Hoofdstuk 4 Resultaten
5.1 Algemeen
Inleiding
Vanuit deze literatuurstudie zijn topics ontstaan, die gebruikt zijn bij de gehouden interviews. Uit deze interviews zijn resultaten gekomen die in het vorige hoofdstuk beschreven zijn. In dit hoofdstuk worden de resultaten bediscussieerd door deze te confronteren met de literatuurstudie.
5.1 Algemeen
RespondentverschillenDe respondenten hadden een verschillende hoeveelheid werkervaring opgebouwd. Ook in het opleidingsniveau zat verschil. Deze factoren kunnen de resultaten enigszins beïnvloed hebben.
Anonimiteit
Tijdens één interview was er uitsluitend een ruimte beschikbaar, waar ook een collega van de respondent met computerwerk bezig was. De aanwezigheid van deze collega zou mogelijk de gegeven antwoorden van deze respondent beïnvloed kunnen hebben.
Topiclijst
De topiclijst is niet vooraf opgestuurd naar de respondenten. Het uitgewerkte interview is achteraf ook niet teruggekoppeld naar de respondenten. Wanneer dit wel gedaan zou zijn, waren er mogelijk nog waardevolle aanvullingen gedaan. Echter zijn de feitelijke interviews wel direct aan het einde samengevat en is er gevraagd naar aanvullingen. Als er nog aanvullingen waren, zijn die ook gegeven. Zo kon er naderhand ook niet meer overlegd worden met collega’s, wat zij geantwoord hadden. Dit had de antwoorden kunnen beïnvloeden. Doordat de interviews letterlijk uitgetypt zijn, was het niet noodzakelijk dat er achteraf nog een terugkoppeling over de uitwerking zou plaatsvinden.
Anonimiteit
In de brief die naar alle teams verzonden is, staat vermeldt dat er een anonieme steekproef getrokken zou worden. In deze brief staat niet vermeld dat de resultaten anoniem verwerkt zouden worden. Mogelijk is dit een belemmering geweest voor verpleegkundigen om zich aan te melden voor het onderzoek. Echter is in de inleiding van alle interviews de anonieme verwerking van de gegevens sterk benadrukt.
Sociale wenselijkheid
In dit onderzoek werd gevraagd naar ervaringen en gevoelens van verpleegkundigen. Dit is heel persoonlijk en kan gevoelig liggen. Daarom is het mogelijk dat verpleegkundigen op sommige vragen een sociaal wenselijk antwoord hebben gegeven. Bijvoorbeeld op de vraag hoe vaak onbekwaamheid voorkomt. Wanneer alle verpleegkundigen daar hadden aangegeven dat dit regelmatig voorkomt, zou dit negatieve reclame zijn geweest voor hun werkgever. Echter is dit onderzoek niet herleidbaar naar één organisatie en ook niet naar één regio. Ook is aan het begin van het interview meegedeeld, dat de respondent het mocht aangeven wanneer vragen te persoonlijk waren of wanneer de respondent geen antwoord wilde geven op een vraag. Dat zou dan worden gerespecteerd. Aangezien alle respondenten vrijwillig hebben meegewerkt aan dit onderzoek is de kans klein dat er sociaal wenselijke antwoorden gegeven zijn. Daarnaast zijn sociaal gewenste antwoorden niet per definitie onwaar.
Afbakening
Bij het afbakenen van dit onderzoek (zie § 2.2) is er voor gekozen om alleen bekwaamheid te onderzoeken met betrekking tot voorbehouden handelingen. Tijdens de interviews ging het gesprek niet altijd uitsluitend over voorbehouden handelingen. Ook andere (complexe), risicovolle handelingen, werden soms in het interview betrokken.
Structuur
De interviews hadden minder gestructureerd gekund. Op die manier had er gescoord kunnen worden hoe vaak bepaalde onderwerpen aan de orde kwamen. Nu werd een aanzienlijk deel van de gespreksonderwerpen door de onderzoeker bepaald. De onderzoeker had de vooraf opgestelde topics als leidraad en tijdens de interviews zouden zoveel mogelijk gespreksonderwerpen bepaald worden door de respondent. In de praktijk was het zo dat de respondenten niet veel onderwerpen uit zichzelf aansneden, waardoor vooral de topiclijst de onderwerpen van het gesprek bepaalde.
