• No results found

Wiskunde logica Werkcollege 9 Jolien Oomens 11 april 2017

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Wiskunde logica Werkcollege 9 Jolien Oomens 11 april 2017"

Copied!
55
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Wiskunde logica

Werkcollege 9 Jolien Oomens 11 april 2017

(2)

Opgave 1

Zij S een symboolverzameling. (a) Bewijs dat de verzameling van alle eindige S -structuren niet ∆-elementair is. (b) Bewijs dat de verzameling van alle oneindige S -structuren ∆-elementair is maar niet elementair.

Zij ϕn de formule die aangeeft dat |A| ≥ n. (a) Stel van wel, dan is er een Φ zodat

Mod(Φ) = {A : |A| < ∞}.

Bekijk nuS

n∈Nϕn∪ Φ. Elke eindige deelverzameling heeft een model, dus volgens de compactheidsstelling heeft deze

verzameling een model. Er is dus een oneindige structuur die Φ waarmaakt. Tegenspraak.

(b) Er geldt Mod({ϕn: n ∈ N}) = {A : |A| = ∞}.

Stel dat de verzameling elementair is. Dan is er een ϕ zodat

Mod({ϕ}) = {A : |A| = ∞}, maar dan geldt Mod({¬ϕ}) = {A : |A| < ∞}. Tegenspraak.

(3)

Opgave 1

Zij S een symboolverzameling. (a) Bewijs dat de verzameling van alle eindige S -structuren niet ∆-elementair is. (b) Bewijs dat de verzameling van alle oneindige S -structuren ∆-elementair is maar niet elementair.

Zij ϕn de formule die aangeeft dat |A| ≥ n.

(a) Stel van wel, dan is er een Φ zodat

Mod(Φ) = {A : |A| < ∞}.

Bekijk nuS

n∈Nϕn∪ Φ. Elke eindige deelverzameling heeft een model, dus volgens de compactheidsstelling heeft deze

verzameling een model. Er is dus een oneindige structuur die Φ waarmaakt. Tegenspraak.

(b) Er geldt Mod({ϕn: n ∈ N}) = {A : |A| = ∞}.

Stel dat de verzameling elementair is. Dan is er een ϕ zodat

Mod({ϕ}) = {A : |A| = ∞}, maar dan geldt Mod({¬ϕ}) = {A : |A| < ∞}. Tegenspraak.

(4)

Opgave 1

Zij S een symboolverzameling. (a) Bewijs dat de verzameling van alle eindige S -structuren niet ∆-elementair is. (b) Bewijs dat de verzameling van alle oneindige S -structuren ∆-elementair is maar niet elementair.

Zij ϕn de formule die aangeeft dat |A| ≥ n.

(a) Stel van wel, dan is er een Φ zodat

Mod(Φ) = {A : |A| < ∞}.

Bekijk nuS

n∈Nϕn∪ Φ. Elke eindige deelverzameling heeft een model, dus volgens de compactheidsstelling heeft deze

verzameling een model. Er is dus een oneindige structuur die Φ waarmaakt. Tegenspraak.

(b) Er geldt Mod({ϕn: n ∈ N}) = {A : |A| = ∞}.

Stel dat de verzameling elementair is. Dan is er een ϕ zodat

Mod({ϕ}) = {A : |A| = ∞}, maar dan geldt Mod({¬ϕ}) = {A : |A| < ∞}. Tegenspraak.

(5)

Opgave 1

Zij S een symboolverzameling. (a) Bewijs dat de verzameling van alle eindige S -structuren niet ∆-elementair is. (b) Bewijs dat de verzameling van alle oneindige S -structuren ∆-elementair is maar niet elementair.

Zij ϕn de formule die aangeeft dat |A| ≥ n.

(a) Stel van wel, dan is er een Φ zodat

Mod(Φ) = {A : |A| < ∞}.

Bekijk nuS

n∈Nϕn∪ Φ.

Elke eindige deelverzameling heeft een model, dus volgens de compactheidsstelling heeft deze

verzameling een model. Er is dus een oneindige structuur die Φ waarmaakt. Tegenspraak.

(b) Er geldt Mod({ϕn: n ∈ N}) = {A : |A| = ∞}.

Stel dat de verzameling elementair is. Dan is er een ϕ zodat

Mod({ϕ}) = {A : |A| = ∞}, maar dan geldt Mod({¬ϕ}) = {A : |A| < ∞}. Tegenspraak.

(6)

Opgave 1

Zij S een symboolverzameling. (a) Bewijs dat de verzameling van alle eindige S -structuren niet ∆-elementair is. (b) Bewijs dat de verzameling van alle oneindige S -structuren ∆-elementair is maar niet elementair.

Zij ϕn de formule die aangeeft dat |A| ≥ n.

(a) Stel van wel, dan is er een Φ zodat

Mod(Φ) = {A : |A| < ∞}.

Bekijk nuS

n∈Nϕn∪ Φ. Elke eindige deelverzameling heeft een model, dus volgens de compactheidsstelling heeft deze

verzameling een model.

Er is dus een oneindige structuur die Φ waarmaakt. Tegenspraak.

(b) Er geldt Mod({ϕn: n ∈ N}) = {A : |A| = ∞}.

Stel dat de verzameling elementair is. Dan is er een ϕ zodat

Mod({ϕ}) = {A : |A| = ∞}, maar dan geldt Mod({¬ϕ}) = {A : |A| < ∞}. Tegenspraak.

(7)

Opgave 1

Zij S een symboolverzameling. (a) Bewijs dat de verzameling van alle eindige S -structuren niet ∆-elementair is. (b) Bewijs dat de verzameling van alle oneindige S -structuren ∆-elementair is maar niet elementair.

Zij ϕn de formule die aangeeft dat |A| ≥ n.

(a) Stel van wel, dan is er een Φ zodat

Mod(Φ) = {A : |A| < ∞}.

Bekijk nuS

n∈Nϕn∪ Φ. Elke eindige deelverzameling heeft een model, dus volgens de compactheidsstelling heeft deze

verzameling een model. Er is dus een oneindige structuur die Φ waarmaakt.

Tegenspraak.

(b) Er geldt Mod({ϕn: n ∈ N}) = {A : |A| = ∞}.

Stel dat de verzameling elementair is. Dan is er een ϕ zodat

Mod({ϕ}) = {A : |A| = ∞}, maar dan geldt Mod({¬ϕ}) = {A : |A| < ∞}. Tegenspraak.

(8)

Opgave 1

Zij S een symboolverzameling. (a) Bewijs dat de verzameling van alle eindige S -structuren niet ∆-elementair is. (b) Bewijs dat de verzameling van alle oneindige S -structuren ∆-elementair is maar niet elementair.

Zij ϕn de formule die aangeeft dat |A| ≥ n.

(a) Stel van wel, dan is er een Φ zodat

Mod(Φ) = {A : |A| < ∞}.

Bekijk nuS

n∈Nϕn∪ Φ. Elke eindige deelverzameling heeft een model, dus volgens de compactheidsstelling heeft deze

verzameling een model. Er is dus een oneindige structuur die Φ waarmaakt. Tegenspraak.

