bewust
bekwaam
ERVARINGEN VAN VERPLEEGKUNDIGEN MET BETREKKING TOT BEKWAAMHEID BIJ VOORBEHOUDEN HANDELINGEN
Juni 2012 | Nadine Labruyère - de Visser
Bewust bekwaam
Ervaringen van verpleegkundigen met betrekking tot bekwaamheid bij voorbehouden handelingen
******
Naam: Nadine Labruyère de Visser
Studentnummer: 45120
Cursus: Praktijkgericht onderzoek 2
Code: CU09322
Studie: HBOV
Differentiatie: Maatschappelijke gezondheidszorg (MGZ)
School: Hogeschool Zeeland, Vlissingen
Studiejaar: 20112012, 4e leerjaar
Begeleider: Dr. O.A.M.M.J. Timmermans
Tweede lezer: Dr. R.J. Uitterhoeve
Datum: Juni 2012
Niets uit deze opgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.
Voorwoord
Na vier jaar studeren aan de Hogeschool Zeeland, is het einde in zicht van mijn Bacheloropleiding tot Verpleegkundige. In deze jaren heb ik ontzettend veel geleerd. Een belangrijk en leerzaam onderdeel van het laatste jaar van deze opleiding is het doen van praktijkgericht onderzoek. Een half jaar lang heb ik in dit onderzoek veel tijd en energie gestoken. Het eindresultaat hiervan ligt nu voor u. Het onderwerp van het onderzoek is de bekwaamheid van verpleegkundigen. Ik zal hieronder toelichten waarom ik voor dit onderwerp gekozen heb.
Binnen mijn afstudeerrichting Maatschappelijke Gezondheidszorg (MGZ) is de thuiszorg een belangrijk werkveld. Omdat ik in dit werkveld nog geen stage of werkervaring heb, maar dit wel erg interessant vind, was de keuze voor de thuiszorg, als sector voor mijn afstudeeronderzoek snel gemaakt.
Voor deze organisatie als opdrachtgever heb ik gekozen, omdat zij een onderzoek hadden liggen, dat mij erg interessant leek. Daarom ben ik daarmee aan de slag gegaan en tijdens mijn onderzoek bleek het onderwerp nog interessanter te zijn, dan ik van te voren had gedacht. Met bekwaamheid en de Wet BIG komt namelijk elke verpleegkundige in aanraking.
Om tot dit eindresultaat te komen, heb ik van verschillende mensen hulp gehad, waarvoor ik hen erg dankbaar ben. In de eerste plaats wil ik de opdrachtgevers hartelijk bedanken voor het verstrekken van de opdracht en de enthousiaste manier waarop zij mij gecoacht hebben. Ook de respondenten die tijd hebben vrij gemaakt om de interviews af te nemen, wil ik hartelijk bedanken.
Daarnaast wil ik Olaf Timmermans bedanken voor zijn goede begeleiding in het afgelopen jaar.
Door zijn feedback werd ik steeds de goede richting in gestuurd. Verder wil ik de tweede lezer van mijn scriptie, Ruud Uitterhoeve, bedanken voor zijn inzet. Ten slotte ben ik mijn man, familie en vrienden erg dankbaar, voor de steun en het meedenken tijdens het onderzoeksproces.
Ik wens u veel leesplezier!
Nadine Labruyère de Visser Goes, juni 2012
Samenvatting
Aanleiding en onderzoeksvraag
Bekwaamheid van verpleegkundigen in de zorg aan huis, en vooral het beoordelen van de bekwaamheid, is een actueel thema. De Wet BIG eist dat verpleegkundigen bekwaam zijn als zij een voorbehouden handeling uitvoeren. De bekwaamheid moeten verpleegkundigen zelf beoordelen. De zorg aan huis kenmerkt zich door steeds meer complexe zorgvragen. Hierdoor komen verpleegkundigen die zorg aan huis leveren meer en meer in situaties waarbij de eigen bekwaamheid beoordeeld moet worden. Het opdrachtgevend team heeft onderzoek laten doen naar dit onderwerp. De onderzoeksvraag is: ‘Hoe ervaren ambulant werkende verpleegkundigen de eigen bekwaamheid ten aanzien van voorbehouden handelingen?
Methode
In dit praktijkgerichte, kwalitatieve onderzoek zijn gegevens verzameld door het afnemen van semigestructureerde interviews onder vijf verpleegkundigen. De verpleegkundigen zijn afkomstig uit verschillende teams van een organisatie waar ambulant en generalistisch gewerkt wordt. De gegevens zijn gefragmenteerd en voorzien van labels en kernlabels.
Resultaten
De analyse leverde de kernlabels ‘bekwaamheid’, ‘onbekwaamheid’ en ‘gewenste situatie’ op. De respondenten weten wat bekwaamheid inhoudt, gebruiken allerlei methoden om aan hun bekwaamheid te werken, hebben hiervoor verschillende redenen en beoordelen de eigen bekwaamheid op basis van gevoel. Ook zijn verschillende oorzaken en gevolgen van onbekwaamheid genoemd en hoe daarbij te handelen. De invloed van de teamsfeer op het adequaat omgaan met onbekwaamheid is groot. Wat betreft gewenste situatie geven de respondenten aan dat het meest ideaal is wanneer ieder teamlid bekwaam is voor alle handelingen of dat de bekwaamheid in het team aanwezig is.
Discussie
Belangrijke verschillen tussen de resultaten en de literatuur zijn onder andere terug te zien in de methoden die de respondenten gebruiken om aan hun bekwaamheid te werken. Scholing, vakliteratuur en het meelopen met een collega wordt op beide plaatsen genoemd. Reflecteren en intervisie worden in de resultaten niet of nauwelijks genoemd, het hebben van een stagiaire en het realiseren van een skillslab wordt alleen in de resultaten genoemd. Redenen om aan bekwaamheid te werken zoals het opdoen van nieuwe kennis en patiëntveiligheid worden op beide plaatsen genoemd. De reden ‘voor mijn eigen gevoel’ wordt uitsluitend in de resultaten genoemd.
Conclusies
Verpleegkundigen ervaren de eigen bekwaamheid over het algemeen positief, maar er kunnen nog verschillende verbeteringen plaatsvinden die ten goede komen aan de kwaliteit van de zorg die zij leveren. Deze verbeteringen zijn nodig om voldoende bekwaam te blijven en om in de toekomst de steeds complexer wordende zorg te kunnen blijven leveren.
Aanbevelingen
Het is van belang dat alle teams overeenstemming krijgen over hun doel van bekwaamheid.
Onderzocht kan worden in hoeverre het realiseren van een skillslab haalbaar en zinvol is. Ook wordt er aanbevolen te zorgen voor meer eenduidigheid bij het inzetten van pompen. Ten slotte wordt aanbevolen in de verpleegkunde opleiding meer aandacht te besteden aan objectief beoordelen van bekwaamheid en omgaan met onbekwaamheid.
