• No results found

Beyond limits! Een exploratieve studie naar de motivatie om deel te nemen aan een avontuurlijke reis en behoefte-ervaringen bij mensen met een beperking

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Beyond limits! Een exploratieve studie naar de motivatie om deel te nemen aan een avontuurlijke reis en behoefte-ervaringen bij mensen met een beperking"

Copied!
72
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BEYOND LIMITS!

Een exploratieve studie naar de motivatie om deel te nemen aan een

avontuurlijke reis en behoefte-ervaringen bij mensen met een

beperking.

Aantal woorden: 20.758

Clara Colman

Studentennummer: 01403780

Promotor: Prof. dr. Nathalie Aelterman en Prof. dr. Maarten Vansteenkiste

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de Klinische Psychologie Academiejaar: 2019 – 2020

(2)

I Ondergetekende, Clara Colman, geeft toelating tot het raadplegen van de masterproef door derden.

(3)

II

Dankwoord

Wat een reis. Figuurlijk dan, want net zoals overal ter wereld werd ook mijn realiteit hevig opgeschud door de ingang van een lockdown en kon de reis naar Marokko, waar heel mijn thesis op berustte en ik zo hard naar had uitgekeken, niet doorgaan. In allerijl moest ik op zoek gaan naar mogelijkheden om alsnog iets waardevols op papier te krijgen. Uiteindelijk is het me – met vallen en opstaan – gelukt. En daar ben ik best trots op. Ik had dit boeiende, leerrijke en uitdagende traject echter niet kunnen doorlopen zonder de hulp van een aantal personen, die ik oneindig dankbaar ben.

Nathalie Aelterman, mijn begeleidster en promotor, die me steeds motiveerde en inspireerde. Waarbij ik niet alleen terecht kon voor constructieve feedback, maar ook voor een luisterend oor in stressvolle periodes. Bedankt voor de samenwerking, de kennis die u deelde, de sturing die u bood op momenten dat ik het noorden kwijt was, de vlotte communicatie en het enthousiasme. Zonder u was dit mij niet gelukt.

Alle medewerkers bij vzw Project U/Turn, en met name Julie, voor de betrokkenheid en de steun. Jullie optimisme en inzet in de organisatie zijn een inspiratie voor velen. Ik ben ongelofelijk blij dat ik de kans kreeg om met jullie in zee te gaan en hoop dat mijn onderzoek voor jullie iets kan betekenen.

De reizigers van vzw Project U/Turn. Zij die de vragenlijsten invulden die ervoor zorgden dat ik alsnog een boeiende studie kon uitvoeren, maar ook zij die zouden meegaan op reis naar Marokko en bereid waren om zich open te stellen voor dit onderzoek. Ook Koen wil ik bedanken. Ik keek er naar uit deze ervaring met jou te kunnen delen. Ik wou dat ik jullie allen beter had kunnen leren kennen.

Mijn ouders, zus en broer, voor de onvoorwaardelijke liefde en steun. Ik prijs mezelf gelukkig dat ik in jullie warme nest heb mogen opgroeien en dat ik steeds alle kansen gekregen heb om mezelf te ontplooien. Bedankt voor het geduld, het vertrouwen en de troostende woorden op frustrerende momenten. Jullie zijn de sleutel tot elk geluk in mijn jonge leven. Met jullie aan mijn zij ben ik klaar om in de grote volwassen wereld te stappen.

Siel, mijn thesismaatje. Bedankt om er te zijn. Ik heb genoten van de weken vol spontane optredens, bizarre TikToks en afleveringen van De Rodenburgs. Samen studeren is altijd beter dan alleen, maar met jou erbij was doorzetten tot het einde zelfs een beetje leuk.

Tenslotte wil ik ook Gert Lambrecht bedanken voor de ondersteuning en oprechte interesse in mijn studie.

Ik draag deze masterproef op aan mijn oma. Afstuderen zonder jou voelt heel dubbel aan. Ik wou dat ik mijn thesis had kunnen schrijven bij jou thuis aan tafel, dat je een kaarsje had kunnen branden voor een goed resultaat en dat ik vol trots mijn diploma had kunnen komen tonen. Ik weet dat je hoe dan ook fier geweest zou zijn.

(4)

III

Inhoudsopgave

Toelating ... I Dankwoord ... II Inhoudsopgave ... III Lijst met figuren en tabellen ... V Lijst met bijlagen ... V Corona preambule ... VI Abstract ... VII

Inleiding ... 1

Stoornis, beperking of handicap? ... 3

Definiëring ... 3

Uitdagingen en impact op het welzijn en functioneren ... 3

Missie van VZW Project U/Turn ... 5

Een belangrijke verschuiving: van de focus op zwaktes naar de nadruk op sterktes ... 5

Zelfdeterminatietheorie als theoretisch kader ... 6

Psychologische basisbehoeftes ... 7

Twee paden, twee bestemmingen: effecten van bevrediging, deprivatie en frustratie ... 9

Individu versus omgeving: hoe komen behoeftebevrediging en -frustratie tot stand? ... 11

Behoefte-ervaringen bij personen met een beperking... 12

Therapeutische recreatie ... 14

Diabetes en Recovery Camp ... 14

Therapeutische recreatie en VZW Project U/Turn ... 16

De rol van motivatie ... 16

De rol van persoonlijkheid ... 19

De huidige studie ... 22

Methode ... 25

Participanten ... 25

Procedure ... 26

Een reis met Project U/Turn ... 27

Meetinstrumenten ... 28

Data-analyse ... 30

Resultaten ... 31

Preliminaire analyses ... 31

Descriptieve statistiek ... 31

Gemiddelde verschillen in persoonlijkheid en motivatie ... 31

(5)

IV

Correlaties ... 32

Zorgt een reis met Project U/Turn voor een verschuiving in behoefte-ervaringen? ... 33

De rol van persoonlijkheid en kwaliteit van motivatie voor deelname in de voorspelling van verschuivingen in behoefte-ervaringen ... 37

Discussie ... 40

Kenmerken van de reizigers die deelnemen aan Project U/Turn reizen ... 41

Hoe evolueren behoeftebevrediging en -frustratie over de tijd heen? ... 43

Persoonlijkheid en motivatie voor deelname als predictoren van verschuivingen in behoefte-ervaringen 44 Theoretische en praktische implicaties ... 45

Beperkingen en richtlijnen voor toekomstig onderzoek ... 47

Conclusie ... 50

Referenties ... 51

(6)

V

Lijst met figuren en tabellen

Lijst met bijlagen

Figuur 1. Visuele voorstelling van het duale procesmodel ... 9

Figuur 2. Het zelf-determinatiecontinuüm met verschillende soorten motivatie ... 20

Tabel 1. Demografische kenmerken van de steekproef ... 26

Tabel 2. Overzicht van de Quick Big Five Persoonlijkheidstest ... 28

Tabel 3. Overzicht van de kwaliteit van motivatie voor deelname schaal ... 29

Tabel 4. Overzicht van de Basic Psychological Need Satisfaction & Frustration Scale ... 30

Tabel 5. Beschrijvende statistieken en correlaties tussen de bestudeerde variabelen ... 34

Tabel 6. Paired sample t-test ter vergelijking van gemiddeldes van persoonlijkheid en kwaliteit van motivatie voor deelname ... 35

Tabel 7. Verschuivingen in behoeftebevrediging en behoeftefrustratie ... 36

Figuur 3. Visuele voorstelling van de veranderingen in behoeftebevrediging en -frustratie over drie meetmomenten ... 37

Tabel 8. Multipele regressieanalyse met persoonlijkheid en motivatie voor deelname als predictoren van veranderingen in behoefte-ervaringen ... 39

Bijlage 1. Beschrijvende kenmerken van de steekproef ... 62

Tabel 9. Aard van de voorkomende beperkingen in de steekproef ... 62

Tabel 10. Mate van hulpbehoevendheid bij deelnemers in de steekproef ... 63

(7)

VI

Corona preambule

Het oorspronkelijke doel van deze masterproef was om de beperkte onderzoeksliteratuur rond therapeutische recreatie bij personen met een fysieke beperking uit te breiden en zowel de korte als langetermijneffecten van dit soort interventies na te gaan, met de zelfdeterminatietheorie als achtergrond. Dit zou gebeuren aan de hand van de verzameling van kwantitatieve en kwalitatieve data voor, tijdens en na een reis met vzw Project U/Turn met bestemming Marokko, die in april 2020 zou doorgaan. Bij de acht deelnemers, zou naast de afname van vragenlijsten voor en na de reis, ook dagelijkse fluctuaties in behoeftebevrediging en -frustratie in verband gebracht worden met autonomie-ondersteuning van de begeleiders en de effecten op het affect van de deelnemer op die dag. Deze informatie zou aangevuld worden met korte, dagelijkse interviews en open vragen, die afgenomen zouden worden door de student. Daarnaast zou ook bekeken worden of de kwaliteit van motivatie (autonoom versus gecontroleerd) om deel te nemen aan de reis een impact had op het welbevinden tijdens en na de reis. De studie zou beschouwd worden als pilootstudie, die een eerste verkenning van potentiële therapeutische effecten mogelijk maakte. Op het moment dat de reis naar Marokko, die eind april had moeten doorgaan, door het Coronavirus afgelast werd, waren de data voor meetmoment 1 reeds verzameld. Verdere dataverzameling kon echter niet plaatsvinden en er moest gezocht worden naar een nieuwe steekproef. Gelukkig was sinds 2017 reeds een gelijkaardig onderzoek lopende bij vzw Project U/Turn in samenwerking met de faculteit Psychologische en Pedagogische wetenschappen, waarbij vragenlijsten voor, vlak na en zes maanden na verschillende reizen met de organisatie afgenomen werden. De studie in kwestie vertrok ook vanuit de zelfdeterminatietheorie en was daardoor uitermate geschikt om te gebruiken in dit onderzoek. De vragenlijsten focusten op behoefte-ervaringen, persoonlijkheid en motivatie voor deelname. De literatuurstudie van de originele masterproef werd herwerkt zodanig dat ze aansloot bij deze onderwerpen. Het kwalitatieve luik van het onderzoek, alsook de focus op autonomie-ondersteuning werden weggelaten. De student bekeek de bruikbaarheid en kwaliteit van alle vragenlijsten alvorens over te gaan naar data-analyse, zodat de beschikbare data maximaal benut kon worden. De dataset werd uiteindelijk teruggebracht op 134 bruikbare cases.

