O PENBARE VERSIE
1
O PENBARE VERSIE
BESLUIT
Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 35, derde lid, van de Mededingingswet.
Zaaknr.: 1088/[ ]
1Nummer: 1088/13
I. INLEIDING EN PROCEDURE
1. Op 24 september 1998 heeft de directeur-generaal van de Nederlandse
mededingingsautoriteit (hierna: d-g NMa) een melding ontvangen van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 34 van de Mededingingswet. Hierin is medegedeeld dat [ ]
2voornemens is zeggenschap te verkrijgen, in de zin van artikel 27, onder b, van de
Mededingingswet, over [ ]
3. Van de melding is mededeling gedaan in Staatscourant 185 van 29 september 1998. Naar aanleiding van de mededeling in de Staatscourant zijn geen zienswijzen van derden naar voren gebracht.
2. Na onderzoek van deze melding is de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot de conclusie gekomen dat de gemelde operatie binnen de werkingssfeer valt van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde
concentratietoezicht. Hij heeft geen reden gehad om aan te nemen dat als gevolg van die concentratie een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd. Daarom heeft de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit bij besluit d.d. 20 oktober 1998 (1088/6) besloten dat voor het tot stand brengen van de concentratie waarop de melding betrekking heeft geen vergunning is vereist. Het besluit is 20 oktober 1998 aan de in het besluit genoemde partijen (hierna aangeduid als: partijen) medegedeeld. Van het besluit is mededeling gedaan in Staatscourant 202 van 22 oktober 1998.
3. Voorts is in het besluit van 20 oktober 1998 gesteld dat de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit van oordeel is dat, voorzover het in dat besluit omschreven non-concurrentiebeding een overeenkomst vormt als bedoeld in artikel 6 van de Mededingingswet, dat artikel ingevolge artikel 10 van de
Mededingingswet, niet geldt voor deze overeenkomst.
1
naam van partijen is weggelaten i.v.m. vertrouwelijkheid.
2
naam van partijen is weggelaten i.v.m. vertrouwelijkheid.
3
naam van partijen is weggelaten i.v.m. vertrouwelijkheid.
O PENBARE VERSIE
2
O PENBARE VERSIE
4. Bij brieven d.d. 23 oktober en 28 oktober 1998 hebben partijen aangegeven dat de duur van het door partijen aangegane concurrentie-beding naar hun mening vertrouwelijk is in de zin van artikel 10, lid 1 van de Wet openbaarheid bestuur (hierna: Wob). Indien de directeur- generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit niet van mening mocht zijn dat artikel 10, lid 1, van toepassing is, dan menen partijen dat de duur van het beding vertrouwelijk dient te blijven uit hoofde van artikel 10, lid 2, Wob.
II. OPVATTING PARTIJEN EN BEOORDELING Opvatting van partijen
5. Partijen hebben aangegeven dat hun belang bij geheimhouding van gegevens die normalerwijs door hen als bedrijfsgeheimen worden behandeld, in casu zwaarder weegt dan het belang van de NMa bij openbaarmaking ervan. De toezichthoudende en controlerende taak van de NMa, zo hebben partijen opgemerkt, wordt door niet-openbaarmaking van de duur van het beding niet aangetast. Voorts hebben partijen er de aandacht op gevestigd dat de
Vaststellingsovereenkomst het resultaat is geweest van een buitengewoon lang en
buitengewoon precair onderhandelingstraject ter beëindiging van een groot aantal slepende procedures, welke veel aandacht in de (lokale) media hebben gekregen. De vertrouwelijkheid van de precieze inhoud van het resultaat van de schikking is mitsdien voor partijen van groot belang, zo hebben zij aangegeven. Ten gevolge van openbaarmaking van de duur van het non- concurrentiebeding zou buitenstaanders bovendien informatie worden verstrekt omtrent de precieze inhoud van de schikking tussen partijen, welke partijen nimmer zelf zouden verstrekken. Voorts zou openbaarmaking van de duur van het onderhavige beding leiden tot media-aandacht, die naar de opvatting van partijen volstrekt onverenigbaar is met hun gevoelige situatie.