Inhoudsopgave
Inleiding ... 10
Hoofdstuk 1 Literatuurstudie ... 12
Inleiding ... 12
1.1 Zoekstrategie ... 12
1.2 Bekwaamheid ... 15
1.3 Wet BIG ... 18
1.4 Domeinen bekwaamheid ... 25
1.5 Werken met competenties in de ambulante setting ... 27
1.6 Implicaties ... 28
Hoofdstuk 2 Probleemanalyse ... 30
Inleiding ... 30
2.1 Aanleiding en omschrijving probleem ... 30
2.2 Afbakening ... 30
2.3 Probleemstelling ... 31
2.4 Deelvragen ... 31
2.5 Doelstelling ... 31
Hoofdstuk 3 Methode ... 32
Inleiding ... 32
3.1 Onderzoeksontwerp ... 32
3.2 Onderzoekspopulatie ... 32
3.3 Periode ... 33
3.4 Gegevensverzameling... 33
3.5 Gegevensverwerking ... 35
3.6 Betrouwbaarheid ... 35
3.7 Validiteit ... 36
3.8 Juridische en ethische aspecten ... 36
3.9 Samenwerking met derden ... 36
3.10 Wijze van rapportage ... 37
3.11 Tijdsplanning ... 37
3.12 Begroting ... 37
Hoofdstuk 4 Resultaten ... 38
Inleiding ... 38
4.1 Respondentkenmerken ... 38
4.2 Kernlabels ... 38
4.3 Bekwaamheid ... 38
4.4 Onbekwaamheid ... 40
4.5 Gewenste situatie ... 44
Inleiding ... 48
5.1 Algemeen ... 48
5.2 Bekwaamheid ... 49
5.3 Onbekwaamheid ... 50
5.4 Gewenste situatie ... 51
Hoofdstuk 6 Conclusies ... 52
Inleiding ... 52
6.1 Deelvraag 1 ... 52
6.2 Deelvraag 2 ... 52
Hoofdstuk 7 Aanbevelingen ... 54
Inleiding ... 54
7.1 Bekwaamheid ... 54
7.2 Onbekwaamheid ... 54
7.3 Gewenste situatie ... 55
Literatuurlijst... 57
Bijlage 1 Gebruikte afkortingen ... 60
Bijlage 2 Kernlabels en labels ... 61
Inleiding
Sinds 1998 is de Wet BIG van kracht. Hierin is vastgelegd dat verpleegkundigen die zich niet bekwaam achten om een voorbehouden handeling uit te voeren, ook niet bevoegd zijn. Kort gezegd: onbekwaam is onbevoegd. Ondanks het feit dat er verschillende maatregelen genomen worden om de kwaliteit van de zorg te verbeteren (bijvoorbeeld door (her)registratie en bekwaamheidsverklaringen), geven verpleegkundigen in de praktijk aan dat het lastig is om te bepalen in hoeverre je ergens toe bekwaam bent. Zij vragen zich af: wanneer ben je nog net wel bekwaam en wanneer net niet meer? Volgens hen is dit een grijs gebied.
Het is voor een goede kwaliteit van zorg en de veiligheid van de cliënt belangrijk dat verpleegkundigen bekwaam zijn om hun werk uit te voeren. Door onder andere ziekenhuis verplaatste zorg wordt de zorg thuis in de toekomst steeds complexer, waardoor de bekwaamheidsvraag actueel is. Verpleegkundigen van het opdrachtgevend team streven naar een continu verbetering van de kwaliteit van de zorg die zij leveren. Een manier om de kwaliteit van hun zorg te verbeteren is het minimaliseren van het grijze gebied waarin verpleegkundigen onzeker zijn over hun bekwaamheid. Om inzicht te krijgen in dit grijze gebied heeft een team verpleegkundigen opdracht gegeven om hier onderzoek naar te doen. Dit onderzoek heeft daarom de volgende probleemstelling:
Hoe ervaren ambulant werkende verpleegkundigen de eigen bekwaamheid ten aanzien van voorbehouden handelingen?
Het zou te ver gaan voor dit onderzoek om alle situaties waarin een verpleegkundige zich onbekwaam zou kunnen achten, te onderzoeken. Omdat de bekwaamheidseis vooral bij voorbehouden handelingen telt, is uitsluitend naar deze situaties onderzoek gedaan.
In het eerste hoofdstuk zal beschreven worden welke literatuur relevant is voor dit onderzoek en op welke manier er gezocht is naar deze literatuur. Onderwerpen die behandeld worden, zijn:
bekwaamheid, de Wet BIG, domeinen van bekwaamheid en werken met competenties in de ambulante setting. In het tweede hoofdstuk wordt het centrale probleem geanalyseerd. De methode van het onderzoek wordt beschreven in hoofdstuk drie. Hoofdstuk vier is een weergave van de resultaten en in hoofdstuk vijf is de discussie opgenomen. De conclusies zijn beschreven in hoofdstuk zes en in hoofdstuk zeven worden aanbevelingen gedaan. Aan het einde van het verslag volgt een verantwoording van de gebruikte literatuur. Aan het einde van het verslag zijn twee bijlagen toegevoegd. Bijlage één is een overzicht van alle gebruikte afkortingen. In bijlage twee is een overzicht opgenomen van alle kernlabels en daarbij behorende labels.
De beoogde doelgroepen van dit verslag zijn de opdrachtgever en docenten en leerlingen van de Bacheloropleiding Verpleegkunde aan de Hogeschool Zeeland. Daarnaast is het verslag bedoeld voor iedereen die hiervoor belangstelling heeft.
Hoofdstuk 1 Literatuurstudie
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de literatuur beschreven die relevant is voor dit onderzoek. In de eerste paragraaf wordt beschreven op welke manier er naar deze literatuur is gezocht. In de daarop volgende paragrafen zullen verschillende onderwerpen aan de orde komen. Ingegaan wordt op het begrip bekwaamheid in relatie tot het verpleegkundig beroep, welke definities er zijn voor bekwaamheid en wat bekwaamheid inhoudt. Daarnaast wordt beschreven wat de relatie van dit onderwerp is met patiëntveiligheid en kwaliteit van zorg. Ook wordt uitgewerkt wat de relatie is van de Wet BIG met bekwaamheid. Verder wordt beschreven welke bekwaamheid van de HBO
verpleegkundige wordt verwacht en hoe zij1 die in de thuiszorg toe kan passen. Als laatste wordt beschreven wat de literatuurstudie heeft opgeleverd voor het praktijkgerichte onderzoek en wordt er een samenvatting gegeven van het hoofdstuk.
1.1 Zoekstrategie
1.1.1 ZoekvragenOm gericht te kunnen zoeken zijn verschillende zoekvragen opgesteld:
- Wat houdt bekwaamheid(sbevordering) van de verpleegkundige in?
- Wat zegt de Wet BIG over bekwaamheid (bij voorbehouden handelingen)?
- Hoe houden verpleegkundigen in een ambulante setting de bekwaamheid ten aanzien van voorbehouden handelingen op peil?
- Is er eerder onderzoek verschenen over ervaringen van (ambulant werkende) verpleegkundigen met betrekking tot bekwaamheid, en zo ja, wat zijn de bevindingen?
- Op welke domeinen moet de verpleegkundige bekwaam zijn?
- Hoe ziet het werk van de ambulant werkende verpleegkundige eruit?
- Wat is de meerwaarde van competentiebeschrijvingen voor de ambulant werkende verpleegkundige?
1.1.2 Zoektermen
Uit de zoekvragen kwamen verschillende zoektermen naar voren, zoals “bekwaam(heid)”, deskundigheidsbevordering”, “(wijk)verpleegkundige”, “Wet BIG”. Voor een compleet overzicht van de gebruikte zoektermen, zie § 1.1.4. Deze woorden zijn los van elkaar en in combinatie met elkaar gebruikt. Met deze zoektermen is ook in het engels gezocht, in engelstalige databases. Dit leverde echter geen bruikbare resultaten op. Een verklaring hiervoor kan zijn dat de bekwaamheidseis nederlandse wetgeving is.
1.1.3 Inclusiecriteria
De zoekresultaten moesten zowel aan algemene als aan inhoudelijke criteria voldoen. Een algemeen criterium voor dit onderzoek was dat er uitsluitend gebruik gemaakt is van nederlandstalige literatuur. Daarnaast moest de literatuur zo recent mogelijk zijn, omdat een groot deel van de literatuur gebaseerd is op wetgeving. Deze wetgeving is in de loop van de tijd verschillende keren gewijzigd. Daarom was het van belang dat de meest actuele informatie gebruikt werd. Inhoudelijke criteria waren dat de literatuur alleen over verpleegkundigen moest
1 Overal waar de verpleegkundige genoemd wordt in de vrouwelijke vorm, kan ook de mannelijke vorm gelezen worden. Deze keuze is gemaakt in verband met de leesbaarheid.
gaan, het moest betrekking hebben op bekwaamheid of competentie, of het moest wetgeving over dit onderwerp zijn.
1.1.4 Zoekresultaten
Eerst is oriënterend gezocht naar informatie. Begonnen is met het zoeken naar boeken.