Deze preambule werd in overleg tussen de student en de promotor opgesteld en door beide goedgekeurd.

(8)

VII

Abstract

Doel: Project U/Turn is een vzw die ernaar streeft het welbevinden van personen met een beperking te verbeteren door avontuurlijke back-to-basics reizen te organiseren en deelnemers zo te laten inzien dat hun beperking geen beperking in het leven hoeft te vormen. Deze pilootstudie had als doel om vanuit de zelfdeterminatietheorie het effect van dit soort reizen, en bij uitbreiding therapeutische recreatie in het algemeen, op de ervaring van de drie basisbehoeftes – autonomie, competentie en verbondenheid – te verkennen. Bijkomend werd ook bekeken welke rol persoonlijkheid en motivatie voor deelname speelden in de voorspelling van veranderingen in behoefte-ervaringen.

Methode: 89 verschillende personen met een beperking van uiteenlopende aard, namen deel aan één of meerdere reizen georganiseerd door vzw Project U/Turn en vulden vragenlijsten in die peilden naar hun persoonlijkheid, motivatie voor deelname en behoeftebevrediging en -frustratie voor, vlak na en zes maanden na de reis. Van 47 cases werden alle drie de meetmomenten verkregen.

Resultaten: Een one-way repeated measures anova toonde aan dat deelnemers zowel voor behoeftebevrediging, behoeftefrustratie als voor de afzonderlijke behoeftes significante veranderingen rapporteerden. Behoeftebevrediging was hoger na de reis en nam terug licht af zes maanden later, maar zakte nooit onder het oorspronkelijke niveau. Het omgekeerde werd gevonden voor behoeftefrustratie. Er werd vastgesteld dat deelnemers het hoogste scoorden op de persoonlijkheidsdimensie Vriendelijkheid en dat ze deelnamen vanuit kwalitatief superieure motieven. Regressieanalyses toonden aan hogere niveaus van Neuroticisme en geïdentificeerde regulatie samengingen met kleinere afnames in behoeftefrustratie.

Conclusie: Hoewel deze pilootstudie een aantal tekortkomingen heeft, zijn de resultaten veelbelovend en bieden ze evidentie voor het potentieel van Project U/Turn in ondersteuning van psychologische basisbehoeftes.

Trefwoorden: zelfdeterminatietheorie, psychologische basisbehoeftes, behoeftebevrediging, behoeftefrustratie, motivatie, persoonlijkheid, Big Five, welbevinden, beperking, vzw Project U/Turn, therapeutische recreatie.

(9)

1 Volgens Statbel, het Belgische bureau voor de statistiek, ervaarde negen procent van de Belgische bevolking tussen 15 en 64 jaar een sterke beperking in het uitvoeren van dagelijkse activiteiten als gevolg van een handicap, langdurige aandoening of ziekte in 2018. Slechts 23% van hen is tewerkgesteld, terwijl 74% niet werkzoekend of non-actief is (23% van personen met een handicap heeft werk, 2018). Het jaarverslag van de Sociale Zekerheid van De Federale Overheidsdienst meldt dat 601.790 volwassen Belgen in 2017 een erkende handicap hadden (Jaarverslag 2017 van de DG Personen met een handicap, 2018). Volgens het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap krijgen 23.784 Vlamingen met een handicap een persoonsvolgend budget (Agentschap Zorg en Gezondheid, 2019). Dit is een geldelijke tegemoetkoming die uitgekeerd wordt aan een mensen die intensieve of frequente zorg nodig hebben omwille van hun fysieke of mentale beperking. In 2019 zou de Vlaamse Regering een begroting van meer dan 100 miljoen euro inzetten om personen met een handicap te ondersteunen (Verdeling van de beschikbare middelen voor zorg en ondersteuning, 2019). Een snelle blik in de cijfers van de gezondheidszorg toont aan dat een aanzienlijk deel van de Belgische bevolking hulpbehoevend is ten gevolge van een fysieke of mentale beperking. Het is duidelijk dat deze bevolkingsgroep niet te verwaarlozen valt. Niet alleen gaat het hebben van een beperking gepaard met een financiële draaglast, maar staan deze personen ook regelmatig tegenover een aantal unieke uitdagingen ten gevolge van hun status, die een belangrijke impact kunnen hebben op hun welzijn.

Zo zijn personen met een fysieke of mentale beperking vaker werkloos (Imran, Ansari, Vaughan, Matters, & Emerson, 2013; Wynne-Jones, Chen, Croft, Peat, Wilkie, Jordan, & Petersson, 2018), hebben ze meer kans om in sociale isolatie terecht te komen (Alonso, Mortier, Auerbach, Bruffaerts, Vilagut, Cuijpers, …, & Green, 2018; Carr, 1999, King, Schultz, Steel, Gilpin, & Cathers, 1993; Morton & Wehman, 1995), ondervinden ze vaak mentale gezondheidsproblemen zoals stress, angst en depressie (Alonso et al., 2018; Boström, Johnels en Broberg, 2018; Hatton, Emerson, Robertson, & Baines, 2017; Imran et al., 2013; Łakuta, Marcinkiewicz, Bergler-czop, & Brzezińska-wcisło, 2017; Lauer & Lauer, 2019; Wynne-Jones et al., 2018), alsook fysieke problemen zoals overgewicht en een sedentaire levensstijl (Hatton et al., 2017; Imram et al., 2013). Verschillende studies wezen op een risico op een verminderd welbevinden bij deze populatie (Augestad, 2017; Kreuter, Sullivan, Dahllöf, & Siösteen, 1998; Teasdale & Engberg, 2005). Een aandoening die door de persoon en zijn omgeving wordt ervaren als een beperking, kan de levenskwaliteit van die persoon dus potentieel verminderen en zorgen voor een suboptimaal functioneren.

Een VZW die zich inzet om dat risico op te vangen en het welbevinden van deze personen te verhogen, is Project U/Turn. Meer bepaald streven zij ernaar personen met een fysieke handicap te laten inzien dat hun beperking geen beperking in het leven mag vormen. Om dat te verwezenlijken organiseren ze avontuurlijke back-to-basics reizen met zo min mogelijk hulpmiddelen. In plaats van gebruik te maken van aangepast vervoer om naar de bestemming te reizen en te slapen op aangepaste verblijfplaatsen, overnachten de deelnemers in tenten in de vrije natuur. De groepen worden zo samengesteld dat personen met verschillende soorten beperkingen elkaar kunnen ondersteunen. Een slechtziend persoon duwt de

(10)

2 rolstoel, terwijl de rolstoelgebruiker als de ogen van de blinde fungeert. Op die manier bereiken ze samen hun bestemming. Project U/Turn steunt op drie pijlers: ze streven naar 1) de acceptatie van een handicap, 2) de fysieke revalidatie van de persoon in kwestie en 3) de herintegratie in de maatschappij. Iemand die zaken bereikte op reis die hem of haar onmogelijk leken, zal het eenmaal terug thuis sneller aandurven om dagdagelijkse dingen, zoals bijvoorbeeld de bus nemen, te doen, zo luidt het. Tijdens de reis overwint men stigma’s en durft men opnieuw hulp vragen, maar kan ook men zelf een helpende hand bieden aan medereizigers. Deelnemers worden soms vrienden, waardoor ze ook thuis minder snel terugvallen in sociale isolatie. Dit alles gebeurt op een ongedwongen manier, buiten de klinische setting die anders zo kenmerkend is voor revalidatie.

Als het aankomt op reizen botsen personen met een beperking nog vaak op hun limieten. Het reisaanbod voor personen met een beperking in Vlaanderen is namelijk eerder beperkt (Georganiseerde reizen voor mensen met een beperking via www.vlaanderen.be, geraadpleegd op 30 mei 2020). Project U/Turn is één van de weinige organisaties deze vraag opvangt. Hun unieke formule zorgt er daarnaast ook voor dat hun deelnemers reizen zoveel mogelijk kunnen ervaren zoals personen zonder beperking dat kunnen. Het programma van Project U/Turn klinkt veelbelovend. Informele getuigenissen van deelnemers na de reis wijzen voorzichtig in de richting van positieve veranderingen. Zo geven velen aan meer zelf vertrouwen te hebben, zich minder te laten tegenhouden door hindernissen in het dagelijkse leven en zich minder geïsoleerd te voelen na de reis. Enkele deelnemers geven echter aan zich onvoldoende ondersteund te voelen op reis. Het gebrek aan wetenschappelijke evidentie maakt het voorlopig onmogelijk een uitspraak te doen over de effecten die deze avontuurlijke reizen teweeg kunnen brengen. De doelstelling van de huidige masterproef is dan ook om in een pilootstudie inzicht te verkrijgen in de korte- en langetermijneffecten van deze reizen op het welbevinden van deelnemers tijdens en na hun deelname. Deze studie wordt in samenwerking met de Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen, en in het bijzonder met de vakgroep revalidatiewetenschappen en kinesitherapie, uitgevoerd. Terwijl zij onderzoek doen naar de lichamelijke effecten van deelname, legt deze masterproef zich toe op het luik van mentale gezondheid. Kan een avontuurlijke reis, zoals georganiseerd door Project U/Turn, een positief effect hebben op het mentale welbevinden van personen met een fysieke beperking en zo ja, wat zijn dan de werkzame factoren?

