verstrekt door de betrokken partijen of andere partijen die toegang hebben tot het netwerk.“

95. Kern van deze definitie is dat het gaat om het verbinden van netwerken teneinde te communiceren of toegang te krijgen tot diensten. Relevant is dat deze definitie breed en algemeen is gesteld; er worden bijvoorbeeld geen eisen gesteld aan de aard van de communicatie en diensten die met de interconnectie toegankelijk worden.

96. De wettelijke definitie van huurlijn is gegeven in artikel 1.1, onder i, van de Tw:

“Aan het publiek ter beschikking stellen van transparante transmissiecapaciteit tussen twee

netwerkaansluitpunten van een telecommunicatienetwerk, zonder routeringsfuncties waarover gebruikers kunnen beschikken als onderdeel van de geleverde huurlijn.” Relevant in dit kader is dat huurlijnen telecommunicatiediensten zijn, die worden geleverd over een netwerk. Indien twee (halve) huurlijnen aan elkaar worden gekoppeld, worden er dus twee netwerken met elkaar gekoppeld.

(27)

97. Naar het oordeel van het college voldoet de in het voorgaande hoofdstuk gedefinieerde halve huurlijnen aan de definitie van interconnectie. Immers, met het leveren van de halve huurlijn worden netwerken gekoppeld teneinde te kunnen communiceren of toegang tot diensten te kunnen leveren. Verder bepaalt artikel 6.1, lid 5, Tw uitdrukkelijk dat interconnectie ook van toepassing is op huurlijnen. 98. Ook in het speciale geval, waarin de halve huurlijn fungeert als een koppeling tussen twee delen van hetzelfde netwerk van een aanbieder, wordt aan de definitie voldaan. Immers, het netwerk van de aanbieder die ILL’s afneemt wordt gekoppeld aan het netwerk van KPN teneinde openbare diensten te leveren en/of gebruikers te laten communiceren. Dit speciale geval doet zich bijvoorbeeld voor indien een aanbieder van draadloze diensten zijn basisstations met halve huurlijnen aansluit op zijn backbone-netwerk.

99. Voor de duidelijkheid wordt hier benadrukt dat er sprake dient te zijn van het koppelen van netwerken van aanbieders. Hierdoor dient ten minste één van beide uiteinden van een individuele ILL zich altijd in een koppellocatie te bevinden, te weten een locatie van KPN of van de om interconnectie vragende aanbieder. Dit sluit dus het gebruik uit waarbij beide uiteinden van de ILL zich in een klantlocatie bevinden, de zogenaamde doorverkoop (reselling).

4.2 AMM-aanwijzingen

100. Op grond van artikel 6.4 en artikel 7.2 van de Tw is KPN door het college aangewezen als aanbieder met aanmerkelijke macht op de markt voor huurlijnen.19 Met de aanwijzing op grond van artikel 6.4

(hierna: de AMM-aanwijzing) van de Tw worden de verplichtingen ten aanzien van de levering van ILL’s van toepassing. Met de aanwijzing op grond van artikel 7.2 van de Tw worden de verplichtingen van het Besluit ONP Huurlijnen en Telefonie (hierna: BOHT) met betrekking tot huurlijnen van toepassing. Naar aanleiding van een bezwaar en beroep van KPN20 is zij bij de aanwijzing op grond van artikel 7.2 van de

Tw niet langer aangewezen op de markt van huurlijnen groter dan 2 Mbit/s. De bepalingen van het BOHT zijn daarmee van toepassing op door KPN geleverde huurlijnen met een capaciteit tot en met 2 Mbit/s en zogenaamde PVC’s.21

19 Zie voetnoot 4.

20 Tegen de aanwijzing op grond van artikel 7.2 heeft KPN een bezwaarschrift ingediend bij het college en een voorlopige voorziening aangevraagd bij de Rechtbank te Rotterdam. KPN maakte daarbij bezwaar tegen het feit dat zij mede werd aangewezen op de markt voor huurlijnen groter dan 2 Mbit/s. De Rechtbank te Rotterdam heeft het verzoek om een voorlopige voorziening op 31 januari 2001 toegewezen (VTELEC00/2638–SIMO). Het college heeft in zijn besluit van 26 maart 2001 (OPTA/JUZ/2001/200653) de aanwijzing op grond van artikel 7.2 van de Tw

(28)

