• No results found

Hoofdstuk 1  Literatuurstudie

1.1  Zoekstrategie

Inleiding  

In  dit  hoofdstuk wordt  de  literatuur  beschreven  die  relevant  is  voor dit  onderzoek.  In  de  eerste  paragraaf  wordt  beschreven  op  welke  manier  er  naar  deze  literatuur  is  gezocht.  In  de  daarop  volgende paragrafen zullen verschillende onderwerpen aan de orde komen. Ingegaan wordt op het  begrip  bekwaamheid  in  relatie  tot  het  verpleegkundig  beroep,  welke  definities  er  zijn  voor  bekwaamheid en wat bekwaamheid inhoudt. Daarnaast wordt beschreven wat de relatie van dit  onderwerp is met patiëntveiligheid en kwaliteit van zorg. Ook wordt uitgewerkt wat de relatie is  van de Wet BIG met bekwaamheid. Verder wordt beschreven welke bekwaamheid van de HBO­

verpleegkundige wordt verwacht en hoe zij1 die in de thuiszorg toe kan passen. Als laatste wordt  beschreven wat de literatuurstudie heeft opgeleverd voor het praktijkgerichte onderzoek en wordt  er een samenvatting gegeven van het hoofdstuk.   

 

1.1 Zoekstrategie  

1.1.1 Zoekvragen  

Om gericht te kunnen zoeken zijn verschillende zoekvragen opgesteld:  

- Wat houdt bekwaamheid(­sbevordering) van de verpleegkundige in?  

- Wat zegt de Wet BIG over bekwaamheid (bij voorbehouden handelingen)?  

- Hoe houden verpleegkundigen in een ambulante setting de  bekwaamheid ten aanzien van  voorbehouden handelingen op peil?  

- Is  er  eerder  onderzoek  verschenen  over  ervaringen  van  (ambulant  werkende)  verpleegkundigen met betrekking tot bekwaamheid, en zo ja, wat zijn de bevindingen?   

- Op welke domeinen moet de verpleegkundige bekwaam zijn?  

- Hoe ziet het werk van de ambulant werkende verpleegkundige eruit?  

- Wat  is  de  meerwaarde  van  competentiebeschrijvingen  voor  de  ambulant  werkende  verpleegkundige?  

 

1.1.2 Zoektermen

 

Uit  de  zoekvragen  kwamen  verschillende  zoektermen  naar  voren,  zoals  “bekwaam(­heid)”,  deskundigheidsbevordering”, “(wijk­)verpleegkundige”, “Wet BIG”. Voor een compleet overzicht  van de gebruikte zoektermen, zie § 1.1.4. Deze woorden zijn los van elkaar en in combinatie met  elkaar gebruikt. Met deze zoektermen is ook in het engels gezocht, in engelstalige databases. Dit  leverde  echter  geen  bruikbare  resultaten  op.  Een  verklaring  hiervoor  kan  zijn  dat  de  bekwaamheidseis nederlandse wetgeving is.  

 

1.1.3 Inclusiecriteria  

De  zoekresultaten  moesten  zowel  aan  algemene  als  aan  inhoudelijke  criteria  voldoen.  Een  algemeen  criterium  voor  dit  onderzoek  was  dat  er  uitsluitend  gebruik  gemaakt  is  van  nederlandstalige literatuur. Daarnaast moest de literatuur zo recent mogelijk zijn, omdat een groot  deel  van  de  literatuur  gebaseerd  is  op  wetgeving.  Deze  wetgeving  is  in  de  loop  van  de  tijd  verschillende  keren  gewijzigd.  Daarom  was  het  van  belang  dat  de  meest  actuele  informatie  gebruikt werd. Inhoudelijke criteria waren dat de literatuur alleen over verpleegkundigen moest         

1 Overal waar de verpleegkundige genoemd wordt in de vrouwelijke vorm, kan ook de mannelijke vorm gelezen worden. Deze keuze is  gemaakt in verband met de leesbaarheid.   

gaan, het moest betrekking hebben op bekwaamheid of competentie, of het moest wetgeving over  dit onderwerp zijn.   