(11)

3 Stoornis, Beperking of Handicap?

Definiëring. Het is niet eenvoudig om de populatie van personen met een beperking duidelijk af te bakenen. Er bestaat een grote verscheidenheid aan beperkingen (mentaal of fysiek, verworven of aangeboren…) en verschillende instanties en onderzoekers gebruikten in het verleden vaak tal van definities en diagnostische criteria om ze te omschrijven. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) publiceerde in 1980 een handleiding die poogde duidelijkheid te scheppen door definities op te stellen voor stoornissen, beperkingen en handicaps (World Health Organization, 1980):

 “Een stoornis is elk verlies of afwijking van een psychologische, fysiologische, anatomische structuur of functie.”

 “Een beperking is elke restrictie in of afwezigheid van (ten gevolge van een stoornis) het vermogen om een activiteit uit te voeren op een manier die als normaal beschouwd wordt voor een individu.”

 “Een handicap is een nadelige positie waarin een individu zich bevindt (ten gevolge van een stoornis of beperking) die ervoor zorgt dat het individu zijn normale rol (afhankelijk van leeftijd, geslacht en sociaal-culturele factoren) niet of niet ten volle kan uitvoeren.”

De drie definities stelden elk een verschillend niveau voor: een stoornis doet zich voor op het niveau van het lichaam, een beperking op het niveau van het individu en een handicap op het niveau van de maatschappij. Doorheen de jaren heen werd het onderscheid echter vaag en werden de termen in de volksmond door elkaar heen gebruikt. Het model uit 1980 werd daarom verlaten en in 2011 werd “beperking” (disability) voortaan de Nederlandse parapluterm voor de drie niveaus binnen de Internationale Classificatie van het menselijke functioneren (ICF; wereldgezondheidsorganisatie, 2002), die hernoemd werden als “stoornis”, “activiteitsbeperking” en “participatierestrictie” Daarbij benadrukte de WHO dat een beperking niet louter begrepen kan worden als een biologisch probleem, maar een complexe interactie inhoudt tussen de persoon met een stoornis en zijn of haar persoonlijke en omgevingsfactoren. 10% van de wereldpopulatie zou op die manier met een beperking leven (World Health Organization, 2011). Voor de afbakening van de populatie in deze studie zal deze definitie gehanteerd worden.

Uitdagingen en impact op het welzijn en functioneren. In het rapport van 2011 geeft de WHO aan dat personen met een beperking regelmatig geconfronteerd worden met hindernissen met nadelige gevolgen. Zo hebben ze vaker een slechtere algemene gezondheid en zijn ze vatbaarder voor secundaire problemen en risicogedrag. Ze zijn ook vaker het slachtoffer van geweld. Personen met een beperking hebben gemiddeld gezien minder opleidingskansen, een lager loon en een grotere kans op werkloosheid. Daarnaast zijn ze vaker afhankelijk van anderen en wordt hun participatie in de maatschappij bemoeilijkt

(12)

4 (WHO, 2011). Meer specifiek staan personen met fysieke beperkingen voor een aantal uitdagingen ten gevolge van hun aandoening, die een belangrijke impact kunnen hebben op hun welbevinden:

Bij personen met visuele beperkingen vond Augestad (2017) dat zij vaker last hebben van emotionele problemen en een verminderd mentaal welbevinden, afhankelijk van de ernst van hun beperking. Shin & Hwang (2017) toonden aan dat ook ouderen met een gehoorbeperking vatbaarder zijn voor psychische problemen. Verschillende onderzoekers gingen de impact van beperkingen ten gevolge van traumatische ongevallen na en vonden opnieuw dat deze personen vatbaarder zijn voor ernstige psychische klachten zoals depressie, angst en stress, vaker sociaal geïsoleerd raken en algemeen een verminderde levenskwaliteit ervaren (Jacob, Pizzol, Veronese, Stubbs, & Koyanagi, 2019; Kreuter et al., 1998; Morton & Wehman, 1995; Wiseman, Foster & Curtis, 2016). Bij vrouwelijke adolescenten met een hersenverlamming vonden King en collega’s (1993) dat zij zich eenzamer en meer geïsoleerd voelden en zichzelf minder competent en aantrekkelijk achtten. Ook mannen voelden zich minder aantrekkelijk en competent. Medische aandoeningen, zoals psoriasis, geven ook vaker aanleiding tot symptomen van depressie (Łakuta et al., 2017). In een onderzoek van Carr (1999) voelden patiënten met osteoartritis zich beperkt op vlak van algemeen functioneren, sociale activiteiten, relaties en lichaamsbeeld. De gezondheidstoestand van personen met beperkingen bemoeilijkt uit werken gaan in veel gevallen. Wynne-Jones en collega’s (2018) vonden dat mensen die werkloos waren ten gevolge van hun gezondheidstoestand vaker symptomen van depressie vertoonden en moeilijk terug aan het werk geraakten door hun verminderde mentale welbevinden en pijnklachten. Op die manier komen individuen terecht in een vicieuze cirkel die moeilijk te doorbreken valt.

Hoewel heel wat studies aantonen dat personen met een beperking vatbaarder zijn voor psychosociale problemen, hoeft dit niet steeds het geval te zijn. Een aantal studies vonden geen verschillen in welbevinden en zelfbeeld bij personen met of zonder beperking (Hewett, Douglas, & Keil, 2015; King et al; 1993). Een belangrijke vraag die zich aandient is welke variabelen dan een rol spelen in het bepalen van deze uitkomsten en hoe het risico op negatieve gevolgen geminimaliseerd kan worden. Enkele onderzoekers gingen reeds op zoek naar deze factoren. Zo blijkt de levenskwaliteit van personen met een beperking hoger te zijn wanneer het individu omgeven wordt door positieve en bevredigende relaties. Iemand die meer steun krijgt en dat op zijn of haar beurt ook kan geven, heeft gemiddeld gezien een hoger welbevinden. Hetzelfde werd gevonden voor personen die actiever deelnamen aan de maatschappij en meer geïntegreerd waren (Dastyar & Mohammadi, 2019; Hammell, 2007; Kreuter et al., 1998). Wiseman, Foster, & Curtis (2016) vonden in een kwalitatieve studie dat sociale steun als belangrijk ervaren werd om met de impact van een trauma te kunnen omgaan. Ook sport, recreatie en vrijetijdsbesteding blijken positieve effecten te hebben op het welbevinden van personen met een beperking. Personen met multiple sclerose die fysiek actiever waren, ervoeren minder apathie en depressie, een hogere zelfwerkzaamheid en een betere levenskwaliteit (Vanner, Block, Christodoulou, Horowitz, & Krupp, 2008).

(13)

5 Er kan besloten worden dat personen met een beperking een verhoogde kans hebben om psychosociale en emotionele problemen te ontwikkelen in vergelijking met personen zonder beperking, met een risico op een lagere levenskwaliteit als gevolg. Aan de andere kant bestaat er ook evidentie dat dit risico ingeperkt kan worden door zaken zoals bevredigende relaties en fysieke activiteit. Deze beschermende factoren zijn ook datgene waar VZW Project U/Turn zich op focust om het welzijn van personen met een beperking te verbeteren.

Missie van VZW Project U/Turn

Drie pijlers staan centraal in de missie van Project U/Turn: 1) de acceptatie van een handicap, 2) de fysieke revalidatie van de persoon in kwestie en 3) de herintegratie in de maatschappij. Project U/Turn streeft ernaar personen met een fysieke beperking te laten inzien dat hun beperking geen beperking in hun leven hoeft te vormen. Onder het motto “niets is onmogelijk” organiseert, stimuleert en begeleidt Project U/Turn activiteiten waarbij personen aangezet worden om de grenzen van hun kunnen te verkennen. Zo organiseert het project onder andere avontuurlijke back to basics trektochten met minimale aanpassingen, waarbij iedereen samenwerkt om elke avond een einddoel te bereiken. De groep bestaat steeds uit personen met verschillende types beperkingen, die elkaar kunnen helpen. De slechtziende deelnemer duwt de persoon in de rolstoel en de rolstoelgebruiker wordt de ogen van de slechtziende. Op die manier voelt iedereen zich nuttig en gewaardeerd. Tijdens deze reis overwint men stigma’s en durft men terug hulp te vragen, terwijl men ook zelf een helpende hand kan bieden. Deelnemers voelen zich verbonden met anderen en maken misschien zelfs vrienden voor het leven. Het achterliggende idee is dat deelnemers een mentale boost krijgen tijdens de reis die zich verder zet in hun dagelijkse leven. Het verwezenlijken van zaken die voorheen onmogelijk leken, maakt het thuis gemakkelijker om dagdagelijkse hindernissen, zoals de bus nemen, te overwinnen, zo luidt het. Uiteindelijk is het doel van Project U/Turn het verbeteren van het welbevinden van deelnemers en hun kansen in de maatschappij bevorderen door zelfontwikkeling te stimuleren, zelfredzaamheid te verhogen en (re-)integratie in de maatschappij te faciliteren.