4.3 Interconnectieverplichtingen

101. Ten aanzien van de interconnectie van huurlijnen worden voor een aanbieder met AMM in hoofdstuk 6 van de Tw de volgende regels gesteld:

a. een plicht tot interconnectie tegen non-discriminatoire voorwaarden (artikel 6.5, onder a en b, Tw),

b. een plicht tot het op aanvraag verstrekken van alle met betrekking tot interconnectie benodigde informatie (artikel 6.5, onder c, Tw),

c. een plicht de verstrekte informatie uitsluitend voor het doel waarvoor deze werd verstrekt te gebruiken (artikel 6.5, onder d, Tw),

d. de plicht tot het aanbieden van transparante en kostengeoriënteerde interconnectietarieven (artikel 6.6, lid 1, Tw),

e. de plicht tot het aanbieden van voldoende uitgesplitste (ontbundelde) interconnectietarieven (artikel 6.6, lid 2. Tw),

f. de plicht tot het opstellen van een door het college goedgekeurd kostentoerekeningssysteem (artikel 6.6, lid 3, Tw),

g. de plicht tot het bekendmaken van een referentie-interconnectie-aanbieding (artikel 6.7, Tw), h. de plicht tot het voeren van een gescheiden boekhouding voor de activiteiten in verband met

interconnectie en overige activiteiten (artikel 6.8, Tw),

i. de plicht tot het voldoen aan alle redelijke verzoeken tot bijzondere toegang (artikel 6.9, Tw).

Adequate en efficiënte interconnectie

102. De wetgever heeft ten aanzien van artikel 6.1, eerste lid, Tw onder meer het volgende overwogen: “(…) partijen in algemene zin verplichtingen hebben om interconnectie, dat wil zeggen fysieke en logische koppeling, van netwerken tot stand te brengen. Het gaat er daarbij om dat in een telecommunicatiemarkt waarin op alle onderdelen concurrentie toegestaan is over en weer een naadloze communicatie mogelijk blijft tussen de gebruikers van verschillende netwerken

(interoperabiliteit). (…) Interconnectie van die netwerken is van groot belang. Het doel daarvan is om ook bij een ensemble van netwerken te bewerkstelligen dat er op een efficiënte manier

onderlinge communicatie tussen de eindgebruikers van de verschillende openbare telecommunicatienetwerken en openbare telecommunicatiediensten mogelijk blijft”.22

“Doordat interoperabiliteit tussen netwerken wordt gewaarborgd, wordt concurrentie tussen

aanbieders van netwerken en aanbieders van diensten mogelijk. Immers, indien een nieuwe toetreder geen verbinding kan aanbieden met de abonnees van [KPN] of van andere aanbieders, zal hij geen klanten kunnen werven. Aanbieders van telecommunicatiediensten dienen dus toegang te krijgen tot elkaars netwerken en diensten zodat de concurrentie zijn werk kan doen en in de markt een goede prijs-kwaliteitverhouding van telecommunicatiediensten kan worden bereikt”.23

(29)

“Interconnectie en bijzondere toegang zijn twee belangrijke onderwerpen voor de ontwikkeling van de telecommunicatiemarkt in Nederland. Interoperabiliteit, concurrentie, innovatie en de

beschikbaarheid van telecommunicatiediensten tegen een aantrekkelijke prijs zijn ontwikkelingen die door een adequate en efficiënte interconnectie en bijzondere toegang worden gefaciliteerd”.24

103. Deze overwegingen van de wetgever kunnen worden bezien in het kader van overweging 12 van de Interconnectierichtlijn (97/33/EG). Daarin wordt overwogen:

“dat de nationale regelgevende instanties een belangrijke rol te vervullen hebben bij het bevorderen van de ontwikkeling van een door concurrentie gekenmerkte markt in het belang van de gebruikers in de Gemeenschap en bij het garanderen van adequate interconnectie van netwerken en

interoperabiliteit van de diensten; dat adequate interconnectie rekening houdt met de verzoeken van de exploitant die interconnectie wenst, met name voor wat betreft de meest passende

interconnectiepunten, waarbij elke exploitant verantwoordelijk is voor de aansluiting en de vaststelling van de kosten die door elke exploitant moeten worden gedragen tot aan het interconnectiepunt”.

104. Uit de aangehaalde overwegingen van de Europese en Nederlandse wetgever volgt dat adequate en efficiënte interconnectie noodzakelijk wordt geacht met het oog op de ontwikkeling van concurrentie en de daarvoor benodigde interoperabiliteit. De aanbieders bedoeld in artikel 6.1, eerste lid, Tw dienen derhalve zorg te dragen voor adequate en efficiënte interconnectie, waarbij rekening wordt gehouden met de verzoeken van de aanbieder die interconnectie wenst.

4.4 Richtsnoeren interconnectie

105. In het kader van de definitie van ILL’s zijn tevens de richtsnoeren interconnectie25 van belang.

Onder het kopje ‘typen koppelingen’ wordt ingegaan op de koppelingen ten behoeve van de levering van huurlijnen. De richtsnoeren stellen:

“De koppeling van infrastructuren ten behoeve van de levering van huurlijnen is erop gericht de levering van transmissiecapaciteit aan derden tussen aansluitpunten in verschillende netten mogelijk te maken. Deze koppeling heeft dus geen betrekking tussen aansluitpunten die beginnen en eindigen in hetzelfde net en waarbij een infrastructuur vergunninghouder of concessiehouder het tussenliggende deel verzorgt. In fysieke zin kan het toegangspunt van de interconnectie vragende partij worden verbonden met, bijvoorbeeld, de hoofdverdeler. Desverzocht kan de concessiehouder de verbinding naar deze koppelpunten aanleggen. De infrastructuurvergunninghouder kan er ook voor kiezen deze zelf aan te leggen.”