 

1.1.4 Zoekresultaten  

Eerst  is  oriënterend  gezocht  naar  informatie.  Begonnen  is  met  het  zoeken  naar  boeken. 

Vierentwintig boeken leken bruikbaar bij selectie op titel en inhoudsopgave. Hiervan zijn dertien  boeken  uiteindelijk  gebruikt.  Bij  het  zoeken  via  zoekmachine Google  bleken  twee  folders,  twee  onderzoeken en drie publicaties bruikbaar (zie zoekboom §1.1.5). Door in de bronvermelding van  één  onderzoek  te  kijken,  bleek  nog  een  ander  rapport  bruikbaar  te  zijn.  Via  database  hbo­

voorsprong  zijn  twee  digitale  boeken  gebruikt.  Bij  het  zoeken  via Google  en  de  databases,  werd  veel  informatie  over  het  onderwerp  gevonden.  Echter  alleen  de  daadwerkelijk  gebruikte  informatie is in de zoekboom weergegeven. Geen onderzoek werd gevonden over ervaringen van  verpleegkundigen met betrekking tot bekwaamheid. Ook is er geen informatie gevonden over hoe  vaak verpleegkundigen zich in de praktijk onbekwaam achten. 

                                                                   

1.1.5 Zoekboom

  

1.2 Bekwaamheid

 

 

In  deze  paragraaf  wordt  uitgelegd  wat  bekwaamheid  is,  waarom  verpleegkundigen  hun   bekwaamheid op peil houden en hoe zij dat doen.   

 

1.2.1 Definities 

In  de  literatuur  worden  verschillende  termen  gebruikt  om  bekwaamheid  aan  te  duiden. 

Verschillende bronnen stellen dat bekwaamheid een synoniem is van competentie. Als het in de  literatuur  gaat  over  bekwaamheidsbevordering,  dan  wordt  ook  vaak  de  term  deskundigheidsbevordering  genoemd.  Dit  zou  dus  betekenen  dat  bekwaamheid,  competentie  en  deskundigheid  hetzelfde  zijn.  In  andere  bronnen  wordt  gesteld  dat  deskundigheid  en  bekwaamheid  niet  hetzelfde  zijn  (zie  §  1.3).  Om  verwarring  te  voorkomen,  worden  de  verschillende  begrippen  hieronder  eerst  gedefinieerd.  Bij  de  definiëring  is  de  Wet  BIG  het  uitgangspunt.    

Bekwaam:   ‘betreft  het  vermogen  van  een  beroepsbeoefenaar  om  in  een  bepaalde  situatie verantwoord een (voorbehouden) handeling uit te kunnen voeren’ 

(VWS, 2010).  

Bevoegd of deskundig: ‘bevoegd of deskundig is iemand die een opleiding gevolgd heeft op een  vakgebied en daarvoor een diploma heeft ontvangen’ (Grotendorst, 1998). 

Competent:       betreft zowel bevoegdheid als bekwaamheid (Van Dale, 2012).  

 

Zoals  in  de  definitie  van  bekwaam  beschreven  staat,  moet  een  beroepsbeoefenaar  een  (voorbehouden) handeling verantwoord kunnen uitvoeren (VWS, 2010). Verantwoord houdt niet  alleen in dat de handeling technisch juist verricht wordt. Het betekent ook dat de verpleegkundige  weet wat het doel is van de handeling en wat de gevolgen kunnen zijn. Daarnaast moet zij weten  hoe te reageren als er complicaties optreden (Biesaart, 2004).    

