• No results found

BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet."

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BESLUIT

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Nummer 1538/24

Betreft zaak: 1538/De Telegraaf – De Limburger

I. MELDING

1. Op 22 september 1999 heeft de directeur-generaal van de Nederlandse

mededingingsautoriteit (hierna ook: d-g NMa) een melding ontvangen van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 34 van de Mededingingswet (hierna ook: Mw). Hierin is medegedeeld dat N.V. Holdingmaatschappij De Telegraaf (hierna: de Telegraaf-groep) voornemens is zeggenschap te verkrijgen, in de zin van artikel 27, onder b, van de

Mededingingswet, over Uitgeversmaatschappij De Limburger B.V. (hierna: DLBV). Van de melding is mededeling gedaan in Staatscourant 186 van 28 september 1999. Naar aanleiding van de mededeling in de Staatscourant is één zienswijze van een derde naar voren gebracht.

Ambtshalve zijn vragen gesteld aan verschillende marktpartijen.

II. PARTIJEN

2. De Telegraaf-groep is een naamloze vennootschap naar Nederlands recht. Zij heeft een groot aantal dochterondernemingen.

(2)

4. De Telegraaf-groep is verder actief op het gebied van tijdschriften en elektronische media en de technische vervaardiging van de genoemde media in Nederland, het vervaardigen van grafische producten voor derden, waaronder drukwerk, en het verspreiden van dagbladen, huis-aan-huisbladen en drukwerk door dochteronderneming Spiral B.V. (hierna: Spiral).

Voorts heeft zij deelnemingen in een regionale kabelkrant, een regionale televisiezender, een regionale radiozender en in SBS 6 Teletekst.

5. DLBV is een besloten vennootschap naar Nederlands recht.

6. DLBV geeft het regionale dagblad De Limburger uit. Zij geeft ook 13 huis-aan-huisbladen uit. DLBV is verder actief op het gebied van audiovisuele media, waaronder een kabelkrant (TV Gazet), alsmede de technische vervaardiging hiervan. Voorts heeft DLBV een deelneming in de Omroepbedrijf Limburg B.V. dat een radiozender exploiteert, en een deelneming in

Televisiebedrijf Limburg B.V. dat de televisiezender “Limburg 1” exploiteert.

III. DE GEMELDE OPERATIE

7. DLBV maakt momenteel deel uit van VNU Dagbladen B.V. (hierna: VNU Dagbladen), een dochteronderneming van VNU N.V. (hierna: VNU). VNU heeft de intentie om VNU Dagbladen, inclusief DLBV, te verkopen aan Wegener Arcade N.V. (hierna: Wegener).1 Wegener

heeft de intentie om DLBV vervolgens door te verkopen aan de Telegraaf-groep. De gemelde operatie betreft de aankoop door de Telegraaf-groep van alle aandelen van DLBV.

IV. TOEPASSELIJKHEID VAN HET CONCENTRATIETOEZICHT

8. De gemelde operatie is een concentratie in de zin van artikel 27, onder b, van de Mededingingswet. De hierboven, onder punt 7, omschreven transactie leidt er toe dat de Telegraaf-groep zeggenschap verkrijgt over DLBV.

9. Betrokken ondernemingen, in de zin van het Besluit vaststelling formulieren Mededingingswet (Staatscourant 1 van 2 januari 1998), zijn de Telegraaf-groep en DLBV.

1

(3)

10. Uit de bij de melding ter beschikking gestelde omzetgegevens blijkt dat de gemelde concentratie binnen de werkingssfeer van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde concentratietoezicht valt.

V. BEOORDELING

11. De onderhavige transactie heeft betrekking op de Nederlandse sector voor dagbladen en huis-aan-huisbladen. Deze sector was ook aan de orde in de recente zaak Wegener Arcade – VNU Dagbladen.2 Bij de beoordeling van de onderhavige concentratie wordt op een aantal punten

aangeknoopt bij de bevindingen in die zaak. Waar de motivering van de overwegingen in het onderhavige besluit overeenstemt met die bevindingen zal worden volstaan met een korte samenvatting of een verwijzing naar de desbetreffende overwegingen in het eerdere besluit. De openbare versie van dit eerdere besluit is als bijlage aan het onderhavige besluit gehecht. RELEVANTE MARKTEN

12. De Telegraaf-groep en DLBV geven beiden binnen de provincie Limburg een regionaal dagblad en huis-aan-huisbladen uit. De Telegraaf-groep geeft ook het landelijke dagblad De Telegraaf uit. Ten aanzien van deze activiteiten zijn twee soorten afnemers te onderscheiden: lezers en adverteerders. Het ligt mede daarom in de rede om hiervoor aparte relevante markten te onderscheiden, 'lezersmarkten' en 'adverteerdersmarkten'. Vanwege de wisselwerking tussen beide worden zij wel beschouwd in hun onderlinge samenhang. In het navolgende wordt telkens eerst onder '(i)' het standpunt van partijen gegeven en onder '(ii)' de beoordeling. Ten aanzien van dagbladen worden hierbij lezersmarkten en adverteerdersmarkten onderscheiden, wat betreft huis-aan-huisbladen alleen adverteerdersmarkten.3

13. De Telegraaf-groep is actief als drukker. Partijen delen mede dat DLBV op dit gebied vrijwel niet actief is ten behoeve van derden. De activiteiten op het gebied van regionale televisie en radio van de ondernemingen waarin de Telegraaf-groep en DLBV belangen hebben,

overlappen elkaar in geografisch opzicht niet. Gezien de opgave van partijen heeft de Telegraaf-groep immers geen belangen in audiovisuele ondernemingen die in Limburg actief zijn. Op deze activiteiten zal daarom hierna niet apart worden ingegaan.

2Reeds aangehaald. 3

(4)

Relevante productmarkten (i) Standpunt van partijen Lezersmarkten

14. Partijen onderscheiden een markt voor dagbladen. Zij menen dat landelijke en regionale dagbladen voor de Limburgse lezer volledig inwisselbaar, althans concurrenten zijn. Zij stellen dat uit de landelijke Cebuco-cijfers 4 blijkt dat er nauwelijks overlap bestaat tussen abonnees van

landelijke en regionale dagbladen.

15. Partijen hebben cijfers overgelegd omtrent de oplageontwikkeling van respectievelijk landelijke en regionale dagbladen, in Nederland en specifiek in Limburg.5 Zij menen dat hieruit

blijkt dat de marktaandelen van landelijke en regionale dagbladen 'communicerende vaten' zijn en dat dit erop wijst dat de lezer beide soorten dagbladen als substituten beschouwt.

16. Partijen menen dat dagbladen op het gebied van de dagelijkse nieuwsvoorziening in toenemende mate onder druk staan van andere media, in het bijzonder televisie, radio, huis-aan-huisbladen en internet. Hoewel deze media wellicht niet in alle aspecten tot dezelfde

productmarkt behoren, oefenen zij op zijn minst concurrentiedruk uit op dagbladen, aldus partijen.