Vierentwintig boeken leken bruikbaar bij selectie op titel en inhoudsopgave. Hiervan zijn dertien boeken uiteindelijk gebruikt. Bij het zoeken via zoekmachine Google bleken twee folders, twee onderzoeken en drie publicaties bruikbaar (zie zoekboom §1.1.5). Door in de bronvermelding van één onderzoek te kijken, bleek nog een ander rapport bruikbaar te zijn. Via database hbo
voorsprong zijn twee digitale boeken gebruikt. Bij het zoeken via Google en de databases, werd veel informatie over het onderwerp gevonden. Echter alleen de daadwerkelijk gebruikte informatie is in de zoekboom weergegeven. Geen onderzoek werd gevonden over ervaringen van verpleegkundigen met betrekking tot bekwaamheid. Ook is er geen informatie gevonden over hoe vaak verpleegkundigen zich in de praktijk onbekwaam achten.
1.1.5 Zoekboom
Internet
Zoekmachine Google
Databases PubMed, hbo‐
voorsprong, Invert, ScienceDirect, hbo‐kennisbank.
Resultaten HZ: 6 boeken
Zeeuwse Bibliotheek: 9 boeken
Studieboeken: 9 boeken Bibliotheek Hogeschool
Zeeland (HZ) Zeeuwse Bibliotheek
Middelburg Eigen studieboeken
Bachelor opleiding Verpleegkunde
Boeken
Bruikbare resultaten:
‐ Boek Boog e.a.
(HBO‐voorsprong
“deskundigheidsbevo rdering”)
‐ Boek Biesaart (Hbo‐voorsprong
“bekwaam”) Resultaten incl. zoektermen:
‐ Folder Herregistratie verpleegkundige (“BIG‐
register verpleegkundige”)
‐ Folder Tuchtcollege (“tuchtcollege”)
‐ Onderzoek Kortstee e.a.
(“onbewust onbekwaam naar onbewust bekwaam”)
‐ Onderzoek Speet e.a.
(“deskundigheidsbevordering verpleegkundige”)
‐ Publicatie ‘Onder Voorbehoud’ (“Wet BIG”)
‐ Publicatie Movisie (“mbo‐
verpleegkundige”)
‐ Publicatie Terlouw (“zorg thuis”).
‐ Afbeelding Van Oosten (“bewust bekwaam”)
Geselecteerd op titel en inhoudsopgave Zoektermen:
Bekwaam(heid) (wijk)/(mbo)verpleegkund(ig)e Competent(ie), Wet BIG, BIGregister, herregistratie, deskundigheidsbevordering verpleegkundige, bewust bekwaam, tuchtcollege, onbewust onbekwaam naar onbewust bekwaam, ervaringen, zorg thuis.
Gericht zoeken Fase 1a opgesteld
Selectie op inhoud
Bruikbaar HZ: 3
Zeeuwse Bibliotheek: 6 Studieboeken: 4 Sites
BIGregister
“herregistratie”
Van Dale
“competent”
Wetten.overheid
“Wet BIG”
KNMG.artsennet
“herregistratie”
V&VN vakdossiers
Sneeuwbalmethode
Via BIG‐register www.verpleegkund igspecialismen.nl
Sneeuwbalmethode
Google: “Onderzoek
voorbehouden handelingen”
rapport Nivel rapport Van der Wal (2009)
Oriënterend zoeken
1.2 Bekwaamheid
In deze paragraaf wordt uitgelegd wat bekwaamheid is, waarom verpleegkundigen hun bekwaamheid op peil houden en hoe zij dat doen.
1.2.1 Definities
In de literatuur worden verschillende termen gebruikt om bekwaamheid aan te duiden.
Verschillende bronnen stellen dat bekwaamheid een synoniem is van competentie. Als het in de literatuur gaat over bekwaamheidsbevordering, dan wordt ook vaak de term deskundigheidsbevordering genoemd. Dit zou dus betekenen dat bekwaamheid, competentie en deskundigheid hetzelfde zijn. In andere bronnen wordt gesteld dat deskundigheid en bekwaamheid niet hetzelfde zijn (zie § 1.3). Om verwarring te voorkomen, worden de verschillende begrippen hieronder eerst gedefinieerd. Bij de definiëring is de Wet BIG het uitgangspunt.
Bekwaam: ‘betreft het vermogen van een beroepsbeoefenaar om in een bepaalde situatie verantwoord een (voorbehouden) handeling uit te kunnen voeren’
(VWS, 2010).
Bevoegd of deskundig: ‘bevoegd of deskundig is iemand die een opleiding gevolgd heeft op een vakgebied en daarvoor een diploma heeft ontvangen’ (Grotendorst, 1998).
Competent: betreft zowel bevoegdheid als bekwaamheid (Van Dale, 2012).
Zoals in de definitie van bekwaam beschreven staat, moet een beroepsbeoefenaar een (voorbehouden) handeling verantwoord kunnen uitvoeren (VWS, 2010). Verantwoord houdt niet alleen in dat de handeling technisch juist verricht wordt. Het betekent ook dat de verpleegkundige weet wat het doel is van de handeling en wat de gevolgen kunnen zijn. Daarnaast moet zij weten hoe te reageren als er complicaties optreden (Biesaart, 2004).
Verpleegkundigen kunnen zich op allerlei gebieden bekwaam of onbekwaam achten. Dit kan betrekking hebben op voorbehouden handelingen, maar bijvoorbeeld ook met betrekking tot het omgaan met een dementerende zorgvrager. In dit onderzoek zal gefocust worden op bekwaamheid bij voorbehouden handelingen. Welke handelingen voorbehouden zijn wordt uitgelegd in § 1.3.
1.2.2 Nut bekwaamheid
Waarom is het belangrijk dat verpleegkundigen bekwaam zijn? Hiervoor zijn verschillende redenen te noemen. In de eerste plaats is bekwaamheid van groot belang voor de patiëntveiligheid. Patiëntveiligheid is ‘het (nagenoeg) ontbreken van (de kans op) aan de patiënt toegebrachte schade (lichamelijk/psychisch) die is ontstaan door het niet volgens de professionele standaard handelen van hulpverleners en/of door tekortkoming van het zorgsysteem’ (de Bekker, Eliens, de Haan, Schouten, & Wigboldus, 2010).
Wanneer voorbehouden handelingen uitgevoerd worden door iemand die niet bekwaam is, levert dit risico’s op voor het leven en de gezondheid van de patiënt (Biesaart, 2004). Daarom mogen voorbehouden handelingen alleen uitgevoerd worden door iemand die bekwaam is (VWS, 2010).
Daarnaast is kwaliteit van zorg een belangrijke reden waarom verpleegkundigen bekwaam moeten zijn. Kwalitatief goede zorg is zorg die gericht is op de patiënt, veilig is, effectief, gelijkwaardig, doelmatig en op het juiste moment gegeven wordt. De dimensie ‘veilig’ houdt in dat de zorg vrij is van fouten, die schade kunnen toebrengen aan de patiënt (de Bekker, Eliens, de Haan, Schouten,
& Wigboldus, 2010). Kwaliteit van zorg bij voorbehouden handelingen houdt in dat degene die de handeling verricht bekwaam is en daarmee de betekenis van die handeling voor de patiënt begrijpt (Biesaart, 2004).
1.2.3 Bekwaamheidsbevordering
Speet en Francke (2004) hebben onderzoek gedaan onder bijna vierhonderd verpleegkundigen naar het onderwerp individuele professionalisering van verpleegkundigen. Een onderdeel hiervan is bekwaamheidsbevordering. Uit dit onderzoek blijkt dat 71,5% van de verpleegkundigen bekwaamheidsbevordering en het volgen van relevante ontwikkelingen belangrijk of erg belangrijk vindt. Bij een andere vraag geeft 69,6% van de respondenten aan dat zij zorgen goed op de hoogte te zijn van vakinhoudelijke ontwikkelingen. Als het gaat over bijscholing op het gebied van individuele professionalisering en dan vooral bekwaamheidsbevordering en het volgen van vakinhoudelijke ontwikkelingen, geeft 49,1% aan daar behoefte aan te hebben (Speet & Francke, 2004).
