Vraag nr. 170 van 8 april 1997
van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN Preventieve kinderzorg – Infrastructuurproblemen Uit de resultaten van de evaluatie van de consulta-tiebureaus en steunpunten preventieve kinderzorg blijkt dat de infrastructuur soms niet voldoet. O p ruim 300 onderzochte voorzieningen is 1/10 abso-luut niet geschikt voor preventieve kinderzorg, zelfs niet als tijdelijke locatie.
In het parlement antwoordde de minister eerder dat hij in een dergelijke acute situatie snel zou ingrijpen.
1. Voor welke van deze locaties werd ondertussen al een oplossing voorgesteld ?
2. Welke timing is vooropgesteld om de andere locaties of te verlaten, of aan te passen ?
3. Welke sancties kan de minister nemen wanneer locaties totaal ongeschikt zijn en er nog geen alternatief gepland is ?
Antwoord
Op een totaal van 287 consultatiebureaus en 31 s t e u n p u n t e n , dit zijn 318 voorzieningen, waren er op 1 april 1997 nog 40 waarvoor op het vlak van infrastructuur nog schikkingen moesten worden getroffen omdat deze infrastructuur niet beant-woordt aan de gestelde vereisten.
Aangezien dit overzicht abstractie maakt van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, waarvoor later op het jaar aparte beslissingen moeten vallen, gaat het in feite om 299 voorzieningen waarvan er 27 in het geding zijn.
De lijst van deze 27 vindt de Vlaamse volksverte-genwoordiger als b i j l a g e. Voor alle 27 locaties werd een oplossing voorgesteld, met name voor 9 ver-b o u w i n g s w e r k e n , voor 11 verhuizing, voor 1 kleine aanpassingswerken en voor 6 sluiting of nieuwe vestiging.
Voor 9 van de 27 locaties – en het gaat hier om locaties waar het dubbelconsult niet kan worden gerealiseerd – is reeds een concrete timing voor-opgesteld : 1 dient vóór 1 mei een alternatief te for-m u l e r e n , zoniet wordt de procedure tot intrekking van de erkenning ingeleid. Voor de andere 8 zijn termijnen voor aanpassingswerken en/of verhui-zing vooropgesteld, waarin afhankelijk van de
con-crete situatie, uiterlijk op 31 december 1997 moet worden geantwoord.
Voor de 18 andere locaties is de concrete timing nog niet vastgelegd, factoren als in middelen voor-zien op de (gemeente)begroting, a a n b e s t e d i n g e n z o v o o r t , spelen hierbij onder meer een rol. Te g e n het najaar 1997 zal de timing ook voor deze reste-rende 18 duidelijk zijn.
De sancties die in casu Kind en Gezin als verant-woordelijke overheid kan treffen, zijn schorsing van de subsidies en intrekking van de erkenning. ( B ovenvermelde bijlage ligt ter inzage bij het secre tariaat van het Vlaams Pa r l e m e n t , dienst Sch r i f t e l i j -ke Vragen – red.)