(b) Er geldt Mod({ϕn: n ∈ N}) = {A : |A| = ∞}.

Stel dat de verzameling elementair is. Dan is er een ϕ zodat

Mod({ϕ}) = {A : |A| = ∞}, maar dan geldt Mod({¬ϕ}) = {A : |A| < ∞}. Tegenspraak.

(9)

Opgave 1

Zij S een symboolverzameling. (a) Bewijs dat de verzameling van alle eindige S -structuren niet ∆-elementair is. (b) Bewijs dat de verzameling van alle oneindige S -structuren ∆-elementair is maar niet elementair.

Zij ϕn de formule die aangeeft dat |A| ≥ n.

(a) Stel van wel, dan is er een Φ zodat

Mod(Φ) = {A : |A| < ∞}.

Bekijk nuS

n∈Nϕn∪ Φ. Elke eindige deelverzameling heeft een model, dus volgens de compactheidsstelling heeft deze

verzameling een model. Er is dus een oneindige structuur die Φ waarmaakt. Tegenspraak.

(b) Er geldt Mod({ϕn: n ∈ N}) = {A : |A| = ∞}.

Stel dat de verzameling elementair is. Dan is er een ϕ zodat

Mod({ϕ}) = {A : |A| = ∞}, maar dan geldt Mod({¬ϕ}) = {A : |A| < ∞}. Tegenspraak.

(10)

Opgave 1

Zij S een symboolverzameling. (a) Bewijs dat de verzameling van alle eindige S -structuren niet ∆-elementair is. (b) Bewijs dat de verzameling van alle oneindige S -structuren ∆-elementair is maar niet elementair.

Zij ϕn de formule die aangeeft dat |A| ≥ n.

(a) Stel van wel, dan is er een Φ zodat

Mod(Φ) = {A : |A| < ∞}.

Bekijk nuS

n∈Nϕn∪ Φ. Elke eindige deelverzameling heeft een model, dus volgens de compactheidsstelling heeft deze

verzameling een model. Er is dus een oneindige structuur die Φ waarmaakt. Tegenspraak.

(b) Er geldt Mod({ϕn: n ∈ N}) = {A : |A| = ∞}.

Stel dat de verzameling elementair is. Dan is er een ϕ zodat

Mod({ϕ}) = {A : |A| = ∞}, maar dan geldt Mod({¬ϕ}) = {A : |A| < ∞}. Tegenspraak.

(11)

Opgave 1

Zij S een symboolverzameling. (a) Bewijs dat de verzameling van alle eindige S -structuren niet ∆-elementair is. (b) Bewijs dat de verzameling van alle oneindige S -structuren ∆-elementair is maar niet elementair.

Zij ϕn de formule die aangeeft dat |A| ≥ n.

(a) Stel van wel, dan is er een Φ zodat

Mod(Φ) = {A : |A| < ∞}.

Bekijk nuS

n∈Nϕn∪ Φ. Elke eindige deelverzameling heeft een model, dus volgens de compactheidsstelling heeft deze

verzameling een model. Er is dus een oneindige structuur die Φ waarmaakt. Tegenspraak.

(b) Er geldt Mod({ϕn: n ∈ N}) = {A : |A| = ∞}. Stel dat de verzameling elementair is.

Dan is er een ϕ zodat Mod({ϕ}) = {A : |A| = ∞}, maar dan geldt Mod({¬ϕ}) = {A : |A| < ∞}. Tegenspraak.

(12)

Opgave 1

Zij S een symboolverzameling. (a) Bewijs dat de verzameling van alle eindige S -structuren niet ∆-elementair is. (b) Bewijs dat de verzameling van alle oneindige S -structuren ∆-elementair is maar niet elementair.

Zij ϕn de formule die aangeeft dat |A| ≥ n.

(a) Stel van wel, dan is er een Φ zodat

Mod(Φ) = {A : |A| < ∞}.

Bekijk nuS

n∈Nϕn∪ Φ. Elke eindige deelverzameling heeft een model, dus volgens de compactheidsstelling heeft deze

verzameling een model. Er is dus een oneindige structuur die Φ waarmaakt. Tegenspraak.

(b) Er geldt Mod({ϕn: n ∈ N}) = {A : |A| = ∞}. Stel dat de verzameling elementair is. Dan is er een ϕ zodat

Mod({ϕ}) = {A : |A| = ∞},

maar dan geldt Mod({¬ϕ}) = {A : |A| < ∞}. Tegenspraak.

(13)

Opgave 1

Zij S een symboolverzameling. (a) Bewijs dat de verzameling van alle eindige S -structuren niet ∆-elementair is. (b) Bewijs dat de verzameling van alle oneindige S -structuren ∆-elementair is maar niet elementair.

Zij ϕn de formule die aangeeft dat |A| ≥ n.

(a) Stel van wel, dan is er een Φ zodat

Mod(Φ) = {A : |A| < ∞}.

Bekijk nuS

n∈Nϕn∪ Φ. Elke eindige deelverzameling heeft een model, dus volgens de compactheidsstelling heeft deze

verzameling een model. Er is dus een oneindige structuur die Φ waarmaakt. Tegenspraak.

(b) Er geldt Mod({ϕn: n ∈ N}) = {A : |A| = ∞}. Stel dat de verzameling elementair is. Dan is er een ϕ zodat

Mod({ϕ}) = {A : |A| = ∞}, maar dan geldt Mod({¬ϕ}) = {A : |A| < ∞}.

Tegenspraak.

(14)

Opgave 1

Zij S een symboolverzameling. (a) Bewijs dat de verzameling van alle eindige S -structuren niet ∆-elementair is. (b) Bewijs dat de verzameling van alle oneindige S -structuren ∆-elementair is maar niet elementair.

Zij ϕn de formule die aangeeft dat |A| ≥ n.

(a) Stel van wel, dan is er een Φ zodat

Mod(Φ) = {A : |A| < ∞}.

Bekijk nuS

n∈Nϕn∪ Φ. Elke eindige deelverzameling heeft een model, dus volgens de compactheidsstelling heeft deze

verzameling een model. Er is dus een oneindige structuur die Φ waarmaakt. Tegenspraak.

(b) Er geldt Mod({ϕn: n ∈ N}) = {A : |A| = ∞}. Stel dat de verzameling elementair is. Dan is er een ϕ zodat

Mod({ϕ}) = {A : |A| = ∞}, maar dan geldt Mod({¬ϕ}) = {A : |A| < ∞}.

Tegenspraak.

(15)

Opgave 1

Zij S een symboolverzameling. (a) Bewijs dat de verzameling van alle eindige S -structuren niet ∆-elementair is. (b) Bewijs dat de verzameling van alle oneindige S -structuren ∆-elementair is maar niet elementair.

Zij ϕn de formule die aangeeft dat |A| ≥ n.

(a) Stel van wel, dan is er een Φ zodat

Mod(Φ) = {A : |A| < ∞}.

Bekijk nuS

n∈Nϕn∪ Φ. Elke eindige deelverzameling heeft een model, dus volgens de compactheidsstelling heeft deze

verzameling een model. Er is dus een oneindige structuur die Φ waarmaakt. Tegenspraak.

