Hoofdstuk 1 Literatuurstudie
1.1 Zoekstrategie
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de literatuur beschreven die relevant is voor dit onderzoek. In de eerste paragraaf wordt beschreven op welke manier er naar deze literatuur is gezocht. In de daarop volgende paragrafen zullen verschillende onderwerpen aan de orde komen. Ingegaan wordt op het begrip bekwaamheid in relatie tot het verpleegkundig beroep, welke definities er zijn voor bekwaamheid en wat bekwaamheid inhoudt. Daarnaast wordt beschreven wat de relatie van dit onderwerp is met patiëntveiligheid en kwaliteit van zorg. Ook wordt uitgewerkt wat de relatie is van de Wet BIG met bekwaamheid. Verder wordt beschreven welke bekwaamheid van de HBO
verpleegkundige wordt verwacht en hoe zij1 die in de thuiszorg toe kan passen. Als laatste wordt beschreven wat de literatuurstudie heeft opgeleverd voor het praktijkgerichte onderzoek en wordt er een samenvatting gegeven van het hoofdstuk.
1.1 Zoekstrategie
1.1.1 ZoekvragenOm gericht te kunnen zoeken zijn verschillende zoekvragen opgesteld:
- Wat houdt bekwaamheid(sbevordering) van de verpleegkundige in?
- Wat zegt de Wet BIG over bekwaamheid (bij voorbehouden handelingen)?
- Hoe houden verpleegkundigen in een ambulante setting de bekwaamheid ten aanzien van voorbehouden handelingen op peil?
- Is er eerder onderzoek verschenen over ervaringen van (ambulant werkende) verpleegkundigen met betrekking tot bekwaamheid, en zo ja, wat zijn de bevindingen?
- Op welke domeinen moet de verpleegkundige bekwaam zijn?
- Hoe ziet het werk van de ambulant werkende verpleegkundige eruit?
- Wat is de meerwaarde van competentiebeschrijvingen voor de ambulant werkende verpleegkundige?
1.1.2 Zoektermen
Uit de zoekvragen kwamen verschillende zoektermen naar voren, zoals “bekwaam(heid)”, deskundigheidsbevordering”, “(wijk)verpleegkundige”, “Wet BIG”. Voor een compleet overzicht van de gebruikte zoektermen, zie § 1.1.4. Deze woorden zijn los van elkaar en in combinatie met elkaar gebruikt. Met deze zoektermen is ook in het engels gezocht, in engelstalige databases. Dit leverde echter geen bruikbare resultaten op. Een verklaring hiervoor kan zijn dat de bekwaamheidseis nederlandse wetgeving is.
1.1.3 Inclusiecriteria
De zoekresultaten moesten zowel aan algemene als aan inhoudelijke criteria voldoen. Een algemeen criterium voor dit onderzoek was dat er uitsluitend gebruik gemaakt is van nederlandstalige literatuur. Daarnaast moest de literatuur zo recent mogelijk zijn, omdat een groot deel van de literatuur gebaseerd is op wetgeving. Deze wetgeving is in de loop van de tijd verschillende keren gewijzigd. Daarom was het van belang dat de meest actuele informatie gebruikt werd. Inhoudelijke criteria waren dat de literatuur alleen over verpleegkundigen moest
1 Overal waar de verpleegkundige genoemd wordt in de vrouwelijke vorm, kan ook de mannelijke vorm gelezen worden. Deze keuze is gemaakt in verband met de leesbaarheid.
gaan, het moest betrekking hebben op bekwaamheid of competentie, of het moest wetgeving over dit onderwerp zijn.
1.1.4 Zoekresultaten
Eerst is oriënterend gezocht naar informatie. Begonnen is met het zoeken naar boeken.
Vierentwintig boeken leken bruikbaar bij selectie op titel en inhoudsopgave. Hiervan zijn dertien boeken uiteindelijk gebruikt. Bij het zoeken via zoekmachine Google bleken twee folders, twee onderzoeken en drie publicaties bruikbaar (zie zoekboom §1.1.5). Door in de bronvermelding van één onderzoek te kijken, bleek nog een ander rapport bruikbaar te zijn. Via database hbo
voorsprong zijn twee digitale boeken gebruikt. Bij het zoeken via Google en de databases, werd veel informatie over het onderwerp gevonden. Echter alleen de daadwerkelijk gebruikte informatie is in de zoekboom weergegeven. Geen onderzoek werd gevonden over ervaringen van verpleegkundigen met betrekking tot bekwaamheid. Ook is er geen informatie gevonden over hoe vaak verpleegkundigen zich in de praktijk onbekwaam achten.