Een belangrijke verschuiving: van de focus op zwaktes naar de nadruk op sterktes. Deze manier van werken vindt zijn oorsprong in de positieve psychologie (Seligman, 2002; Seligman & Csikszentmihalyi, 2014). Na de Tweede Wereldoorlog ging de psychologie voornamelijk uit van het medische model. Therapie was gericht op het herstellen van aangerichte psychische schade en cliënten werden gezien als zieken die genezen moesten worden. Psychologie was de studie van de psychopathologie en moest zich toeleggen op de zwaktes en tekortkomingen van het individu. Een stroming die dit model aan de kant schoof, was de positieve psychologie. Zij benadrukte dat psychologie niet enkel kon gaan over het herstellen van wat stuk is, maar dat men net dat wat wel werkt, moet versterken. Het doel van psychologie was niet langer het elimineren van problemen, maar zelfontplooiing, persoonlijke groei en uiteindelijk subjectief welbevinden realiseren. Bornstein, Davidson, Keyes en Moore (2003) herdefiniëren welbevinden daarbij als volgt: “Een

(14)

6 toestand van succesvol, bevredigend en productief engagement in iemands leven en de realisatie van fysiek, cognitief en socio-emotioneel potentieel”. In plaats van te focussen op zwaktes en die weg te werken, moeten individuele sterktes geïdentificeerd en gevoed worden. De mens als actor, die zelf keuzes maakt en invloed heeft op zijn omgeving, staat daarbij centraal. De rol van de omgeving bestaat erin voldoende uitdaging en hulpbronnen aan te bieden en zo kansen te creëren. Preventie komt ook meer op de voorgrond te staan. Positieve psychologie stelt dat het versterken van individuele competenties kan zorgen voor een buffer tegen de ontwikkeling van mentale problemen bij risicogroepen. Zo bleek bijvoorbeeld dat het aanleren van een optimistische denkstijl depressie en angst kon halveren over een periode van twee jaar (Seligman, 2002).

Samengevat is het doel van de positieve psychologie het sterker en productiever maken van individuen en hen in staat stellen hun persoonlijke potentieel te realiseren, niet alleen door pijnpunten aan te pakken, maar door in te zetten op de ontwikkeling van sterktes en capaciteiten. Een theorie die zijn oorsprong vindt in de positieve psychologie en zich al jaren toespitst op de vraag hoe zelfontplooiing en groei geoptimaliseerd kunnen worden, is de zelfdeterminatietheorie (ZDT; Deci & Ryan, 2000).

Zelfdeterminatietheorie als theoretisch kader

De zelfdeterminatietheorie (ZDT; Deci & Ryan, 2000) is een macrotheorie die zich toelegt op motivatieprocessen en sinds enkele jaren aan terrein wint. Ze gaat uit van het idee dat de mens steeds proactief op zoek gaat naar groeimogelijkheden en zelfontwikkeling en daarbij evolueert naar een grotere coherentie en integratie van het zelf op intra- en interpersoonlijk vlak. Het proces waarbij een individu tot een meer geïntegreerd functioneren komt, wordt het internaliseringproces genoemd. Daarbij worden van buitenaf aangereikte sociale normen, waarden en regels tot persoonlijk waardevolle gedragsregulaties omgevormd, die fungeren als moreel kompas en waarop men terug kan vallen bij het nemen van belangrijke beslissingen (Vansteenkiste & Soenens, 2015).

Wanneer iemand gedrag stelt en de redenen daarvoor volledig persoonlijk aanvaard of geïnternaliseerd heeft, wordt gezegd dat deze persoon zelf-gedetermineerd functioneert. In dat geval handelt deze persoon uit vrije wil of vanuit een autonome motivatie. Omgekeerd kan een individu ook handelen vanuit motieven die niet in overeenstemming zijn met het zelf, maar van buitenaf opgelegd worden. De motieven voor gedrag worden dan gecontroleerd genoemd. Denk bijvoorbeeld aan een persoon die zijn kamer opruimt, niet omdat hij graag een nette kamer heeft, maar wel omdat zijn moeder kwaad zou worden mocht hij het niet doen. Gecontroleerde motivaties worden dan ook gekenmerkt door een gevoel van “moeten” (Ryan & Deci, 2000a; 2000b).

Autonome en gecontroleerde motivaties zijn cruciaal in het voorspellen van welbevinden, dat binnen de ZDT niet alleen gelijk gesteld wordt aan de ervaring van plezier of geluk, maar ook aan de actualisering van persoonlijk potentieel en de ontwikkeling van een authentiek zelf. Welbevinden is meer dan de afwezigheid van stress of conflict, het is de positieve ervaring die het gevolg is van vrijwillig en geïntegreerd functioneren

(15)

7 (Ryan & Deci, 2001). Kenmerkend hiervoor is een gevoel van vitaliteit of de bewuste subjectieve ervaring van positieve energie en levendigheid (Ryan & Frederick, 1997). Activiteiten die ondernomen worden vanuit een autonome motivatie, sterken vitaliteit aan. Het omgekeerde is waar voor gecontroleerde motivaties. Iemand die een taak moet uitvoeren waar hij zelf het belang of plezier niet van inziet, zal heel wat energie moeten investeren om niet op te geven en toe te geven aan de verleiding van leukere activiteiten. Dit proces wordt ook wel ego-depletie genoemd en gaat ten koste van iemands vitaliteit. Aangezien vitaliteit in verband wordt gebracht met tal van positieve uitkomsten (e.g. energie, positief affect, psychische en fysieke gezondheid, zelfactualisatie en zelfdeterminatie, een positief zelfbeeld, levenstevredenheid, motivatie …) en negatief samenhangt met ongewenste zaken (e.g. negatief affect, psychopathologie, angst, depressie, somatisering …) (Ryan & Frederick, 1997) is het van groot belang dat iemand zelf-gedetermineerd kan functioneren (Ryan & Deci, 2008). Onderzoek binnen de ZDT focust zich dan ook op hoe dit kan verwezenlijkt worden. Hoe kan iemand zich vitaler voelen en zijn persoonlijke potentieel ontwikkelen, terwijl de kans op pathologisch functioneren of ill-being wordt geminimaliseerd? Volgens de ZDT moeten er daarvoor een aantal basisvoorwaarden voldaan zijn, die bekend staan als de drie psychologische basisbehoeftes (Deci & Ryan, 2000).

Psychologische basisbehoeftes. Net zoals ieder mens de juiste voedingsstoffen nodig heeft om fysiek te kunnen groeien, heeft hij ook bouwstenen nodig voor psychologische groei en welzijn, zo stelden Deci en Ryan (2000). Zij ontwikkelden de ZDT en schoven daarbinnen drie aangeboren psychologische basisbehoeftes naar voor: autonomie (autonomy), verbondenheid (belongingness) en competentie (competence), ofwel het ABC van psychologische groei. De behoefte aan autonomie is de drang om een actief agens te zijn, zelf keuzes te maken en te handelen uit vrije wil en in overeenstemming met eigen waarden en verlangens (Deci & Ryan, 2000; Soenens, Sierens, Vansteenkiste, Dochy & Goossens, 2012). Het is belangrijk om een onderscheid te maken tussen autonomie en onafhankelijkheid, wat gelijk staat aan het functioneren zonder enige externe invloed. Een autonoom persoon kan in zekere mate afhankelijk zijn van anderen, zolang diens acties maar aansluiten bij wat hij of zij zelf waardevol vindt. Het tegenovergestelde van autonomie is dan ook heteronomie, een toestand waarbij iemand onder druk staat om te handelen op een manier dat niet in overeenstemming met het authentieke zelf is (Chirkov, Ryan, Kim & Kaplan, 2003). De behoefte aan competentie, vervolgens, houdt een verlangen in om een effect uit te oefenen op de omgeving, zich bekwaam te voelen en in staat te zijn gewaardeerde doelen te bereiken (Deci & Ryan, 2000; Soenens et al., 2012; White, 1959). Iemand die niet voldaan wordt in zijn behoefte aan competentie, kan zich een mislukkeling voelen. Verbondenheid, tenslotte, is de behoefte aan nabijheid van anderen en het onderhouden van positieve interpersoonlijke relaties (Baumeister & Leary, 1995; Soenens et al., 2012). Personen die zich niet verbonden voelen, zijn kwetsbaar voor vervreemding en eenzaamheid.

Wanneer een individu voldaan wordt in zijn basisbehoeftes spreekt men van behoeftebevrediging. Bevrediging van de basisbehoeftes helpt het internaliseringsproces op gang. Iemand die zich vrij voelt om

(16)

8 een bepaald gedrag te stellen, zich voldoende competent acht om dit te doen en bovendien ook weet dat belangrijke anderen in zijn of haar omgeving dit gedrag waarderen, zal zich de redenen hiervoor eerder eigen maken. De activiteit op zichzelf wordt als zinvol gezien en wordt geïntegreerd in de bestaande waarden, interesses en overtuigingen van het individu. Dit brengt een gevoel van psychologische vrijheid met zich mee, wat welbevinden ten goede komt (Vansteenkiste & Soenens, 2015). Aan de andere kant kan iemand ook behoeftefrustratie ervaren. In dat geval zorgen factoren intern of extern aan de persoon ervoor dat de mogelijkheid tot behoeftebevrediging gedwarsboomd wordt en komt psychologische groei in het gedrang met een gefragmenteerd zelf en ill-being tot gevolg (Deci & Vansteenkiste, 2004; Vansteenkiste & Ryan, 2013). Het is cruciaal om een onderscheid te maken tussen lage niveaus van behoeftebevrediging enerzijds en behoeftefrustratie anderzijds. Om dit te illustreren gebruiken Vansteenkiste en Ryan (2013) de analoog van de plant. Een plant kan groeien wanneer hij op een zonnige plaats gezet wordt en voldoende water krijgt. Krijgt de plant geen zon of water meer, dan zal hij stoppen met groeien en langzaam verwelken. Strooit iemand echter zout op de plant, dan zal die binnen de kortste keren sterven. Op die manier kan ook een omgeving behoefte-ondersteunend, behoefte-depriverend of behoefte-frustrerend zijn. Het verband tussen frustratie en bevrediging is daardoor asymmetrisch. Terwijl behoeftefrustratie altijd een tekort aan behoeftebevrediging inhoudt, hoeft het omgekeerde niet waar te zijn voor lage niveaus van behoeftebevrediging (Chirkov, Ryan, Kim & Kaplan, 2003). Een voorbeeld toegepast op vzw Project U/Turn is bijvoorbeeld het volgende: een reiziger die weinig aansluiting vindt bij zijn medereizigers zal zich wellicht tijdelijk minder bevredigd voelen in zijn verbondenheid. Diezelfde deelnemer die uitgesloten wordt door andere reizigers, wordt actief gedwarsboomd in de mogelijkheid om zijn behoefte te bevredigen en zal verbondenheidfrustratie ervaren. Terwijl behoeftedeprivatie zorgt voor een stagnatie van groei, kan behoeftefrustratie voor achteruitgang zorgen. Dit laatste is aldus veel schadelijker (Costa, Ntoumanis, Bartholomew, 2015).