(b) Er geldt Mod({ϕn: n ∈ N}) = {A : |A| = ∞}. Stel dat de verzameling elementair is. Dan is er een ϕ zodat

Mod({ϕ}) = {A : |A| = ∞}, maar dan geldt Mod({¬ϕ}) = {A : |A| < ∞}.

Tegenspraak.

(16)

Opgave 2

Zij K een ∆-elementaire klasse van structuren. Laat zien dat de klasse K van structuren in K met een oneindig domein ook ∆-elementair is.

We weten dat er een Φ is zodat

K= Mod(Φ).

Neem nu ϕn opnieuw de formule die zegt dat een structuur n of meer punten heeft. Dan hebben we

K= Mod [

n∈N

ϕn∪ Φ

! ,

dus K is ∆-elementair.

(17)

Opgave 2

Zij K een ∆-elementaire klasse van structuren. Laat zien dat de klasse K van structuren in K met een oneindig domein ook ∆-elementair is.

We weten dat er een Φ is zodat

K= Mod(Φ).

Neem nu ϕn opnieuw de formule die zegt dat een structuur n of meer punten heeft. Dan hebben we

K= Mod [

n∈N

ϕn∪ Φ

! ,

dus K is ∆-elementair.

(18)

Opgave 2

Zij K een ∆-elementaire klasse van structuren. Laat zien dat de klasse K van structuren in K met een oneindig domein ook ∆-elementair is.

We weten dat er een Φ is zodat

K= Mod(Φ).

Neem nu ϕn opnieuw de formule die zegt dat een structuur n of meer punten heeft.

Dan hebben we

K= Mod [

n∈N

ϕn∪ Φ

! ,

dus K is ∆-elementair.

(19)

Opgave 2

Zij K een ∆-elementaire klasse van structuren. Laat zien dat de klasse K van structuren in K met een oneindig domein ook ∆-elementair is.

We weten dat er een Φ is zodat

K= Mod(Φ).

Neem nu ϕn opnieuw de formule die zegt dat een structuur n of meer punten heeft. Dan hebben we

K= Mod [

n∈N

ϕn∪ Φ

! ,

dus K is ∆-elementair.

(20)

Opgave 2

Zij K een ∆-elementaire klasse van structuren. Laat zien dat de klasse K van structuren in K met een oneindig domein ook ∆-elementair is.

We weten dat er een Φ is zodat

K= Mod(Φ).

Neem nu ϕn opnieuw de formule die zegt dat een structuur n of meer punten heeft. Dan hebben we

K= Mod [

n∈N

ϕn∪ Φ

! ,

dus K is ∆-elementair.

(21)

Opgave 2

Zij K een ∆-elementaire klasse van structuren. Laat zien dat de klasse K van structuren in K met een oneindig domein ook ∆-elementair is.

We weten dat er een Φ is zodat

K= Mod(Φ).

Neem nu ϕn opnieuw de formule die zegt dat een structuur n of meer punten heeft. Dan hebben we

K= Mod [

n∈N

ϕn∪ Φ

! ,

dus K is ∆-elementair.

(22)

Opgave 3

Bewijs met Zorns lemma dat elk ideaal ongelijk aan R bevat is in een maximaal ideaal.

Zij I ( R een ideaal. We bekijken de poset V = {I ⊆ J ( R : J een ideaal}. Zij K ⊆ V een ketting. Dan is de vereniging B =S

J∈KJ opnieuw een ideaal:

1 B ⊇ I 6= ∅

2 B is gesloten onder optelling.

3 Voor b ∈ B en r ∈ R is er een J ∈ K zodat b ∈ J en omdat dit een ideaal is geldt ook a · r ∈ J ⊆ B en r · a ∈ J ⊆ B. Merk op dat 1 /∈ J voor alle J ∈ K , dus ook 1 /∈ B waardoor B niet de hele ring is. We zien dat B ∈ V een bovengrens is. Er is dus een maximaal element M ∈ V . Dit is een maximaal ideaal omdat M 6= R.

(23)

Opgave 3

Bewijs met Zorns lemma dat elk ideaal ongelijk aan R bevat is in een maximaal ideaal.

Zij I ( R een ideaal.

We bekijken de poset V = {I ⊆ J ( R : J een ideaal}. Zij K ⊆ V een ketting. Dan is de vereniging B =S

J∈KJ opnieuw een ideaal:

1 B ⊇ I 6= ∅

2 B is gesloten onder optelling.

3 Voor b ∈ B en r ∈ R is er een J ∈ K zodat b ∈ J en omdat dit een ideaal is geldt ook a · r ∈ J ⊆ B en r · a ∈ J ⊆ B. Merk op dat 1 /∈ J voor alle J ∈ K , dus ook 1 /∈ B waardoor B niet de hele ring is. We zien dat B ∈ V een bovengrens is. Er is dus een maximaal element M ∈ V . Dit is een maximaal ideaal omdat M 6= R.

(24)

Opgave 3

Bewijs met Zorns lemma dat elk ideaal ongelijk aan R bevat is in een maximaal ideaal.

Zij I ( R een ideaal. We bekijken de poset V = {I ⊆ J ( R : J een ideaal}.

Zij K ⊆ V een ketting. Dan is de vereniging B =S

J∈KJ opnieuw een ideaal:

1 B ⊇ I 6= ∅

2 B is gesloten onder optelling.

3 Voor b ∈ B en r ∈ R is er een J ∈ K zodat b ∈ J en omdat dit een ideaal is geldt ook a · r ∈ J ⊆ B en r · a ∈ J ⊆ B. Merk op dat 1 /∈ J voor alle J ∈ K , dus ook 1 /∈ B waardoor B niet de hele ring is. We zien dat B ∈ V een bovengrens is. Er is dus een maximaal element M ∈ V . Dit is een maximaal ideaal omdat M 6= R.

(25)

Opgave 3

Bewijs met Zorns lemma dat elk ideaal ongelijk aan R bevat is in een maximaal ideaal.

Zij I ( R een ideaal. We bekijken de poset V = {I ⊆ J ( R : J een ideaal}.

Zij K ⊆ V een ketting.

Dan is de vereniging B =S

J∈KJ opnieuw een ideaal:

1 B ⊇ I 6= ∅

2 B is gesloten onder optelling.

3 Voor b ∈ B en r ∈ R is er een J ∈ K zodat b ∈ J en omdat dit een ideaal is geldt ook a · r ∈ J ⊆ B en r · a ∈ J ⊆ B. Merk op dat 1 /∈ J voor alle J ∈ K , dus ook 1 /∈ B waardoor B niet de hele ring is. We zien dat B ∈ V een bovengrens is. Er is dus een maximaal element M ∈ V . Dit is een maximaal ideaal omdat M 6= R.

(26)

Opgave 3

Bewijs met Zorns lemma dat elk ideaal ongelijk aan R bevat is in een maximaal ideaal.

Zij I ( R een ideaal. We bekijken de poset V = {I ⊆ J ( R : J een ideaal}.