Motieven bekwaamheidsbevordering
De verpleegkundige kan verschillende motieven hebben voor het werken aan bekwaamheid. In de eerste plaats kan kennis vanuit de opleiding weggezakt, vergeten of verouderd zijn. Daarnaast kan deze kennis minder relevant of irrelevant geworden zijn. Een ander motief kan zijn dat in de huidige situatie uitgevoerde taken niet meer nodig zijn of worden vervangen door andere taken.
Ook het opdoen van nieuwe kennis of nieuwe vaardigheden kan reden zijn voor het werken aan bekwaamheid. Deze kennis en vaardigheden kunnen in het werk vereist zijn, terwijl zij niet in de opleiding aangeleerd zijn. Daarnaast voorkomt het bevorderen van de bekwaamheid ‘vastroesten’
en bevordert het flexibiliteit (Hunink, et al., 2000). Als laatste kunnen verpleegkundigen werken aan hun bekwaamheid om de bevoegdheid niet te verliezen voor voorbehouden handelingen (VWS, 2010). Dit wordt verder uitgewerkt in § 1.3.
Methoden bekwaamheidsbevordering
Verpleegkundigen kunnen verschillende methoden gebruiken om hun bekwaamheid te bevorderen en op peil te houden. Hunink et al. (2000) beschrijven enkele van deze methoden, gebaseerd op het eindrapport Commissie Kwalificatiestructuur (1996) die hieronder verder uitgewerkt zullen worden.
Vakliteratuur
In de eerste plaats is het lezen van vakliteratuur een manier om de bekwaamheid te bevorderen.
Onder vakliteratuur worden vakbladen, naslagwerken en studieboeken verstaan (Hunink, et al., 2000). Maar ook databases op internet kunnen gebruikt worden als informatiebron (Boog, de Jong,
& Kerstens, 2002).
Vakliteratuur bijhouden kan volgens twee benaderingen. In de eerste plaats de kennisgerichte benadering, waarbij niet specifiek gezocht wordt. Hiermee wordt het bijhouden van vakliteratuur in het algemeen bedoeld, bijvoorbeeld via een eigen abonnement. Daarnaast kan een probleemgerichte benadering gebruikt worden. Daarbij wordt gericht naar specifieke literatuur gezocht, dat antwoord geeft op een bestaand probleem, knelpunt of vraagstuk. Om vakliteratuur adequaat te gebruiken, zijn beide strategieën nodig (Hunink, et al., 2000).
Reflecteren
Door reflectie leert de verpleegkundige haar sterke en zwakke kanten kennen. Dit stukje zelfinzicht is een voorwaarde voor bekwaamheidsbevordering. Zelfinzicht geeft de verpleegkundige de mogelijkheid om problemen of situaties zelf te analyseren en daarbij de juiste oplossing te vinden. Reflecteren moet zowel op procesniveau als op productniveau plaatsvinden en kan zowel mondeling als schriftelijk plaatsvinden. Het doel van reflectie is dat met behulp van
kennis en ervaringen nagegaan wordt of de gehanteerde werkwijze of mening nog bruikbaar is, of dat deze bijgesteld moet worden (Hunink, et al., 2000).
Consulteren
Met consulteren wordt het raadplegen van anderen bedoeld. Dit is iemand die deskundiger wordt geacht, dan degene die de consultatie aanvraagt. Om de juiste deskundige te vinden is het van belang om een goed overzicht te hebben van het aanbod van deskundigen. Dit wordt ook wel de sociale kaart genoemd. Een vorm van structurele consultatie is het multidisciplinair overleg (MDO), waarbij verschillende disciplines samen de problemen van één zorgvrager bespreken. De verpleegkundige kan ook zelf geconsulteerd worden door anderen (Hunink, et al., 2000).
Bijscholing
Het volgen van bijscholing is ook een manier om de bekwaamheid van de verpleegkundige te bevorderen. Bijscholing kan op verschillende manieren vorm gegeven worden. Hierbij kan men denken aan themabijeenkomsten, symposia en congressen. Het is daarbij van belang dat verpleegkundigen deze vormen van bijscholing niet alleen bezoeken, maar deze ook organiseren of een deel daarvan zelf verzorgen. Ook kan men een klinische les of bijscholingscursus bijwonen of zelf verzorgen. Bijscholing kan zowel betrekking hebben op kennis als op vaardigheden.
Randvoorwaarde hierbij is dat de organisatie, waar de verpleegkundige werkzaam is, geld beschikbaar stelt om bezig te zijn met bekwaamheidsbevordering (Hunink, et al., 2000).
Intercollegiale ondersteuning
Collega’s kunnen op verschillende manieren elkaar ondersteunen en begeleiden bij bekwaamheidsbevordering. Zo bestaat er onder andere intervisie, supervisie, coaching en loopbaanbegeleiding. Een ander woord voor supervisie is methodische praktijkbegeleiding (Hunink, et al., 2000).
Een veel gebruikte manier van intercollegiale ondersteuning is intervisie. Door intervisie kunnen problemen op het werk of iets wat de verpleegkundigen bezighoudt, besproken worden. De intervisiegroep moet bestaan uit gelijken, die elkaar onderling kunnen adviseren. Intervisie moet plaatsvinden volgens een vaste structuur waarbinnen de groep een oplossing probeert te vinden voor het probleem (Boog, de Jong, & Kerstens, 2002).
1.2.4 Bewustwording van (on)bekwaamheid
Voordat de verpleegkundige aan bekwaamheid kan gaan werken, moet zij zich eerst bewust zijn van de noodzaak hiertoe. Wat betreft bewustzijn kunnen er verschillende fases onderscheiden worden.
Fase één is ‘onbewust onbekwaam’. Dit betekent dat de verpleegkundige zich niet bewust is van het feit dat zij niet bekwaam is. Fase twee is ‘bewust onbekwaam’. De verpleegkundige wordt zich bewust dat zij niet bekwaam is en zij leert hoe iets anders of beter moet.
Fase drie is ‘bewust bekwaam’. De verpleegkundige weet hoe het nieuw geleerde moet worden toegepast en zij is ook in staat om dit succesvol te doen. Fase vier is
‘onbewust bekwaam’. In deze fase is het vanzelfsprekend dat de verpleegkundige bekwaam is en het toepassen van
de bekwaamheid gaat automatisch (Kortstee, et al., 2009). Figuur 1 Bewustwordingsproces (on)bekwaamheid (van Oosten, 2010)
1.3 Wet BIG
1.3.1 Inleiding
De Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidzorg (Wet BIG) is een belangrijk middel om de kwaliteit van zorg in Nederland te waarborgen. Het belangrijkste doel van deze wet is dan ook dat de kwaliteit van de beroepsuitoefening bevorderd en bewaakt wordt. Het beschermen van de patiënt tegen onzorgvuldig en ondeskundig handelen door de beroepsbeoefenaars maakt hier een belangrijk deel van uit. Door de invoering van de Wet BIG heeft de patiënt keuzevrijheid, welke beroepsbeoefenaar geraadpleegd wordt (Beumer & den Hartogvan Ter Tholen, 2000). In deze paragraaf worden de kernpunten van de Wet BIG beschreven, die van belang zijn voor dit onderzoek .
1.3.2 Oorsprong
De Wet BIG is een kaderwet die vanaf 1998 in zijn geheel is ingevoerd. In de wet worden de grote lijnen aangegeven. De uitgewerkte regelingen op onderdelen worden vastgelegd in Algemene Maatregelen Van Bestuur (AMvB). De wet vervangt de wetgeving die van kracht was voor de Wet BIG, zoals de Wet op de uitoefening van de geneeskunst (WUG), de Medische Tuchtwet, de Wet tot bescherming van het diploma van verpleegkundige etc. (de Jong, Kerstens, Sesink, &
Vermeulen, 2003).