Pas sinds kort beginnen onderzoekers zich te realiseren dat lage niveaus van behoeftebevrediging niet gelijk staan aan behoeftefrustratie. Vandaag is er wel degelijk aandacht voor het bestaan van een duaal-procesmodel (zie figuur 1), waarbij behoeftebevrediging en – frustratie elk verschillende uitkomsten voorspellen. Enerzijds zorgt het “lichte” pad van behoeftebevrediging voor een verschuiving op het zelfdeterminatiecontinuüm naar meer autonoom functioneren en maakt zo persoonlijke groei, integratie en welbevinden mogelijk. Anderzijds leidt het “donkere” pad van behoeftefrustratie via gecontroleerde motivaties (of zelfs amotivatie – het totale gebrek aan motivatie) tot passiviteit, fragmentatie, psychopathologie en ill-being. Daarmee slaat de zelfdeterminatietheorie de brug tussen de klassieke pathologische psychologie en de positieve psychologie. Ze gaat ervan uit dat de mens inherent de capaciteit heeft tot groei, maar tegelijkertijd ook kwetsbaar is voor ill-being wanneer zijn behoeftes aan autonomie, competentie en verbondenheid gefnuikt worden (Vansteenkiste & Ryan, 2013). Een individu dat bijvoorbeeld geen inspraak krijgt in beslissingen die hem aanbelangen (autonomiefrustratie), het gevoel heeft dat zijn vaardigheden niet

(17)

9 gewaardeerd worden (competentiefrustratie) en zich in een koude, afwijzende omgeving bevindt (verbondenheidsfrustratie) zal weinig kans hebben op een gezonde psychologische groei.

Figuur 1. Visuele voorstelling van het duale procesmodel.

Twee paden, twee bestemmingen: effecten van bevrediging, deprivatie en frustratie. Onderzoek in tal van contexten (zie Vansteenkiste, Niemiec & Soenens, 2010 voor een overzicht) wijst op de rol van behoefte-ervaringen in het voorspellen van positieve dan wel negatieve uitkomsten. Op de werkvloer werd bijvoorbeeld aangetoond dat behoeftebevrediging positief samenhangt met werkprestaties, gezond psychologisch functioneren, een gevoel van vitaliteit (Baard, Deci & Ryan, 2004), zelfwaardering en engagement (Deci, Ryan, Gagné, Leone, Usunov & Kornazheva, 2001). Negatieve verbanden werden gevonden met angst, somatische klachten en indicatoren van burn-out. Behoeftefrustratie daarentegen maakt de kans op somatische klachten en burn-out groter (Bartholomew, Ntoumanis, Cuevas & Lonsdale, 2014; Van den Broeck, Vansteenkiste, De Witte & Lens, 2008). Trépanier, Forest en Austin (2015) toonden aan dat een te hoge werklast bij verpleegkundigen behoeftefrustratie in de hand werkte, met meer stress en psychosomatische klachten tot gevolg, terwijl werkprestaties en inzet verminderden.

Ook in de sportwereld werden deze verbanden teruggevonden. Perreault, Gaudrea, Lapointe en Lacroix (2007) bevestigden de negatieve associatie tussen behoeftebevrediging en burn-out en toonden bovendien aan dat de drie basisbehoeftes elk een unieke voorspellende waarde hadden . Lage competentiebevrediging hing bijvoorbeeld samen met een gevoel van verminderd succes, terwijl lage autonomie eerder devaluatie van de sport en emotionele en fysieke uitputting voorspelde. Ook Bell (2010) benadrukte het belang van een gebalanceerde bevrediging van de drie basisbehoeftes. Een hoge bevrediging van één behoefte zal geen optimaal effect hebben op welbevinden wanneer de andere behoeftes verwaarloosd worden. In een onderzoek naar teamsport bevestigden Adie, Duda en Ntoumanis (2008) het verband tussen

(18)

10 behoeftebevrediging en vitaliteit, waarbij vooral autonomie en competentie belangrijke voorspellers waren. Lage niveaus van autonomiebevrediging voorspelden daarnaast ook emotionele en fysieke uitputting. Een studie van Bartholomew, Ntoumanis, Ryan, Bosch en Thøgersen-Ntoumani (2011) maakte een expliciet onderscheid tussen behoeftebevrediging en -frustratie bij atleten en toonde aan dat frustratie beter eetstoornissen, depressieve gevoelens, negatief affect, burn-out en fysiologische stresswaarden voorspelde dan lage behoeftebevrediging. Tenslotte vonden ook Gunnell, Crocker, Wilson, Mack & Zumbo (2013) bevestiging voor het model waarbij behoeftebevrediging meer positief affect en welbevinden, en minder negatief affect voorspelde, terwijl behoeftefrustratie samenhing met ill-being. Een interessante studie van Quested, Bosch, Burns, Cumming, Ntoumanis en Duda (2011) bracht fysiologische stressresponsen in verband met behoeftebevrediging. Wanneer dansers voor een solo een hogere behoeftebevrediging rapporteerden, zagen zij hun optreden eerder als een uitdaging dan een bedreiging en waren hun cortisolniveaus significant lager.

Kowal en Fortier (1999) toonden aan dat de behoeftebevrediging van competentie en verbondenheid bij het uitvoeren van een activiteit gerelateerd is aan een gevoel van flow, door Csikzentmihalyi (1975, p36) gedefinieerd als “een erg aangename psychologische toestand gekenmerkt door een holistische sensatie

die gepaard gaat met het volledig opgaan in een activiteit, waarbij men tijd en ruimte vergeet en enkel nog oog heeft voor de activiteit zelf.” Flow is een concept dat erg nauw samenhangt met autonome motivatie en

vrijwillig functioneren.

In de gezondheidszorg hing de bevrediging van autonomie en competentie samen met het vaker controleren en stabiel houden van de bloedsuikerspiegel bij diabetespatiënten (Williams, McGregor, Zeldman. Freedman, & Deci, 2004), verminderen met roken (Williams, McGregor, Sharp, Levesque, Kouides, Ryan, & Deci, 2006) en betere remissiecijfers bij cliënten met depressieve stoornissen (Zuroff, Koestner & Moskowitz, 2007). Behoeftefrustratie bleek heel wat nadelige uitkomsten te voorspellen. Verbondenheidsfrustratie verhoogde het risico op depressie, sociale angst en hechtingsstoornissen in een studie van Baumeister en Leary (1995). Boone, Vansteenkiste, Soenens, Van der Kaap-Deeder en Verstuyf (2014) toonden aan dat behoeftefrustratie zelfkritisch perfectionisme in de hand werkt en een voorspeller was voor eetbuien bij adolescenten. Campbell, Tobback, Delesie, Vogelaers, Mariman & Vansteenkiste (2017) vonden dat behoeftefrustratie stress en negatieve cognities in de hand werkte en zo verband hield met medisch onverklaarbare chronische vermoeidheid.

De effecten van behoeftebevrediging en -frustratie werden voorts niet enkel vastgesteld in de vergelijking van gemiddelde niveaus tussen personen, maar ook wanneer dagdagelijkse fluctuaties in behoefte-ervaringen bij dezelfde persoon in kaart werden gebracht aan de hand van dagboekstudies. De respectievelijke bevrediging of frustratie van autonomie, competentie en verbondenheid bleek in verschillende studies bepalend voor de ervaring van goede of slechte dagen (Reis, Sheldon, Gable, Roscoe & Ryan, 2000; Sheldon, Ryan, & Reis, 1996). Bovendien vonden deze onderzoekers evidentie voor een weekend-effect, waarbij deelnemers een hoger welbevinden rapporteerden op het einde van de week. Ryan,

(19)

11 Bernstein & Brown (2010) redeneerden dat dit verhoogde welbevinden van vrijdagavond tot zondagnamiddag te wijten valt aan een verhoogde behoeftebevrediging van met name verbondenheid en autonomie. In het weekend omringen we ons door relaties die we waardevol vinden en vullen we onze dagen volgens onze eigen wensen in, terwijl we doorheen de week gebonden zijn aan een opgelegde structuur. Interessant genoeg lijken dagelijkse fluctuaties in behoefte-ervaringen belangrijker in de voorspelling van iemands affect dan diens persoonlijkheid (Reis et al., 2000).

Deze bevindingen tonen aan dat een goede dag meer is dan het ontbreken van stress of negatief affect. Welbevinden wordt ervaren op dagen waarop iemand tegemoet wordt gekomen in zijn of haar behoeftes en zo de kans krijgt om zelf-gedetermineerd te functioneren (Reis et al., 2000). Bovenstaande studies leggen de nadruk op het “lichte” pad van behoeftebevrediging, maar ook behoeftefrustratie heeft een impact op dagelijkse ervaringen van welbevinden. Zo vonden Verstuyf, Vansteenkiste, Soenens, Boone & Mouratidis (2013) dat we vatbaarder zijn voor eetbuien op dagen waarop we meer behoeftefrustratie ervaren. De onderzoekers redeneerden dat frustratie veel energie zuigt en ego-depletie met zich meebrengt, waardoor het moeilijker wordt te weerstaan aan suiker – of vetrijk voedsel.