Uitgangspunt voor toetsing
6. Openbaarmaking van gegevens dient ingevolge artikel 35, derde lid, van de
Mededingingswet, achterwege te blijven voor zover deze gegevens ingevolge artikel 10 Wob niet voor openbaarmaking in aanmerking komen. In de Wob worden hieromtrent twee gronden onderscheiden: bedrijfs- en fabricagegegevens (artikel 10, lid 1, onder c) alsmede de voorkoming van onevenredige bevoordeling of benadeling van de bij de aangelegenheid
betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden (artikel 10, lid 1, onder g).
Beoordeling
7. Vertrouwelijke bedrijfs en fabricagegegevens zijn gegevens waaruit
wetenswaardigheden kunnen worden gelezen of afgeleid over de bedrijfsvoering of het
productieproces dan wel over de afzet van producten of de kring van afnemers en leveranciers.
O PENBARE VERSIE
3
O PENBARE VERSIE
De tussen partijen afgesproken duur van het non-concurrentiebeding voldoet niet aan deze omschrijving en is derhalve geen bedrijfs- of fabricagegegeven in de zin van artikel 10, lid 1, onder c van de Wob.
8. Ook kan geen sprake zijn van onevenredige bevoordeling of benadeling in de zin van artikel 10, lid 1, onder g van de Wob. Voor belanghebbende derden kan, naast het feit dat partijen een non-concurrentiebeding zijn overeengekomen, ook de duur van dat non-
concurrentiebeding relevant zijn om de toekomstige marktsituatie en het aantal concurrenten op reële basis in te kunnen schatten. Openbaarmaking van de duur van het non-
concurrentiebeding is voorts voor de d-g NMa en belanghebbende derden van belang, omdat de d-g NMa middels openbaarmaking in staat wordt gesteld aan die derden duidelijk te maken op welke wijze hij gestalte geeft aan de uitvoering van de Mededingingswet, in casu meer in het bijzonder op welke wijze hij omgaat met door bij een concentratie betrokken partijen
aangemelde nevenrestricties. Met name ten aanzien van de toelaatbaarheid van een non- concurrentiebeding is de d-g NMa wat betreft de aanvaardbaarheid van de duur ervan in het verleden soms afgeweken van de door partijen in contractuele zin vastgelegde duur. Voor belanghebbende derden is het ten aanzien van de duur van een non-concurrentiebeding derhalve van belang dat zij in de openbare versie van een besluit zoveel mogelijk kunnen nagaan welke duur in het specifieke geval voor de d-g NMa aanvaardbaar was en om welke redenen.
9. Niet gebleken is dat partijen onevenredig benadeeld worden door openbaarmaking van de duur van het non-concurrentiebeding. In de eerste plaats blijkt uit de brieven van partijen niet op welke wijze zij nu precies benadeeld worden door openbaarmaking van de duur van het non-concurrentiebeding. Dat partijen zich onderling hebben verbonden om zo min mogelijk informatie omtrent de overeenkomst naar buiten te brengen, doet hieraan niet af. In de tweede plaats valt niet in te zien waarom partijen in het bijzonder door openbaarmaking van de duur van het non-concurrentiebeding onevenredig benadeeld worden, nu partijen het feit dat zij een non-concurrentiebeding zijn overeengekomen niet als vertrouwelijk hebben aangemerkt.
10. De zienswijze van partijen dat hun belang bij niet-openbaarmaking zwaarder weegt dan
het belang van de d-g NMa bij openbaarmaking kan, gelet op voorgaande dan ook niet worden
gedeeld. Het belang van openbaarmaking van de duur van het non-concurrentiebeding en de
wijze waarop de d-g NMa die duur beoordeelt, weegt in het onderhavige geval zwaarder dan het
mogelijke nadeel dat partijen ondervinden van de openbaarmaking.
O PENBARE VERSIE
4