• No results found

Vraag nr. 26 van 28 oktober 1999 van mevrouw SONJA BECQ

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 26 van 28 oktober 1999 van mevrouw SONJA BECQ"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 26

van 28 oktober 1999

van mevrouw SONJA BECQ

FCUD-middelen – Communautaire verdeling Tijdens een eerste toelichting in de Commissie voor We l z i j n , Volksgezondheid en Gelijke Kansen verklaarde de minister de communautair scheefge-trokken verdeling van de FCUD middelen (Fo n d s voor Collectieve Uitrustingen en Diensten) voor V l a a m s e, Waalse en Brusselse projecten inzake kinderopvang te zullen wegwerken. Tevens wil zij ijveren voor een gelijkschakeling van de criteria van goedkeuring en subsidiëring van projecten door het FCUD.

1. Hoe zag de verdeling van de middelen tussen Vlaamse en Franstalige projecten eruit in 1998 en 1999 en hoe ziet de verdeling voor de ko-mende jaren eruit, zowel in absolute als in pro-centuele cijfers ?

2. Kan er – met vermelding van procentueel aan-deel en absolute cijfers – voor de V l a a m s e, Waalse en Brusselse projecten een uitsplitsing worden gemaakt al naar gelang de initiatieven betrekking hebben op : buitenlandse kinderop-v a n g, de opkinderop-vang kinderop-van zieke kinderen, f l e x i b e l e opvang, andere initiatieven ?

3. Op welke wijze beoogt de minister de gelijk-schakeling van de Vlaamse en de federale crite-ria inzake de subsidiëring van de projecten ? 4. Op welke wijze betrekt de minister de sociale

partners bij een en ander ?

Antwoord

De Vlaamse volksvertegenwoordiger peilt zowel kwantitatief als inhoudelijk naar de stand van zaken in het FCUD-d o s s i e r. In wat volgt, geef ik terzake zowel feitelijke als duidende informatie. 1. De vraag naar de juiste verdeling van de

midde-len tussen Vlaamse en Franstalige projecten is geen gemakkelijke vraag.

Het is niet evident recent en relevant cijferma-teriaal te verkrijgen en in kaart te brengen. H e t is immers zo dat het FCUD werkt met drie soorten cijfers. Er wordt in eerste instantie een budgettaire raming gemaakt van te verwachten s u b s i d i e s. Deze initiële cijfers worden gecorri-geerd wanneer de voorzieningen hun

resulta-tenrekening indienen. Het uiteindelijke defini-tieve bedrag is evenwel pas bekend na controle en eventuele bijsturing van de aldus ingediende resultatenrekeningen.

Voor 1998 zijn momenteel niet-g e c o n t r o l e e r d e resultatencijfers bekend. Voor 1999 is er enkel een budgettaire raming.

Deze contextgegevens zijn belangrijk voor een goed begrip van volgende cijfers :

– in 1998 ging op een totaal budget van 1.422 m i l j o e n , 433,5 miljoen naar Vlaamse projec-t e n . Diprojec-t beprojec-tekenprojec-t daprojec-t 30,5 procenprojec-t van heprojec-t projec- to-tale bedrag naar Vlaamse projecten ging ; – voor 1999 is budgettair een totaal bedrag van

1.411miljoen ter beschikking. Tot vandaag zijn er Vlaamse projecten goedgekeurd ten belope van 610 miljoen op jaarbasis. D i t b e t ekent voor 43,2 procent van het totale be-d r a g ;

– voor 2000 – de Vlaamse volksvertegenwoor-d i g e r informeert volksvertegenwoor-daar niet expliciet naar, maar ik wil het toch aangeven – wordt in een bedrag van 1.558,6 miljoen voorzien. H e t toekennen van 50 procent van die middelen aan Vlaamse projecten impliceert een moge-lijke uitgave van 779,3 miljoen. Ten opzichte van de dossiers die vandaag reeds zijn goed-g e k e u r d , levert dat een nogoed-g resterende bud-gettaire ruimte voor Vlaamse projecten op van 169,3 miljoen.

2. Mijn prioritaire bekommernis gaat uit naar het Vlaamse aandeel in het globale FCUD-g e b e u-r e n . Een evenwichtige veu-rdeling van de midde-len tussen respectievelijk Franstalige en V l a a m-se projecten is voor mij esm-sentieel. De boven ge-noemde percentages illustreren dat in dit ver-band blijvende waakzaamheid geboden is. Het aandeel Brusselse projecten is mij niet be-k e n d . Een verdeling tussen de drie gewesten kan worden opgevraagd aan de terzake bevoeg-de febevoeg-derale minister van Sociale Zaken, bevoeg-de heer Frank Vandenbroucke.

(2)

– buitenschoolse opvang in initiatieven buiten-schoolse opvang (IBO), particuliere opvang-instellingen (POI), k i n d e r d a g v e r b l i j v e n ( K DV ) , ook subsidiëring van regionale pro-motoren buitenschoolse opvang) : 308 mil-joen (71 %) ;

– flexibele opvang (vanuit een KDV of POI) : 7,5 miljoen (1,7 %) ;

– geïntegreerde projecten (vanuit een KDV, I B O, POI of diensten voor thuiszorg) : 6 0 miljoen (13,8 %) ;

– urgente opvang (twee projecten : E l i e f, Emancipatie via arbeid) : 2 miljoen (0,5 %) ; – zieke kinderen (vanuit KDV's en DVO ' s,

maar ook vanuit diensten voor thuiszorg en gehandicaptenzorg) : 56 miljoen (12,9 %). Voor 1999 kan nog geen verdeling worden op-g e op-g e v e n . Daarvoor is het nodiop-g alvast het instu-ren van de resultatenrekeningen, gepland voor begin 2000, af te wachten.