24 Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 533, nr. 3, p. 31.

(30)

106. Doel van deze tekst was om aan te geven dat ILL’s zijn bedoeld als access-verbinding en niet als backbone-verbinding. De formulering kan echter worden uitgelegd als waren ILL’s uitsluitend bedoeld voor de levering van end-to-end huurlijnen aan derden. Zoals is vastgesteld in paragraaf 4.1 is deze invulling te beperkt. Uit de richtsnoeren blijkt ook niet wat het doel van een dergelijke beperking zou zijn.

(31)

5 Beoordeling van het aanbod (non-tarief deel)

5.1 KPN reference offer

108. Op 8 augustus 2001 heeft KPN een ILL-aanbod aan het college aangeboden.26 In dit oordeel wordt

versie 0.4 van het aanbod beoordeelt. Het aanbod zal verder worden aangeduid als ILL-RO. ILL-RO bestaat uit de volgende delen voor nationale ILL’s:

- Raamovereenkomst

- Service Description (annex 1) - Technical Manual (annex 2)

- Operations and Maintenance Manual (O&MM) (annex 3)

- Billing Manual (annex 4) - Definitions (annex 5)

- Parameter Schedule (annex 7) - Version Control Document

Het Tariff Schedule (annex 6) ontbreekt nog. KPN heeft wel een tariefvoorstel bij het college ingediend. Het college heeft KPN in november 2001 gevraagd de voorgestelde tarieven als concept Tariff Schedule op haar website bekend te maken. Het tariefvoorstel van KPN is opgenomen in hoofdstuk Fout!

Verwijzingsbron niet gevonden.. En voor internationale ILL’s:

- KPN International Interconnecting Leased Lines 5.2 Gebruiksrestricties

109. Eventuele restricties ten aanzien van het gebruik van de ILL zijn reeds aan de orde geweest in hoofdstuk 2 en 4 van dit oordeel. Op grond van het daarin gestelde ziet het college niet in waaruit gebruiksrestricties redelijkerwijs zouden volgen. Naar het oordeel van het college dienen ILL’s daarom zonder restricties te kunnen worden gebruikt. Dit betekent dat alle gebruiksrestricties zoals opgenomen in het voorstel ILL-RO, dienen te worden verwijderd. De noodzakelijke aanpassingen zijn aangegeven in hoofdstuk 11 met de markering gebruiksrestricties.

110. Op het bovenstaande is één uitzondering. De definitie van interconnectie vereist dat er bij interconnectie sprake is van het koppelen van de netwerken van aanbieders van openbare

telecommunicatienetwerken en diensten. Dat betekent dat minimaal één van de uiteinden van de ILL zich in locatie van KPN of een andere aanbieder dient te bevinden. Dit sluit uit het gebruik waarbij sprake is van twee eindgebruikerlocaties aan beide uiteinde van de ILL (reselling). KPN mag bepalingen opnemen om dat te voorkomen.

(32)

5.3 Capaciteiten en netvlakken

111. Uitgaande van in het paragraaf 3.1 geformuleerde uitgangspunt ‘alleen reguleren waar er sprake is van onvoldoende alternatief’, is het de vraag of ILL’s voor alle capaciteiten dienen te worden aangeboden en op welke netvlakken dat dient te gebeuren. Beide aspecten worden in één paragraaf behandeld omdat deze aspecten afhankelijk zijn van elkaar.

Capaciteiten

112. De capaciteit van een huurlijn bepaalt de datahoeveelheid die per seconde over de huurlijn kan worden getransporteerd. Voor digitale huurlijnen wordt dit aangegeven in kilobit per seconde (kbit/s) of Megabit per seconde (Mbit/s of Mb). In Tabel 3 is aangegeven hoe de capaciteiten in dit

consultatiedocument zijn gecategoriseerd.

Capaciteiten Opmerking

analoog

-64 kbit/s

-nx64 kbit/s n is een veelvoud van 1 (in het retail-aanbod van KPN heeft n de volgende waarden: 2, 3, 4, 6, 8) 2 Mbit/s gestructureerd Ook wel channelized 2 Mbit/s genoemd. In deze verbinding is de 2 Mbit/s voorzien van een

structuur van 64 kbit/s kanalen

2 Mbit/s niet-gestructureerd Ook wel clear channel of transparant genoemd

> 2Mbit/s Alle typen met een capaciteit groter dan 2 Mbit/s. Bijvoorbeeld: 34 Mbit/s, 45 Mbit/s, 140, Mbit/s, 155 Mbit/s

Tabel 3. De verschillende capaciteiten.

