Semantiek 1
college 10 Jan Koster
Vandaag
Vorige keer: conceptuele structuur en semantische decompositie
Vandaag: inleiding in de formele semantiek
Gebruikt notaties uit formele logica plus de daar gehanteerde extensionele
semantiek
Overslaan: 10.8.3 en 10.9.3
Twee soorten semantiek
Representationele semantiek (conceptuele semantiek): mentale representaties,
gerelateerd aan sprekers en hoorders
Extensionele semantiek (referentiële,
denotationele semantiek): koppeling van uitdrukkingen aan elementen van de
wereld (“naamgeving”)
Elementen formele semantiek
Zinnen natuurlijke taal vertalen in formules predikatenlogica
Domein: bevat dingen waarnaar verwezen wordt (denotata), opgevat als elementen en verzamelingen (verzamelingenleer)
Koppeling taalelementen en denotata:
door interpretatiefunctie
Vertaling in formules
Laat je niet imponeren, het is maar een soort steno
Elementen: constanten , variabelen, predikaten, kwantoren, connectieven
Zinnen in propositielogica: p, q, r, etc.
Zinnen in predicatenlogica:
S (j) (= Jan slaapt), x (S (x)) (= iedereen
Constanten en predikaten
Constanten (termen, argumenten): kleine letters, bv. Jan = j, Marie = m, Piet = p, het boek = b, etc.
Predikaten: hoofdletters, bv. Slapen = S, Ziek zijn = Z, Lachen = L, etc.
Zinnen (proposities) Z (p), S (m), L (j)
Meerplaatsige predikaten
Zinnen (proposities) Z (p), S (m), L (j)
Dit waren zinnen met één argument (1- plaatsig). Ook zinnen met 2 argumenten (2-plaatsig) of 3 argumenten (3-plaatsig):
L (j, b) = Jan leest het boek (2-pl)
G (p, m, b) = Piet geeft Marie het boek
Variabelen en kwantoren (1)
Propositionele functies (open zinnen):
S (x) = ongespcificeerde x slaapt
Is geen propositie, want de
waarheidswaarde kan niet bepaald worden als x niet verder gespecificeerd is
Proposities: als argumenten constanten zijn of als variabelen gebonden zijn door kwantoren
Variabelen en kwantoren (2)
Kwantoren zijn vergelijkbaar met
telwoorden: bakenen het toepassingsge- bied (bereik) van een variabele af
Elementaire kwantoren:
Universele kwantor (“alle”)
Existentiële kwantor (“sommige”)
Variabelen en kwantoren (3)
Kwantoren veronderstellen toepassings-
domein (waarover later) aangegeven door haakjes
Universeel:
x (S (x)): elke x in bepaald domein slaapt
Existentieel:
x (S (x)): minstens één x in domein slaapt
Connectieven: zelfde als in propositielogica
Zinnen: p, q, r...
Connectieven:
– negatie: “niet”, ¬
– conjunctie: “en”, , &
– disjunctie: “of”,
– materiële implicatie: “als...dan”, ,
– equivalentie: “dan en slechts dan”, ,
Voorbeelden proposities
Negatie: S (j) = Jan slaapt niet,
x (S (x)) = niet zo dat elke x slaapt
Conjunctie: S (j) x (L (x))
Disjunctie: x (L (x)) y (S (y))
Materiële implicatie: Z (p) L (m)
Equivalentie: x (L (x)) y (S (y))
Samenvatting (1)
Vocabulair:
Samenvatting (2)
Recursieve syntaxis:
Recursiviteit
Griekse letters gebruikt omdat het hier gaat om metataal
p, q, r...zijn proposities in objecttaal
en...
over proposities in metataal Bv.
= (p q), dan ook:Semantiek
Tot dusver: syntaxis van predikatenlogica (hoe je formules moet bouwen uit
vocabulair en combinatieregels)
Semantiek uiterst eenvoudig: precieze
koppeling van formules aan ingrediënten uit verzamelingenleer
Termen: elementen
Predikaten: verzamelingen van elementen
Kwantoren: verdeling elementen domein
Elementaire Verzamelingenleer (1)
Basis (intuïtief): elementen en grotere gehelen van elementen (verzamelingen)
Notatie elementen: a, b, c... (constanten), x, y, z... (variabelen) en vele andere
vormen
Notatie verzamelingen: { }, {a, b, c...}, etc.