Adverteerdersmarkten

17. Partijen onderscheiden afzonderlijke markten voor respectievelijk landelijke, regionale en lokale advertenties. De markt voor regionale advertenties verschilt van die voor landelijke

advertenties, doordat hierop grotendeels andere vragers (adverteerders) en aanbieders actief zijn. De markt voor lokale adverteerders is hier van te onderscheiden, omdat hierop weer andere vragers en aanbieders actief zijn, de prijzen lager liggen en de toetredingsdrempels voor aanbieders het laagst liggen.

18. Partijen stellen dat uit hun ervaring blijkt, dat voor adverteerders het verspreidingsgebied en de doelgroep van advertentiemedia van meer belang zijn dan het soort medium. Zij sommen verschillende advertentiemedia op, waaruit adverteerders kunnen kiezen. De keuze voor een medium wordt volgens partijen bepaald door de mogelijkheid de doelgroep te bereiken en de prijs. Als de prijs voor een advertentie in een regionaal dagblad als te hoog wordt ervaren, kan dit aanleiding zijn om een ander medium te kiezen.

4

Cebuco is een brancheorganisatie voor de dagbladensector die beschikt over oplagecijfers per dagblad, gedetailleerd uitgesplitst naar geografische verzorgingsgebieden ('Cebuco-gebieden').

5

(5)

(ii) Beoordeling Lezersmarkten

19. Dagbladen onderscheiden zich van andere geschreven of niet-geschreven media door middel van een groot aantal karakteristieken. Van belang zijn in dit verband onder meer: prijs, hoeveelheid informatie, aard van de informatie, actualiteit, zesdagelijkse verschijningsfrequentie, functie in het dagelijks leven, presentatiewijze (papier), wijze van verspreiding, vormgeving en formaat. Dagbladen zijn hierdoor voor lezers niet of in geringe mate substitueerbaar door andere media, zoals week- en maandbladen, kabelkranten, radio, televisie en internet. Dagbladen behoren, wat lezers betreft, dan ook niet tot dezelfde productmarkt als deze andere media.6

20. Ten aanzien van dagbladen is een onderscheid denkbaar tussen landelijke dagbladen (dagbladen met een landelijke oriëntatie en doorgaans landelijke dekking) en regionale

dagbladen. In de zaak Wegener Arcade – VNU Dagbladen is een aantal verschillen gesignaleerd tussen landelijke en regionale dagbladen. Te denken is onder meer aan de aard van de informatie, de band met de lezer, verschillen wat betreft het profiel van lezers et cetera.7 In dit verband kan er

ook op worden gewezen dat verschillende mededingingsautoriteiten buiten Nederland hebben geconcludeerd tot een afzonderlijke markt voor regionale dagbladen in de desbetreffende landen.8

In het navolgende zal met name worden ingegaan op de door partijen aangedragen gegevens en argumenten, voor zover zij relevant zijn ten aanzien van dit mogelijke onderscheid.

21. De relatief geringe overlap tussen abonnees van landelijke en regionale dagbladen impliceert niet noodzakelijk dat er geen sprake is van substituten, zoals door partijen gesteld. Het is immers ook denkbaar dat lezers van landelijke dagbladen geen behoefte hebben aan een regionaal dagblad, en vice versa. Landelijke dagbladen zouden in een andere vraag kunnen voorzien dan regionale dagbladen.

22. Ten aanzien van de stelling van partijen, dat de marktaandelen van landelijke en regionale dagbladen 'communicerende vaten' zijn, kan het volgende worden opgemerkt. Uit Cebuco-gegevens blijkt dat de oplages van regionale dagbladen in Limburg sinds 1981 licht zijn gestegen (afgezien van fluctuaties), van 255.549 naar 258.642. De oplages van landelijke

dagbladen zijn sterker gestegen, van 38.742 naar 52.015. Tussen 1991 en 1996 stegen de oplages

6

Zie in dit verband ook zaak 528/Nederlandse Dagbladpers (besluit van 9 februari 1999).

7Zie meer uitgebreid de zaak Wegener Arcade – VNU Dagbladen (reeds aangehaald); punten 26 e.v. 8

Vergelijk in dit verband onder meer de volgende beschikkingen van de Commissie: CEP (M.1455), Newspaper Publishing

(6)

van regionale dagbladen relatief sterker.9 Uit de door partijen overgelegde cijfers over de

'tussenliggende' jaren is de door hen bedoelde wisselwerking vooralsnog niet eenduidig af te leiden. Niet duidelijk is onder meer in welke mate fluctuaties het gevolg zijn van 'overstappende' lezers. Volgens partijen zijn er ook vele andere factoren aan te wijzen die een drukkend effect hebben op de oplages van dagbladen in het algemeen en regionale dagbladen in het bijzonder. 23. Partijen hebben onderzoek laten doen ten aanzien van de regionale dagbladen in Limburg.10 Het onderzoeksrapport concludeert dat, indien een prijsverhoging van 20% voor De

Limburger of het Limburgs Dagblad wordt ingevoerd, 5% respectievelijk 1% van de lezers zegt over te zullen stappen naar een landelijk dagblad. Als de dagbladen geheel niet meer verschijnen betreft dit respectievelijk 15% en 13% van de lezers. Dit zou in beginsel een aanwijzing kunnen zijn dat slechts een relatief klein gedeelte van de lezers een landelijk dagblad beschouwt als een echt alternatief voor een regionaal dagblad. Het is evenwel niet duidelijk welke waarde aan het onderzoek moet worden gehecht. Zie in dit verband punt 57.11

24. In dit besluit kan vooralsnog in het midden blijven of een afzonderlijke productmarkt voor regionale dagbladen moet worden onderscheiden, of dat regionale en landelijke dagbladen tot dezelfde productmarkt behoren.12 Als sprake is van een afzonderlijke markt voor regionale

dagbladen moet worden aangetekend dat landelijke dagbladen tot op zekere hoogte

concurrentiedruk uitoefenen op regionale dagbladen. Bij een dergelijke marktafbakening kan met deze concurrentiedruk rekening worden gehouden bij de beoordeling van de gevolgen van de onderhavige concentratie. Voor de voorlopige beoordeling van de gevolgen van de onderhavige concentratie maakt dit geen verschil (zie punten 50-66). Bij de behandeling van een

vergunningsaanvraag kan een en ander nader worden onderzocht. Adverteerdersmarkten

25. Voor de afbakening van de relevante productmarkten op het gebied van advertenties moet op twee verschillende manieren onderscheid worden gemaakt. In de eerste plaats moet worden onderscheiden naar het geografische bereik dat een adverteerder nastreeft. In de tweede plaats moet ook worden onderscheiden naar (andere) specifieke kenmerken van de verschillende media. Aan beide aspecten zal hierna achtereenvolgens aandacht worden besteed.

9

De oplages van landelijke dagbladen steeg van 48950 naar 52074, die van regionale dagbladen van 256763 naar 280049. Het gezamenlijke marktaandeel van landelijke dagbladen daalde hiermee van 16,0% naar 15,7%.

10

Onderzoek regionale dagbladen in Limburg (Research & Marketing B.V. 1999).

11Omtrent 'switchgedrag' van lezers kan bij de behandeling van de vergunningsaanvraag nader onderzoek worden gedaan. 12

(7)

26. Het geografische bereik van reclame-uitingen is een belangrijk onderscheidend criterium bij het afbakenen van productmarkten op dit gebied. In dit verband kan bijvoorbeeld worden gesproken van een 'landelijke adverteerder', grofweg te omschrijven als een adverteerder die met een specifieke advertentie een landelijk bereik nastreeft (een 'landelijke advertentie'). Op dezelfde wijze kan men spreken van regionale en lokale adverteerders.