Verpleegkundigen  kunnen  zich  op  allerlei  gebieden  bekwaam  of  onbekwaam  achten.  Dit  kan  betrekking hebben op voorbehouden handelingen, maar bijvoorbeeld ook met betrekking tot het  omgaan met een dementerende zorgvrager. In dit onderzoek zal gefocust worden op bekwaamheid  bij voorbehouden handelingen. Welke handelingen voorbehouden zijn wordt uitgelegd in § 1.3.   

 

1.2.2 Nut bekwaamheid 

Waarom  is  het  belangrijk  dat  verpleegkundigen  bekwaam  zijn?  Hiervoor  zijn  verschillende  redenen  te  noemen.  In  de  eerste  plaats  is  bekwaamheid  van  groot  belang  voor  de  patiëntveiligheid. Patiëntveiligheid is ‘het (nagenoeg) ontbreken van (de kans op) aan de patiënt  toegebrachte schade (lichamelijk/psychisch) die is ontstaan door het niet volgens de professionele  standaard handelen van hulpverleners en/of door tekortkoming van het zorgsysteem’ (de Bekker,  Eliens, de Haan, Schouten, & Wigboldus, 2010).   

 

Wanneer voorbehouden handelingen uitgevoerd worden door iemand die niet bekwaam is, levert  dit  risico’s  op  voor  het  leven  en  de  gezondheid  van  de  patiënt  (Biesaart,  2004).  Daarom  mogen  voorbehouden handelingen alleen uitgevoerd worden door iemand die bekwaam is (VWS, 2010).  

Daarnaast is kwaliteit van zorg een belangrijke reden waarom verpleegkundigen bekwaam moeten  zijn.  Kwalitatief  goede  zorg  is  zorg die  gericht  is op  de  patiënt,  veilig  is,  effectief,  gelijkwaardig,  doelmatig en op het juiste moment gegeven wordt. De dimensie ‘veilig’ houdt in dat de zorg vrij is  van fouten, die schade kunnen toebrengen aan de patiënt (de Bekker, Eliens, de Haan, Schouten, 

& Wigboldus, 2010). Kwaliteit van zorg bij voorbehouden handelingen houdt in dat degene die de  handeling verricht bekwaam is en daarmee de betekenis van die handeling voor de patiënt begrijpt  (Biesaart, 2004).  

1.2.3 Bekwaamheidsbevordering  

Speet  en  Francke  (2004)  hebben  onderzoek  gedaan  onder  bijna  vierhonderd  verpleegkundigen  naar het onderwerp individuele professionalisering van verpleegkundigen. Een onderdeel hiervan  is  bekwaamheidsbevordering.  Uit  dit  onderzoek  blijkt  dat  71,5%  van  de  verpleegkundigen  bekwaamheidsbevordering  en  het  volgen  van  relevante  ontwikkelingen  belangrijk  of  erg  belangrijk vindt. Bij een andere vraag geeft 69,6% van de respondenten aan dat zij zorgen goed op  de hoogte te zijn van vakinhoudelijke ontwikkelingen. Als het gaat over bijscholing op het gebied  van  individuele  professionalisering  en  dan  vooral  bekwaamheidsbevordering  en  het  volgen  van  vakinhoudelijke ontwikkelingen, geeft 49,1% aan daar behoefte aan te hebben (Speet & Francke,  2004).    

 

Motieven bekwaamheidsbevordering  

De verpleegkundige kan verschillende motieven hebben voor het werken aan bekwaamheid. In de  eerste plaats kan kennis vanuit de opleiding weggezakt, vergeten of verouderd zijn. Daarnaast kan  deze  kennis  minder  relevant  of  irrelevant  geworden  zijn.  Een  ander  motief  kan  zijn  dat  in  de  huidige situatie uitgevoerde taken niet meer nodig zijn of worden vervangen door andere taken. 