Uit de cijfers voor 1998 zien we bovendien dat de uitsplitsing per definitie beperkt is, o m d a t voor de geïntegreerde projecten, dat zijn projec-ten die verschillende opvangfuncties tegelijker-tijd aanbieden, geen detailopsplitsing mogelijk i s. Het FCUD splitst voor de geïntegreerde pro-jecten de subsidies niet uit op het niveau van de verschillende opvangfuncties.

3. Ik vind het belangrijk dat een Vlaamse regelge-ving voor de kinderopvang ten volle kan spelen. Daarom is het essentieel de criteria van de Vlaamse en de federale overheid zoveel als mo-gelijk op elkaar af te stemmen. Om dat te berei-k e n , wordt een tweeledige aanpaberei-k gevolgd. I berei-k weet dat de raad van bestuur van Kind en Gezin op korte termijn in overleg treedt met het be-heerscomité van het FCUD. Ikzelf start een in-terkabinettenwerkgroep op met het kabinet van de federale minister van Sociale Zaken.

Daarbij hanteer ik volgende strategie.

Op korte termijn probeer ik, voortbouwend op de bovenvermelde cijfers, zicht te krijgen op de verdere evolutie van de toekenning van de mid-delen en de verdeling tussen de verschillende g e w e s t e n . Ik heb bij mijn federale collega Fr a n k Vandenbroucke reeds de noodzaak van een bil-lijke verdeling van het FCUD-geld bepleit.

Ik probeer op korte termijn ook een oplossing te vinden voor een aantal nijpende problemen die de werking van Vlaamse projecten hypothe-k e r e n . Ihypothe-k denhypothe-k daarbij concreet aan het feit dat het FCUD sinds kort slechts een personeelssub-sidie toekent aan initiatieven voor buitenschool-se opvang als er door de Vlaambuitenschool-se Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding ( V DAB) geattesteerd is dat er geen weerwer-kers beschikbaar zijn. Omdat deze benadering ook inhoudt dat een FCUD-p e r s o n e e l s s u b s i d i e kan worden stopgezet wanneer er wel weerwer-kers zijn, betekent dit dat de continuïteit van de werking van een IBO-project niet langer gega-randeerd is. Dit is onaanvaardbaar, zowel orga-nisatorisch als kwalitatief.

Op middellange termijn streef ik naar het instal-leren van één loket dat de voorzieningen toelaat o m , via die ene toegangspoort, hun dossieras-pecten m.b. t . het FCUD, Kind en Gezin én de administratie Tewerkstelling op te volgen. D e manier waarop de voorzieningen nu worden ge-confronteerd met drie verschillende instanties en dus verschillende administratieve bepalingen en inspecties, is onverantwoord uit oogpunt van een efficiënte dossierbehandeling.

Ik ga tot slot, met het oog op een fundamentele b e l e i d s d i s c u s s i e, ook het gesprek aan over de uiteindelijke finaliteit van het participeren van het federale niveau aan een sector als de kin-d e r o p v a n g, waarvoor kin-de gemeenschappen ex-clusief bevoegd zijn. De ondersteunende in-breng van de federale overheid mag immers niet tot gevolg hebben, zoals dat nu voor de bui-tenschoolse kinderopvang het geval is, dat een Vlaamse dynamiek wordt verlamd doordat de federale subsidiecriteria niet aansluiten op, o f zelfs tegenstrijdig zijn met de Vlaamse regelge-ving.

4. Als er een overleg plaatsvindt tussen de raad van bestuur van Kind en Gezin en het beheers-comité van het FCUD, dan zijn de sociale part-ners die deel uitmaken van deze beheersorga-nen daarbij betrokken.

(3)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De opkomst bedroeg 25 % van de uitgeno- digden (240 personen); 54 % van de perso- nen die deelnamen aan de informatiesessie schreven zich effectief in voor een

Dat de V DAB in het kader van deze actie sa- menwerkt met de Internetserviceprovider World Online en dat de gegevens van de werk- zoekende om de Internetaansluiting te active-

Tot nu toe heb ik als minister bevoegd voor Gelijke Kansen nog geen opdracht gegeven om de hand- boeken van het basis- en secundair onderwijs te laten doorlichten op hun

Antwoord 1. In overleg met mij als minister bevoegd voor Gelijke Kansen werd ervoor gekozen om met de commissie tweemaal per jaar bijeen te k o m e n. Deze optie past in

Wanneer twee personen feitelijk samenwonen en vanuit die situatie gezamenlijk de zorg voor een kind opgevangen in een erkende voorzie- ning op zich nemen, wordt hun

Zijn er terzake regelingen getroffen voor de ge- subsidieerde sector en/of in de sector onder toe- z i c h t , of behoort een eventuele regeling tot de vrijheid van de

De door dit instituut uitgereikte stu- diebewijzen zijn niet erkend door het departe- ment Onderwijs, dat enkel de studiegetuig- schriften uitgereikt door de centra voor

Vrijwilligerswerk – Erkenning en subsidiëring Tijdens mijn vraag om uitleg inzake vrijwilligers- werk werd op algemene wijze geantwoord op de vraag naar inzicht in de criteria en