27. In zaak Wegener Arcade – VNU Dagbladen is al geconcludeerd dat advertentiemedia die een landelijk bereik bieden niet tot dezelfde markt zijn te rekenen als media met een regionaal of lokaal bereik.13 Of onderscheid moet worden gemaakt tussen advertentiemedia met een regionaal

en een lokaal bereik kan in het midden blijven, omdat het voor de onderhavige beoordeling van de gevolgen van de concentratie geen verschil maakt (zie punten 67-91).

28. Naast het geografische bereik dat een advertentiemedium biedt, moet verder onderscheid worden gemaakt op grond van (andere) specifieke kenmerken van een medium. 29. In de zaak Wegener Arcade – VNU Dagbladen is er vooralsnog vanuit gegaan dat de relevante markt voor advertenties qua type media niet ruimer is dan advertenties in regionale dagbladen en huis-aan-huisbladen. In het onderhavige besluit wordt hier eveneens van uitgegaan. De in die zaak genoemde overwegingen, die onder meer betrekking hebben op het onderscheid tussen complementariteit en substitueerbaarheid van advertentiemedia en op de grote

onderlinge verschillen qua prijs, eigenschappen en functie, zijn ook in dit geval van toepassing.14

30. Het standpunt van partijen, dat geen onderscheid naar type medium moet worden gemaakt, kan dan ook niet worden gedeeld. In dit verband kan nog het volgende worden opgemerkt. Partijen hebben er zelf op gewezen dat de keuze van een adverteerder voor een advertentiemedium wordt bepaald door verschillende kenmerken van de typen media. Dit zijn volgens hen bijvoorbeeld het bereik, het daaraan gekoppelde prijsverschil en de status van het medium. Zo blijkt volgens partijen uit onderzoek dat de mate van betrouwbaarheid van redactionele informatie, die bijvoorbeeld bij dagbladen hoger kan zijn dan bij huis-aan-huisbladen, in de beleving van de consument ook afstraalt op de advertenties. Voorts bepaalt volgens partijen ook de inhoud van de boodschap in een aantal gevallen welk medium wordt gekozen. Ook als een adverteerder een specifieke doelgroep heeft, wordt hierop het

advertentiemedium aangepast. Een en ander wijst niet op het bestaan van een algemene productmarkt voor advertenties, niet onderscheiden naar type medium.

31. In het midden kan blijven of aparte productmarkten moeten worden onderscheiden voor advertenties in enerzijds regionale dagbladen en anderzijds huis-aan-huisbladen.

13Reeds aangehaald; punt 50. Zie in dit verband ook zaak 567/Nationale Regiopers (besluit van 3 december 1998). 14

(8)

Voor de onderhavige beoordeling van de gevolgen van de concentratie maakt dit geen verschil (zie punten 67-91).

Relevante geografische markten (i) Standpunt van partijen Lezersmarkten

32. Partijen stellen dat de markt van landelijke dagbladen ruimer is dan die voor regionale Limburgse dagbladen, maar dat met het oog op deze melding de relevante geografische omvang van de markt beperkt kan blijven tot Limburg. Zij stellen dat DLBV uitsluitend actief is in Limburg en dat de concentratie buiten Limburg daarom niet of nauwelijks effecten kan hebben.

Adverteerdersmarkten

33. De door partijen afgebakende afzonderlijke markten voor regionale en lokale advertenties hebben huns inziens respectievelijk een regionale en lokale geografische dimensie.

(ii) Beoordeling Lezersmarkten

34. In de zaak Wegener Arcade – VNU Dagbladen 15 is er vooralsnog van uitgegaan dat de

relevante markten voor regionale dagbladen, dan wel landelijke en regionale dagbladen tezamen, regionaal zijn. Gezien de kenmerken van de markt (regionale oriëntatie van regionale dagbladen, sterk uiteenlopende regionale dekkingspercentages van landelijke dagbladen) is er geen reden om aan te nemen dat er zodanige concurrentiële samenhang is tussen de verschillende regio's, dat de concurrentievoorwaarden in Nederland hierdoor homogeen zijn.16 Hier wordt ook in dit besluit

van uitgegaan.

35. Ten overvloede kan in dit verband nog worden gewezen op de afwijkende marktsituatie in Limburg. Het gezamenlijke marktaandeel van de regionale dagbladen op het gebied van dagbladen is in Limburg 83%. In geheel Nederland is dit 54%. Voorts is het gezamenlijke marktaandeel van regionale dagbladen in Limburg sinds 1981 3 procentpunten afgenomen, in verhouding tot 10 procentpunten op landelijk niveau.

15Reeds aangehaald; punten 67-70. 16

(9)

Adverteerdersmarkten

36. Ten aanzien van de geografische dimensie van markten voor advertenties kan worden aangenomen, dat de adverteerder bij zijn keuze voor een bepaald medium in dit verband primair belang hecht aan het beoogde geografische bereik van zijn advertentie. Dit kan bijvoorbeeld landelijk, regionaal of lokaal zijn.17

37. Aannemelijk lijkt dat de geografische dimensie van markten voor landelijke adverteerders nationaal is. Omtrent het type advertentiemedium kan in dit verband worden opgemerkt dat landelijke en regionale dagbladen ten aanzien van landelijke advertenties tot dezelfde markt behoren. Het is niet aannemelijk dat er een afzonderlijke markt is voor landelijke advertenties in regionale dagbladen.

38. Aannemelijk lijkt ook dat de geografische dimensie van regionale en lokale advertenties niet groter is dan regionaal. Voor de onderhavige beoordeling van de gevolgen van de

concentratie maakt de precieze geografische omvang van deze markten geen verschil (zie punten 67-91).

B. GEVOLGEN VAN DE CONCENTRATIE (i) Standpunt van partijen Lezersmarkten

39. Partijen wijzen erop dat landelijke dagbladen in Limburg op de markt voor dagbladen (landelijk en regionaal) een klein marktaandeel hebben, zowel in absolute termen als vergeleken met het landelijk gemiddelde. De landelijke dagbladen zijn in Limburg veruit in de minderheid. 40. Partijen merken op dat in vrijwel alle regio's in Nederland nog slechts één regionaal dagblad bestaat. De oplages van regionale dagbladen lopen terug, zowel in absolute aantallen als in vergelijking met landelijke dagbladen. Het verdwijnen van regionale dagbladen komt huns inziens deels door dalende oplages en deels door stijgende kosten.

41. In Limburg is volgens partijen dezelfde trend waar te nemen, maar vanuit een bijzondere uitgangspositie; meer dan 80% van de lezers leest (nog) een regionaal dagblad en de 'afkalving'

17Hierbij kan worden aangetekend dat een onderneming behoefte kan hebben aan advertenties met een verschillend

(10)

ten nadele van de regionale dagbladen verloopt langzamer dan het landelijke gemiddelde.18

Partijen stellen dat Limburgers minder behoefte hebben om de in hun ogen 'Randstedelijke' dagbladen te lezen. Hierbij speelt een rol dat Limburg ver van de Randstad ligt en een 'enclave' vormt, omringd door buitenland. In het algemeen lezen inwoners van provincies die ver van de Randstad liggen meer regionale dagbladen, in verhouding tot landelijke dagbladen. Daarnaast speelt ook de identiteit van een provincie een rol, aldus partijen.