1.1.5 Zoekboom
1.2 Bekwaamheid
In deze paragraaf wordt uitgelegd wat bekwaamheid is, waarom verpleegkundigen hun bekwaamheid op peil houden en hoe zij dat doen.
1.2.1 Definities
In de literatuur worden verschillende termen gebruikt om bekwaamheid aan te duiden.
Verschillende bronnen stellen dat bekwaamheid een synoniem is van competentie. Als het in de literatuur gaat over bekwaamheidsbevordering, dan wordt ook vaak de term deskundigheidsbevordering genoemd. Dit zou dus betekenen dat bekwaamheid, competentie en deskundigheid hetzelfde zijn. In andere bronnen wordt gesteld dat deskundigheid en bekwaamheid niet hetzelfde zijn (zie § 1.3). Om verwarring te voorkomen, worden de verschillende begrippen hieronder eerst gedefinieerd. Bij de definiëring is de Wet BIG het uitgangspunt.
Bekwaam: ‘betreft het vermogen van een beroepsbeoefenaar om in een bepaalde situatie verantwoord een (voorbehouden) handeling uit te kunnen voeren’
(VWS, 2010).
Bevoegd of deskundig: ‘bevoegd of deskundig is iemand die een opleiding gevolgd heeft op een vakgebied en daarvoor een diploma heeft ontvangen’ (Grotendorst, 1998).
Competent: betreft zowel bevoegdheid als bekwaamheid (Van Dale, 2012).
Zoals in de definitie van bekwaam beschreven staat, moet een beroepsbeoefenaar een (voorbehouden) handeling verantwoord kunnen uitvoeren (VWS, 2010). Verantwoord houdt niet alleen in dat de handeling technisch juist verricht wordt. Het betekent ook dat de verpleegkundige weet wat het doel is van de handeling en wat de gevolgen kunnen zijn. Daarnaast moet zij weten hoe te reageren als er complicaties optreden (Biesaart, 2004).
Verpleegkundigen kunnen zich op allerlei gebieden bekwaam of onbekwaam achten. Dit kan betrekking hebben op voorbehouden handelingen, maar bijvoorbeeld ook met betrekking tot het omgaan met een dementerende zorgvrager. In dit onderzoek zal gefocust worden op bekwaamheid bij voorbehouden handelingen. Welke handelingen voorbehouden zijn wordt uitgelegd in § 1.3.
1.2.2 Nut bekwaamheid
Waarom is het belangrijk dat verpleegkundigen bekwaam zijn? Hiervoor zijn verschillende redenen te noemen. In de eerste plaats is bekwaamheid van groot belang voor de patiëntveiligheid. Patiëntveiligheid is ‘het (nagenoeg) ontbreken van (de kans op) aan de patiënt toegebrachte schade (lichamelijk/psychisch) die is ontstaan door het niet volgens de professionele standaard handelen van hulpverleners en/of door tekortkoming van het zorgsysteem’ (de Bekker, Eliens, de Haan, Schouten, & Wigboldus, 2010).
Wanneer voorbehouden handelingen uitgevoerd worden door iemand die niet bekwaam is, levert dit risico’s op voor het leven en de gezondheid van de patiënt (Biesaart, 2004). Daarom mogen voorbehouden handelingen alleen uitgevoerd worden door iemand die bekwaam is (VWS, 2010).
Daarnaast is kwaliteit van zorg een belangrijke reden waarom verpleegkundigen bekwaam moeten zijn. Kwalitatief goede zorg is zorg die gericht is op de patiënt, veilig is, effectief, gelijkwaardig, doelmatig en op het juiste moment gegeven wordt. De dimensie ‘veilig’ houdt in dat de zorg vrij is van fouten, die schade kunnen toebrengen aan de patiënt (de Bekker, Eliens, de Haan, Schouten,
& Wigboldus, 2010). Kwaliteit van zorg bij voorbehouden handelingen houdt in dat degene die de handeling verricht bekwaam is en daarmee de betekenis van die handeling voor de patiënt begrijpt (Biesaart, 2004).