Zij K ⊆ V een ketting. Dan is de vereniging B =S

J∈KJ opnieuw een ideaal:

1 B ⊇ I 6= ∅

2 B is gesloten onder optelling.

3 Voor b ∈ B en r ∈ R is er een J ∈ K zodat b ∈ J en omdat dit een ideaal is geldt ook a · r ∈ J ⊆ B en r · a ∈ J ⊆ B. Merk op dat 1 /∈ J voor alle J ∈ K , dus ook 1 /∈ B waardoor B niet de hele ring is. We zien dat B ∈ V een bovengrens is. Er is dus een maximaal element M ∈ V . Dit is een maximaal ideaal omdat M 6= R.

(27)

Opgave 3

Bewijs met Zorns lemma dat elk ideaal ongelijk aan R bevat is in een maximaal ideaal.

Zij I ( R een ideaal. We bekijken de poset V = {I ⊆ J ( R : J een ideaal}.

Zij K ⊆ V een ketting. Dan is de vereniging B =S

J∈KJ opnieuw een ideaal:

1 B ⊇ I 6= ∅

2 B is gesloten onder optelling.

3 Voor b ∈ B en r ∈ R is er een J ∈ K zodat b ∈ J en omdat dit een ideaal is geldt ook a · r ∈ J ⊆ B en r · a ∈ J ⊆ B. Merk op dat 1 /∈ J voor alle J ∈ K , dus ook 1 /∈ B waardoor B niet de hele ring is. We zien dat B ∈ V een bovengrens is. Er is dus een maximaal element M ∈ V . Dit is een maximaal ideaal omdat M 6= R.

(28)

Opgave 3

Bewijs met Zorns lemma dat elk ideaal ongelijk aan R bevat is in een maximaal ideaal.

Zij I ( R een ideaal. We bekijken de poset V = {I ⊆ J ( R : J een ideaal}.

Zij K ⊆ V een ketting. Dan is de vereniging B =S

J∈KJ opnieuw een ideaal:

1 B ⊇ I 6= ∅

2 B is gesloten onder optelling.

3 Voor b ∈ B en r ∈ R is er een J ∈ K zodat b ∈ J en omdat dit een ideaal is geldt ook a · r ∈ J ⊆ B en r · a ∈ J ⊆ B. Merk op dat 1 /∈ J voor alle J ∈ K , dus ook 1 /∈ B waardoor B niet de hele ring is. We zien dat B ∈ V een bovengrens is. Er is dus een maximaal element M ∈ V . Dit is een maximaal ideaal omdat M 6= R.

(29)

Opgave 3

Bewijs met Zorns lemma dat elk ideaal ongelijk aan R bevat is in een maximaal ideaal.

Zij I ( R een ideaal. We bekijken de poset V = {I ⊆ J ( R : J een ideaal}.

Zij K ⊆ V een ketting. Dan is de vereniging B =S

J∈KJ opnieuw een ideaal:

1 B ⊇ I 6= ∅

2 B is gesloten onder optelling.

3 Voor b ∈ B en r ∈ R is er een J ∈ K zodat b ∈ J en omdat dit een ideaal is geldt ook a · r ∈ J ⊆ B en r · a ∈ J ⊆ B.

Merk op dat 1 /∈ J voor alle J ∈ K , dus ook 1 /∈ B waardoor B niet de hele ring is. We zien dat B ∈ V een bovengrens is. Er is dus een maximaal element M ∈ V . Dit is een maximaal ideaal omdat M 6= R.

(30)

Opgave 3

Bewijs met Zorns lemma dat elk ideaal ongelijk aan R bevat is in een maximaal ideaal.

Zij I ( R een ideaal. We bekijken de poset V = {I ⊆ J ( R : J een ideaal}.

Zij K ⊆ V een ketting. Dan is de vereniging B =S

J∈KJ opnieuw een ideaal:

1 B ⊇ I 6= ∅

2 B is gesloten onder optelling.

3 Voor b ∈ B en r ∈ R is er een J ∈ K zodat b ∈ J en omdat dit een ideaal is geldt ook a · r ∈ J ⊆ B en r · a ∈ J ⊆ B.

Merk op dat 1 /∈ J voor alle J ∈ K ,

dus ook 1 /∈ B waardoor B niet de hele ring is. We zien dat B ∈ V een bovengrens is. Er is dus een maximaal element M ∈ V . Dit is een maximaal ideaal omdat M 6= R.

(31)

Opgave 3

Bewijs met Zorns lemma dat elk ideaal ongelijk aan R bevat is in een maximaal ideaal.

Zij I ( R een ideaal. We bekijken de poset V = {I ⊆ J ( R : J een ideaal}.

Zij K ⊆ V een ketting. Dan is de vereniging B =S

J∈KJ opnieuw een ideaal:

1 B ⊇ I 6= ∅

2 B is gesloten onder optelling.

3 Voor b ∈ B en r ∈ R is er een J ∈ K zodat b ∈ J en omdat dit een ideaal is geldt ook a · r ∈ J ⊆ B en r · a ∈ J ⊆ B.

Merk op dat 1 /∈ J voor alle J ∈ K , dus ook 1 /∈ B waardoor B niet de hele ring is.

We zien dat B ∈ V een bovengrens is. Er is dus een maximaal element M ∈ V . Dit is een maximaal ideaal omdat M 6= R.

(32)

Opgave 3

Bewijs met Zorns lemma dat elk ideaal ongelijk aan R bevat is in een maximaal ideaal.

Zij I ( R een ideaal. We bekijken de poset V = {I ⊆ J ( R : J een ideaal}.

Zij K ⊆ V een ketting. Dan is de vereniging B =S

J∈KJ opnieuw een ideaal:

1 B ⊇ I 6= ∅

2 B is gesloten onder optelling.

3 Voor b ∈ B en r ∈ R is er een J ∈ K zodat b ∈ J en omdat dit een ideaal is geldt ook a · r ∈ J ⊆ B en r · a ∈ J ⊆ B.

Merk op dat 1 /∈ J voor alle J ∈ K , dus ook 1 /∈ B waardoor B niet de hele ring is. We zien dat B ∈ V een bovengrens is.

Er is dus een maximaal element M ∈ V . Dit is een maximaal ideaal omdat M 6= R.

(33)

Opgave 3

Bewijs met Zorns lemma dat elk ideaal ongelijk aan R bevat is in een maximaal ideaal.

Zij I ( R een ideaal. We bekijken de poset V = {I ⊆ J ( R : J een ideaal}.

Zij K ⊆ V een ketting. Dan is de vereniging B =S

J∈KJ opnieuw een ideaal:

1 B ⊇ I 6= ∅

2 B is gesloten onder optelling.

3 Voor b ∈ B en r ∈ R is er een J ∈ K zodat b ∈ J en omdat dit een ideaal is geldt ook a · r ∈ J ⊆ B en r · a ∈ J ⊆ B.

Merk op dat 1 /∈ J voor alle J ∈ K , dus ook 1 /∈ B waardoor B niet de hele ring is. We zien dat B ∈ V een bovengrens is. Er is dus een maximaal element M ∈ V .

