• No results found

Vraag nr. 33 van 8 november 2002 van de heer JAN VERFAILLIE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 33 van 8 november 2002 van de heer JAN VERFAILLIE"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 33

van 8 november 2002

van de heer JAN VERFAILLIE

Openluchtrecreatieve verblijven – Vergunningen 1. Met het decreet van 3 maart 1993 werd een

grondige sanering op verschillende vlakken doorgevoerd bij de openluchtrecreatieve ver-b l i j v e n , onder meer op het vlak van ver- brandveilig-h e i d , brandveilig-h y g i ë n e, comfort van de terreinen en brandveilig-het wettelijk verplicht maken van objectieve kwali-t e i kwali-t s n o r m e n . Uikwali-terlijk kwali-tegen 31 december 1999 dienden de uitbaters van terreinen voor open-luchtrecreatieve verblijven over een exploitatie-vergunning te beschikken. Daarvoor moesten ze voldoen aan alle veertien opgesomde voorwaar-den in het decreet.

Twee voorwaarden zorgden voor opschudding: het verbod op permanente bewoning en de ver-plichting voor de terreinen om juist "gezo-neerd" te zijn. Op 31 maart 1999 werd het de-creet gewijzigd. Deze wijziging voorziet in een uitdoofscenario voor permanente bewoning op campings tot uiterlijk eind 2005. Uitbaters kun-nen ondanks de aanwezigheid van permakun-nente bewoning op hun terrein een voorlopige ver-gunning verkrijgen. Hiervoor moet het terrein evenwel voldoen aan de overige dertien voor-waarden van het decreet.

Na bijna drie jaar blijven een aantal fundamen-tele knelpunten het opzet van het uitdoofscena-rio belemmeren: tal van terreinen die niet aan de vergunningsvoorwaarden voldoen, hangt een sluiting boven het hoofd.

Hoeveel openluchtrecreatieve verblijven zijn er in Vlaanderen ?

Hoeveel hiervan zijn vergund tot op heden ? Hoeveel ervan zijn met sluiting bedreigd ? 2. Overeenkomstig artikel 3,15° van het besluit

van de Vlaamse regering van 23 februari 1995 betreffende de exploitatie van terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven kan een afwij-king op het gebied van de maximaal voorge-schreven oppervlakte bij chalets worden toege-s t a a n , mittoege-s hiervoor een toege-stedenbouwkundige vergunning kan worden voorgelegd.

In de praktijk blijkt dat de administratie Ruim-telijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen (Arohm) weigert elke

afwij-king toe te staan zolang er geen algemene ste-denbouwkundige verordening tot stand is geko-m e n . Door het uitblijven van deze vergunning kan de uitbater geen kampeervergunning krij-g e n . Hierdoor blijven deze weekendverblijfpar-ken dag na dag in rechtsonzekerheid voortbe-staan en worden deze parken geconfronteerd met dagvaardingen wegens exploitatie zonder kampeervergunning.

Welke oplossing wordt er voor dit probleem in het vooruitzicht gesteld ?

Antwoord

1. De eerste vraag van de Vlaamse volksvertegen-woordiger heeft betrekking op de toepassing van het decreet van 3 maart 1993 betreffende de openluchtrecreatieve verblijven en ressor-teert derhalve onder de bevoegdheid van mijn collega Renaat Landuyt.

2. De oppervlakte van een chalet of een verblijf in het algemeen, op een terrein voor openluchtre-creatieve verblijven, wordt inderdaad vrij be-perkt gehouden. Die oppervlaktebeperking is immers ingegeven om permanente bewoning te v e r h i n d e r e n . Grotere oppervlaktes zullen im-mers de kans op permanente bewoning doen t o e n e m e n , hetgeen in strijd is met de gebiedsbe-s t e m m i n g. Van kwegebiedsbe-stieuze norm afwijken zal dan ook geenszins evident zijn. Anderzijds zal de omvang van een constructie ook steeds af-hankelijk zijn van de omvang van de standplaats en de aanleg van de betrokken zone.

Het is duidelijk dat grotere standplaatsen grote-re constructies kunnen omvatten, zeker als die goed kunnen worden geïntegreerd in de omge-v i n g. In dat opzicht is een locatie in een beboste omgeving duidelijk anders dan een terrein te midden van de open ruimte. Die uitgangspunten leiden ertoe geval per geval anders te oordelen. Vaak zal een planmatige aanpak nodig zijn, zeker als het openluchtrecreatieve verblijven-terrein (deels) zonevreemd is gesitueerd. D e voorschriften bij zo'n plan kunnen, a f h a n k e l i j k van de plaats, anders zijn omdat die ingegeven zijn vanuit de specificiteit van de betrokken om-geving en het karakter ervan.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Indien de woning niet uit de inventaris wordt geschrapt, wordt telkens op de verjaardag van de opname van het pand in de in- ventaris een nieuwe heffing opgelegd.. Onder

Zo neen, wordt de mogelijkheid onderzocht om vangrails te plaatsen langs de berm van de Handza- mevaart, teneinde de veiligheid daar te

3 8 5 van 20 september 2002 omtrent de onderhandeling met een elftal maatschappijen op de luchthaven van Oostende (inzake het aantrekken van nieuwe trafieken) zou ik graag

Vlaams minister van Economie, Buitenlands Be- leid, Buitenlandse Handel en Huisvesting

Artikel 11 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen bepaalt dat de agrarische

Zo geldt voor hoogspanningslijnen in het algemeen een minimale afstand (berekend vanaf uiteinde ro- torblad) van vijftig meter, voor spoorlijnen vijf tot vijftien meter vanaf de

Kan de minister mij, in opvolging van mijn vroege- re vragen terzake, de meest recente cijfers geven van de schoolkinderen met een vreemde nationali- teit voor de verschillende

Uit cijfers blijkt echter dat een niet onbelangrijk segment van de sociale huurders bestaat uit gezin- nen die, op basis van hun inkomen, duidelijk geen sociale woning behoeven