Vraag nr. 23
van 21 november 2002 van de heer JAN LOONES
Sociale huisvesting – Doelgroep
De Vlaamse Huisvestingsmaatschappij (VHM) heeft tot doel de minst gegoede gezinnen aan een voldoende uitgeruste woning te helpen.
Uit cijfers blijkt echter dat een niet onbelangrijk segment van de sociale huurders bestaat uit gezin-nen die, op basis van hun inkomen, duidelijk geen sociale woning behoeven (Studie- & Ja a r r a p p o r t 2001-2002 van de Vlaamse Confederatie Bouw). Alhoewel dit fenomeen ongetwijfeld leidt tot een gezondere financiële situatie voor de VHM en haar s o c i a l e h u i s v e s t i n g s m a a t s c h a p p i j e n , kan toch niet voorbijgegaan worden aan het feit dat op die ma-nier een groot aantal goedkope woningen niet ver-huurd wordt aan gezinnen die daar echt nood aan hebben.
Recente cijfers tonen aan dat de socialehuisves-tingsmaatschappijen ongeveer 130.000 woningen a a n b i e d e n , waarvan echter slechts de helft be-woond wordt door mensen met een lager inkomen (minder dan 435.000 frank). Dat betekent dat het vangnet van sociale woningen slechts een oplossing biedt voor 15 % van de armste gezinnen in V l a a n-d e r e n , en n-dat bijgevolg zo'n 440.000 gezinnen met lage inkomens zich noodgedwongen moeten rich-ten op de meestal duurdere private huurmarkt. Hoewel de toewijzingspolitiek opnieuw in de goede richting blijkt te evolueren, neemt dit niet weg dat de wachtlijsten voor een sociale woning nog steeds ellenlang zijn.
Welk antwoord biedt de minister op het probleem dat nog steeds een onaanvaardbaar aantal arme ge-zinnen uit de boot valt voor een sociale woning ? En op het probleem dat sociale woningen worden toegekend aan meer gegoede gezinnen, die een be-roep zouden kunnen doen op de private huur-markt ?
Welke maatregelen neemt de minister opdat socia-le woningen toekomen aan degenen die er recht op hebben : de kansarme en minder gegoede gezin-nen ?
Antwoord
Uit de meest recente woonbehoeftenstudie op Vlaams niveau uitgevoerd door Ufsia in opdracht van de afdeling Woonbeleid bij Arohm blijkt dat er ruim 200.000 prioritair behoeftige gezinnen die op basis van hun inkomenssituatie en/of de slechte kwaliteit van hun huidige woning terecht zouden moeten kunnen in de sociale huursector. Ik weet niet op basis waarvan het parlementslid spreekt over 440.000 gezinnen met lage inkomens.
Uit de discussie van de voorbije weken en maan-den blijkt dat de sociale huursector voor tal van uitdagingen staat :
– het aanbod uitbreiden ;
– ten dienste staan van de woonbehoeftige gezin-nen ;
– de leefbaarheid in de sociale woonwijken verze-keren ;
– de leefbaarheid van de sociale huisvestings-maatschappijen verzekeren ;
Deze doelstellingen vergen een strategische opstel-ling van de sector in het algemeen en van de maat-schappijen in het bijzonder.
1. Het aanbod uitbreiden
De toelatingsvoorwaarden en voorrangsregels in de sociale huursector zorgen er meer en meer voor dat de sociale huurder behoort tot de aller-laagste inkomenscategorieën. Het enige moge-lijke antwoord op het feit dat er aan heel wat gezinnen uit deze laagste inkomensgroepen geen sociale huurwoning kan worden toegewe-zen is het verhogen van het aanbod.
De regering heeft hiervoor het programma van de 15.000 bijkomende sociale huurwoningen op-g e z e t . Er is bepaald dat de inspanninop-gen van de huisvestingsmaatschappijen zullen worden aan-gevuld met een specifiek programma in samen-werking met private partners.
2. Ten dienste staan van de woonbehoeftige gezin-nen
be-gunstigden zijn van het Vlaams sociaal woonbe-l e i d . In feite beoogt de wooncode het recht van wonen te garanderen voor alle gezinnen die om diverse redenen een woning behoeven. U i t e r-aard zijn er inkomensvoorwr-aarden voorzien, doch deze moeten een ruim deel van de bevol-king omvatten, aangezien er ook bij de lage en modale inkomensgroepen woonbehoeftige ge-zinnen voorkomen.
Historisch is de sector trouwens tot stand geko-men met als doelstelling het aanbieden van k w a l i t e i t s v o l l e, betaalbare woningen voor mo-dale werkende gezinnen. Het is dus maar de vraag wat verstaan wordt onder "meer gegoede g e z i n n e n " . Door de inkomens- en eigendoms-voorwaarden komen de hogere inkomensgroe-pen niet in aanmerking voor sociale huurwonin-gen.
Er zijn inderdaad gezinnen die – hoewel ze voldeden aan de voorwaarden bij de toewijzing – na een zekere periode hun inkomen zien toe-nemen tot boven die voorwaarden. Het sociaal huurbesluit bepaalt dat deze gezinnen in speci-fieke omstandigheden worden opgezegd, m e t het oogmerk op de snellere doorstroming van de wachtlijsten. Ik wil dit sociaal huurbesluit echter verder aanpassen, omdat blijkt dat het in heel wat gevallen gaat om gezinnen die de psioengerechtigde leeftijd naderen, en die na en-kele jaren "verbanning" opnieuw toegang zou-den krijgen tot de sociale huursector op basis van hun pensioen. Aangezien sociale woningen naast een betaalbare kwaliteit ook meer woon-zekerheid moeten bieden wil ik deze gevallen wat van dichterbij bekijken en zien of zich daar geen meer soepele opstelling opdringt.
Ik wil er in elk geval ook voor zorgen dat de so-ciale huurder van wie het inkomen in de loop van de jaren is toegenomen het recht krijgt om eigenaar van die woning te worden. H i e r d o o r komen middelen vrij die opnieuw in de sociale huursector kunnen worden geïnvesteerd.
3. De leefbaarheid in de sociale woonwijken ver-zekeren
De leefbaarheid van de sociale woonwijken is niet gebaat bij een concentratie van de aller-laagste inkomensgroepen. De criteria voor de sociale woonprojecten bevat al meerdere jaren bepalingen met het oog op de realisatie van de sociale vermenging.
Uit de hoorzitting die we in de commissie hier-over hadden op 26 november jl. blijkt dat dit be-grip genuanceerd moet worden bekeken, m a a r alleszins is duidelijk dat het niet betekent dat de sociale huursector uitsluitend aan de allerlaag-ste inkomensgroepen moet voorbehouden wor-d e n . Het betekent wor-daarentegen wel wor-dat een ge-zonde menging van diverse inkomensgroepen de draagkracht van de wijken verbetert, en de verpaupering van wijken en buurten tegengaat. 4. De leefbaarheid van de wijken en van de
maat-schappijen verzekeren
Een aantal maatschappijen, vooral stedelijke, worden geconfronteerd met dalende huurin-komsten door de instroom van de laagste inko-m e n s g r o e p e n . Hierdoor raakt de balans van sommige sociale huisvestingsmaatschappijen uit evenwicht of verslechtert verder.