Individu versus omgeving: hoe komen behoeftebevrediging en -frustratie tot stand? Doordat behoeftebevrediging persoonlijke groei en zelf-determinatie mogelijk maakt, hebben mensen van nature de neiging om situaties op te zoeken die dit toelaten. Dit gebeurt niet altijd bewust. Iemand die zich eenzaam voelt, zal het gezelschap van een vriend opzoeken zonder er bij stil te staan dat dit zijn behoefte aan verbondenheid bevredigt. We zijn geneigd te doen wat ons een goed gevoel geeft, wat we interessant of persoonlijk waardevol vinden. Mensen zijn daardoor intrinsiek gemotiveerd om acties te ondernemen die behoeftes bevredigen. Ze doen het omdat de actie op zich positieve gevoelens met zich meebrengt (Deci & Vansteenkiste, 2004). Anders dan bij fysiologische behoeftes, die uitgaan van een homeostatisch principe, zijn mensen nooit voldaan in hun psychologische behoeftebevrediging. Wanneer een tekort aan één van de drie behoeftes zich voordoet zal iemand gemotiveerd zijn een ervaring op te zoeken die bevrediging met zich meebrengt, maar een “surplus” aan bevredigende ervaringen zorgt niet voor een verminderde drang hiernaar. Het is zelfs zo dat behoeftebevrediging een positieve spiraal installeert, waarbij individuen steeds gevoeliger worden voor behoeftebevredigende situaties en hier nóg meer uit kunnen halen (Ryan & Deci, 2001). Individuen die zich in een situatie bevinden die behoeftebevrediging in het gedrang brengt, zullen op zoek gaan naar manieren om dat probleem op te lossen (Ryan & Deci, 2001; Sheldon & Gunz, 2009). Aanhoudende behoeftefrustratie kan echter zorgen voor desensitisatie. In dat geval gaan individuen de behoeftes aan autonomie, competentie en verbondenheid devalueren en op zoek naar compensatiemogelijkheden, door bijvoorbeeld te focussen op geld en roem om mensen aan te trekken. Op die manier wordt een kortstondig gevoel van verbondenheid gecreëerd, maar de mogelijkheid tot echte behoeftebevrediging verder gedwarsboomd. Personen vervallen zo in een negatieve spiraal die ill-being en pathologisch functioneren versterkt.

(20)

12 Mensen zijn gelukkig niet enkel op zichzelf aangewezen als het aankomt op behoefte-ervaringen. Het is vanzelfsprekend dat ook de sociale omgeving een belangrijke rol speelt in de ontwikkeling van een individu. Een omgeving die behoeftes ondersteunt, werkt autonome motivatie in de hand en kan voor een verschuiving op het zelfdeterminatiecontinuüm zorgen. Een behoeftedepriverende of -frustrerende omgeving daarentegen veroorzaakt gecontroleerde motivatie of zelfs amotivatie (Deci & Ryan, 2000).

Autonomiebevrediging kan gefaciliteerd worden door iemand uit te leggen waarom een bepaald gedrag gewenst is, zodat die persoon de waarde ervan kan inzien en dit kan integreren in de eigen waarden en normen. Deze autonomie-ondersteuning helpt het internaliseringsproces op gang. Ook keuzemogelijkheden aanbieden of empathie tonen, kunnen manieren zijn om autonomiebevrediging te ondersteunen. Dwingende taal, tijdsdruk, beperkte keuzes en beloningen of straffen kunnen denkpatronen of gedragingen forceren die niet stroken met iemands overtuigingen en behoeftefrustrerend werken. Behoeftefrustratie kan ook veroorzaakt worden door druk van binnenuit, wanneer iemand bijvoorbeeld handelt om schaamte of schuld te vermijden (Reeve, 2009; Vansteenkiste, Soenens, Sierens & Lens, 2005; Verstuyf & Vansteenkiste, 2008). Iemand die zich niet competent voelt, vervalt in passiviteit en hulpeloosheid. De frustratie van deze behoefte kan vermeden worden structuur te bieden. Iemand moet weten wat er verwacht wordt en hoe deze verwachtingen ingelost kunnen worden. Dit kan bijvoorbeeld door duidelijke regels op te stellen, die te communiceren en consequent te reageren bij overtredingen. Ook het geven van positieve, constructieve feedback en het stellen van uitdagende, maar haalbare doelstellingen werkt competentie-ondersteunend. Het omgekeerde van een gestructureerde omgeving is een chaotisch klimaat. Daarbij voelt het individu zich onzeker door een totale vrijheid (“laissez-faire” klimaat) en gebrek aan structuur (Verstuyf & Vansteenkiste, 2008). De nood aan verbondenheid, tenslotte, wordt ondersteund in een warme en begripvolle omgeving. Groepsactiviteiten en betekenisvolle persoonlijke relaties zijn daarbij belangrijk. Een omgeving die afwijzend en koud is ondermijnt deze behoefte (Verstuyf & Vansteenkiste, 2008; Verstuyf, Vansteenkiste, De Pauw & Weymeis, 2014).

Een autonomie-ondersteunende, gestructureerde en warme omgeving is cruciaal om de regulatie van gedrag van extern naar intern te verschuiven en zelf-gedetermineerd functioneren mogelijk te maken. Op die manier kan een persoon groeien zonder druk van binnen- of buitenaf (Reeve, 2009; Vansteenkiste, Soenens, Sierens & Lens, 2005; Verstuyf & Vansteenkiste, 2008). En zo wordt het een kwestie van willen – niet van moeten.

Behoefte-ervaringen bij personen met een beperking. Het universele karakter van het belang van de basisbehoeftes voor een duurzame en gezonde persoonlijke ontwikkeling werd reeds in talrijke studies aangetoond, zowel over culturen (e.g. Chen, Vansteenkiste, Beyers, Boone, Deci, Van der Kaap-Deeder … & Ryan, 2015) als over leeftijdsgroepen (e.g. Ferrand, Martinent & Durmaz, 2014) heen. Ook onderzoek bij personen met een beperking suggereert dat zij niet verschillen van de algemene populatie als het aankomt op behoefte-ervaringen. Frielink, Schuengel en Embregts (2018) bevestigden dat behoeftebevrediging in een steekproef met personen met een milde mentale beperking tot een randnormaal functioneren (IQ 50-85)

(21)

13 positieve effecten had op hun levenstevredenheid en subjectief welbevinden en samenhing met minder depressieve gevoelens. De bevrediging van autonomie en verbondenheid hing negatief samen met gecontroleerd functioneren. Verbondenheid hing daarnaast ook positief samen met autonoom gereguleerd gedrag. In een studie van Akkerman, Kef en Meininger (2018) waren personen met een mentale beperking meer tevreden op het werk (al dan niet in een beschutte werkplaats) wanneer hun basisbehoeftes bevredigd waren. Canadese paralympische atleten waren meer intrinsiek gemotiveerd om te sporten wanneer hun behoeftes aan autonomie en competentie bevredigd waren. Ze wouden zich dan niet enkel inspannen om hun doelen te behalen, maar sportten ook voor de positieve fysieke en emotionele ervaringen die hiermee gepaard gingen (Banack, Sabiston & Bloom, 2011). Een onderzoek van Teshale, Molton en Jensen (2019) bij personen met fysieke beperkingen (ten gevolge van MS, polio, een dwarslaesie of neuromusculaire aandoeningen) toonde een positief verband aan tussen het autonoom kunnen maken van keuzes en levenskwaliteit bij de participanten. Bij chronische pijnpatiënten werden eveneens positieve associaties gevonden tussen behoeftebevrediging en welbevinden, ongeacht de intensiteit van de pijn. Daarbij kon ook de partner een belangrijke rol spelen in de ondersteuning van de autonomie van de patiënt (Uysal, Ascigil & Turunc, 2017). Tenslotte vonden ook Michalovic, Rocchi en Sweet (2019) dat personen met een dwarslaesie vaker deelnamen aan dagelijkse sociale activiteiten wanneer hun behoeftes bevredigd waren.

Hoewel bovenstaande studies licht schijnen op het effect van behoeftebevrediging bij personen met beperkingen van uiteenlopende aard, is het onderzoek tot op heden zeer schaars. Vooral de rol die behoeftefrustratie speelt in deze populatie is nog sterk onderbelicht. De studies die voorhanden zijn, suggereren wel dat personen met een beperking net zoals de algemene populatie kansen moeten krijgen om zich autonoom, competent en verbonden te voelen. Een mogelijkheid dient zich aan in de vorm van behoeftebevredigende vrijetijdsbesteding (e.g. Leversen, Danielsen, Birkeland & Samdal, 2012). Onderzoek toont namelijk aan dat dit de levenskwaliteit en het mentale en fysieke welbevinden in tal van populaties ten goede komt (Caldwell, 2005; Spiers & Walker, 2008). Iwasaki, Zuzanek en Mannell (2001) vonden bijvoorbeeld dat ontspannende, fysieke activiteiten een buffer kunnen vormen tegen klachten van stress en depressie, maar ze ook kunnen reduceren wanneer ze reeds aanwezig zijn. Vooral de combinatie van natuur, fysieke inspanning en sociaal contact bleek positieve effecten te hebben, zowel in een steekproef van personen die reeds vrij actief waren (Pretty, Griffin, Peacock, Hine, Sellens & Soutvoor, 2005), als bij personen met depressieve stoornissen (Towsend, 2006). Pretty en collega’s vonden met name een verbetering in stemming en zelfvertrouwen bij participanten en hypothetiseren dat effecten nog groter zouden kunnen zijn bij personen met een fysieke beperking die een meer sedentaire levensstijl hebben. Een recente ontwikkeling in de gezondheidszorg die inzet op het potentieel van vrijetijdsbesteding is therapeutische recreatie.