Dit is een maximaal ideaal omdat M 6= R.

(34)

Opgave 3

Bewijs met Zorns lemma dat elk ideaal ongelijk aan R bevat is in een maximaal ideaal.

Zij I ( R een ideaal. We bekijken de poset V = {I ⊆ J ( R : J een ideaal}.

Zij K ⊆ V een ketting. Dan is de vereniging B =S

J∈KJ opnieuw een ideaal:

1 B ⊇ I 6= ∅

2 B is gesloten onder optelling.

3 Voor b ∈ B en r ∈ R is er een J ∈ K zodat b ∈ J en omdat dit een ideaal is geldt ook a · r ∈ J ⊆ B en r · a ∈ J ⊆ B.

Merk op dat 1 /∈ J voor alle J ∈ K , dus ook 1 /∈ B waardoor B niet de hele ring is. We zien dat B ∈ V een bovengrens is. Er is dus een maximaal element M ∈ V . Dit is een maximaal ideaal omdat M 6= R.

(35)

Opgave 3

Bewijs met Zorns lemma dat elk ideaal ongelijk aan R bevat is in een maximaal ideaal.

Zij I ( R een ideaal. We bekijken de poset V = {I ⊆ J ( R : J een ideaal}.

Zij K ⊆ V een ketting. Dan is de vereniging B =S

J∈KJ opnieuw een ideaal:

1 B ⊇ I 6= ∅

2 B is gesloten onder optelling.

3 Voor b ∈ B en r ∈ R is er een J ∈ K zodat b ∈ J en omdat dit een ideaal is geldt ook a · r ∈ J ⊆ B en r · a ∈ J ⊆ B.

Merk op dat 1 /∈ J voor alle J ∈ K , dus ook 1 /∈ B waardoor B niet de hele ring is. We zien dat B ∈ V een bovengrens is. Er is dus een maximaal element M ∈ V . Dit is een maximaal ideaal omdat M 6= R.

(36)

Opgave 4

Voor elke vervulbare verzameling Φ van S -zinnen zij AS een S -structuur zodat AΦ|= Φ. Definieer Σ = {AΦ: Φ ⊆ LS0 zodat Sat(Φ)} en Xϕ= {A ∈ Σ | A |= ϕ}.

(a) We hebben

Xϕ∧ψ = {A ∈ Σ | A |= ϕ ∧ ψ}

= {A ∈ Σ | A |= ϕ en A |= ψ}

= {A ∈ Σ | A |= ϕ} ∩ {A ∈ Σ | A |= ψ}

= Xϕ∩ Xψ. (b) Er geldt

X¬ϕ= {A ∈ Σ | A |= ¬ϕ}

= {A ∈ Σ | A 6|= ϕ}

= Σ \ {A ∈ Σ | A |= ϕ}

= Σ \ Xϕ.

(37)

Opgave 4

Voor elke vervulbare verzameling Φ van S -zinnen zij AS een S -structuur zodat AΦ|= Φ. Definieer Σ = {AΦ: Φ ⊆ LS0 zodat Sat(Φ)} en Xϕ= {A ∈ Σ | A |= ϕ}.

(a) We hebben

Xϕ∧ψ = {A ∈ Σ | A |= ϕ ∧ ψ}

= {A ∈ Σ | A |= ϕ en A |= ψ}

= {A ∈ Σ | A |= ϕ} ∩ {A ∈ Σ | A |= ψ}

= Xϕ∩ Xψ.

(b) Er geldt

X¬ϕ= {A ∈ Σ | A |= ¬ϕ}

= {A ∈ Σ | A 6|= ϕ}

= Σ \ {A ∈ Σ | A |= ϕ}

= Σ \ Xϕ.

(38)

Opgave 4

Voor elke vervulbare verzameling Φ van S -zinnen zij AS een S -structuur zodat AΦ|= Φ. Definieer Σ = {AΦ: Φ ⊆ LS0 zodat Sat(Φ)} en Xϕ= {A ∈ Σ | A |= ϕ}.

(a) We hebben

Xϕ∧ψ = {A ∈ Σ | A |= ϕ ∧ ψ}

= {A ∈ Σ | A |= ϕ en A |= ψ}

= {A ∈ Σ | A |= ϕ} ∩ {A ∈ Σ | A |= ψ}

= Xϕ∩ Xψ. (b) Er geldt

X¬ϕ= {A ∈ Σ | A |= ¬ϕ}

= {A ∈ Σ | A 6|= ϕ}

= Σ \ {A ∈ Σ | A |= ϕ}

= Σ \ Xϕ.

(39)

Opgave 4

Voor elke vervulbare verzameling Φ van S -zinnen zij AS een S -structuur zodat AΦ|= Φ. Definieer Σ = {AΦ: Φ ⊆ LS0 zodat Sat(Φ)} en Xϕ= {A ∈ Σ | A |= ϕ}.

(c) Stel dat Σ =S

ϕ∈ΦXϕ. Definieer Ψ = {¬ϕ : ϕ ∈ Φ}. Ik claim dat Ψ dan niet vervulbaar is. Stel dat wel Sat(Ψ) geldt. Dan is er een AΨ∈ Σ zodat AΨ|= Ψ, maar dan geldt

AΨ6|= ϕ voor alle ϕ ∈ Φ. De structuur AΨ kan dus in geen enkele Xϕ zitten. Dit is strijdig met Σ =S

ϕ∈ΦXϕ. De verzameling Ψ heeft geen model dus volgens de compactheidsstelling is er een eindige Ψ0 ⊆ Ψ die ook onvervulbaar is. Noem de bijbehorende indexverzameling Φ0. Stel dat

Σ 6= [

ϕ∈Φ0

Xϕ.

Dan is er een Aχ zodat A 6|= ϕ voor alle ϕ ∈ Φ0. Dit betekent precies dat Aχ een model is voor Ψ0. Dit is een tegenspraak, dus Σ =S

ϕ∈Φ0Xϕ.

(40)

Opgave 4

Voor elke vervulbare verzameling Φ van S -zinnen zij AS een S -structuur zodat AΦ|= Φ. Definieer Σ = {AΦ: Φ ⊆ LS0 zodat Sat(Φ)} en Xϕ= {A ∈ Σ | A |= ϕ}.

(c) Stel dat Σ =S

ϕ∈ΦXϕ.

Definieer Ψ = {¬ϕ : ϕ ∈ Φ}. Ik claim dat Ψ dan niet vervulbaar is. Stel dat wel Sat(Ψ) geldt. Dan is er een AΨ∈ Σ zodat AΨ|= Ψ, maar dan geldt

AΨ6|= ϕ voor alle ϕ ∈ Φ. De structuur AΨ kan dus in geen enkele Xϕ zitten. Dit is strijdig met Σ =S

ϕ∈ΦXϕ. De verzameling Ψ heeft geen model dus volgens de compactheidsstelling is er een eindige Ψ0 ⊆ Ψ die ook onvervulbaar is. Noem de bijbehorende indexverzameling Φ0. Stel dat

Σ 6= [

ϕ∈Φ0

Xϕ.