1.2.3 Bekwaamheidsbevordering
Speet en Francke (2004) hebben onderzoek gedaan onder bijna vierhonderd verpleegkundigen naar het onderwerp individuele professionalisering van verpleegkundigen. Een onderdeel hiervan is bekwaamheidsbevordering. Uit dit onderzoek blijkt dat 71,5% van de verpleegkundigen bekwaamheidsbevordering en het volgen van relevante ontwikkelingen belangrijk of erg belangrijk vindt. Bij een andere vraag geeft 69,6% van de respondenten aan dat zij zorgen goed op de hoogte te zijn van vakinhoudelijke ontwikkelingen. Als het gaat over bijscholing op het gebied van individuele professionalisering en dan vooral bekwaamheidsbevordering en het volgen van vakinhoudelijke ontwikkelingen, geeft 49,1% aan daar behoefte aan te hebben (Speet & Francke, 2004).
Motieven bekwaamheidsbevordering
De verpleegkundige kan verschillende motieven hebben voor het werken aan bekwaamheid. In de eerste plaats kan kennis vanuit de opleiding weggezakt, vergeten of verouderd zijn. Daarnaast kan deze kennis minder relevant of irrelevant geworden zijn. Een ander motief kan zijn dat in de huidige situatie uitgevoerde taken niet meer nodig zijn of worden vervangen door andere taken.
Ook het opdoen van nieuwe kennis of nieuwe vaardigheden kan reden zijn voor het werken aan bekwaamheid. Deze kennis en vaardigheden kunnen in het werk vereist zijn, terwijl zij niet in de opleiding aangeleerd zijn. Daarnaast voorkomt het bevorderen van de bekwaamheid ‘vastroesten’
en bevordert het flexibiliteit (Hunink, et al., 2000). Als laatste kunnen verpleegkundigen werken aan hun bekwaamheid om de bevoegdheid niet te verliezen voor voorbehouden handelingen (VWS, 2010). Dit wordt verder uitgewerkt in § 1.3.
Methoden bekwaamheidsbevordering
Verpleegkundigen kunnen verschillende methoden gebruiken om hun bekwaamheid te bevorderen en op peil te houden. Hunink et al. (2000) beschrijven enkele van deze methoden, gebaseerd op het eindrapport Commissie Kwalificatiestructuur (1996) die hieronder verder uitgewerkt zullen worden.
Vakliteratuur
In de eerste plaats is het lezen van vakliteratuur een manier om de bekwaamheid te bevorderen.
Onder vakliteratuur worden vakbladen, naslagwerken en studieboeken verstaan (Hunink, et al., 2000). Maar ook databases op internet kunnen gebruikt worden als informatiebron (Boog, de Jong,
& Kerstens, 2002).
Vakliteratuur bijhouden kan volgens twee benaderingen. In de eerste plaats de kennisgerichte benadering, waarbij niet specifiek gezocht wordt. Hiermee wordt het bijhouden van vakliteratuur in het algemeen bedoeld, bijvoorbeeld via een eigen abonnement. Daarnaast kan een probleemgerichte benadering gebruikt worden. Daarbij wordt gericht naar specifieke literatuur gezocht, dat antwoord geeft op een bestaand probleem, knelpunt of vraagstuk. Om vakliteratuur adequaat te gebruiken, zijn beide strategieën nodig (Hunink, et al., 2000).
Reflecteren
Door reflectie leert de verpleegkundige haar sterke en zwakke kanten kennen. Dit stukje zelfinzicht is een voorwaarde voor bekwaamheidsbevordering. Zelfinzicht geeft de verpleegkundige de mogelijkheid om problemen of situaties zelf te analyseren en daarbij de juiste oplossing te vinden. Reflecteren moet zowel op procesniveau als op productniveau plaatsvinden en kan zowel mondeling als schriftelijk plaatsvinden. Het doel van reflectie is dat met behulp van
kennis en ervaringen nagegaan wordt of de gehanteerde werkwijze of mening nog bruikbaar is, of dat deze bijgesteld moet worden (Hunink, et al., 2000).
Consulteren
Met consulteren wordt het raadplegen van anderen bedoeld. Dit is iemand die deskundiger wordt geacht, dan degene die de consultatie aanvraagt. Om de juiste deskundige te vinden is het van belang om een goed overzicht te hebben van het aanbod van deskundigen. Dit wordt ook wel de sociale kaart genoemd. Een vorm van structurele consultatie is het multidisciplinair overleg (MDO), waarbij verschillende disciplines samen de problemen van één zorgvrager bespreken. De verpleegkundige kan ook zelf geconsulteerd worden door anderen (Hunink, et al., 2000).