42. Partijen menen dat de verspreidingsgebieden van De Limburger en het Limburgs Dagblad elkaar niet of nauwelijks overlappen. Het lezerspubliek van het Limburgs Dagblad bevindt zich van oudsher in de Oostelijke Mijnstreek. De lezers van De Limburger bevinden zich met name in de gebieden Venlo, Roermond en Maastricht. Alleen in Sittard hebben beide dagbladen huns inziens een redelijk marktaandeel.

43. Partijen stellen dat De Limburger en het Limburgs Dagblad slechts voor een gedeelte van het lezerspubliek substituten vormen. Hun verspreidingsgebieden overlappen elkaar niet geheel en zij brengen geen regionaal nieuws van de regio die niet tot hun verspreidingsgebied behoort. Bovendien zijn abonnees van een regionaal dagblad over het algemeen niet geneigd over te schakelen op een regionaal dagblad van een andere 'kleur' of een ander gebied, aldus partijen. 44. Partijen hebben onderzoek laten doen naar de prijselasticiteit en onderlinge

uitwisselbaarheid van De Limburger en het Limburgs Dagblad.19 Belangrijkste conclusie is huns

inziens dat een uitgever van een regionaal dagblad die een eenzijdige prijsverhoging van 20% doorvoert de kans loopt de helft van de lezers te verliezen. Van deze lezers zegt circa 16

procentpunt te zullen switchen naar een ander dagblad, aldus het onderzoeksrapport. Men zegt vooral over te zullen stappen naar een ander regionaal dagblad. Het rapport indiceert verder dat, als één van beide regionale dagbladen wordt opgeheven, minder dan de helft van de lezers zegt te zullen switchen naar het andere.

45. Dit onderzoek wijst volgens partijen uit dat het samenvoegen van beide regionale dagbladen vrijwel geen invloed zou hebben op de marktmacht van de Telegraaf-groep. Immers, bij een 20% prijsverhoging zou men het huidige dagblad blijven lezen (57% van de lezers van De Limburger, 38% van de lezers van het Limburgs Dagblad) of geen dagblad meer lezen (12%, resp. 14%), maar een switch naar het andere regionale dagblad komt vrijwel niet voor (11%, resp. 15%), aldus partijen. Kennelijk betogen partijen hiermee dat het overstappen naar het concurrerende

18Uit Cebuco-gegevens blijkt dat de oplages van regionale dagbladen in Limburg sinds 1981 licht zijn gestegen (afgezien

van fluctuaties), van 255.549 naar 258.642. Partijen doelen hier mogelijk op het feit dat de oplages van landelijke dagbladen in Limburg relatief sterker zijn gestegen.

19

(11)

regionale dagblad door weinig lezers als een optie wordt gezien en dat de concentratie dus weinig verandering teweeg brengt.

46. Voor zover uitgegaan zou moeten worden van een markt voor landelijke en regionale dagbladen met een landelijke omvang, stellen partijen dat de overname nauwelijks zou leiden tot een wijziging van het marktaandeel van de Telegraaf-groep.

47. Partijen merken verder op (kort samengevat) dat het Limburgs Dagblad al jaren verlies maakt. Een belangrijke oorzaak is de huns inziens gestage achteruitgang in de oplagecijfers, c.q. abonnee-aantallen.20 Zij verwachten ook geen substantiële groei van het advertentievolume. Het

Limburgs Dagblad is volgens partijen dan ook in mededingingsrechtelijke termen aan te merken als een failing company. Dat het deel uitmaakt van de Telegraaf-groep, een groot kapitaalkrachtig dagbladconcern, maakt huns inziens niet veel verschil. Het failing company-principe kan volgens partijen ook van toepassing zijn op een onderneming die deel uitmaakt van een concern. Zij wijzen in dit verband op de 'Background Note' over dit onderwerp van de OESO.21 Alleen door De

Limburger en het Limburgs Dagblad in één hand te brengen kunnen de schaalvoordelen worden bereikt die noodzakelijk zijn om het voortbestaan van beide dagbladen te verzekeren, aldus partijen.

Adverteerdersmarkten

48. Partijen menen dat de activiteiten van partijen op het gebied van landelijke advertenties onderling niet substitueerbaar zijn en dat het dus geen beïnvloede markt betreft. Het aantal mensen dat meerdere regionale dagbladen tegelijk leest is immers klein, zodat een adverteerder in alle bladen moet adverteren wil hij alle dagbladlezers bereiken, aldus partijen.

49. Ten aanzien van regionale en lokale advertenties wijzen partijen op de verschillende alternatieven op de door hen afgebakende algemene markten voor advertenties (niet

onderscheiden naar typen media). Zij stellen verder dat deze markten worden gekenmerkt door lage toetredingsdrempels. Een geduchte concurrent is al snel geboren. De laatste twee maanden zijn weer vijf nieuwe huis-aan-huisbladen toegetreden tot de markt, aldus partijen.

20

Niet duidelijk is in welke zin partijen spreken van een gestage achteruitgang. De oplage van het Limburgs Dagblad vertoont van 1994 tot en met 1998 een licht stijgende lijn van 79.810 naar 80.700.

21

(12)

(ii) Beoordeling

Marktaandelen op de relevante lezersmarkten

50. In het navolgende zullen eerst de regionale marktaandelen worden vermeld op het gebied van regionale dagbladen, daarna die op het gebied van regionale en landelijke dagbladen tezamen.22 Aangezien het regionale markten betreft, kan dit overzicht beperkt blijven tot de

overlapgebieden. De gezamenlijke marktaandelen van partijen zijn vetgedrukt. TABEL 1: MARKTAANDELEN OP HET GEBIED VAN REGIONALE DAGBLADEN

Gegevens Cebucogebied Gegevens partijen Gegevens concurrenten

Cebuco-nummer Omschrijving Cebucogebied Marktaandeel Limburgs Dagblad Marktaandeel De Limburger Totale marktaandeel partijen Marktaandeel overige regionale dagbladen 47.1 Roermond 5,88% 94,12% 100,00% 0,00% 47.2 Weert 3,34% 96,35% 99,69% 0,31% 49.0 Sittard-Geleen 35,56% 64,44% 100,00% 0,00% 45.0 Heerlen 83,62% 16,38% 100,00% 0,00% 46.0 Maastricht 14,45% 85,55% 100,00% 0,00% Bron: Cebuco 22

(13)

TABEL 2: MARKTAANDELEN OP HET GEBIED VAN DAGBLADEN(LANDELIJK EN REGIONAAL)

Gegevens Cebucogebied Gegevens partijen Gegevens concurrenten

Cebuco-nummer Omschrijving Cebucogebied Marktaandeel De Telegraaf en Limburgs Dagblad Marktaandeel De Limburger Totale marktaandeel partijen Marktaandeel overige dagbladen 15.1 Nijmegen (in 1 gemeente overlap) 9,15% 0,46% 9,61% 90,39% 15.2 Boxmeer (in 1 gemeente overlap) 12,97% 3,32% 16,29% 83,71% 48.0 Venlo 8,47% 81,64% 90,11% 9,89% 47.1 Roermond 11,26% 79,08% 90,34% 9,66% 47.2 Weert 12,45% 75,10% 87,55% 12,45% 49.0 Sittard-Geleen 35,21% 56,06% 91,27% 8,73% 45.0 Heerlen 77,34% 14,30% 91,64% 8,36% 46.0 Maastricht 17,71% 68,18% 85,89% 14,11% Bron: Cebuco.