1.3.3 Onderscheid deskundigheid en bekwaamheid
In de Wet BIG worden deskundigheid of bevoegdheid enerzijds en bekwaamheid anderzijds onderscheiden van elkaar. Deskundig of bevoegd is iemand die een opleiding gevolgd heeft op een vakgebied en daarvoor een diploma heeft ontvangen. Toch kunnen twee mensen die dezelfde opleiding gevolgd hebben, verschillen in bekwaamheid. Dit komt door het verschil in stages, werkervaring en voor of vervolgopleiding. Bekwaamheid gaat over wat iemand weet en kan. Dit moet in de praktijk beoordeeld worden en kan niet afgelezen worden van een diploma. In hoeverre iemand bekwaam is, laat de Wet BIG over aan de verantwoordelijkheid van die persoon zelf (Grotendorst, 1998). Met betrekking tot bekwaamheid spreekt de wet over bekwaam achten en niet over bekwaam voelen. Omdat de Wet BIG het uitgangspunt is, wordt daarom in dit onderzoek gesproken over bekwaam achten (VWS, Wet BIG, 2007).
1.3.4 Registratie en Titelbescherming
In de Wet BIG is in artikel 3 vastgelegd welke acht beroepsgroepen het recht hebben om een beschermde titel te voeren. Het gaat hier om artsen, tandartsen, apothekers, gezondheidszorg psychologen, psychotherapeuten, fysiotherapeuten, verloskundigen en verpleegkundigen.
Voorwaarde voor het voeren van één van deze titels is registratie in het BIGregister. Dit register is in het beheer van het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS). Iemand kan zich alleen inschrijven in dit register als er voldaan wordt aan de wettelijke opleidingseisen die voor dat beroep gelden. Het ten onrechte voeren van een titel is strafbaar (VWS, 2010).
Titelbescherming is er niet alleen voor de beroepen die opgenomen zijn in artikel 3. Ook krachtens artikel 34 kunnen beroepen zoals logopedist, diëtist of verzorgende IG bij AMvB bescherming van de titel krijgen (Beumer & den Hartogvan Ter Tholen, 2000). Voor deze beroepen gelden wel opleidingseisen en het deskundigheidsgebied is ook omschreven, maar er is geen sprake van wettelijk geregelde registratie. Tevens vallen deze beroepen niet onder het tuchtrecht (VWS, 2010).
Bij de beheerder van het BIGregister kunnen verschillende gegevens opgevraagd worden:
1. of iemand geregistreerd staat;
2. of iemand is geschorst;
3. of de bevoegdheid deels is ontzegd;
4. of er voorwaarden aan de bevoegdheid gebonden zijn (Beumer & den Hartogvan Ter Tholen, 2000).
Herregistratie
Beroepsbeoefenaren behoren de eigen bekwaamheid op peil te houden (Leenen, 2002).
Herregistratie is een instrument om de deskundigheid van beroepsbeoefenaren te waarborgen.
Daarmee is het ook een instrument om de kwaliteit van de zorg en de veiligheid van de patiënt te waarborgen. Het herregistreren voor verpleegkundigen is sinds 1 januari 2009 verplicht (CIBG Ministerie van VWS, 2011). Artikel 8 beschrijft, dat alle artikel 3 beroepen zich periodiek moeten herregistreren. Dit betekent dat na een bepaalde periode de inschrijving in het register wordt doorgehaald, mits er aan een werkervarings en/of scholingseis wordt voldaan (Leenen, 2002).
Voor verpleegkundigen is dit een periode van vijf jaar. De werkervaringseis houdt in dat gedurende vijf jaar minimaal 2080 uur gewerkt moet zijn, binnen het beroep waarvoor men ingeschreven staat in het register. Als deze urennorm niet gehaald kan worden, is herregistratie mogelijk door een scholingstraject te volgen. Hiermee kan getoetst worden of de beheersing van de noodzakelijke kerncompetenties en – vaardigheden voldoende is. Dit scholingstraject is niet hetzelfde als bijscholing voor deskundigheidsbevordering. De verpleegkundige die voor het scholingstraject in aanmerking komt, kan meteen beginnen met het traject of kan eerst een Cito
toets afleggen, waarin de benodigde kerncompetenties getoetst worden. Naar aanleiding van de uitslag van deze toets wordt bepaald of bijscholing noodzakelijk is. Als de verpleegkundige de toets behaalt, kan zij zich op basis van dit certificaat laten herregistreren en is het scholingstraject niet noodzakelijk. Als zij niet slaagt voor de toets, moet een scholingstraject gevolgd worden om weer in aanmerking te komen voor herregistratie. Er wordt alleen geschoold op de onderdelen die in de toets niet behaald zijn. Wanneer de scholing met succes afgerond wordt, kan de verpleegkundige zich laten herregistreren. Wanneer de verpleegkundige aan de werkervaringseis voldoet, is er dus voor herregistratie geen scholingseis (CIBG Ministerie van VWS, 2011).
Bij alle andere artikel 3 beroepen geldt voor herregistratie dezelfde regel. Er moet voldaan worden aan de werkervaringseis. Voor de gezondheidszorgpsycholoog en de psychotherapeut is de werkervaringseis 3120 uur per vijf jaar, voor de andere zes beroepen geldt een werkervaringseis van 2080 uur. Als daaraan niet wordt voldaan kan herregistratie geschieden op basis van de scholingseis. Deskundigheidsbevordering is dus niet verplicht voor herregistratie. Echter voor beroepsbeoefenaren uit artikel 3 die daarnaast staan ingeschreven in een specialistenregister, gelden andere regels. Dit is afhankelijk van het specialistenregister waar de beroepsbeoefenaar ingeschreven staat (CIBG Ministerie van VWS, 2012).
De arts bijvoorbeeld, die staat ingeschreven in het specialistenregister voor huisarts, moet minimaal 40 uur per jaar aantoonbaar aan deskundigheid gewerkt hebben. De arts die staat ingeschreven als medisch specialist moet minimaal 200 uur per vijf jaar aantoonbaar gewerkt hebben aan deskundigheid. Voor hen geldt dus zowel de werkervaringseis als de scholingseis (KNMG, 2012).
Voor verpleegkundigen die zich inschrijven in het specialistenregister van de Registratiecommissie Specialisten Verpleegkunde (RSV) geldt, dat inschrijving in het
specialistenregister automatisch zorgt voor verlenging van de BIGregistratie. Wanneer de specialistenregistratie wordt doorgehaald, moet weer voldaan worden aan de eisen van BIG
herregistratie (CIBG Ministerie van VWS, 2011). Voor verpleegkundig specialisten geldt zowel de werkervaringseis als de scholingseis. De periode dat de verpleegkundige specialist ingeschreven staat is, net als in het BIGregister, vijf jaar. In deze vijf jaar moet de verpleegkundig specialist minimaal 4160 uur werkzaam zijn binnen het specialisme. Daarnaast is zij verplicht te voldoen aan de eisen van deskundigheidsbevordering (scholingseis). De scholingseis houdt in dat elke vijf jaar minimaal 200 uur aan deskundigheidsbevordering gewerkt moet worden. Daarvan moet minimaal 100 uur bij en nascholing zijn, minimaal 40 uur intercollegiale toetsing en minimaal 60 uur overige deskundigheidsbevorderende activiteiten. Bij en nascholing kan alleen gebruikt worden voor herregistratie, als deze geaccrediteerd is door de RSV Accreditatiecommissie (V&VN, 2012).
1.3.5 Bevoegdheidsregeling en voorbehouden handelingen
Het verbod op de uitoefening van de geneeskunde door onbevoegden, zoals die beschreven stond in de WUG art. 1, is door de Wet BIG opgeheven. Het uitoefenen van de geneeskunde wordt daarmee in beginsel vrijgelaten. Uitzonderingen hierop zijn risicovolle handelingen, die alleen uitgevoerd mogen worden door hiervoor bevoegde beroepsbeoefenaren. Dit worden voorbehouden handelingen genoemd. Voor alle voorbehouden handelingen geldt dat men daartoe niet alleen bevoegd moet zijn, maar dat men ook bekwaam moet zijn. Dit houdt in dat een arts, hoewel bevoegd voor het gebruik van röntgenapparatuur, deze niet mag gebruiken wanneer niet bekend is hoe met deze apparatuur gewerkt moet worden. De bekwaamheid voor deze voorbehouden handeling ligt bij de radioloog. Wanneer de beroepsbeoefenaar niet bekwaam is, is men ook niet bevoegd: onbekwaam is onbevoegd. Wie een handeling toch uitvoert zonder daartoe bekwaam te zijn, is strafbaar (Beumer & den Hartogvan Ter Tholen, 2000).