Bijscholing
Het volgen van bijscholing is ook een manier om de bekwaamheid van de verpleegkundige te bevorderen. Bijscholing kan op verschillende manieren vorm gegeven worden. Hierbij kan men denken aan themabijeenkomsten, symposia en congressen. Het is daarbij van belang dat verpleegkundigen deze vormen van bijscholing niet alleen bezoeken, maar deze ook organiseren of een deel daarvan zelf verzorgen. Ook kan men een klinische les of bijscholingscursus bijwonen of zelf verzorgen. Bijscholing kan zowel betrekking hebben op kennis als op vaardigheden.
Randvoorwaarde hierbij is dat de organisatie, waar de verpleegkundige werkzaam is, geld beschikbaar stelt om bezig te zijn met bekwaamheidsbevordering (Hunink, et al., 2000).
Intercollegiale ondersteuning
Collega’s kunnen op verschillende manieren elkaar ondersteunen en begeleiden bij bekwaamheidsbevordering. Zo bestaat er onder andere intervisie, supervisie, coaching en loopbaanbegeleiding. Een ander woord voor supervisie is methodische praktijkbegeleiding (Hunink, et al., 2000).
Een veel gebruikte manier van intercollegiale ondersteuning is intervisie. Door intervisie kunnen problemen op het werk of iets wat de verpleegkundigen bezighoudt, besproken worden. De intervisiegroep moet bestaan uit gelijken, die elkaar onderling kunnen adviseren. Intervisie moet plaatsvinden volgens een vaste structuur waarbinnen de groep een oplossing probeert te vinden voor het probleem (Boog, de Jong, & Kerstens, 2002).
1.2.4 Bewustwording van (on)bekwaamheid
Voordat de verpleegkundige aan bekwaamheid kan gaan werken, moet zij zich eerst bewust zijn van de noodzaak hiertoe. Wat betreft bewustzijn kunnen er verschillende fases onderscheiden worden.
Fase één is ‘onbewust onbekwaam’. Dit betekent dat de verpleegkundige zich niet bewust is van het feit dat zij niet bekwaam is. Fase twee is ‘bewust onbekwaam’. De verpleegkundige wordt zich bewust dat zij niet bekwaam is en zij leert hoe iets anders of beter moet.
Fase drie is ‘bewust bekwaam’. De verpleegkundige weet hoe het nieuw geleerde moet worden toegepast en zij is ook in staat om dit succesvol te doen. Fase vier is
‘onbewust bekwaam’. In deze fase is het vanzelfsprekend dat de verpleegkundige bekwaam is en het toepassen van
de bekwaamheid gaat automatisch (Kortstee, et al., 2009). Figuur 1 Bewustwordingsproces (on)bekwaamheid (van Oosten, 2010)
1.3 Wet BIG
1.3.1 Inleiding
De Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidzorg (Wet BIG) is een belangrijk middel om de kwaliteit van zorg in Nederland te waarborgen. Het belangrijkste doel van deze wet is dan ook dat de kwaliteit van de beroepsuitoefening bevorderd en bewaakt wordt. Het beschermen van de patiënt tegen onzorgvuldig en ondeskundig handelen door de beroepsbeoefenaars maakt hier een belangrijk deel van uit. Door de invoering van de Wet BIG heeft de patiënt keuzevrijheid, welke beroepsbeoefenaar geraadpleegd wordt (Beumer & den Hartogvan Ter Tholen, 2000). In deze paragraaf worden de kernpunten van de Wet BIG beschreven, die van belang zijn voor dit onderzoek .
1.3.2 Oorsprong
De Wet BIG is een kaderwet die vanaf 1998 in zijn geheel is ingevoerd. In de wet worden de grote lijnen aangegeven. De uitgewerkte regelingen op onderdelen worden vastgelegd in Algemene Maatregelen Van Bestuur (AMvB). De wet vervangt de wetgeving die van kracht was voor de Wet BIG, zoals de Wet op de uitoefening van de geneeskunst (WUG), de Medische Tuchtwet, de Wet tot bescherming van het diploma van verpleegkundige etc. (de Jong, Kerstens, Sesink, &
Vermeulen, 2003).
