Vraag nr. 173 van 21 maart 2002
van de heer JAN LOONES
Pesticidendecreet – Gevolgen voor de gemeenten Op 31 januari 2002 verscheen in het Belgisch Staatsblad het decreet houdende vermindering van het gebruik van pesticiden door openbare diensten in het Vlaamse gewest (door het Vlaams Parlement aangenomen in plenaire zitting van 20 december 2001 – Handelingen Plenaire Vergadering – Nr. 2 0 ; Stuk 611 (2000-2001) – Nr. 6).
Als gevolg van dit decreet zal het, vanaf 1 januari 2 0 0 4 , voor alle openbare diensten verboden zijn gebruik te maken van bestrijdingsmiddelen, o n d e r meer in openbare parken en plantsoenen (art. 3 a ) en op terreinen die voor openbaar nut worden ge-bruikt (art. 3e).
Alhoewel de doelstellingen van dit decreet lovens-waardig zijn, blijken nu toch enkele bezwaren te r i j z e n , zoals geformuleerd door de V VOG (Ve r e n i-ging voor Openbaar Groen V Z W ) . Zo wijst de V VOG op de praktische problemen waarvoor de gemeenten komen te staan. Zij zullen in het bijzon-der geconfronteerd worden met enorme meerkos-t e n , aangezien alles nu manueel zal moemeerkos-ten gebeu-ren.
1. Werden de gevolgen van het decreet voor de gemeenten wel voldoende ingeschat ?
2. Wie draait op voor de meerkosten ?
3. Wordt daartoe in tegemoetkomingen voorzien, bijvoorbeeld in de milieuconvenants ?
Antwoord
1. Het betrokken decreet is totstandgekomen op basis van een parlementair initiatief (een voor-stel van decreet). Voor een uitvoerige beschrij-v i n g, inschatting en bespreking beschrij-van de gebeschrij-volgen van het decreet, verwijs ik dan ook in de eerste plaats naar de parlementaire stukken terzake. Daarbij moet worden gewezen op de nuancerin-gen en randvoorwaarden die, mede als gevolg van de reactie van de Vlaamse regering, t i j d e n s de parlementaire behandeling, in het decreet zijn ingeschoven. Zij hebben tot doel de uitvoe-ring van het principieel verbod op het gebruik van bestrijdingsmiddelen door de openbare be-sturen (waaronder gemeenten) soepel door te
v o e r e n . Zo is er voorzien in een overgangster-m i j n , een overovergangster-machtsbepaling en de overgangster- mogelijk-heid tot gemotiveerde afwijkingen via de indivi-duele reductieprogramma's.
De VVSG werd vooraf geraadpleegd en bezorg-de in een schrijven aan het parlement haar opmerkingen (VVSG : Vereniging van Vlaamse Ste -den en Gemeenten – red.). Ook op de recente hoorzittingen van de Vereniging voor Openbaar Groen werd het decreet voorgesteld en werden constructieve opmerkingen verzameld over de uitvoerbaarheid ervan. Daar wordt rekening mee gehouden bij de verdere uitvoering van het decreet door de Vlaamse Milieuadministratie. We voorzien in :
– een inventarisatie van alle openbare bestu-ren die onder het toepassingsgebied vallen ; – een modelreductieprogramma met
begelei-dende (technische) informatie over alterna-tieven voor bestrijdingsmiddelen voor be-paalde toepassingen en bijbehorende afwij-kingsmogelijkheden ;
– een vlotte beoordeling van de reductiepro-gramma's.
Sommige gemeenten hebben reeds ervaring met het toepassen van alternatieven. Een derde van hen heeft in het verleden het convenant (optie 7) ondertekent, met de belofte een substantiële reductie in het gebruik van bestrijdingsmidde-len te realiseren. De financiële steun vanuit het Vlaams Gewest voor het convenant was veeleer b e p e r k t . Uit een evaluatie van de registratiege-gevens van de gemeenten door de administratie M i l i e u - , N a t u u r- , Land- en Waterbeheer (Ami-nal) blijkt dat een reductie van 20 % bereikt werd tussen 1990 en 1998 door de gemeenten, wat grotendeels aan de toepassing van het con-venant toegeschreven kan worden. De haal-baarheid van de afbouw van het gebruik van strijdingsmiddelen door gemeenten was dus be-wezen door het gemeentelijk milieuconvenant. Door het decreet heeft het parlement van deze vrijwillige optie een principiële verplichting ge-maakt.
bij verbod) hier niet in rekening gebracht zijn, zoals de zuivering van grond- en oppervlakte-water bij de bereiding van drinkoppervlakte-water en de ne-gatieve gezondheidseffecten. Bovendien zullen deze meerkosten zich voornamelijk op korte termijn manifesteren (investering in opleiding en nieuwe apparatuur). Voor een niet-chemi-sche onkruidbeheersing moet een aangepast omvormingsbeheer uitgestippeld worden (func-tionele wijzigingen aanbrengen in bestratingen en openbaar groen zodat het onkruid minder kans krijgt om zich te ontwikkelen), dat aanvan-kelijk belangrijke meerkosten met zich mee-b r e n g t , maar op lange termijn rendeert, o n d e r meer wegens het verminderd voorkomen van onkruid en het vermijden van de aankoop van bestrijdingsmiddelen.
2 en 3. De uitvoering van het decreet is een taak van de openbare besturen en zij moeten daar dus ook de eventuele meerkosten van dragen. Het decreet stelt uitdrukkelijk dat de V l a a m s e regering financiële stimuli uittrekt voor ge-meenten die informatiecampagnes opzetten ten behoeve van particulieren (art. 5 ) . Deze vermel-ding geeft dus een decretale onderbouw aan be-paalde initiatieven die reeds opgenomen zijn in de nieuwe samenwerkingsakkoorden (2002-2004) met de gemeenten (cluster vaste stoffen). Deze overeenkomst voorziet ook in steun voor een vermindering van het gebruik van bestrij-dingsmiddelen door de gemeentelijke diensten zelf.
In de geplande sensibiliseringscampagne over bestrijdingsmiddelen (voorjaar 2003) zal de Vlaamse overheid de burgers ook informeren en motiveren in verband met het decreet. E r v a-ring (ook in het buitenland) leert immers dat de burgers vertrouwd moeten worden gemaakt met de (visuele) effecten, zoals omvormingsbe-h e e r, minder intensieve en andere bestrijding van onkruid, e n z o v o o r t , van de alternatieven voor bestrijdingsmiddelen.