Een handeling is voorbehouden als deze een onverantwoord risico voor het leven of de gezondheid van de cliënt oplevert, wanneer zij wordt uitgevoerd door een ongekwalificeerde (Leenen, 2002). In de wet is opgenomen welke handeling voorbehouden zijn aan bevoegde beroepsbeoefenaren. De voorbehouden handelingen die hieronder benoemd worden, staan beschreven in artikel 36 van de wet BIG. Het gaat om:
- ‘het verrichten van heelkundige handelingen waaronder worden verstaan handelingen, liggende op het gebied van de geneeskunst, waarbij de samenhang der lichaamsweefsels wordt verstoord en deze zich niet direct herstelt;
- het verrichten van verloskundige handelingen;
- het verrichten van endoscopieën;
- het verrichten van catheterisaties;
- het geven van injecties;
- het verrichten van puncties;
- het brengen onder narcose;
- het verrichten van handelingen, op het gebied van de individuele gezondheidszorg, met gebruikmaking van radioactieve stoffen of toestellen die ioniserende stralen uitzenden - het verrichten van electieve cardioversie;
- het toepassen van defibrillatie;
- het toepassen van electroconvulsieve therapie;
- steenvergruizing voor geneeskundige doeleinden;
- het verrichten van handelingen ten aanzien van menselijke geslachtscellen en embryo's, gericht op het anders dan op natuurlijke wijze tot stand brengen van een zwangerschap;
- het voorschrijven van URgeneesmiddelen’ (uitsluitend op recept verkrijgbare geneesmiddelen) (VWS, Wet BIG, 2007).
Wanneer een handeling niet voorbehouden is, wil dat niet zeggen dat de handeling niet risicovol kan zijn of dat er voor de uitvoering van de handeling geen deskundigheid en zorgvuldigheid nodig is. Andere selectiecriteria naast ‘risicovol’ zijn, dat de handeling niet al in een andere wet geregeld is en de handeling moet duidelijk omschreven en afgebakend zijn (VWS, 2010).
Noodsituaties zijn een uitzondering op de regel. Van een noodsituatie is sprake als ‘plotselinge geneeskundige hulp dringend noodzakelijk is en die niet tijdig van een bevoegde is te verkrijgen’.
Van iedereen wordt dan verwacht naar beste weten en kunnen te handelen (VWS, 2010).
(Niet) zelfstandig bevoegd
Artsen, tandartsen en verloskundigen zijn zelfstandig bevoegd voor het stellen van een indicatie tot een voorbehouden handeling en voor het verrichten van een voorbehouden handeling. Echter mogen zij alleen voorbehouden handelingen uitvoeren, die vallen binnen hun deskundigheidsgebied (Beumer & den Hartogvan Ter Tholen, 2000).
Verpleegkundigen zijn dus niet zelfstandig bevoegd om voorbehouden handelingen uit te voeren.
Dit zou betekenen dat zij geen voorbehouden handelingen uit mogen voeren. De wet geeft echter twee mogelijkheden waardoor verpleegkundigen toch voorbehouden handelingen uit mogen voeren.
1. De onbevoegde mag onder zekere voorwaarden een voorbehouden handeling uitvoeren.
Hier is dan sprake van een opdrachtgever en een opdrachtnemer. Voorwaarden hierbij zijn: er moet opdracht gegeven worden door een zelfstandig bevoegde, de opdrachtnemer moet bekwaam zijn en moet handelen volgens de aanwijzingen van de opdrachtgever.
Daarnaast moet het toezicht op de opdrachtnemer en de mogelijkheid van ingrijpen (tussenkomst) door de opdrachtgever voldoende verzekerd zijn.
2. De tweede mogelijkheid is functionele zelfstandige bevoegdheid. Dit betekent dat categorieën van beroepsbeoefenaren bij AMvB aangewezen zijn om sommige voorbehouden handelingen te verrichten zonder toezicht en tussenkomst van de opdrachtgever. Ook aan deze mogelijkheid zijn voorwaarden verbonden: de opdrachtnemer moet bekwaam zijn, mag uitsluitend handelen in opdracht van een zelfstandig bevoegde en moet handelen volgens de aanwijzingen van de opdrachtgever.
Hierbij geldt niet de voorwaarde van toezicht en tussenkomst (Beumer & den Hartogvan Ter Tholen, 2000).
Voor een schematisch overzicht van de bevoegdheidsregeling zie figuur 2.
Figuur 2 Stroomschema regeling bevoegdheden (Biesaart, 2004)
1.3.6 Kwaliteitsbewaking
Artikel 40 van de Wet BIG gaat expliciet over de kwaliteit van de beroepsuitoefening. Daarin staat dat de beroepsbeoefenaar die valt onder de Wet BIG, verantwoorde zorg moet bieden. De wet geeft drie middelen om de kwaliteit van de beroepsuitoefening te bewaken. Deze drie middelen zullen hieronder beschreven worden.
Overheidsbemoeienis
De Wet BIG is deels als kaderwet opgesteld. Verdere invulling en actualisering wordt gedaan bij AMvB (Leenen, 2002). Met een AMvB is de overheid in staat om regels op te leggen aan bepaalde groepen van geregistreerde beroepsbeoefenaren (de Jong, Kerstens, Sesink, & Vermeulen, 2003).
AMvB’s komen altijd voort uit een kaderwet. Wijzigingen in de vorm van een AMvB kunnen uitgevaardigd worden door de regering en hoeven niet besproken te worden in de Tweede Kamer.
Dit in tegenstelling tot een wetswijziging van de kaderwet, waarbij dit wel noodzakelijk is (Beumer & den Hartogvan Ter Tholen, 2000).
Tuchtrechtstelsel
Een tweede middel om de kwaliteit van de zorg in zekere mate te garanderen, is het tuchtrechtstelsel van de Wet BIG (Beumer & den Hartogvan Ter Tholen, 2000). Het stelsel legt beroepsbeoefenaren gedragsregels op. Voor verpleegkundigen houdt dit in, dat zij middels het tuchtrecht aansprakelijk gesteld kunnen worden, voor het niet opvolgen van de gedragsregels tijdens de uitoefening van het beroep. Het stelsel biedt zorgvragers de mogelijkheid om een klacht in te dienen over een beroepsbeoefenaar (de Jong, Kerstens, Sesink, & Vermeulen, 2003).
Klachten over een beroepsbeoefenaar worden meestal (bij voorkeur) binnen de zorginstelling of de zorgorganisatie opgelost, bijvoorbeeld in onderling overleg of in het bijzijn van de leidinggevende (Grotendorst, 1998). Mocht dit niet het gewenste resultaat opleveren dan kan men zich wenden tot het regionaal tuchtcollege. Dit college bestaat uit twee juristen en drie leden die beroepsgenoten van de beroepsbeoefenaar zijn (de Jong, Kerstens, Sesink, & Vermeulen, 2003). In Nederland zijn vijf regionale tuchtcolleges. Na het indienen van een klacht wordt eerst een vooronderzoek gedaan (Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg), waarbij de klacht niet
ontvankelijk of verjaard verklaard kan worden. Daarnaast kan men overeenkomen te kiezen voor een minnelijke schikking of de aanklager kan de klacht intrekken. Wanneer dit echter niet het geval is, wordt de klacht ontvankelijk verklaard en vindt er een openbare rechtszitting plaats (de Jong, Kerstens, Sesink, & Vermeulen, 2003).