1.3.3 Onderscheid deskundigheid en bekwaamheid
In de Wet BIG worden deskundigheid of bevoegdheid enerzijds en bekwaamheid anderzijds onderscheiden van elkaar. Deskundig of bevoegd is iemand die een opleiding gevolgd heeft op een vakgebied en daarvoor een diploma heeft ontvangen. Toch kunnen twee mensen die dezelfde opleiding gevolgd hebben, verschillen in bekwaamheid. Dit komt door het verschil in stages, werkervaring en voor of vervolgopleiding. Bekwaamheid gaat over wat iemand weet en kan. Dit moet in de praktijk beoordeeld worden en kan niet afgelezen worden van een diploma. In hoeverre iemand bekwaam is, laat de Wet BIG over aan de verantwoordelijkheid van die persoon zelf (Grotendorst, 1998). Met betrekking tot bekwaamheid spreekt de wet over bekwaam achten en niet over bekwaam voelen. Omdat de Wet BIG het uitgangspunt is, wordt daarom in dit onderzoek gesproken over bekwaam achten (VWS, Wet BIG, 2007).
1.3.4 Registratie en Titelbescherming
In de Wet BIG is in artikel 3 vastgelegd welke acht beroepsgroepen het recht hebben om een beschermde titel te voeren. Het gaat hier om artsen, tandartsen, apothekers, gezondheidszorg psychologen, psychotherapeuten, fysiotherapeuten, verloskundigen en verpleegkundigen.
Voorwaarde voor het voeren van één van deze titels is registratie in het BIGregister. Dit register is in het beheer van het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS). Iemand kan zich alleen inschrijven in dit register als er voldaan wordt aan de wettelijke opleidingseisen die voor dat beroep gelden. Het ten onrechte voeren van een titel is strafbaar (VWS, 2010).
Titelbescherming is er niet alleen voor de beroepen die opgenomen zijn in artikel 3. Ook krachtens artikel 34 kunnen beroepen zoals logopedist, diëtist of verzorgende IG bij AMvB bescherming van de titel krijgen (Beumer & den Hartogvan Ter Tholen, 2000). Voor deze beroepen gelden wel opleidingseisen en het deskundigheidsgebied is ook omschreven, maar er is geen sprake van wettelijk geregelde registratie. Tevens vallen deze beroepen niet onder het tuchtrecht (VWS, 2010).
Bij de beheerder van het BIGregister kunnen verschillende gegevens opgevraagd worden:
1. of iemand geregistreerd staat;
2. of iemand is geschorst;
3. of de bevoegdheid deels is ontzegd;
4. of er voorwaarden aan de bevoegdheid gebonden zijn (Beumer & den Hartogvan Ter Tholen, 2000).
Herregistratie
Beroepsbeoefenaren behoren de eigen bekwaamheid op peil te houden (Leenen, 2002).
Herregistratie is een instrument om de deskundigheid van beroepsbeoefenaren te waarborgen.
Daarmee is het ook een instrument om de kwaliteit van de zorg en de veiligheid van de patiënt te waarborgen. Het herregistreren voor verpleegkundigen is sinds 1 januari 2009 verplicht (CIBG Ministerie van VWS, 2011). Artikel 8 beschrijft, dat alle artikel 3 beroepen zich periodiek moeten herregistreren. Dit betekent dat na een bepaalde periode de inschrijving in het register wordt doorgehaald, mits er aan een werkervarings en/of scholingseis wordt voldaan (Leenen, 2002).
Voor verpleegkundigen is dit een periode van vijf jaar. De werkervaringseis houdt in dat gedurende vijf jaar minimaal 2080 uur gewerkt moet zijn, binnen het beroep waarvoor men ingeschreven staat in het register. Als deze urennorm niet gehaald kan worden, is herregistratie mogelijk door een scholingstraject te volgen. Hiermee kan getoetst worden of de beheersing van de noodzakelijke kerncompetenties en – vaardigheden voldoende is. Dit scholingstraject is niet hetzelfde als bijscholing voor deskundigheidsbevordering. De verpleegkundige die voor het scholingstraject in aanmerking komt, kan meteen beginnen met het traject of kan eerst een Cito
toets afleggen, waarin de benodigde kerncompetenties getoetst worden. Naar aanleiding van de uitslag van deze toets wordt bepaald of bijscholing noodzakelijk is. Als de verpleegkundige de toets behaalt, kan zij zich op basis van dit certificaat laten herregistreren en is het scholingstraject niet noodzakelijk. Als zij niet slaagt voor de toets, moet een scholingstraject gevolgd worden om weer in aanmerking te komen voor herregistratie. Er wordt alleen geschoold op de onderdelen die in de toets niet behaald zijn. Wanneer de scholing met succes afgerond wordt, kan de verpleegkundige zich laten herregistreren. Wanneer de verpleegkundige aan de werkervaringseis voldoet, is er dus voor herregistratie geen scholingseis (CIBG Ministerie van VWS, 2011).