51. Met betrekking tot een eventuele afzonderlijke markt voor regionale dagbladen kan samenvattend worden geconstateerd dat partijen in alle vijf overlapgebieden een

monopoliepositie verkrijgen (tussen de 99 en 100% marktaandeel). In 4 van deze gebieden betreft het een vergroting van marktaandeel van meer dan 5 procentpunten. Door de overname krijgen partijen in deze 5 gebieden dus de gehele markt voor regionale dagbladen in handen, waardoor elke directe concurrentie op deze markt wordt uitgeschakeld.

52. Als wordt uitgegaan van één markt voor landelijke en regionale dagbladen, zijn er 8 overlapgebieden. In 6 van deze gebieden hebben partijen een gezamenlijk marktaandeel van 85-92%. In alle 6 gevallen betreft het een vergroting van marktaandeel van meer dan 5

procentpunten.

53. Het betreft één aansluitend overlappingsgebied, ruwweg samenvallend met de provincie Limburg. In dit overlapgebied hebben partijen op het gebied van landelijke en regionale

dagbladen een gezamenlijk marktaandeel van 88,3%. Naast de twee regionale dagbladen van partijen is De Telegraaf, eveneens uitgegeven door partijen, in Limburg het grootste dagblad. De grootste concurrent is PCM. Haar totale marktaandeel in Limburg is 10,4% (De Volkskrant 4,3%, Algemeen Dagblad 2,3%, NRC Handelsblad 3,5% en Trouw 0,3%). De overige 1,3% komt toe aan De Gelderlander, onderdeel van VNU Dagbladen.23

23

(14)

54. Het standpunt van partijen, dat hun activiteiten elkaar niet of nauwelijks overlappen, kan in het licht van het voorgaande niet worden gedeeld.

Overige beoordelingsfactoren ten aanzien van de relevante lezersmarkten

55. In de zaak Wegener Arcade – VNU Dagbladen is een aantal beoordelingsfactoren gesignaleerd dat zowel van belang is ten aanzien van een eventuele markt voor landelijke en regionale dagbladen als voor een afzonderlijke markt voor regionale dagbladen. Deze factoren zijn bij deze overname evenzeer van belang. Een en ander kan als volgt worden samengevat.24

Afnemers van dagbladen zijn in de regel individuele lezers, waar geen countervailing power van uitgaat. Het betreft een stabiele markt. Er zijn aanzienlijke drempels om tot de sector toe te treden, dan wel uit te breiden van landelijke naar regionale dagbladen of vice versa. De dagbladsector heeft de afgelopen jaren een sterke concentratietendens vertoond. Gezien deze verschillende factoren is de potentiële concurrentie beperkt. Substantiële concurrentiedruk van andere informatiemedia dan dagbladen is vooralsnog niet aannemelijk, onder meer gezien de grote onderlinge verschillen wat betreft prijs, karakteristieken en functie.

56. Partijen menen dat De Limburger en het Limburgs Dagblad slechts voor een gedeelte substituten vormen, onder meer omdat abonnees van een regionaal dagblad huns inziens over het algemeen niet geneigd zijn over te schakelen op een regionaal dagblad van een andere 'kleur'. Wel stellen zij dat iedereen in het verspreidingsgebied tot de doelgroep behoort, hetgeen duidt op concurrentie.

57. Als de Limburger niet meer zou verschijnen zegt volgens de door partijen overgelegde onderzoeksrapporten 47% van de lezers te zullen overstappen naar het Limburgs Dagblad; in het omgekeerde geval 48%. Bij een hypothetische prijsverhoging van 20% zegt respectievelijk 11% en 15% naar het andere regionale dagblad over te zullen stappen. Aan deze gegevens kan vooralsnog niet de conclusie worden verbonden, dat beide dagbladen (in het geheel) niet concurreren. De cijfers lijken te duiden op een bepaalde mate van onderlinge concurrentie. In dit verband is ook van belang dat lezers ten aanzien van hun dagblad weinig prijsbewust lijken te zijn. Onderzoek indiceert dat slechts 30% van de dagbladlezers bij benadering weet hoeveel hun dagblad kost.25

Gezien het voorgaande is vooralsnog niet duidelijk in welke mate de onderzoeksresultaten een indicatie vormen ten aanzien van de marktpositie van partijen, de mate waarin zij onderling concurreren en de verandering die de overname in dit verband zou bewerkstelligen.

58. Partijen merken op dat de meeste delen van Nederland wat regionale dagbladen betreft al een one paper-situatie kennen. Hieromtrent kan worden volstaan met de constatering dat in

24

Besluit reeds aangehaald. Zie dit besluit, punten 100-107, voor een uitgebreidere analyse. De genoemde factoren zijn in dit geval evenzeer van toepassing.

25

(15)

casu moet worden beoordeeld of door deze overname een machtspositie ontstaat of wordt versterkt. De mogelijk hoge marktaandelen van andere uitgevers in andere regio's zijn hier geen onderwerp van onderzoek 26 en in dit verband weinig relevant.

59. Partijen menen verder dat het Limburgs Dagblad in mededingingsrechtelijke termen als een failing company kan worden gezien. Om een beroep te kunnen doen op de failing company defence in het kader van een mededingingsrechtelijke analyse moeten partijen bewijzen (kort gezegd) dat de concentratie niet de oorzaak is van het eventuele ontstaan of versterken van een machtspositie, omdat deze situatie ook zonder de concentratie zou ontstaan.27 In een dergelijke

situatie zou er geen reden zijn om aan te nemen dat een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt als gevolg van de concentratie, zoals vereist door artikel 37, lid 2, Mw.

60. Een dergelijke argumentatie is gebaseerd op een situatie waarin de failing company door een concurrent moet worden overgenomen om in de markt te kunnen blijven. In de onderhavige situatie is het Limburgs Dagblad niet de over te nemen onderneming maar behoort zij zelf tot de koper (de Telegraaf-groep). Een failing company defence, waarbij de failing company zelf via haar (niet noodlijdende) moeder de 'gezonde' concurrent overneemt, is in de beschikkingspraktijk van de Europese Commissie onder de Concentratieverordening en de relevante jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie nog nooit beoordeeld. Ook in de 'Background Note' van de OESO waar partijen naar verwijzen (zie punt 47) is sprake van "[…] the sale of a part of a firm",28 waarbij de te

verkopen divisie dus de failing company is.

61. Betwijfeld kan worden of een dergelijk verweer, dat betrekking heeft op de aankoop van een gezonde onderneming door een sterke, kapitaalkrachtige moederonderneming als de Telegraaf-groep, überhaupt door laatstgenoemde kan worden gevoerd. Dit is voor deze transactie evenwel niet beslissend, aangezien niet is voldaan aan de strikte toepassingsvoorwaarden die in dit verband zijn ontwikkeld.