Wel heeft de onderzoeker geprobeerd zoveel mogelijk door te vragen, dit had mogelijk nog vaker gedaan kunnen worden.
5.2 Bekwaamheid
DefinitieDe definitie die de literatuur geeft aan bekwaamheid, namelijk het verantwoord uit kunnen voeren van een handeling, komt overeen met de definitie die de verpleegkundigen hanteren. Niet alle respondenten benoemen ook het hebben van achtergrondkennis. Volgens de literatuur is dit wel essentieel.
Bekwaam blijven
In de resultaten staat beschreven op welke wijze verpleegkundigen hun bekwaamheid op peil proberen te houden, zoals door het bijhouden vakliteratuur, bijscholing volgen en het bezoeken van symposia. In de literatuurstudie worden hiervoor verschillende methoden genoemd, namelijk vakliteratuur, reflecteren, consulteren, bijscholing en intercollegiale ondersteuning.
Opmerkelijk is dat reflecteren door geen enkele respondent is genoemd. Ook intervisie (een vorm van intercollegiale ondersteuning) wordt slechts door één respondent genoemd. Het meelopen met een collega valt ook onder intercollegiale ondersteuning. Opvallend is dat dit slechts door één respondent wordt genoemd. Door de andere vier respondenten wordt meelopen met een collega ook genoemd, maar dan als het gaat over acties die volgen op een onbekwaam moment.
Opmerkelijk is ook dat in de literatuur een skillslab niet genoemd wordt en in de interviews wel.
Het hebben van een stagiaire is niet opgenomen in de literatuur, maar blijkt in de praktijk ook een methode te zijn om bekwaamheid op peil te houden.
In de resultaten is alleen beschreven welke methoden de respondenten uit zichzelf benoemden.
Het kan dus zo zijn dat er in de resultaten staat beschreven dat er door één respondent aan intervisie wordt gedaan, maar dat in de praktijk alle teams aan intervisie doen. Bewust is ervoor gekozen om alleen te beschrijven wat de respondenten zelf denken aan hun bekwaamheid te doen. Wanneer de onderzoeker had geholpen met het bedenken van methoden, was de kans op sociaal wenselijke antwoorden groot geweest.
Redenen werken aan bekwaamheid
De drijfveren achter werken aan bekwaamheid zijn iets persoonlijks. De redenen die door de respondenten genoemd worden, zijn niet dezelfde als de redenen die in de literatuurstudie beschreven zijn. Dat wil niet zeggen dat bepaalde redenen incorrect zijn. De literatuur zou aangevuld kunnen worden met de redenen die de respondenten benoemen. Alleen het opdoen
van nieuwe kennis komt overeen met de literatuurstudie. Opmerkelijk is dat een drijfveer als ‘het denken als professional’ niet genoemd is.
Uitgangspunt bekwaamheid
Slechts één respondent geeft aan dat de Wet BIG haar uitgangspunt is bij de beoordeling van haar bekwaamheid. Zij bedoeld hiermee de regel ‘onbekwaam is onbevoegd’. De Wet BIG is nog in één ander interview ter sprake gekomen, maar dan in een andere context. Dit is opmerkelijk, omdat de Wet BIG volgens de literatuurstudie het uitgangspunt is bij bekwaamheid. De onderzoeker heeft echter niet de indruk dat de Wet BIG onbekend is bij de andere drie respondenten. Toch wordt door hen de Wet BIG niet expliciet in verband gebracht met bekwaamheid. Een verklaring zou kunnen zijn dat de relatie van de Wet BIG met dit onderwerp zo vanzelfsprekend was, dat dit niet genoemd is.
5.3 Onbekwaamheid
Verschillende items kunnen niet vergeleken worden met de literatuurstudie, omdat hiervan geen gegevens uit eerdere onderzoeken gevonden zijn. Het gaat hierbij om de frequentie van onbekwaamheid, bij welke handelingen onbekwaamheid voorkomt en welk gevoel verpleegkundigen hebben op het moment dat zij zich niet bekwaam achten.