Dan is er een Aχ zodat A 6|= ϕ voor alle ϕ ∈ Φ0. Dit betekent precies dat Aχ een model is voor Ψ0. Dit is een tegenspraak, dus Σ =S

ϕ∈Φ0Xϕ.

(41)

Opgave 4

Voor elke vervulbare verzameling Φ van S -zinnen zij AS een S -structuur zodat AΦ|= Φ. Definieer Σ = {AΦ: Φ ⊆ LS0 zodat Sat(Φ)} en Xϕ= {A ∈ Σ | A |= ϕ}.

(c) Stel dat Σ =S

ϕ∈ΦXϕ. Definieer Ψ = {¬ϕ : ϕ ∈ Φ}.

Ik claim dat Ψ dan niet vervulbaar is. Stel dat wel Sat(Ψ) geldt. Dan is er een AΨ∈ Σ zodat AΨ|= Ψ, maar dan geldt

AΨ6|= ϕ voor alle ϕ ∈ Φ. De structuur AΨ kan dus in geen enkele Xϕ zitten. Dit is strijdig met Σ =S

ϕ∈ΦXϕ. De verzameling Ψ heeft geen model dus volgens de compactheidsstelling is er een eindige Ψ0 ⊆ Ψ die ook onvervulbaar is. Noem de bijbehorende indexverzameling Φ0. Stel dat

Σ 6= [

ϕ∈Φ0

Xϕ.

Dan is er een Aχ zodat A 6|= ϕ voor alle ϕ ∈ Φ0. Dit betekent precies dat Aχ een model is voor Ψ0. Dit is een tegenspraak, dus Σ =S

ϕ∈Φ0Xϕ.

(42)

Opgave 4

Voor elke vervulbare verzameling Φ van S -zinnen zij AS een S -structuur zodat AΦ|= Φ. Definieer Σ = {AΦ: Φ ⊆ LS0 zodat Sat(Φ)} en Xϕ= {A ∈ Σ | A |= ϕ}.

(c) Stel dat Σ =S

ϕ∈ΦXϕ. Definieer Ψ = {¬ϕ : ϕ ∈ Φ}. Ik claim dat Ψ dan niet vervulbaar is.

Stel dat wel Sat(Ψ) geldt. Dan is er een AΨ∈ Σ zodat AΨ|= Ψ, maar dan geldt

AΨ6|= ϕ voor alle ϕ ∈ Φ. De structuur AΨ kan dus in geen enkele Xϕ zitten. Dit is strijdig met Σ =S

ϕ∈ΦXϕ. De verzameling Ψ heeft geen model dus volgens de compactheidsstelling is er een eindige Ψ0 ⊆ Ψ die ook onvervulbaar is. Noem de bijbehorende indexverzameling Φ0. Stel dat

Σ 6= [

ϕ∈Φ0

Xϕ.

Dan is er een Aχ zodat A 6|= ϕ voor alle ϕ ∈ Φ0. Dit betekent precies dat Aχ een model is voor Ψ0. Dit is een tegenspraak, dus Σ =S

ϕ∈Φ0Xϕ.

(43)

Opgave 4

Voor elke vervulbare verzameling Φ van S -zinnen zij AS een S -structuur zodat AΦ|= Φ. Definieer Σ = {AΦ: Φ ⊆ LS0 zodat Sat(Φ)} en Xϕ= {A ∈ Σ | A |= ϕ}.

(c) Stel dat Σ =S

ϕ∈ΦXϕ. Definieer Ψ = {¬ϕ : ϕ ∈ Φ}. Ik claim dat Ψ dan niet vervulbaar is. Stel dat wel Sat(Ψ) geldt.

Dan is er een AΨ∈ Σ zodat AΨ|= Ψ, maar dan geldt AΨ6|= ϕ voor alle ϕ ∈ Φ. De structuur AΨ kan dus in geen enkele Xϕ zitten. Dit is strijdig met Σ =S

ϕ∈ΦXϕ. De verzameling Ψ heeft geen model dus volgens de compactheidsstelling is er een eindige Ψ0 ⊆ Ψ die ook onvervulbaar is. Noem de bijbehorende indexverzameling Φ0. Stel dat

Σ 6= [

ϕ∈Φ0

Xϕ.

Dan is er een Aχ zodat A 6|= ϕ voor alle ϕ ∈ Φ0. Dit betekent precies dat Aχ een model is voor Ψ0. Dit is een tegenspraak, dus Σ =S

ϕ∈Φ0Xϕ.

(44)

Opgave 4

Voor elke vervulbare verzameling Φ van S -zinnen zij AS een S -structuur zodat AΦ|= Φ. Definieer Σ = {AΦ: Φ ⊆ LS0 zodat Sat(Φ)} en Xϕ= {A ∈ Σ | A |= ϕ}.

(c) Stel dat Σ =S

ϕ∈ΦXϕ. Definieer Ψ = {¬ϕ : ϕ ∈ Φ}. Ik claim dat Ψ dan niet vervulbaar is. Stel dat wel Sat(Ψ) geldt.

Dan is er een AΨ∈ Σ zodat AΨ|= Ψ,

maar dan geldt AΨ6|= ϕ voor alle ϕ ∈ Φ. De structuur AΨ kan dus in geen enkele Xϕ zitten. Dit is strijdig met Σ =S

ϕ∈ΦXϕ. De verzameling Ψ heeft geen model dus volgens de compactheidsstelling is er een eindige Ψ0 ⊆ Ψ die ook onvervulbaar is. Noem de bijbehorende indexverzameling Φ0. Stel dat

Σ 6= [

ϕ∈Φ0

Xϕ.

Dan is er een Aχ zodat A 6|= ϕ voor alle ϕ ∈ Φ0. Dit betekent precies dat Aχ een model is voor Ψ0. Dit is een tegenspraak, dus Σ =S

ϕ∈Φ0Xϕ.

(45)

Opgave 4

Voor elke vervulbare verzameling Φ van S -zinnen zij AS een S -structuur zodat AΦ|= Φ. Definieer Σ = {AΦ: Φ ⊆ LS0 zodat Sat(Φ)} en Xϕ= {A ∈ Σ | A |= ϕ}.

(c) Stel dat Σ =S

ϕ∈ΦXϕ. Definieer Ψ = {¬ϕ : ϕ ∈ Φ}. Ik claim dat Ψ dan niet vervulbaar is. Stel dat wel Sat(Ψ) geldt.

Dan is er een AΨ∈ Σ zodat AΨ|= Ψ, maar dan geldt AΨ6|= ϕ voor alle ϕ ∈ Φ.

De structuur AΨ kan dus in geen enkele Xϕ zitten. Dit is strijdig met Σ =S

ϕ∈ΦXϕ. De verzameling Ψ heeft geen model dus volgens de compactheidsstelling is er een eindige Ψ0 ⊆ Ψ die ook onvervulbaar is. Noem de bijbehorende indexverzameling Φ0. Stel dat

Σ 6= [

ϕ∈Φ0

Xϕ.