Ook het opdoen van nieuwe kennis of nieuwe vaardigheden kan reden zijn voor het werken aan  bekwaamheid. Deze kennis en vaardigheden kunnen in het werk vereist zijn, terwijl zij niet in de  opleiding aangeleerd zijn. Daarnaast voorkomt het bevorderen van de bekwaamheid ‘vastroesten’ 

en bevordert het flexibiliteit (Hunink, et al., 2000). Als laatste kunnen verpleegkundigen werken  aan  hun  bekwaamheid  om  de  bevoegdheid  niet  te  verliezen  voor  voorbehouden  handelingen  (VWS, 2010). Dit wordt verder uitgewerkt in § 1.3.  

 

Methoden bekwaamheidsbevordering  

Verpleegkundigen  kunnen  verschillende  methoden  gebruiken  om  hun  bekwaamheid  te  bevorderen  en  op  peil  te  houden.  Hunink  et  al.  (2000)  beschrijven  enkele  van  deze  methoden,  gebaseerd  op  het  eindrapport  Commissie  Kwalificatiestructuur  (1996)  die  hieronder  verder  uitgewerkt zullen worden.    

 

Vakliteratuur  

In de eerste plaats is het lezen van vakliteratuur een manier om de bekwaamheid te bevorderen. 

Onder  vakliteratuur  worden  vakbladen,  naslagwerken  en  studieboeken  verstaan  (Hunink,  et  al.,  2000). Maar ook databases op internet kunnen gebruikt worden als informatiebron (Boog, de Jong, 

& Kerstens, 2002). 

Vakliteratuur  bijhouden  kan  volgens  twee  benaderingen.  In  de  eerste  plaats  de  kennisgerichte  benadering, waarbij niet specifiek gezocht wordt. Hiermee wordt het bijhouden van vakliteratuur  in  het  algemeen  bedoeld,  bijvoorbeeld  via  een  eigen  abonnement.  Daarnaast  kan  een  probleemgerichte  benadering  gebruikt  worden.  Daarbij  wordt  gericht  naar  specifieke  literatuur  gezocht, dat antwoord geeft op een bestaand probleem, knelpunt of vraagstuk. Om vakliteratuur  adequaat te gebruiken, zijn beide strategieën nodig (Hunink, et al., 2000).  

 

Reflecteren 

Door  reflectie  leert  de  verpleegkundige  haar  sterke  en  zwakke  kanten  kennen.  Dit  stukje  zelfinzicht  is  een  voorwaarde  voor  bekwaamheidsbevordering.  Zelfinzicht  geeft  de  verpleegkundige de mogelijkheid om problemen of situaties zelf te analyseren en daarbij de juiste  oplossing te vinden. Reflecteren moet zowel op procesniveau als op productniveau plaatsvinden en  kan  zowel  mondeling  als  schriftelijk  plaatsvinden.  Het  doel  van  reflectie  is  dat  met  behulp  van 

kennis en ervaringen nagegaan wordt of de gehanteerde werkwijze of mening nog bruikbaar is, of  dat deze bijgesteld moet worden (Hunink, et al., 2000). 

 

Consulteren  

Met consulteren wordt het raadplegen van anderen bedoeld. Dit is iemand die deskundiger wordt  geacht,  dan  degene  die  de  consultatie  aanvraagt.  Om  de  juiste  deskundige  te  vinden  is  het  van  belang om een goed overzicht te hebben van het aanbod van deskundigen. Dit wordt ook wel de  sociale  kaart  genoemd.  Een  vorm  van  structurele  consultatie  is  het  multidisciplinair  overleg  (MDO), waarbij verschillende disciplines samen de problemen van één zorgvrager bespreken. De  verpleegkundige kan ook zelf geconsulteerd worden door anderen (Hunink, et al., 2000).  