(22)

14 Therapeutische Recreatie

Therapeutische recreatie (TR) is een vorm van therapie die de voordelen van ontspanning en vrijetijdsbesteding inzet als tool om de gezondheid en levenskwaliteit van personen met een bepaalde fysieke of mentale aandoening te verhogen en zo hun rehabilitatie of herstel te bevorderen (Aho, 2007; Patterson, Moxham, Taylor, Sumskis, Perlman, Brighton, …, Keough, 2016; Whilhite, Keller & Caldwell, 1999). Sylvester, Voelkl en Ellis (2001) gebruiken volgende definitie:

“Therapeutische recreatie is een vorm van dienstverlening die gebruik maakt van de modaliteiten van activiteitentherapie, educatie en recreatie ter bevordering van de gezondheid en het welzijn van personen die gespecialiseerde zorg nodig hebben wegens ziekte, beperking of sociale omstandigheden. Het erkent het potentieel van vrijetijdsbesteding in de bijdrage tot levenskwaliteit bij alle personen en faciliteert vrijetijdsbesteding als integrale component van omvattende zorg.” (Sylvester, Voelkl, & Ellis, 2001)

Twee onderzoekers die belangrijk werk verrichtten in dit studiegebied zijn Cynthia Carruthers en Colleen Hood. Met hun positief psychologische visie stellen zij dat welzijn niet gerealiseerd wordt door het wegnemen van problemen, maar door persoonlijke groei mogelijk te maken (Carruthers & Hood, 2007). Beperkingen, aandoeningen of ziektes zijn niet altijd te voorkomen of te genezen, maar het risico op secundaire problemen, zoals bijvoorbeeld depressie of sociale angst, kan wel verminderd worden (Aho, 2007; Whilhite, Keller & Caldwell, 1999). Bij TR ligt de nadruk daarom op het ontwikkelen van hulpmiddelen die op lange termijn buiten de therapie ingezet kunnen worden, zodat individuen een betekenisvol leven kunnen creëren voor zichzelf ongeacht hun beperking (Patterson et al., 2016). Deze hulpmiddelen worden gedefinieerd als “kwaliteiten, attributen of contexten die een positieve waarde hebben, op zichzelf of als middel om andere doelen te bereiken” (Carruthers & Hood, 2007). Voorbeelden daarvan zijn optimisme, autonomie, competentie, zelfwaardering en sociale steun. Ook de ervaring van positieve emoties staat centraal, omdat dit een voorspeller is van een betere levenskwaliteit. Therapeutische recreatie biedt leerrijke, motiverende en gezondheidsbevorderende activiteiten aan die de ontwikkeling van deze hulpmiddelen bevordert. De aangeleerde vaardigheden, positieve ervaringen en het gevoel van welbevinden dat gecreëerd wordt, versterken elkaar in een opwaartse spiraal (Carruthers & Hood, 2007).

Therapeutische recreatie kent veel raakvlakken met de zelfdeterminatietheorie en wordt daarom ook vaak vanuit dit kader benaderd (Bell, 2010; Dattilo, Kleiber, & Williams, 1998; Hill & Sibthorp, 2006; Taylor, Perlman, Moxham, Pegg, Patterson, Brighton,…, & Heffernan, 2017). Autonomie, competentie en verbondenheid werden reeds door Carruthers en Hood (Carruthers & Hood, 2007; Hood & Carruthers, 2007) geïdentificeerd als potentiële hulpmiddelen waarop tijdens TR ingezet kan worden en stelden dat therapeutische recreatie een geschikte context vormt voor autonoom en zelf-gedetermineerd gedrag.

Diabetes en Recovery Camp. Een concrete uitwerking van therapeutische recreatie, benaderd vanuit de zelfdeterminatietheorie, is het zogenaamde “recovery camp”. Een voorbeeld daarvan is een

(23)

15 Amerikaans initiatief dat zich richt op adolescenten met diabetes. Dit zesdaagse “diabetes kamp” heeft het doel de gezondheid van de jongeren te verbeteren, door een actieve context en sportieve activiteiten aan te bieden en gezond gedrag te stimuleren. Het bevredigen van de drie basisbehoeften staat daarbij centraal, zodat dit gezonde gedrag geïnternaliseerd kan worden en de deelnemers op een autonome manier leren omgaan met hun diabetes, door bijvoorbeeld een aangepast dieet te volgen en hun bloedsuikerwaarden consequent bij te houden. Hoewel Hill & Sibthorp (2006) aantoonden dat resultaten eerder beperkt waren in vergelijking met een controlegroep en er bovendien slechts weinig significante verschillen in behoeftebevrediging gevonden werden, bracht de studie wel het belang van autonomie-ondersteunende taal naar voor. Deelnemers die minder externe controle ervaarden en op een meer autonomie-ondersteunde manier aangesproken werden, voelden zich ook meer autonoom, competent en verbonden tijdens het kamp.

Ook in Australië werd een gelijkaardig programma ontwikkeld. Deze Australische “recovery camps” of “rehabilitatiekampen” werken op een vergelijkbare manier, maar richten zich op personen met diverse psychiatrische stoornissen en problematieken (depressie, schizofrenie, ADHD, angststoornissen, PTSD, verslavingsproblematieken …). Dit programma bestaat sinds 2013 en wordt jaarlijks georganiseerd. Tijdens het kamp wordt er multidisciplinair gewerkt volgens de principes van therapeutische recreatie, waarbij de bijdrage van de deelnemer aan zijn eigen revalidatie centraal staat. Deelnemers krijgen de kans om aan een reeks activiteiten deel te nemen die fysiek uitdagend of net ontspannend zijn en zelfreflectie bevorderen (Moxham, Taylor, Patterson, Perlman, Brighton, Hefferman, & Sumskis, 2017). Daarbij krijgen ze de autonomie om doelen voorop te stellen. Het uiteindelijke doel is deelnemers binnen een veilige en ondersteunende omgeving tot rehabilitatie in de maatschappij en een verbeterd welbevinden te brengen.

Onderzoeksresultaten van deze kampen zijn veelbelovend. Zo hebben ze het potentieel om zelfstigma van deelnemers te verminderen (Moxham et al., 2017), gevoelens van hulpeloosheid te reduceren, zelfvertrouwen aan te sterken en een gevoel van verbondenheid en autonomie te creëren (Moxham, Liersch-Sumskis, Taylor, Patterson, & Brighton, 2015; Patterson et al., 2016; Picton, Patterson, Moxham, Taylor, Perlman, & Heffernan, 2018; Taylor et al., 2017). De lange termijn voordelen van therapeutische recreatie zijn echter nog onvoldoende gekend. Voorlopig werd er weinig evidentie gevonden voor de transfer van effecten buiten de therapeutische setting. Toekomstig onderzoek zou hier meer duidelijk rond moeten scheppen en bekijken hoe effecten kunnen bestendigd worden. Daarnaast bestaat er ook zeer weinig recent onderzoek rond therapeutische recreatie of vrijetijdsbesteding bij personen met een fysieke beperking. Een aantal onderzoeken toonden doorheen de afgelopen twintig jaar nochtans aan dat therapeutische recreatie positieve effecten kan hebben op de levenskwaliteit en -tevredenheid van personen met een fysieke beperking (Kinney & Coyle,1992; Yazicioglu, Yavuz, Goktepe, & Tan, 2012; Zabriskie, Lundberg, & Groff, 2005). In een kwalitatieve studie van Blinde & Mcclung (1997) gaven personen met een fysieke beperking daarnaast aan door deelname aan recreatieve activiteiten meer controle te ervaren over hun sociale en fysieke leven. De resultaten uit de voorbije jaren wijzen op potentieel van therapeutische recreatie en het belang van het ontwikkelen van interventies voor deze niet te verwaarlozen doelgroep.

(24)

16 Therapeutische recreatie en vzw Project U/Turn. Hoewel Project U/Turn zichzelf niet profileert als een organisatie die therapeutische interventies aanbiedt, tonen hun reizen op meerdere vlakken gelijkenissen met de principes van therapeutische recreatie. Beide brengen personen met een beperking, vrijwilligers en professionals uit verschillende takken van de gezondheidszorg samen, buiten de klassieke therapeutische setting, om deel te nemen aan avontuurlijke en outdoor vrijetijdsactiviteiten. Binnen TR neemt de therapeut de rol van coach aan, die zijn cliënt aanmoedigt en ondersteunt in het mobiliseren van zijn of haar persoonlijk potentieel. De cliënt is echter de expert in zijn eigen leven en neemt zijn rol daarin actief op. Ook bij Project U/Turn krijgen deelnemers maximale persoonlijke autonomie en stemmen ze hun activiteiten af op hun eigen vaardigheden, capaciteiten en motivaties. Daarnaast krijgt de cliënt de kans om zichzelf uitdagende, maar haalbare doelen te stellen en dit terwijl hij of zij ondersteund wordt door begeleiders en mededeelnemers. Tegelijkertijd kan hij of zij ook anderen steunen en leren deelnemers van elkaar (Whilhite et al., 1999). Het uiteindelijke doel van Recovery Camp is het verbeteren van het mentale welbevinden van deelnemers. Project U/Turn richtte zich oorspronkelijk voornamelijk op fysiek herstel, maar heeft nu ook interesse in de effecten van hun reizen op het mentale welbevinden. Beide organisaties zijn tenslotte gericht op het herwinnen van de autonomie en herintegratie in de maatschappij.