Netvlakken

(33)

Netvlak Omschrijving

NAP (National Access Point) Point of Connection27 (hierna: POC) op nationaal niveau, ofwel de ILL passeert ten minste

twee RAP’s

RAP (Regional Access Point) POC op regionaal niveau, ofwel het niveau van de Eerste Orde VerkeersCentrale (EVKC).28

Het gaat bij ILL’s niet altijd om dezelfde locaties als de EVKC’s van het telefonienetwerk. KPN spreekt over zogenaamde Cluster Punten (CP) die grotendeels – maar niet geheel – overlappen met de EVKC’s.

LAP (Local Access Point) POC op lokaal niveau, ofwel het niveau van de Nummercentrale29 (NRC).

rand De rand van het netwerk waar een aan te sluiten locatie (niet-KPN-locatie) zich bevindt. Tabel 4. De drie verschillende netvlakken en rand van het netwerk.

Criteria

114. Ten aanzien van de vraag welke capaciteiten op welke netvlakken dienen te worden aangeboden, lijken naar het voorlopig oordeel van het college drie vragen van belang. Ten eerste: voor welke capaciteiten en netvlakken heeft KPN aanmerkelijk macht op de relevante markt en zijn er onvoldoende alternatieven voorhanden? Ten tweede: kan de levering in het licht van de middelen die bij KPN beschikbaar zijn redelijkerwijs worden verlangd? Ten derde: aan welke capaciteiten en op welke netvlakken bestaat bij aanbieders behoefte aan ILL’s? Indien er voor bepaalde capaciteiten en op

bepaalde netvlakken geen behoefte is, dan hoeft deze ILL-dienst vooralsnog niet te worden aangeboden. 115. In de navolgende alinea’s van deze paragraaf zal van verschillende combinaties van capaciteiten en netvlakken van ILL’s worden beoordeeld of een aanbod noodzakelijk is. In Tabel 5 zijn de verschillende combinaties weergegeven. Naar aanleiding van de reactie van Versatel is ook het traject RAP-LAP in beschouwing genomen.

Capaciteit Netvlak/traject

analoog 64 kbit/s nx64kbit/s 2 Mbit/s gestructureerd

2 Mbit/s

niet-gestructureerd

> 2Mbit/s PVC

Relatie tabel 1 < 2 Mbit/s 2 Mbit/s > 2 Mbit/s PVC

NAP - rand A, B B B B B B B, G

RAP - rand A D D D D F G

LAP - rand A C C C E F G

RAP - LAP A H H H H H H

Tabel 5. Verschillende capaciteiten en netvlakken. Voor de betekenis van de letters A, B, ... G zie alineanummers 116 tot en met 129.

27 Point of Connection (POC): is het punt waar het netwerk van KPN en het netwerk van de interconnectie vragende aanbieder worden gekoppeld (ook wel ‘interface’ genoemd).

28 Voor de goede orde wordt opgemerkt dat waar in dit consultatiedocument wordt gesproken over EVKC’s en NRC’s, uitsluitend de gebouwen c.q. locaties waarin deze centrales zijn gevestigd worden bedoeld. De

transmissienetwerken maken immers geen gebruik van de apparatuur van de telefoniecentrale zelf.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bedrijf X heeft een goede representativiteit van haar panelleden als het gaat om demografische factoren (leeftijd e.d.). De hoeveelheden panelleden binnen elke demografische

Casema Zakelijke Markt is van mening dat een aanbieder met aanmerkelijke macht op een markt waar andere aanbieders van afhankelijk zijn, moet kunnen worden aangezet tot het leveren

56. Levering op LAP-niveau. Deze categorie huurlijnen wordt in het netwerk van KPN altijd via RAP- niveau gerouteerd omdat deze verbindingen altijd via cross connects 26 lopen,

KPN is, zoals in het algemeen gedeelte gesteld, van mening dat het college redelijkerwijs niet tot de conclusie kan komen, op basis van de aangedragen feiten, dat er aanleiding is

In zijn besluit van 24 juli jongstleden (kenmerk: OPTA/IBT/2003/202395), heeft het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college)

Meestal is het zo dat binnen een juridische tekst het fonnele concept vooropstaat en dat de notie van materiële gelijkheid hooguit aan de orde komt bij wijze van aanvulling of

Betekent meer rechterlijke autonomie niet dat de rechter in een politieke discussie wordt

b. de aansprakehjkheid voor onrechtmatige daden van personen voor wie die ander kwalitatief verantwoordelijk is. de aansprakelijk- heid voor zaken... Zie wat het eerste