 

Bijscholing  

Het  volgen  van  bijscholing  is  ook  een  manier  om  de  bekwaamheid  van  de  verpleegkundige  te  bevorderen.  Bijscholing  kan  op  verschillende  manieren  vorm  gegeven  worden.  Hierbij  kan  men  denken  aan  themabijeenkomsten,  symposia  en  congressen.  Het  is  daarbij  van  belang  dat  verpleegkundigen deze vormen van bijscholing niet alleen bezoeken, maar deze ook organiseren  of een deel daarvan zelf verzorgen. Ook kan men een klinische les of bijscholingscursus bijwonen  of  zelf  verzorgen.  Bijscholing  kan  zowel  betrekking  hebben  op  kennis  als  op  vaardigheden. 

Randvoorwaarde  hierbij  is  dat  de  organisatie,  waar  de  verpleegkundige  werkzaam  is,  geld  beschikbaar stelt om bezig te zijn met bekwaamheidsbevordering (Hunink, et al., 2000).   

 

Intercollegiale ondersteuning 

Collega’s  kunnen  op  verschillende  manieren  elkaar  ondersteunen  en  begeleiden  bij  bekwaamheidsbevordering.  Zo  bestaat  er  onder  andere  intervisie,  supervisie,  coaching  en  loopbaanbegeleiding.  Een  ander  woord  voor  supervisie  is  methodische  praktijkbegeleiding  (Hunink, et al., 2000). 

Een veel gebruikte manier van intercollegiale ondersteuning is intervisie. Door intervisie kunnen  problemen  op  het  werk  of  iets  wat  de  verpleegkundigen  bezighoudt,  besproken  worden.  De  intervisiegroep moet bestaan uit gelijken, die elkaar onderling kunnen adviseren. Intervisie moet  plaatsvinden  volgens  een  vaste  structuur  waarbinnen  de  groep  een  oplossing  probeert  te  vinden  voor het probleem (Boog, de Jong, & Kerstens, 2002).  

 

1.2.4 Bewustwording van (on)bekwaamheid  

Voordat de verpleegkundige aan bekwaamheid kan gaan  werken, moet zij zich eerst bewust zijn van de noodzaak  hiertoe. Wat betreft bewustzijn kunnen er verschillende  fases onderscheiden worden.  

Fase één is ‘onbewust onbekwaam’. Dit betekent dat de  verpleegkundige  zich  niet  bewust  is  van  het  feit  dat  zij  niet  bekwaam  is.  Fase  twee  is  ‘bewust  onbekwaam’.  De  verpleegkundige  wordt  zich  bewust  dat  zij  niet  bekwaam  is  en  zij  leert  hoe  iets  anders  of  beter  moet. 

Fase drie is ‘bewust bekwaam’. De verpleegkundige weet  hoe het nieuw geleerde moet worden toegepast en zij is  ook  in  staat  om  dit  succesvol  te  doen.  Fase  vier  is 

‘onbewust bekwaam’. In deze fase is het vanzelfsprekend  dat de verpleegkundige bekwaam is en het toepassen van 

de bekwaamheid gaat automatisch (Kortstee, et al., 2009).     Figuur 1 Bewustwordingsproces  (on)bekwaamheid (van Oosten, 2010) 

1.3 Wet BIG 

 

1.3.1 Inleiding  

De Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidzorg (Wet BIG) is een belangrijk middel om  de kwaliteit van zorg in Nederland te waarborgen. Het belangrijkste doel van deze wet is dan ook  dat de kwaliteit van de beroepsuitoefening bevorderd en bewaakt wordt. Het beschermen van de  patiënt tegen onzorgvuldig en ondeskundig handelen door de beroepsbeoefenaars maakt hier een  belangrijk deel van uit. Door de invoering van de Wet BIG heeft de patiënt keuzevrijheid, welke  beroepsbeoefenaar  geraadpleegd  wordt  (Beumer  &  den  Hartog­van  Ter  Tholen,  2000).  In  deze  paragraaf  worden  de  kernpunten  van  de  Wet  BIG  beschreven,  die  van  belang  zijn  voor  dit  onderzoek .   