62. Voor een te honoreren beroep op de failing company defence bij de beoordeling van de mededingingsrechtelijke gevolgen van een overname, moet in ieder geval zijn voldaan aan de volgende cumulatieve criteria: (i) de over te nemen onderneming zal zonder de concentratie op

26

Voor zover deze zouden zijn ontstaan door concentraties vóór 1 januari 1998, zijn deze niet beoordeeld door de d-g NMa omdat de Mededingingswet toen nog niet van kracht was.

27

Dit is in lijn met de beschikkingspraktijk van de Europese Commissie (zie de beschikking van 14 december 1993, Kali + Salz/MdK/Treuhand, IV/M.308, Pb L 186/38 van 21 juli 1994) en de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie (zie het arrest van 31 maart 1998, C-68/94 en C-30/95).

28Cursivering toegevoegd. Vergelijk ook de Amerikaanse '1992 Horizontal Merger Guidelines', die enkel betrekking

(16)

korte termijn de markt moeten verlaten, (ii) de overnemende onderneming zal ook zonder de concentratie in ieder geval het marktaandeel van de over te nemen onderneming verwerven en (iii) er is geen alternatieve transactie mogelijk die de mededinging in mindere mate aantast.29

63. Ten eerste hebben partijen niet aangetoond dat het onderdeel van de Telegraaf-groep dat het Limburgs Dagblad uitgeeft zonder de onderhavige overname de markt op korte termijn zal verlaten. Ten tweede is niet aannemelijk dat, als dit onderdeel niet zou voortbestaan, haar gehele marktaandeel zou toevallen aan De Limburger. Uit door partijen overgelegde

marktonderzoeksrapporten blijkt dat, bij het niet meer verschijnen van het Limburgs Dagblad, 13% van de lezers zegt te zullen overstappen naar een landelijk dagblad (niet gespecificeerd welk, De Telegraaf dan wel een ander) en 22% van de lezers nog niet weet wat men zou doen. Ten derde is evenmin aannemelijk en hebben partijen niet aangetoond dat er geen alternatieve transactie mogelijk is waardoor de mededinging in mindere mate wordt aangetast. Het standpunt van partijen wordt dus niet gedeeld.

64. Als wordt uitgegaan van afzonderlijke markten voor regionale dagbladen, waarop partijen in de overlapgebieden marktaandelen verkrijgen van circa 100%, moet er rekening mee worden gehouden dat partijen mogelijk in bepaalde mate concurrentiedruk ondervinden van dagbladen buiten deze productmarkt (landelijke dagbladen). Het is evenwel niet aannemelijk dat de gezamenlijke marktmacht van partijen hierdoor in die mate wordt gerelativeerd, dat het voorlopige oordeel in dit besluit anders zou moeten luiden. In dit verband kan worden gewezen op de marktaandelen van partijen, in het geval dat landelijke dagbladen zonder meer tot het marktvolume worden gerekend (zie punt 50, tabel 2).

65. Gezien de specifieke situatie in Limburg geldt het voorgaande nog eens te meer. Van de landelijke dagbladen is De Telegraaf, eveneens van partijen, in Limburg verreweg het sterkst vertegenwoordigd. Zoals al vermeld in punt 35, is het gezamenlijke marktaandeel van alle landelijke dagbladen in Limburg überhaupt relatief bescheiden: 17%. In geheel Nederland is dit 46%. Het marktaandeel van regionale dagbladen is de afgelopen jaren in Limburg ook relatief weinig afgenomen: 3 procentpunten sinds 1981, in verhouding tot 10 procentpunten op landelijk niveau. Partijen hebben er verder ook op gewezen dat Limburgers minder behoefte hebben om landelijke dagbladen te lezen. De concurrentiedruk van landelijke dagbladen lijkt dan ook vooralsnog zeer beperkt.

66. Gezien het voorgaande wordt geconcludeerd dat er reden is om aan te nemen dat als gevolg van de concentratie een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt op de relevante markten voor dagbladen, dan wel specifiek regionale dagbladen.

29

(17)

Marktaandelen op de relevante adverteerdersmarkten

67. Ten aanzien van de relevante markten voor advertenties zijn marktgegevens beperkt voorhanden. In het navolgende zal een inschatting van de marktposities van partijen worden gegeven, voor zover de momenteel beschikbare informatie dit toelaat.

68. Omdat landelijke adverteerders kunnen adverteren in een combinatie van dagbladen zijn uitgevers van regionale dagbladen mede actief op dit gebied, met name via het

samenwerkingsverband Nationale Regiopers. Het is evenwel niet aannemelijk dat de overname van DLBV door de Telegraaf-groep een (significante) invloed zal hebben op het gebied van landelijke advertenties in dagbladen. DLBV is op dit gebied immers alleen indirect, via de Nationale Regiopers actief en is daarin een relatief kleine partij. De Nationale Regiopers is zelf één van de spelers op dit gebied, naast alle landelijke dagbladen. Bovendien zijn de afnemers op dit gebied veelal grote ondernemingen, waar significante countervailing power vanuit gaat. 69. Als meerdere media tot de relevante markt worden gerekend is aannemelijk dat het gezamenlijke marktaandeel van partijen op deze ruimere markt hoogstens even groot is als op het gebied van landelijke advertenties in dagbladen, zo niet kleiner. Dagbladen en huis-aan-huisbladen zijn immers verantwoordelijk voor het overgrote deel van de advertentie-inkomsten van partijen en landelijke advertenties in huis-aan-huisbladen komen niet voor. Gezien het voorgaande is er geen reden om aan te nemen dat door de overname een machtspositie zal ontstaan of worden versterkt op het gebied van landelijke advertenties.

70. Ten aanzien van regionale en lokale advertenties is op regionaal niveau een aantal gegevens beschikbaar ten aanzien van (i) advertentie-inkomsten en (ii) oplages. In het navolgende worden op basis van deze twee soorten gegevens achtereenvolgens voorzichtige schattingen gemaakt van de marktaandelen van partijen.30 De desbetreffende passages worden

aangeduid met respectievelijk (i) en (ii).

71. Onderstaande tabel geeft op basis van advertentie-inkomsten (i) een globale indicatie van de marktaandelen van partijen in Limburg.31 De genoemde marktaandelen hebben om

verschillende redenen een beperkte accuratesse. Het betreft schattingen van partijen op basis van

30

Aannemelijk lijkt dat advertentie-inkomsten (i) de meest accurate maatstaf voor marktmacht vormen. Partijen menen dat oplage een betere maatstaf is, omdat omzet huns inziens alleen de mate aangeeft waarin een uitgever zijn advertentiepotentieel materialiseert. Dit lijkt evenwel juist om die reden een accurate maatstaf, ervan uitgaande dat een uitgever streeft naar een optimale exploitatie. Oplage geeft niet noodzakelijk een accurate weegave van de economische waarde van advertentieruimte, onder meer omdat de kwaliteit van de advertentieruimte hierin niet is verdisconteerd.

31Hierbij dient aangemerkt te worden dat er in het algemeen slechts sprake zal zijn van een gedeeltelijke overlapping van

(18)

onder meer interne gegevens, 'ervaringsgegevens' en oplagecijfers. Bovendien zijn zij indirect afgeleid van landelijke cijfers omtrent advertentiebestedingen.