Bij alle andere artikel 3 beroepen geldt voor herregistratie dezelfde regel. Er moet voldaan worden aan de werkervaringseis. Voor de gezondheidszorgpsycholoog en de psychotherapeut is de werkervaringseis 3120 uur per vijf jaar, voor de andere zes beroepen geldt een werkervaringseis van 2080 uur. Als daaraan niet wordt voldaan kan herregistratie geschieden op basis van de scholingseis. Deskundigheidsbevordering is dus niet verplicht voor herregistratie. Echter voor beroepsbeoefenaren uit artikel 3 die daarnaast staan ingeschreven in een specialistenregister, gelden andere regels. Dit is afhankelijk van het specialistenregister waar de beroepsbeoefenaar ingeschreven staat (CIBG Ministerie van VWS, 2012).
De arts bijvoorbeeld, die staat ingeschreven in het specialistenregister voor huisarts, moet minimaal 40 uur per jaar aantoonbaar aan deskundigheid gewerkt hebben. De arts die staat ingeschreven als medisch specialist moet minimaal 200 uur per vijf jaar aantoonbaar gewerkt hebben aan deskundigheid. Voor hen geldt dus zowel de werkervaringseis als de scholingseis (KNMG, 2012).
Voor verpleegkundigen die zich inschrijven in het specialistenregister van de Registratiecommissie Specialisten Verpleegkunde (RSV) geldt, dat inschrijving in het
specialistenregister automatisch zorgt voor verlenging van de BIGregistratie. Wanneer de specialistenregistratie wordt doorgehaald, moet weer voldaan worden aan de eisen van BIG
herregistratie (CIBG Ministerie van VWS, 2011). Voor verpleegkundig specialisten geldt zowel de werkervaringseis als de scholingseis. De periode dat de verpleegkundige specialist ingeschreven staat is, net als in het BIGregister, vijf jaar. In deze vijf jaar moet de verpleegkundig specialist minimaal 4160 uur werkzaam zijn binnen het specialisme. Daarnaast is zij verplicht te voldoen aan de eisen van deskundigheidsbevordering (scholingseis). De scholingseis houdt in dat elke vijf jaar minimaal 200 uur aan deskundigheidsbevordering gewerkt moet worden. Daarvan moet minimaal 100 uur bij en nascholing zijn, minimaal 40 uur intercollegiale toetsing en minimaal 60 uur overige deskundigheidsbevorderende activiteiten. Bij en nascholing kan alleen gebruikt worden voor herregistratie, als deze geaccrediteerd is door de RSV Accreditatiecommissie (V&VN, 2012).
1.3.5 Bevoegdheidsregeling en voorbehouden handelingen
Het verbod op de uitoefening van de geneeskunde door onbevoegden, zoals die beschreven stond in de WUG art. 1, is door de Wet BIG opgeheven. Het uitoefenen van de geneeskunde wordt daarmee in beginsel vrijgelaten. Uitzonderingen hierop zijn risicovolle handelingen, die alleen uitgevoerd mogen worden door hiervoor bevoegde beroepsbeoefenaren. Dit worden voorbehouden handelingen genoemd. Voor alle voorbehouden handelingen geldt dat men daartoe niet alleen bevoegd moet zijn, maar dat men ook bekwaam moet zijn. Dit houdt in dat een arts, hoewel bevoegd voor het gebruik van röntgenapparatuur, deze niet mag gebruiken wanneer niet bekend is hoe met deze apparatuur gewerkt moet worden. De bekwaamheid voor deze
Het verbod op de uitoefening van de geneeskunde door onbevoegden, zoals die beschreven stond in de WUG art. 1, is door de Wet BIG opgeheven. Het uitoefenen van de geneeskunde wordt daarmee in beginsel vrijgelaten. Uitzonderingen hierop zijn risicovolle handelingen, die alleen uitgevoerd mogen worden door hiervoor bevoegde beroepsbeoefenaren. Dit worden voorbehouden handelingen genoemd. Voor alle voorbehouden handelingen geldt dat men daartoe niet alleen bevoegd moet zijn, maar dat men ook bekwaam moet zijn. Dit houdt in dat een arts, hoewel bevoegd voor het gebruik van röntgenapparatuur, deze niet mag gebruiken wanneer niet bekend is hoe met deze apparatuur gewerkt moet worden. De bekwaamheid voor deze