 

1.3.2 Oorsprong 

De Wet BIG is een kaderwet die vanaf 1998 in zijn geheel is ingevoerd. In de wet worden de grote  lijnen  aangegeven.  De  uitgewerkte  regelingen  op  onderdelen  worden  vastgelegd  in  Algemene  Maatregelen Van Bestuur (AMvB). De wet vervangt de wetgeving die van kracht was voor de Wet  BIG, zoals de Wet op de uitoefening van de geneeskunst (WUG), de Medische Tuchtwet, de Wet  tot  bescherming  van  het  diploma  van  verpleegkundige  etc.  (de  Jong,  Kerstens,  Sesink,  & 

Vermeulen, 2003).  

 

1.3.3 Onderscheid deskundigheid en bekwaamheid  

In  de  Wet  BIG  worden  deskundigheid  of  bevoegdheid  enerzijds  en  bekwaamheid  anderzijds  onderscheiden van elkaar. Deskundig of bevoegd is iemand die een opleiding gevolgd heeft op een  vakgebied  en  daarvoor  een  diploma  heeft  ontvangen.  Toch  kunnen  twee  mensen  die  dezelfde  opleiding  gevolgd  hebben,  verschillen  in  bekwaamheid.  Dit  komt  door  het  verschil  in  stages,  werkervaring en voor­ of vervolgopleiding. Bekwaamheid gaat over wat iemand weet en kan. Dit  moet  in  de  praktijk  beoordeeld  worden  en  kan  niet  afgelezen  worden  van  een  diploma.  In  hoeverre iemand bekwaam is, laat de Wet BIG over aan de verantwoordelijkheid van die persoon  zelf (Grotendorst, 1998). Met betrekking tot bekwaamheid spreekt de wet over bekwaam achten  en  niet  over  bekwaam  voelen.  Omdat  de  Wet  BIG  het  uitgangspunt  is,  wordt  daarom  in  dit  onderzoek gesproken over bekwaam achten (VWS, Wet BIG, 2007).  

 

1.3.4 Registratie en Titelbescherming 

In  de  Wet  BIG  is  in  artikel  3  vastgelegd  welke  acht  beroepsgroepen  het  recht  hebben  om  een  beschermde  titel  te  voeren.  Het  gaat  hier  om  artsen,  tandartsen,  apothekers,  gezondheidszorg  psychologen,  psychotherapeuten,  fysiotherapeuten,  verloskundigen  en  verpleegkundigen. 

Voorwaarde voor het voeren van één van deze titels is registratie in het BIG­register. Dit register  is  in  het  beheer  van  het  ministerie  van  Volksgezondheid  Welzijn  en  Sport  (VWS).  Iemand  kan  zich  alleen  inschrijven  in  dit  register  als  er  voldaan  wordt  aan  de  wettelijke  opleidingseisen  die  voor dat beroep gelden. Het ten onrechte voeren van een titel is strafbaar (VWS, 2010).      

 

Titelbescherming  is  er  niet  alleen  voor  de  beroepen  die  opgenomen  zijn  in  artikel  3.  Ook  krachtens  artikel  34  kunnen  beroepen  zoals  logopedist,  diëtist  of  verzorgende  IG  bij  AMvB  bescherming  van  de  titel  krijgen  (Beumer  &  den  Hartog­van  Ter  Tholen,  2000).  Voor  deze  beroepen gelden wel opleidingseisen en het deskundigheidsgebied is ook omschreven, maar er is  geen  sprake  van  wettelijk  geregelde  registratie.  Tevens  vallen  deze  beroepen  niet  onder  het  tuchtrecht (VWS, 2010).  

 

Bij de beheerder van het BIG­register kunnen verschillende gegevens opgevraagd worden:  

1. of iemand geregistreerd staat;  

2. of iemand is geschorst;  

3. of de bevoegdheid deels is ontzegd;  

4. of  er  voorwaarden  aan  de  bevoegdheid  gebonden  zijn  (Beumer  &  den  Hartog­van  Ter  Tholen, 2000).   