TABEL 3: ADVERTENTIEBESTEDINGEN IN MLN.NLG EN MARKTAANDELEN IN LIMBURG Mediatype Totaal regionale adverten-ties Aandeel van Telegraaf-groep en DLBV Totaal lokale adverten-ties Aandeel van Telegraaf-groep en DLBV Totaal regionale en lokale adverten-ties

Aandeel van Telegraaf-groep en DLBV Regionale dagbladen […] […] [90-100]% […] […] [0-10]% […] […] [90-100]% H-a-h- bladen […] […] [50-60]% […] […] [40-50]% […] […] [40-50]% Beide […] […] [90-100]% […] […] [40-50]% […] […] [60-70]%

Bronnen: VEA en interne administratie Telegraaf-groep en De Limburger. H-a-h-bladen = huis-aan-huisbladen.

72. Als aparte markten moeten worden afgebakend voor advertenties in regionale dagbladen verkrijgen partijen door de overname, gezien de beschikbare gegevens, gezamenlijke

marktaandelen van [90-100]%; op het gebied van huis-aan-huisbladen [40-50]-[50-60]%.32 Op een

ruimere markt voor advertenties in zowel regionale dagbladen als huis-aan-huisbladen hebben zij [60-70]% marktaandeel.

73. Bij de productmarktafbakening is geconcludeerd dat, naast het type medium, tevens onderscheid kan worden gemaakt naar het bereik van advertenties (zie punten 25-31). De

voorgaande marktaandelen hebben betrekking op productmarkten voor zowel regionale als lokale advertenties. Uitgesplitst naar regionale en lokale advertenties zijn hun gezamenlijke

marktaandelen, op een markt voor advertenties in zowel regionale dagbladen als huis-aan-huisbladen, respectievelijk [90-100]% en [40-50]%.

74. Op basis van het voorgaande kan vooralsnog worden geconcludeerd, dat het

aannemelijk lijkt dat partijen op de relevante markten voor regionale en/of lokale advertenties een (zeer) sterke positie innemen.

32In de loop van het onderzoek hebben partijen gesteld dat hun marktaandeel niet meer is dan [20-30]-[30-40]%. Zij

(19)

75. Partijen zijn niet in staat nauwkeurige gegevens te produceren ten aanzien van hun individuele marktaandelen op de diverse onderzochte markten.33 Aangezien zowel De Limburger

als het Limburgs Dagblad in Limburg een relatief grote dekking heeft 34 en de huis-aan-huisbladen

van beide partijen substantiële oplages hebben (zie punt 79), is aannemelijk dat de overname een significante vergroting van het marktaandeel van partijen tot gevolg heeft.

76. Wat betreft oplages (ii) hebben partijen desgevraagd cijfers overgelegd ten aanzien van hun huis-aan-huisbladen in Limburg. Op basis van deze cijfers concluderen zij daarbij tot een geschat marktaandeel op het gebied van advertenties in huis-aan-huisbladen, niet gespecificeerd naar regionale en lokale advertenties, van circa [40-50]%.

77. Ook dit marktaandeel heeft om verschillende redenen een beperkte accuratesse. De oplages van huis-aan-huisbladen zijn volledig meegerekend, als hun verspreidingsgebied gedeeltelijk in Limburg ligt. Er is uitgegaan van de veronderstelling dat alle bladen even vaak verschijnen. Gezien de door partijen overgelegde exemplaren, lijken de huis-aan-huisbladen van partijen gemiddeld meer bladzijden, en dus waarschijnlijk meer advertentieruimte, te bevatten dan die van de concurrentie. Niet alle door partijen meegerekende bladen zijn (gelijkwaardige) concurrenten: een aantal bevat bijvoorbeeld in het geheel geen lokale informatie. Het lijkt aannemelijk dat een voor deze factoren gecorrigeerd marktaandeel van partijen op basis van oplage substantieel hoger zou uitvallen.

78. Op een markt voor advertenties waarin geen onderscheid wordt gemaakt naar regionale dagbladen en huis-aan-huisbladen zal het op oplage gebaseerde marktaandeel van partijen nog aanzienlijk hoger zijn dan dat op het gebied van huis-aan-huisbladen, aangeduid in punten 76 en 77. Op het gebied van advertenties in regionale dagbladen hebben partijen immers ook in oplages gemeten een marktaandeel van (vrijwel) 100%, aangezien er nauwelijks andere regionale dagbladen in Limburg worden verkocht (vergelijk ook de geschatte marktaandelen op basis van advertentie-inkomsten). Dit geldt in mindere mate als uitsluitend naar lokale advertenties wordt gekeken, omdat deze doorgaans niet in dagbladen worden geplaatst, maar des te sterker voor regionale advertenties.

79. Ook in oplages uitgedrukt heeft de overname een substantiële toename van het marktaandeel van partijen tot gevolg. Voor wat betreft regionale dagbladen blijkt dit uit de afzonderlijke substantiële marktaandelen van partijen op de lezersmarkt voor regionale dagbladen (zie punt 50, tabel 1). Uit de door partijen overgelegde oplagecijfers blijkt verder dat

33Partijen geven desgevraagd de volgende schattingen voor de respectievelijke omzetten (in mln. NLG) van De Limburger

en het Limburgs Dagblad: […] en […] (regionale advertenties), […] en […] (lokale advertenties). Voor de respectievelijke 'bijbehorende' huis-aan-huisbladen: […] en […] (regionale advertenties), […] en […] (lokale advertenties).

34

(20)

hun afzonderlijke marktposities op het gebied van huis-aan-huisbladen in Limburg vergelijkbaar zijn.

Overige beoordelingsfactoren ten aanzien van de relevante adverteerdersmarkten

80. Aansluitend bij de bovenstaande uiteenzetting ten aanzien van de marktaandelen van partijen, kan worden gesteld dat de marktmacht van een dagbladuitgever ten aanzien van adverteerders nauw samenhangt met zijn concurrentiepositie in termen van hoeveelheden lezers. De zeer sterke positie van partijen op de lezersmarkt (zie punten 50-66) vindt haar weerslag op de advertentiemarkt. De dekking van hun dagbladen in Limburg is dan ook vele malen groter dan die van de concurrentie. De Limburger heeft volgens partijen een dekking van 38,6%, het

Limburgs Dagblad 16,4%. De Gelderlander, na de dagbladen van partijen de grootste in dit opzicht, heeft in Limburg een dekking van 0,9% en is dus geen serieuze concurrent.

81. Van aanzienlijk belang bij de beoordeling van de gevolgen van de overname is het feit dat partijen gezamenlijk beschikken over een groot aantal advertentiemedia, met name in Limburg. Zij exploiteren niet alleen verschillende regionale dagbladen en huis-aan-huisbladen. DLBV heeft een deelneming in Televisiebedrijf 'Limburg 1' (regionale televisie) en Omroepbedrijf Limburg (regionale radio) en DLBV exploiteert de kabelkrant 'TV Gazet'. De Telegraaf-groep verspreidt via dochteronderneming Spiral onder meer huis-aan-huisbladen en reclamedrukwerk (ook van concurrenten). In de zaak Wegener Arcade – VNU Dagbladen 35 is al opgemerkt dat men door de

verschillende advertentiemedia te combineren aanzienlijke voordelen kan behalen ten opzichte van concurrenten.