Wanneer een beroepsbeoefenaar voor het tuchtcollege moet verschijnen, kan dit twee redenen hebben. De eerste is vanwege een tekortkoming in de zorg die men in de professionele rol tegenover de zorgvrager moet vervullen. De andere reden is in verband met een gedraging die schade kan toebrengen aan de individuele gezondheidszorg in het algemeen (de Jong, Kerstens, Sesink, & Vermeulen, 2003).
Zoals eerder beschreven, begint de procedure van tuchtrecht dus met een klacht. Naast zorgvragers kunnen ook verwanten van de zorgvrager een klacht indienen, evenals de opdrachtgever van een handeling of de inspectie van de gezondheidszorg. Tuchtrecht is van toepassing op de acht beroepen uit artikel 3 van de wet, waaronder dus het beroep van verpleegkundige (de Jong, Kerstens, Sesink, & Vermeulen, 2003).
Wanneer een klacht gegrond verklaard wordt, volgt er altijd een maatregel (Grotendorst, 1998). In artikel 48 zijn zes maatregelen opgenomen die het tuchtcollege kan opleggen. Maatregelen zijn een waarschuwing, berisping, geldboete van maximaal € 4500, schorsing van inschrijving in het BIGregister voor maximaal één jaar, gedeeltelijke ontzegging van de bevoegdheid en doorhaling van de inschrijving in het register (VWS, Wet BIG, 2007).
Tegen een uitspraak van het regionaal tuchtcollege kan de klager alleen in hoger beroep gaan, wanneer de klacht is afgewezen of wanneer de klager nietontvankelijk verklaard is. Dit hoger beroep wordt ingediend bij het Centraal Tuchtcollege. De aangeklaagde en de inspectie voor de gezondheidszorg hebben altijd het recht om in hoger beroep gaan (Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg).
Het College van Medisch Toezicht kan bij ongeschiktheid om het beroep uit te oefenen, maatregelen treffen. Deze ongeschiktheid is dan het gevolg van lichamelijke of geestelijke gesteldheid van de beroepsbeoefenaar, of het gevolg van misbruik van drank of verdovende middelen. Maatregelen kunnen zijn het (deels) doorhalen van de registratie of het opleggen van voorwaarden aan het uitoefenen van het beroep (Leenen, 2002).
Strafbepalingen
Strafbepalingen zijn een derde middel in de Wet BIG om de kwaliteit van de zorg te bewaken. Zij zijn, in tegenstelling tot het tuchtrecht, van toepassing op alle beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg. De wet BIG stelt zorgverleners strafbaar wanneer zij een voorbehouden handeling onbevoegd uitvoeren of deze handeling opdragen zonder aan de gestelde eisen te voldoen. Daarnaast is iemand strafbaar die schade of een aanmerkelijke kans daarop veroorzaakt
aan de gezondheid en iemand die onterecht een titel voert, die wettelijk beschermd is (de Jong, Kerstens, Sesink, & Vermeulen, 2003).
1.4 Domeinen bekwaamheid
1.4.1 Inleiding
De hboverpleegkundige wordt opgeleid om in verschillende omstandigheden zorg te verlenen.
Zij moet in al deze zorgsituaties bekwaam zijn. Pool et al. (2001) hebben een indeling gemaakt met drie domeinen waarop de verpleegkundige bekwaam is: ‘zorg’, ‘organisatie van zorg’ en ‘beroep’.
Op deze drie domeinen moet de verpleegkundige competenties behalen.
1.4.2 Domeinen Zorg
Het domein ‘zorg’ is de kern van het beroep (Mast & Pool, 2003). Mensen zorgen voor zichzelf en voor elkaar. De zorg voor elkaar wordt vooral gegeven door mantelzorgers, zoals familieleden en vrienden. Omdat niet alle zorg door mantelzorgers verleend kan worden, kan daarnaast professionele zorg gegeven worden door verpleegkundigen. Het is van belang dat mantelzorgers en verpleegkundigen goed kunnen samenwerken. Het domein zorg bevat vier elementen, namelijk zorg voor, zorg om, zorg geven en zorg ontvangen.
De verpleegkundige zorg heeft verschillende doelen, die overeenkomen met de gemeenschappelijke doelen voor gezondheidzorg. Deze doelen zijn het bevorderen en in stand houden van de gezondheid, voorkomen van ziekte en handicap, bijdragen aan genezing en herstel van ziekte en het verlichten van lijden en ongemak. Belangrijk hierbij zijn preventieve taken, coördinatie en continuïteit van zorg. Ontwikkelingen op ICTgebied en medischtechnische ontwikkelingen hebben sterke invloed op het domein zorg (Pool, PoolTromp, Veltmanvan Vugt,
& Vogel, 2001).
Organisatie van zorg
Bij organisatie van zorg gaat het ten eerste om de context waarbinnen zorgvragers en zorgverleners elkaar ontmoeten. Dit kan in het ziekenhuis zijn, een verpleeghuis, maar ook in de thuiszorg. De verpleegkundige heeft daarin twee functies. Aan de ene kant is zij werknemer, aan de andere kant is zij zorgverlener. Beide functies brengen een andere verantwoordelijkheid met zich mee. Dat kan verwarrend zijn voor verpleegkundigen. Het is belangrijk dat alle betrokkenen dit gegeven onderkennen en dat daarnaar gehandeld wordt (Pool, PoolTromp, Veltmanvan Vugt, & Vogel, 2001).
De verpleegkundige heeft als taak en verantwoordelijkheid actief bij te dragen aan het realiseren van de doelen van de organisatie waarin zij werkzaam is. In hoeverre de verpleegkundige bijdraagt aan de organisatie van de zorg, is afhankelijk van de setting waarin de verpleegkundige werkt. Zij draagt voornamelijk bij aan organisatietaken die op het snijvlak liggen van professionaliteit en de organisatie (Pool, PoolTromp, Veltmanvan Vugt, & Vogel, 2001). Verpleegkundigen die in een zelfsturend team werken, zullen naast de primaire zorgtaken ook een aanzienlijk deel van hun tijd steken in het organiseren van de zorg (Blok & Pool, 2010).
Beroep
Wanneer een verpleegkundige staat ingeschreven in het BIGregister, maakt zij onderdeel uit van de beroepsgroep. Daarmee heeft de verpleegkundige verschillende verplichtingen (Pool, 2007). Zij hoort zich te houden aan de ethische codes en beroepscodes. Als individu hoort zij de beroepswaarden uit te dragen. Ook hoort zij zich sterk te maken voor een continue verhoging van de kwaliteit van het beroep. Daarnaast wordt van haar verwacht flexibel te reageren op maatschappelijke, morele en technologische ontwikkelingen in de samenleving (de Jong, Kerstens, Sesink, & Vermeulen, 2003).
De verpleegkundige wordt gekwalificeerd als professional. Op veel manieren moet de verpleegkundige beroepsgroep aantonen dat zij deze kwalificatie waard is en wat hun bijdrage is aan de gezondheidszorg (Pool, PoolTromp, Veltmanvan Vugt, & Vogel, 2001).
1.4.3 Rollen
Het takenpakket van de verpleegkundige kan heel verschillend zijn, afhankelijk van de setting waarin zij werkzaam is. Wat Bachelorverpleegkundigen gemeenschappelijk hebben, zijn de rollen die zij vervullen tijdens het werk. Deze rollen vormen de verbinding tussen de verschillende verpleegkundige activiteiten. De verpleegkundige moet deze rollen in uiteenlopende omstandigheden en situaties kunnen vervullen. De vijf rollen voor de Bachelorverpleegkundige zijn: zorgverlener, regisseur, ontwerper, coach en beroepsbeoefenaar.
1.4.4 Domeinspecificaties
Om de drie hierboven beschreven domeinen specifieker te maken, beschrijven Pool et al. (2001) domeinspecificaties (zie figuur 3). Per domeinspecificatie is een competentie geformuleerd.