 

Herregistratie  

Beroepsbeoefenaren  behoren  de  eigen  bekwaamheid  op  peil  te  houden  (Leenen,  2002). 

Herregistratie  is  een  instrument  om  de  deskundigheid  van  beroepsbeoefenaren  te  waarborgen. 

Daarmee is het ook een instrument om de kwaliteit van de zorg en de veiligheid van de patiënt te  waarborgen.  Het  herregistreren  voor  verpleegkundigen  is  sinds  1  januari  2009  verplicht  (CIBG  Ministerie van VWS, 2011). Artikel 8 beschrijft, dat alle artikel 3 beroepen zich periodiek moeten  herregistreren.  Dit  betekent  dat  na  een  bepaalde  periode  de  inschrijving  in  het  register  wordt  doorgehaald, mits er aan een werkervarings­ en/of scholingseis wordt voldaan (Leenen, 2002).  

 

Voor  verpleegkundigen  is  dit  een  periode  van  vijf  jaar.  De  werkervaringseis  houdt  in  dat  gedurende  vijf  jaar  minimaal  2080  uur  gewerkt  moet  zijn,  binnen  het  beroep  waarvoor  men  ingeschreven  staat  in het register.  Als  deze  urennorm  niet  gehaald  kan  worden,  is  herregistratie  mogelijk door een scholingstraject te volgen. Hiermee kan getoetst worden of de beheersing van  de  noodzakelijke  kerncompetenties  en  –  vaardigheden  voldoende  is.  Dit  scholingstraject  is  niet  hetzelfde  als  bijscholing  voor  deskundigheidsbevordering.  De  verpleegkundige  die  voor  het  scholingstraject in aanmerking komt, kan meteen beginnen met het traject of kan eerst een Cito­

toets  afleggen,  waarin  de  benodigde  kerncompetenties  getoetst  worden.  Naar  aanleiding  van  de  uitslag van deze toets wordt bepaald of bijscholing noodzakelijk is. Als de verpleegkundige de toets  behaalt, kan zij zich op basis van dit certificaat laten herregistreren en is het scholingstraject niet  noodzakelijk. Als zij niet slaagt voor de toets, moet een scholingstraject gevolgd worden om weer  in aanmerking te komen voor herregistratie. Er wordt alleen geschoold op de onderdelen die in de  toets niet behaald zijn. Wanneer de scholing met succes afgerond wordt, kan de verpleegkundige  zich laten herregistreren. Wanneer de verpleegkundige aan de werkervaringseis voldoet, is er dus  voor herregistratie geen scholingseis (CIBG Ministerie van VWS, 2011).  

 

Bij alle andere artikel 3 beroepen geldt voor herregistratie dezelfde regel. Er moet voldaan worden  aan  de  werkervaringseis.  Voor  de  gezondheidszorgpsycholoog  en  de  psychotherapeut  is  de  werkervaringseis  3120 uur  per  vijf  jaar,  voor de andere  zes  beroepen  geldt  een  werkervaringseis  van  2080  uur.  Als  daaraan  niet  wordt  voldaan  kan  herregistratie  geschieden  op  basis  van  de  scholingseis.  Deskundigheidsbevordering  is  dus  niet  verplicht  voor  herregistratie.  Echter  voor  beroepsbeoefenaren  uit  artikel  3  die  daarnaast  staan  ingeschreven  in  een  specialistenregister,  gelden  andere  regels.  Dit  is  afhankelijk  van  het  specialistenregister  waar  de  beroepsbeoefenaar  ingeschreven staat (CIBG Ministerie van VWS, 2012).  