Invloed teamsfeer/Belemmeringen
Alle respondenten geven aan dat de sfeer in het team van grote invloed is op het bespreekbaar maken van bekwaamheid. In de literatuurstudie is het bewustwordingsproces van bekwaamheid te zien (zie figuur 1). Een goede sfeer in het team is van belang om de stap van ‘bewust onbekwaam’ naar ‘bewust bekwaam’ te maken. Een goede sfeer zorgt er voor dat iemand onbekwaamheid eerder bespreekbaar maakt. Dit bevordert een adequate aanpak van de onbekwaamheid. Alle respondenten gaven aan dat de sfeer in hun team goed was. Dit verklaart mogelijk voor een deel de hoge werktevredenheid. Opmerkelijk is overigens dat de respondent die aangeeft nooit een belemmering te ervaren, de minste werkervaring heeft.
Oorzaken
De respondenten noemen verschillende oorzaken die verklaren waarom verpleegkundigen op bepaalde momenten niet bekwaam zijn. Zo wordt onder andere het weinig voorkomen van handelingen, onvoldoende scholing en complexer wordende zorg genoemd. De vraag is echter of deze oorzaken ook een goed excuus zijn dat de verpleegkundige niet bekwaam is op het moment dat deze handeling wel uitgevoerd moet worden.
Vergelijking andere thuiszorgorganisaties
Aan de respondenten is de vraag gesteld of de manier van werken van invloed is op de bekwaamheid van de verpleegkundige. In §2.2 zijn twee manieren van werken toegelicht, namelijk generalistisch en taakgericht werken. Men zou verwachten dat verpleegkundigen die taakgericht werken zich minder vaak onbekwaam achten dan verpleegkundigen die generalistisch werken. Omdat het weinig voorkomen van handelingen en het feit dat het soms lang geleden is dat handelingen uitgevoerd zijn dan in mindere mate een oorzaak is van onbekwaamheid. Verder kunnen verpleegkundigen die uitsluitend verpleegtechnische handelingen uitvoeren meer ervaring opbouwen en zij kunnen zich beter scholen, omdat hun werkzaamheden beperkt zijn.
Ook is dit vaak maar een klein deel van het personeelsbestand van een organisatie. Een kleinere gespecialiseerde groep mensen scholen, kost minder geld dan al het personeel scholen (zoals bij generalistisch werken). Daardoor is er voor deze kleine groep meer geld beschikbaar en kunnen zij
dus vaker en/of beter scholen. Opmerkelijk is dat de respondenten aangeven dat generalistisch werkende verpleegkundigen zich minder vaak onbekwaam achten. Theorie en praktijk lijken hier in strijd met elkaar.
De verklaringen die de respondenten geven, gaan echter over iets anders. Namelijk dat generalistisch werkende teams beter in staat zijn om adequater om te gaan met onbekwaamheid (door onder andere een lage drempel om onbekwaamheid bespreekbaar te maken).
Voor het feit dat de respondenten aangeven dat onbekwaamheid bij hen minder voorkomt, zou de verklaring als volgt kunnen zijn. In de ervaring van vier respondenten gaat taakgericht werken namelijk samen met werken in een groot team en generalistisch werken gaat samen met werken in een klein team. Wanneer dit het geval zou zijn, zijn de verklaringen die de respondenten geven wel begrijpelijk.
5.4 Gewenste situatie
ScholingsbudgetOver de toereikendheid van het scholingsbudget is geen eenduidigheid. Eén respondent geeft aan dat er meer geld beschikbaar zou mogen zijn, zodat zij meer kunnen scholen en daarmee de kwaliteit van de zorg kunnen verbeteren. De vraag is echter wel of een groter budget direct zorgt voor meer kwaliteit. Een andere respondent vindt dat de organisatie in vergelijking met andere organisaties juist veel geld beschikbaar stelt voor scholing.
Skillslab
Vier respondenten benoemen het realiseren van een skillslab als manier om de bekwaamheid bij vaardigheden op peil te houden. Het feit dat bijna alle respondenten dit idee noemen, komt mogelijk door een kwantitatief onderzoek wat ten tijde van dit onderzoek uitgevoerd werd. Het doel van dat onderzoek was, om de behoefte aan en de mogelijkheden voor het realiseren van een skillslab in kaart te brengen.
Populatievaliditeit
Omdat er een selecte steekproef is getrokken, is het onderzoek niet generaliseerbaar naar alle ambulant en generalistisch werkende verpleegkundigen. Ondanks dat zijn de constateringen in dit onderzoek wel een goede indicatie van bekwaamheid van generalistisch werkende verpleegkundigen in de ambulante setting.