82. Eén marktpartij wijst er op dat zelfs adverteerders die willen uitwijken naar folders te maken krijgen met verspreidingsorganisatie Spiral. Deze neemt naar haar mening min of meer een monopoliepositie in en handelt daar ook naar. Dit laatste wordt door partijen betwist. Zij stellen dat de tarieven van Spiral sinds 1990 dalen en sommen een aantal 'accounts' op die Spiral de laatste jaren heeft verloren aan concurrenten als Alfa Groep, VSP en PTT. Bij de behandeling van de vergunningsaanvraag kan een en ander nader worden onderzocht.

83. In de genoemde zaak is ook opgemerkt dat gespecialiseerde media-inkoopbureau's ('tussenpersonen') zich met name richten op landelijke adverteerders, zodat aannemelijk lijkt dat de eventuele countervailing power die hiervan uitgaat ten aanzien van regionale en lokale

advertenties beperkt is.

84. Ook hier moet rekening worden gehouden met kwaliteitsverschillen binnen de relevante markt. Advertentieruimte in regionale dagbladen (het gebied waarop de Telegraaf-groep en DLBV relatief het sterkste vertegenwoordigd zijn) is over het algemeen kwalitatief beter dan die in

35

(21)

aan-huisbladen. Ook binnen de categorie huis-aan-huisbladen zijn kwaliteitsverschillen te onderscheiden. Mede gezien de overgelegde exemplaren van bladen van partijen en van concurrenten is aannemelijk dat partijen ook op dit punt relatief goed 'scoren'.

85. Hoewel er vooralsnog van uit wordt gegaan dat de relevante markt niet ruimer is dan advertenties in regionale dagbladen en huis-aan-huisbladen, is niet uitgesloten dat er enige concurrentiedruk uitgaat van advertentiemedia buiten deze markt. De mate waarin dit het geval is, kan bij de behandeling van een vergunningsaanvraag worden onderzocht.

86. Specifiek ten aanzien van marktmacht van partijen op het gebied van huis-aan-huisbladen is ook in dit geval de economische en financiële macht van partijen (met name de Telegraaf-groep) in vergelijking met andere uitgevers van huis-aan-huisbladen een factor van belang.

87. Adverteerders, concurrerende uitgevers (huis-aan-huisbladen) en anderen verklaren allen te verwachten dat partijen als gevolg van de overname een machtspositie, zo niet een

monopoliepositie verwerven en zich onafhankelijk van afnemers zullen kunnen gedragen. Zij vrezen onder meer dat de advertentieprijzen zullen stijgen.

88. Partijen hebben in dit verband opgemerkt dat de prijzen primair afhangen van oplage, 'kwaliteit van de lezer' 37, geografisch bereik, 'marktwerking' et cetera. Dit impliceert evenwel niet

dat de mate waarin uitgevers concurrentie ondervinden niet eveneens van belang is. 89. Partijen hebben prijsoverzichten overgelegd, zowel van regionale dagbladen die

concurrentie ondervinden van andere regionale dagbladen als van regionale dagbladen in een one paper-situatie. Zij menen hieruit af te kunnen leiden dat het voor de concurrentiedruk die een uitgever van een regionaal dagblad ondervindt niet uitmaakt, of hij in de desbetreffende regio concurreert met een andere uitgever van een regionaal dagblad.

90. Opgemerkt kan worden dat de prijzen van advertenties in regionale dagbladen,

gerelateerd aan oplages, in de door partijen overgelegde prijsoverzichten sterk uiteen lopen. Dit geldt zowel voor gebieden met one paper-situaties als voor andere gebieden. Vooralsnog valt de door partijen voorgestelde vergelijking niet eenduidig te maken. Bovendien moet worden opgemerkt dat de mate waarin een uitgever concurrentiedruk ondervindt niet noodzakelijk alleen tot uitdrukking komt in de advertentieprijzen. Dit kan ook van invloed zijn op de kwaliteit, de service et cetera.

36Zie ook de zaak Wegener Arcade – VNU Dagbladen (reeds aangehaald); punt 130. 37

(22)

91. Gezien het voorgaande wordt geconcludeerd dat er reden is om aan te nemen dat als gevolg van de concentratie een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt op de relevante markten voor advertenties met een regionaal en lokaal bereik in regionale dagbladen en huis-aan-huisbladen, dan wel de relevante markten voor advertenties met een regionaal en lokaal bereik in respectievelijk regionale dagbladen of huis-aan-huisbladen.

VI. CONCLUSIE

92. Na onderzoek van deze melding is de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot de conclusie gekomen dat de gemelde operatie binnen de werkingssfeer valt van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde

concentratietoezicht. Hij heeft reden om aan te nemen dat als gevolg van die concentratie een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt (i) op de relevante markten voor dagbladen, dan wel specifiek regionale dagbladen, en (ii) op de relevante markten voor advertenties met een regionaal en lokaal bereik in regionale dagbladen en huis-aan-huisbladen, dan wel de relevante markten voor advertenties met een regionaal en lokaal bereik in

respectievelijk regionale dagbladen of huis-aan-huisbladen, die tot gevolg heeft dat een

daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd.

93. Gelet op het bovenstaande deelt de directeur-generaal van de Nederlandse

mededingingsautoriteit mede dat voor het tot stand brengen van de concentratie waarop de melding betrekking heeft een vergunning is vereist.

94. Voor zover dit besluit meebrengt dat een oordeel wordt gegeven over feiten of

(23)

Datum: 02-11-1999

De directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit, voor deze:

w.g. Drs. R.J.P. Jansen Hoofd Concentratiecontrole

Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd beroepschrift indienen bij de

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor zover een andere operator aangewezen is als aanbieder met aanmerkelijke macht op de markt in de zin van artikel 6.4 Telecommunicatiewet en verplicht is interconnectie

Uit het voorgaande en hetgeen hierna wordt besproken met betrekking tot de markt voor de verkoop van dagelijkse consumptiegoederen via supermarkten vloeit voort dat de inkoopmarkt

Evenals in de eerdere zaken kan in het onderhavige geval in het midden worden gelaten of de markt voor detailhandel in auto’s, onderdelen, accessoires, onderhoud en reparaties

Samenvattend kan worden gesteld dat de gezamenlijke marktaandelen van partijen een vertekend beeld geven van de concurrentieverhoudingen op de markt voor jeugdtijdschriften,

Gezien het gezamenlijke marktaandeel van partijen en het aantal concurrenten op de markt voor (groot)handel van papier is er geen reden om aan te nemen dat als gevolg van de

Aangezien Fresh Del Monte niet actief is op dit gebied zal in onderhavig besluit niet nader op de mogelijke markt voor de productie en distributie van vruchtenconserven

Deze verplichtingen kunnen als rechtstreeks verbonden aan, en noodzakelijk voor de verwezenlijking van, de beoogde concentratie worden beschouwd, maar uitsluitend voor zover zij

Of ten aanzien van het produceren van noten, notenproducten en pindakaas sprake is van een aparte markt voor het ter beschikking stellen van productiecapaciteit aan de