De  arts  bijvoorbeeld,  die  staat  ingeschreven  in  het  specialistenregister  voor  huisarts,  moet  minimaal  40  uur  per  jaar  aantoonbaar  aan  deskundigheid  gewerkt  hebben.  De  arts  die  staat  ingeschreven  als  medisch  specialist  moet  minimaal  200  uur  per  vijf  jaar  aantoonbaar  gewerkt  hebben    aan  deskundigheid.  Voor  hen  geldt  dus  zowel  de  werkervaringseis  als  de  scholingseis  (KNMG, 2012). 

 

Voor  verpleegkundigen  die  zich  inschrijven  in  het  specialistenregister  van  de  Registratiecommissie  Specialisten  Verpleegkunde  (RSV)  geldt,  dat  inschrijving  in  het 

specialistenregister  automatisch  zorgt  voor  verlenging  van  de  BIG­registratie.  Wanneer  de  specialistenregistratie  wordt  doorgehaald,  moet  weer  voldaan  worden  aan  de  eisen  van  BIG­

herregistratie (CIBG Ministerie van VWS, 2011). Voor verpleegkundig specialisten geldt zowel de  werkervaringseis  als  de  scholingseis.  De  periode  dat  de  verpleegkundige  specialist  ingeschreven  staat  is,  net  als  in  het  BIG­register,  vijf  jaar.  In  deze  vijf  jaar  moet  de  verpleegkundig  specialist  minimaal 4160 uur werkzaam zijn binnen het specialisme. Daarnaast is zij verplicht te voldoen aan  de eisen van deskundigheidsbevordering (scholingseis). De scholingseis houdt in dat elke vijf jaar  minimaal 200 uur aan deskundigheidsbevordering gewerkt moet worden. Daarvan moet minimaal  100  uur  bij­  en  nascholing  zijn,  minimaal  40  uur  intercollegiale  toetsing  en  minimaal  60  uur  overige deskundigheidsbevorderende activiteiten. Bij­ en nascholing kan alleen gebruikt worden  voor herregistratie, als deze geaccrediteerd is door de RSV Accreditatiecommissie (V&VN, 2012).     

 

1.3.5 Bevoegdheidsregeling en voorbehouden handelingen  

Het verbod op de uitoefening van de geneeskunde door onbevoegden, zoals die beschreven stond  in  de  WUG  art.  1,  is  door  de  Wet  BIG  opgeheven.  Het  uitoefenen  van  de  geneeskunde  wordt  daarmee  in  beginsel  vrijgelaten.  Uitzonderingen  hierop  zijn  risicovolle  handelingen,  die  alleen  uitgevoerd  mogen  worden  door  hiervoor  bevoegde  beroepsbeoefenaren.  Dit  worden  voorbehouden handelingen genoemd. Voor alle voorbehouden handelingen geldt dat men daartoe  niet alleen bevoegd moet zijn, maar dat men ook bekwaam moet zijn. Dit houdt in dat een arts,  hoewel bevoegd voor het gebruik van röntgenapparatuur, deze niet mag gebruiken wanneer niet  bekend  is  hoe  met  deze  apparatuur  gewerkt  moet  worden.  De  bekwaamheid  voor  deze 

Het verbod op de uitoefening van de geneeskunde door onbevoegden, zoals die beschreven stond  in  de  WUG  art.  1,  is  door  de  Wet  BIG  opgeheven.  Het  uitoefenen  van  de  geneeskunde  wordt  daarmee  in  beginsel  vrijgelaten.  Uitzonderingen  hierop  zijn  risicovolle  handelingen,  die  alleen  uitgevoerd  mogen  worden  door  hiervoor  bevoegde  beroepsbeoefenaren.  Dit  worden  voorbehouden handelingen genoemd. Voor alle voorbehouden handelingen geldt dat men daartoe  niet alleen bevoegd moet zijn, maar dat men ook bekwaam moet zijn. Dit houdt in dat een arts,  hoewel bevoegd voor het gebruik van röntgenapparatuur, deze niet mag gebruiken wanneer niet  bekend  is  hoe  met  deze  apparatuur  gewerkt  moet  worden.  De  bekwaamheid  voor  deze