Dan is er een Aχ zodat A 6|= ϕ voor alle ϕ ∈ Φ0. Dit betekent precies dat Aχ een model is voor Ψ0. Dit is een tegenspraak, dus Σ =S

ϕ∈Φ0Xϕ.

(46)

Opgave 4

Voor elke vervulbare verzameling Φ van S -zinnen zij AS een S -structuur zodat AΦ|= Φ. Definieer Σ = {AΦ: Φ ⊆ LS0 zodat Sat(Φ)} en Xϕ= {A ∈ Σ | A |= ϕ}.

(c) Stel dat Σ =S

ϕ∈ΦXϕ. Definieer Ψ = {¬ϕ : ϕ ∈ Φ}. Ik claim dat Ψ dan niet vervulbaar is. Stel dat wel Sat(Ψ) geldt.

Dan is er een AΨ∈ Σ zodat AΨ|= Ψ, maar dan geldt AΨ6|= ϕ voor alle ϕ ∈ Φ. De structuur AΨ kan dus in geen enkele Xϕ zitten.

Dit is strijdig met Σ =S

ϕ∈ΦXϕ. De verzameling Ψ heeft geen model dus volgens de compactheidsstelling is er een eindige Ψ0 ⊆ Ψ die ook onvervulbaar is. Noem de bijbehorende indexverzameling Φ0. Stel dat

Σ 6= [

ϕ∈Φ0

Xϕ.

Dan is er een Aχ zodat A 6|= ϕ voor alle ϕ ∈ Φ0. Dit betekent precies dat Aχ een model is voor Ψ0. Dit is een tegenspraak, dus Σ =S

ϕ∈Φ0Xϕ.

(47)

Opgave 4

Voor elke vervulbare verzameling Φ van S -zinnen zij AS een S -structuur zodat AΦ|= Φ. Definieer Σ = {AΦ: Φ ⊆ LS0 zodat Sat(Φ)} en Xϕ= {A ∈ Σ | A |= ϕ}.

(c) Stel dat Σ =S

ϕ∈ΦXϕ. Definieer Ψ = {¬ϕ : ϕ ∈ Φ}. Ik claim dat Ψ dan niet vervulbaar is. Stel dat wel Sat(Ψ) geldt.

Dan is er een AΨ∈ Σ zodat AΨ|= Ψ, maar dan geldt AΨ6|= ϕ voor alle ϕ ∈ Φ. De structuur AΨ kan dus in geen enkele Xϕ zitten. Dit is strijdig met Σ =S

ϕ∈ΦXϕ.

De verzameling Ψ heeft geen model dus volgens de compactheidsstelling is er een eindige Ψ0 ⊆ Ψ die ook onvervulbaar is. Noem de bijbehorende indexverzameling Φ0. Stel dat

Σ 6= [

ϕ∈Φ0

Xϕ.

Dan is er een Aχ zodat A 6|= ϕ voor alle ϕ ∈ Φ0. Dit betekent precies dat Aχ een model is voor Ψ0. Dit is een tegenspraak, dus Σ =S

ϕ∈Φ0Xϕ.

(48)

Opgave 4

Voor elke vervulbare verzameling Φ van S -zinnen zij AS een S -structuur zodat AΦ|= Φ. Definieer Σ = {AΦ: Φ ⊆ LS0 zodat Sat(Φ)} en Xϕ= {A ∈ Σ | A |= ϕ}.

(c) Stel dat Σ =S

ϕ∈ΦXϕ. Definieer Ψ = {¬ϕ : ϕ ∈ Φ}. Ik claim dat Ψ dan niet vervulbaar is. Stel dat wel Sat(Ψ) geldt.

Dan is er een AΨ∈ Σ zodat AΨ|= Ψ, maar dan geldt AΨ6|= ϕ voor alle ϕ ∈ Φ. De structuur AΨ kan dus in geen enkele Xϕ zitten. Dit is strijdig met Σ =S

ϕ∈ΦXϕ. De verzameling Ψ heeft geen model dus volgens de compactheidsstelling is er een eindige Ψ0 ⊆ Ψ die ook onvervulbaar is.

Noem de bijbehorende indexverzameling Φ0. Stel dat

Σ 6= [

ϕ∈Φ0

Xϕ.

Dan is er een Aχ zodat A 6|= ϕ voor alle ϕ ∈ Φ0. Dit betekent precies dat Aχ een model is voor Ψ0. Dit is een tegenspraak, dus Σ =S

ϕ∈Φ0Xϕ.

(49)

Opgave 4

Voor elke vervulbare verzameling Φ van S -zinnen zij AS een S -structuur zodat AΦ|= Φ. Definieer Σ = {AΦ: Φ ⊆ LS0 zodat Sat(Φ)} en Xϕ= {A ∈ Σ | A |= ϕ}.

(c) Stel dat Σ =S

ϕ∈ΦXϕ. Definieer Ψ = {¬ϕ : ϕ ∈ Φ}. Ik claim dat Ψ dan niet vervulbaar is. Stel dat wel Sat(Ψ) geldt.

Dan is er een AΨ∈ Σ zodat AΨ|= Ψ, maar dan geldt AΨ6|= ϕ voor alle ϕ ∈ Φ. De structuur AΨ kan dus in geen enkele Xϕ zitten. Dit is strijdig met Σ =S

ϕ∈ΦXϕ. De verzameling Ψ heeft geen model dus volgens de compactheidsstelling is er een eindige Ψ0 ⊆ Ψ die ook onvervulbaar is. Noem de bijbehorende indexverzameling Φ0.

Stel dat

Σ 6= [

ϕ∈Φ0

Xϕ.

Dan is er een Aχ zodat A 6|= ϕ voor alle ϕ ∈ Φ0. Dit betekent precies dat Aχ een model is voor Ψ0. Dit is een tegenspraak, dus Σ =S

ϕ∈Φ0Xϕ.

(50)

Opgave 4

Voor elke vervulbare verzameling Φ van S -zinnen zij AS een S -structuur zodat AΦ|= Φ. Definieer Σ = {AΦ: Φ ⊆ LS0 zodat Sat(Φ)} en Xϕ= {A ∈ Σ | A |= ϕ}.

(c) Stel dat Σ =S

ϕ∈ΦXϕ. Definieer Ψ = {¬ϕ : ϕ ∈ Φ}. Ik claim dat Ψ dan niet vervulbaar is. Stel dat wel Sat(Ψ) geldt.

Dan is er een AΨ∈ Σ zodat AΨ|= Ψ, maar dan geldt AΨ6|= ϕ voor alle ϕ ∈ Φ. De structuur AΨ kan dus in geen enkele Xϕ zitten. Dit is strijdig met Σ =S

ϕ∈ΦXϕ. De verzameling Ψ heeft geen model dus volgens de compactheidsstelling is er een eindige Ψ0 ⊆ Ψ die ook onvervulbaar is. Noem de bijbehorende indexverzameling Φ0. Stel dat

Σ 6= [

ϕ∈Φ0

Xϕ.

Dan is er een Aχ zodat A 6|= ϕ voor alle ϕ ∈ Φ0. Dit betekent precies dat Aχ een model is voor Ψ0. Dit is een tegenspraak, dus Σ =S

ϕ∈Φ0Xϕ.