Elementaire Verzamelingenleer (2)
Notatie verzameling van verzamelingen:
{... {...}...}
Notatie lege verzameling: Ø (niet te verwarren met {Ø} )
Notatie "element van": a Є {..., a, ...}
Notatie deelverzameling: A B
Binaire relaties (1)
Vereniging: A B, verzameling
elementen die of in A of in B (of in beide) zitten
Intersectie (doorsnede): A B,
verzameling elementen die zowel in A als in B zitten
Verschil: A
B, verzameling elementen die in A maar niet in B zittenVereniging (AB)
Doorsnede (AB)
Verschil (B - A)
Binaire relaties (2)
Cartesisch product: A x B, verzameling geordende paren, zodanig dat eerste
element a in A zit en tweede element b in B
Notatie: <a, b> (vgl. ongeordende verzameling: {a, b}
Relaties en functies
Binaire relatie (niet per se paren):
verzameling van elementen uit
verzameling A gekoppeld aan elementen uit verzameling B (afbeelding)
Functie: relatie waarbij elementen uit
verzameling A (domein) unieke afbeelding hebben in verzameling B (codomein)
Meer precieze definitie functie (bron: Wikipedia)
Definitie: Een functie f is een relatie
tussen twee verzamelingen A en B, met de eigenschap dat aan ieder element a uit A precies één element b uit B wordt
gekoppeld
Notatie: men noteert de functie als
f: A
→B
en het unieke elementb
uitB
dat doorf
aan het elementa
uitA
wordtSemantisch model
Semantische interpretatie voor de symbolen uit de predikatenlogica:
Domein (situatie, model): verzameling entiteiten, eigenschappen en relaties
waarop uitdrukkingen van toepassing zijn
Interpretatiefunctie (denotation
assignment function, naming function):
koppeling uitdrukkingen aan elementen in domein
Denotaties
Zinnen: waarheidswaarden waar (1) of onwaar (0). Notatie: denotatie van zin p is [p]. In
situatie v, bv.: [p]v = 1
(de denotatie van zin p in situatie v is waar)
Termen: individuen (elementen) of verzameling individuen
Predikaten: verzameling individuen waarvoor predikaat geldt
Voorbeeld
Domein (D of U): Beatles, manager Brian Epstein, fan Bob
(U van “Universum”)
U = {John, Paul, George, Ringo, Brian Epstein, Bob}
Interpretatiefunctie (1)
Constanten:
j, p, g, r, e, b
F(j)
= John
F(p)
= Paul
F(g)
= George
F(r)
= Ringo
F(e)
= Brian Epstein
F(b)
= BobInterpretatiefunctie (2)
Predikaten: B (Beatle), M (manager), F (fan), S (sang), G (played guitar), D (played drums), J (joked with), I (idolized)
F(B) = {John, Paul, George, Ringo}
F(M) = {Brian Epstein}
F(F) = {Bob}
F(S) = {John, Paul}
F(G) = {John, Paul, George}
F(D) = {Ringo}
F(J) = {<John, George>}
F(I) = {<Bob, John>, <Bob, Paul>, <Bob, George>,
Modeltheoretische semantiek
Model (situatie): combinatie van domein (= verzameling) en interpretatiefunctie
M
n = <U
n,F
n>, where:
M
= model
U
= verzameling individuen in situatie
F
= interpretatiefunctie
n
= willekeurig getal dat situatieEvaluatie (1)
[p]v = 1: zin p is waar in situatie (model)
v
[S(j)]M1 = 1 desda [j]M1 Є [S]M1
De zin John sang is waar dan en slechts dan als de extensie (denotatie) van John een element is van de verzameling
gedefinieerd door sang in model M1
Evaluatie (2)
F
1(j
) = John
F
1(S
) = {John, Paul} Is het zo dat: John Є {John, Paul} ? Ja!!
Derhalve:
[S(j)]M = 1
Connectieven en kwantoren
Hangt met elkaar samen: evaluatie van kwantoren steunt op wijze van evalueren van connectieven
Universele kwantor: evaluatue gebaseerd op evaluatie conjunctie
Existentiële kwantor: evaluatie gebaseerd op evaluatie disjunctie
Logische conjunctie
Logische disjunctie
Het inclusieve “of”: waar als minstens één van p en q waar is
Evaluatie (3)
Evaluatie van zinnen met connectieven (bv. ):
[p q] = 1 desda [p] = 1 en [q] = 1
[
S
(j
) I (b, e)]M1 =1 desda [S
(j
)]M1 = 1 en [I
(b, e
)]M1 = 1 [
S
(j
) I
(b, e
)]M1 = 0, want het is niet zo dat:Evaluatie universele kwantor
Elke jongen (Jan, Piet, Frits) kust Marie
Jongens [Jx]:
F (J
x)
= {j, p, f
}, Marie [m]:(
F (m)
) = {m
} Kust [K]:
F(K)
= {<j, m>, <p, m>, <f, m>} x (K (x, m)) = 1 desda
[K(j,m)] = 1 [K(p,m)] = 1 [K(f,m)] = 1
[<j,m>] Є [K] [<p,m>] Є [K] [<f,m>] Є [K]
Evaluatie existentiële kwantor
Een jongen (Jan, Piet, Frits) kust Marie
Jongens [Jx]: F (Jx) = {j, p, f}, Marie [m]:
(F (m)) = {m}
Kust [K]: F(K) = {<j, m>, <p, m>, <f, m>}
x (K (x, m)) = 1 desda
[K(j,m)] = 1 [K(p,m)] = 1 [K(f,m)] = 1