Domein Rol Domeinspecificatie
Zorg Zorgverlener Zorg voor zieken, gehandicapten en stervenden Individuele en collectieve preventie
Gezondheidsvoorlichting en –opvoeding (GVO) Regisseur Zorg voor zieken, gehandicapten en stervenden
Individuele en collectieve preventie en GVO Organisatie van
zorg
Ontwerper Zorgprogrammering Verpleegbeleid Kwaliteitszorg
Coach Zorgprogrammering en verpleegbeleid Werkbegeleiding
Beroep Beroepsbeoefenaar Beroepsinnovatie
Deskundigheidsbevordering
Figuur 3 Competentieprofiel Bachelorverpleegkundige (Pool et al., 2001)
1.4.5 Mboverpleegkundige
De domeinen waarop de verpleegkundige bekwaam moet zijn, gelden zowel voor de bachelorverpleegkundige als voor de mboverpleegkundige. Voor de mboverpleegkundige wordt het woord taakgebied gebruikt in plaats van domein. De taakgebieden voor de mbo
verpleegkundige zijn de verpleegkundige zorg, de organisatie en de professionalisering van het beroep. De naamgeving is dus niet volledig identiek, maar inhoudelijk komen de taakgebieden overeen met de domeinen. De rollen gelden alleen voor de bachelorverpleegkundige. De mbo
verpleegkundige vertaalt de taakgebieden naar kerntaken, kernopgaven en competenties (Movisie, 2007). In de toekomst gaan de beroepsprofielen van de verpleegkundige mogelijk veranderen (V&VN, 2012).
1.5 Werken met competenties in de ambulante setting
1.5.1 Inleiding
Binnen de organisaties waar ambulant werkende verpleegkundigen werkzaam zijn, groeit de vraag naar het werken met competenties (Mast & Pool, 2003). In deze paragraaf zal beschreven worden hoe het werk er uit ziet van de verpleegkundige die ambulant werkzaam is. Daarnaast wordt beschreven wat de meerwaarde is van competentiebeschrijvingen voor de ambulant werkende verpleegkundige
1.5.2 Ambulant werkende verpleegkundige
De functie van de ambulant werkende verpleegkundige wordt vaak gezien als spil in de zorg voor mensen thuis. Zij leveren hoogwaardige zorg aan zorgvragers thuis en stellen daarbij de wensen van de zorgvrager centraal (Mast & Pool, 2003).
Hoe het werk van de ambulant werkende verpleegkundige eruit ziet, wordt mede bepaald door het profiel van de patiënt, de zorgbehoeften van de patiënt, kernpunten in het takenpakket van de verpleegkundige en de organisatie waarin de verpleegkundige werkzaam is.
Welke patiënten de ambulant werkende verpleegkundige tegenkomt is erg veelzijdig. Het profiel van deze patiënt is afhankelijk van de woonomgeving. Dit kan het huis zijn van de patiënt, maar dit kan ook breder gezien worden, zoals het dorp of de stad. Ook de bereikbaarheid speelt daarin mee. Verder wordt het profiel ook bepaald door het opleidingsniveau, het sociale netwerk en de financiële omstandigheden. Daarnaast is de gezondheidssituatie van de patiënt bepalend voor het werk van de verpleegkundige. Genoemde factoren zijn van invloed op de problematiek en het ziektegedrag waarmee de verpleegkundige te maken krijgt. Ook het ziekteinzicht hangt sterk samen met deze factoren.
De zorgbehoefte van de patiënt is vaak een behoefte aan advisering, ondersteuning of aanvulling.
Dit kan zijn met betrekking tot het behoud van gezondheid, om een gezonde ontwikkeling te bevorderen, overname van de zelfzorgactiviteiten of met betrekking tot overname van mantelzorgactiviteiten.
De zorgbehoefte kan ook ingedeeld worden naar leeftijdscategorie. Kinderen vragen een andere benaderingswijze dan volwassenen of ouderen.
Het takenpakket van de verpleegkundige is afhankelijk van de aard van de zorg. Er kan sprake zijn van preventieve of curatieve activiteiten. De organisatie waarin de verpleegkundige werkzaam is, heeft ook invloed op haar werkzaamheden (zie § 1.4) (de Jong, Kerstens, Sesink, & Vermeulen, 2003).
1.5.3 Competentiebeschrijvingen
De laatste jaren hebben er veel veranderingen plaatsgevonden binnen de organisaties waar ambulant werkende verpleegkundigen werkzaam zijn. Het is daarom noodzakelijk dat verpleegkundigen zich bewust zijn of bewust worden van hun mogelijkheden. Zij moeten zich profileren als professionals met bijzondere kwaliteiten en taken. Om deze profilering vorm te geven kan gebruik worden gemaakt van competentiebeschrijvingen. Dit zijn expliciete beschrijvingen van de capaciteiten die iemand heeft. Deze beschrijvingen vormen het profiel van de zorg die de wijkverpleegkundige levert. Het geeft inzicht in de verwachtingen die er zijn ten aanzien van de verpleegkundige en kan gebruikt worden als spoorboekje. Dat laatste wil zeggen dat er gericht gezocht wordt naar het doel waar de verpleegkundige heen wil en daarna wordt bekeken op welke manier zij dit vorm gaat geven (Mast & Pool, 2003).
Competentiebeschrijvingen kunnen gebruikt worden om de juiste persoon uit te kiezen voor een bepaalde taak en voor het opstellen van een persoonlijk ontwikkelingsplan. Daarnaast kunnen deze beschrijvingen de verpleegkundige een spiegel voorhouden. De competenties waarin de verpleegkundige zich onvoldoende bekwaam acht, kunnen verder ontwikkeld worden (Mast &
Pool, 2003).
Competentiebeschrijvingen kunnen opgesteld worden volgens een vaste formule. Pool et al (2001) omschrijven dat de formule bestaat uit een beschrijving van de werksituatie, een beschrijving van gedrag en een criterium voor de effectiviteit van het gedrag (Pool, PoolTromp, Veltmanvan Vugt, & Vogel, 2001).
1.6 Implicaties
In deze paragraaf wordt beschreven wat de literatuurstudie heeft opgeleverd voor het praktijkgerichte onderzoek.
Door de literatuurstudie is de kennis van het onderzoeksonderwerp vergroot. Een beter beeld is ontstaan van de context van dit onderzoek en de onderzoeksvraag is specifieker geworden. Ook is meer inzicht ontstaan in de wettelijke regelingen die een verband hebben met dit onderzoek.
Verschillende termen zijn aangepast: ‘verpleegtechnische handelingen’ is veranderd in
‘voorbehouden handelingen’ en ‘bekwaam voelen’ is veranderd in ‘bekwaam achten’. De onderzoeker is door de literatuurstudie beter op de hoogte van alles rondom het onderwerp bekwaamheid, waardoor er meer mogelijkheid is tot doorvragen tijdens de interviews.
Daarnaast is aan de hand van de literatuurlijst een topiclijst gemaakt voor het afnemen van de interviews. In de literatuurstudie is daardoor de onderbouwing van de topics terug te vinden. In
§3.4 wordt hiervan een overzicht gegeven.
Samenvatting
In dit hoofdstuk is de literatuur beschreven die relevant is voor dit onderzoek. Allereerst is beschreven hoe naar deze informatie is gezocht. In de daaropvolgende paragrafen is deze literatuur per onderwerp beschreven. Zo is er stilgestaan bij bekwaamheid, het nut hiervan, hoe bekwaamheid bevorderd kan worden en hoe de bewustwording van bekwaamheid verloopt.
Daarnaast is ingegaan op de betekenis van de Wet BIG met betrekking tot bekwaamheid.
Kernpunten uit de Wet BIG die betrekking hebben op bekwaamheid zijn registratie, titelbescherming, de bevoegdheidsregeling, voorbehouden handelingen en drie methoden van kwaliteitsbewaking. Ook is uitgelegd dat de verpleegkundige bekwaam moet zijn op de drie domeinen zorg, organisatie van zorg en beroep. Verder is er aandacht besteed aan de bekwaamheid van de ambulant werkende verpleegkundige en de meerwaarde van competentiebeschrijvingen voor deze beroepsgroep. Ten slotte is beschreven dat de literatuurstudie heeft geleid tot meer achtergrondkennis, tot aanpassing van verschillende termen en dat de basis is gelegd voor het opstellen van de topics voor de interviews.