(51)

Opgave 4

Voor elke vervulbare verzameling Φ van S -zinnen zij AS een S -structuur zodat AΦ|= Φ. Definieer Σ = {AΦ: Φ ⊆ LS0 zodat Sat(Φ)} en Xϕ= {A ∈ Σ | A |= ϕ}.

(c) Stel dat Σ =S

ϕ∈ΦXϕ. Definieer Ψ = {¬ϕ : ϕ ∈ Φ}. Ik claim dat Ψ dan niet vervulbaar is. Stel dat wel Sat(Ψ) geldt.

Dan is er een AΨ∈ Σ zodat AΨ|= Ψ, maar dan geldt AΨ6|= ϕ voor alle ϕ ∈ Φ. De structuur AΨ kan dus in geen enkele Xϕ zitten. Dit is strijdig met Σ =S

ϕ∈ΦXϕ. De verzameling Ψ heeft geen model dus volgens de compactheidsstelling is er een eindige Ψ0 ⊆ Ψ die ook onvervulbaar is. Noem de bijbehorende indexverzameling Φ0. Stel dat

Σ 6= [

ϕ∈Φ0

Xϕ.

Dan is er een Aχ zodat A 6|= ϕ voor alle ϕ ∈ Φ0.

Dit betekent precies dat Aχ een model is voor Ψ0. Dit is een tegenspraak, dus Σ =S

ϕ∈Φ0Xϕ.

(52)

Opgave 4

Voor elke vervulbare verzameling Φ van S -zinnen zij AS een S -structuur zodat AΦ|= Φ. Definieer Σ = {AΦ: Φ ⊆ LS0 zodat Sat(Φ)} en Xϕ= {A ∈ Σ | A |= ϕ}.

(c) Stel dat Σ =S

ϕ∈ΦXϕ. Definieer Ψ = {¬ϕ : ϕ ∈ Φ}. Ik claim dat Ψ dan niet vervulbaar is. Stel dat wel Sat(Ψ) geldt.

Dan is er een AΨ∈ Σ zodat AΨ|= Ψ, maar dan geldt AΨ6|= ϕ voor alle ϕ ∈ Φ. De structuur AΨ kan dus in geen enkele Xϕ zitten. Dit is strijdig met Σ =S

ϕ∈ΦXϕ. De verzameling Ψ heeft geen model dus volgens de compactheidsstelling is er een eindige Ψ0 ⊆ Ψ die ook onvervulbaar is. Noem de bijbehorende indexverzameling Φ0. Stel dat

Σ 6= [

ϕ∈Φ0

Xϕ.

Dan is er een Aχ zodat A 6|= ϕ voor alle ϕ ∈ Φ0. Dit betekent precies dat Aχ een model is voor Ψ0.

Dit is een tegenspraak, dus Σ =S

ϕ∈Φ0Xϕ.

(53)

Opgave 4

Voor elke vervulbare verzameling Φ van S -zinnen zij AS een S -structuur zodat AΦ|= Φ. Definieer Σ = {AΦ: Φ ⊆ LS0 zodat Sat(Φ)} en Xϕ= {A ∈ Σ | A |= ϕ}.

(c) Stel dat Σ =S

ϕ∈ΦXϕ. Definieer Ψ = {¬ϕ : ϕ ∈ Φ}. Ik claim dat Ψ dan niet vervulbaar is. Stel dat wel Sat(Ψ) geldt.

Dan is er een AΨ∈ Σ zodat AΨ|= Ψ, maar dan geldt AΨ6|= ϕ voor alle ϕ ∈ Φ. De structuur AΨ kan dus in geen enkele Xϕ zitten. Dit is strijdig met Σ =S

ϕ∈ΦXϕ. De verzameling Ψ heeft geen model dus volgens de compactheidsstelling is er een eindige Ψ0 ⊆ Ψ die ook onvervulbaar is. Noem de bijbehorende indexverzameling Φ0. Stel dat

Σ 6= [

ϕ∈Φ0

Xϕ.

Dan is er een Aχ zodat A 6|= ϕ voor alle ϕ ∈ Φ0. Dit betekent precies dat Aχ een model is voor Ψ0. Dit is een tegenspraak, dus Σ =S

ϕ∈Φ0Xϕ.

(54)

Opgave 4

Voor elke vervulbare verzameling Φ van S -zinnen zij AS een S -structuur zodat AΦ|= Φ. Definieer Σ = {AΦ: Φ ⊆ LS0 zodat Sat(Φ)} en Xϕ= {A ∈ Σ | A |= ϕ}.

(c) Stel dat Σ =S

ϕ∈ΦXϕ. Definieer Ψ = {¬ϕ : ϕ ∈ Φ}. Ik claim dat Ψ dan niet vervulbaar is. Stel dat wel Sat(Ψ) geldt.

Dan is er een AΨ∈ Σ zodat AΨ|= Ψ, maar dan geldt AΨ6|= ϕ voor alle ϕ ∈ Φ. De structuur AΨ kan dus in geen enkele Xϕ zitten. Dit is strijdig met Σ =S

ϕ∈ΦXϕ. De verzameling Ψ heeft geen model dus volgens de compactheidsstelling is er een eindige Ψ0 ⊆ Ψ die ook onvervulbaar is. Noem de bijbehorende indexverzameling Φ0. Stel dat

Σ 6= [

ϕ∈Φ0

Xϕ.

Dan is er een Aχ zodat A 6|= ϕ voor alle ϕ ∈ Φ0. Dit betekent precies dat Aχ een model is voor Ψ0. Dit is een tegenspraak, dus Σ =S

ϕ∈Φ0Xϕ.

(55)

Breinkraker

Waarom kozen we voor elke vervulbare Φ een representant AΦ in plaats van simpelweg Σ = Mod(∅) te kiezen?

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dan geldt voor elke S-term pA, βqptq “ pB, βqptq en voor elke kwantorvrije ϕ geldt pA, βq ( ϕ ðñ pB, βq ( ϕ.. We doen inductie naar de complexiteit

Dan is een model met twee punten waarvan er maar 1 reflexief is een tegenvoorbeeld.. Als we aannemen dat x R var ψ dan is de regel

We gebruiken hier de zesde formule rΠ6s.. • Stel dat het klopt voor een

(d) Deze regel is correct, want je kunt een x in het beeld van f bekijken.. Je gebruikt dan dat een domein niet leeg

Omdat er geen constanten en functies zijn wordt elke term door J afgebeeld op b en daar is Rxx onwaar.. Er kan dus geen

Bekijk de taal met de vier unaire relaties {G , B, R, O} (groen, blauw, rood, oranje) en introduceer een constante voor elk land op de kaart (bijvoorbeeld c NL , c EN , c BE ). Zij R

Als er dan een permutatie f bestaat die de kleuren omdraait dan waren blijkbaar evenveel punten rood gekleurd als blauw.. Formeel: Neem S := {R, B,

Merk op dat er geen eindige verzamelingen in F kunnen zitten, dus in het bijzonder kunnen er ook geen singletons {x } in zitten... We willen nu bewijzen dat deze F