Bij wijze van conclusie kan gesteld worden dat behoeftebevrediging en -frustratie de condities voorspellen waarin personen optimaal zullen gedijen en in welke ze gealiëneerd raken van zichzelf. Evidentie suggereert dat dit niet anders is voor personen met een beperking en dat zij daarom ook toegang moeten hebben tot behoeftebevredigende situaties. De mogelijkheden om dit te faciliteren zijn oneindig, maar weekend-effecten en onderzoek naar therapeutische recreatie lijken aan te tonen dat activiteiten in de vrije tijd een zeer waardevol instrument kunnen zijn. Het is dan ook belangrijk om te onderzoeken welke effecten organisaties zoals project U/Turn hebben op behoefte-ervaringen.

In een volgende stap zal ook bekeken worden welke factoren de effecten van behoeftebevrediging en -frustratie kunnen beïnvloeden. Er zal met name aandacht besteedt worden aan de rol van motivaties voor deelname en de persoonlijkheid van participanten.

De Rol van Motivatie

Zoals reeds aangehaald, is de Zelf-Determinatietheorie in eerste instantie een motivatietheorie. Ze gaat er van uit dat mensen gemotiveerd zijn om gedrag te initiëren en te volharden omdat het bepaalde gewenste uitkomsten met zich meebrengt. Echter, terwijl andere theorieën de nadruk leggen op de hoeveelheid of kwantiteit van motivatie, vindt de Zelf-Determinatietheorie voornamelijk het soort of de kwaliteit van motivatie belangrijk. Daarbij maakt ze een onderscheid tussen autonome (“willen”) en gecontroleerde (“moeten”) vormen van motivatie, die uiteengezet worden op een continuüm. De positie op het continuüm wordt bepaald door de mate waarin de redenen voor het gedrag persoonlijk aanvaard, of geïnternaliseerd werden (Ryan & Deci, 2000b). Iemand die gedrag stelt vanuit geïnternaliseerde motieven, wordt gezegd meer zelf-gedetermineerd te functioneren. In paragraaf 3 werden de positieve effecten van zelfdeterminatie, zoals

(25)

17 persoonlijke groei, vitaliteit en algemeen welbevinden, reeds omschreven (Ryan & Deci, 2000a). Hoe rechtser op het continuüm, hoe meer geïnternaliseerd de drijfveren voor gedrag.

Concreet worden er vijf soorten motivatie onderscheiden door de ZDT (Ryan & Deci 2000a; Vansteenkiste & Soenens, 2015; Verstuyf, Vansteenkiste, De Pauw, & Weymeis, 2014). Uiterst links op het continuüm staat externe regulatie. Dit gedrag staat in functie van externe gevolgen. De persoon stelt het gedrag om beloningen te verkrijgen of straffen te ontlopen, maar ziet de zinvolheid van het gedrag niet of zeer beperkt in. Wanneer de consequenties wegvallen, is de kans dan ook groot dat het gedrag ophoudt te bestaan. In het geval van project U/Turn zou een deelnemer wiens gezin zeurt dat hij of zij te vaak thuis zit, bijvoorbeeld kunnen deelnemen omdat dit gezeur te laten ophouden.

Het volgende type motivatie heet geïntrojecteerde regulatie. Daarbij legt een persoon zichzelf een interne verplichting op om gedrag te stellen om gevoelens van schuld of schaamte te vermijden of omdat hij of zij zichzelf wil bewijzen. Iemand die door introjectie gemotiveerd wordt, zal bijvoorbeeld deelnemen aan de reis om aan zijn of haar omgeving te bewijzen dat hij of zij daar sterk genoeg voor is.

Nog een stap verder naar rechts bevindt zich de geïdentificeerde regulatie. Dit soort motivatie wordt erdoor gekenmerkt dat de persoon het belang van een bepaalde activiteit wel inziet, maar nog niet helemaal eigen gemaakt heeft. Zo zal een deelnemer bijvoorbeeld bedenken dat de reis kan helpen om zijn of haar fysieke revalidatie te bevorderen en activiteiten in het dagelijkse leven gemakkelijker te maken.

Geïntegreerde regulatie, vervolgens, bestaat erin dat het stellen van een bepaald gedrag in overeenstemming is met bepaalde belangrijke waarden of doelen in iemands leven. Een persoon kan bijvoorbeeld meegaan op reis omdat hij of zij het belangrijk vindt om nieuwe dingen uit te proberen en grenzen te verleggen in het leven.

Volledig rechts, tenslotte, staat intrinsieke motivatie. Iemand die intrinsiek gemotiveerd is, voert een activiteit uit omdat die voor hem of haar inherent plezierig, interessant of uitdagend is. Een intrinsiek gemotiveerd persoon die deelneemt aan een reis van Project U/Turn zal dat bijvoorbeeld doen omdat hij of zij een passie heeft voor trektochten en de natuur. Dit gedrag werd ten volle geïnternaliseerd en is daardoor volledig zelf-gedetermineerd. Intrinsiek gemotiveerd gedrag is daardoor altijd autonoom, terwijl extrinsiek gemotiveerd gedrag varieert in de mate van zelf-determinatie. Extrinsiek gemotiveerd gedrag kan in bepaalde mate geïnternaliseerd zijn en daardoor vrij autonoom van aard zijn, zoals bijvoorbeeld bij geïdentificeerde regulatie. Zoals reeds beschreven werd, staat de mate waarin iemands gedrag door externe of interne factoren gestuurd wordt in functie van de mate van behoeftebevrediging. Voor een goede internalisering is de bevrediging van zowel autonomie, competentie en verbondenheid noodzakelijk (Deci & Vansteenkiste, 2004).

Naast deze vijf soorten motivaties, bestaat ook de mogelijkheid dat elke drijfveer voor gedrag ontbreekt. In dat geval spreekt men van amotivatie (Ryan & Deci, 2000a; Vansteenkiste & Soenens, 2015). Een persoon zal in dat geval volledig onverschillig staan tegenover de reis en niet inzien waarom hij of zij deelneemt. Ook

(26)

18 hier spelen de basisbehoeften een rol. Amotivatie is namelijk een compleet gebrek aan vrijwillig functioneren. Wanneer iemand zich bijvoorbeeld totaal incompetent voelt om een activiteit uit te voeren, zal die persoon niet in staat zijn een inspanning op te brengen, maar zich eerder passief en gealiëneerd opstellen. Dit kan de basis vormen voor onder meer emotionele problemen (Ryan & Deci, 2000b). In Figuur 2 worden deze concepten schematisch voorgesteld.

In de gezondheidszorg wijst veelvuldig onderzoek op de voordelen van autonome motivatie tegenover meer gecontroleerde vormen. In de behandeling van depressie hing autonome motivatie samen met hogere remissiecijfers en een grotere symptoomreductie in een studie van Zuroff, Koestner en Moskowitz (2007). Autonome motivatie bleek zelfs belangrijker in het voorspellen van succes dan de therapeutische relatie. Ook in een gewichtsverliesprogramma voorspelde autonome motivatie meer en stabieler gewichtsverlies (Williams, Grow & Freedman, 1996). Bij personen met een mentale beperking vonden Lachapelle en collega’s (2005) een positief verband tussen autonome motivatie en levenskwaliteit. In vergelijking met gecontroleerde motivatie hing autonome motivatie bij fysiek beperkte jongeren samen met een hogere fysieke activiteit (Saebu en Sørensen 2011; Saebu, Sørensen & Halvari, 2013).

Een aantal studies toonden bovendien aan dat het verband tussen behoeftebevrediging en kwaliteit van motivatie niet in één, maar in twee richtingen gaat. De bevrediging van behoeftes brengt meer autonome vormen van motivatie tot stand (Michalovic, Rocchi & Sweet, 2018), maar kwalitatief betere vormen van motivatie maken de kans op behoeftebevrediging op hun beurt ook groter, waardoor een soort positieve spiraal geïnstalleerd wordt waarin fysiek en mentaal welbevinden steeds verbetert (Filak & Nicolini, 2018; Gunnell, Crocker, Mack, Wilson & Zumbo, 2014). Het kunnen opgaan in authentieke interesses brengt bijvoorbeeld een gevoel van autonomie met zich mee. Wanneer iemand ergens nieuwsgierig naar is vanuit een intrinsieke motivatie, zal die persoon sneller bijleren, wat bijdraagt tot een gevoel van competentie (Vansteenkiste & Ryan, 2013). De inhoud van doelstellingen hangt nauw samen met de gedragsregulaties die eraan gekoppeld zijn en zijn daarom ook erg belangrijk. In een studie van Sebire, Standage en Vansteenkiste (2009) werd bijvoorbeeld gevonden dat doelstellingen met een intrinsiek karakter rond fysieke activiteit positief verband hielden met zelfwaardering, psychologisch welbevinden en de hoeveelheid activiteit op zich en negatief samenhing met angst rond sporten. Er werd aangetoond dat behoeftebevrediging een significante mediator was in dit verband. De auteurs redeneerden dat extrinsieke doelstellingen gepaard gaan met negatieve uitkomsten doordat ze de blik naar buiten richten en wegnemen van de activiteit op zich. Het gevoel van flow, of het ergens volledig in op gaan, kan zo niet tot stand komen. Daarnaast zorgen extrinsieke doelen ook voor stresserende concurrentie en opwaartse sociale vergelijking, wat de vorming van betekenisvolle relaties in het gedrang brengt. Tenslotte ziet men sport enkel nog als een instrument om bepaalde resultaten te behalen en niet langer als een leuke hobby. Gelijkaardige resultaten werden gevonden door Niemiec, Ryan en Deci (2009). Terwijl intrinsieke doelen positief gerelateerd waren aan welzijn en negatief aan ill-being, voorspelden extrinsieke doelstellingen net ill-being. Behoefte-ervaringen

Afbeelding

Figuur 1. Visuele voorstelling van het duale procesmodel.
Tabel 1. Demografische kenmerken van de steekproef (n=89)*.
Tabel 2. Overzicht van de Quick Big Five Persoonlijkheidstest (Vermulst & Gerris, 2005)
Tabel 3. Overzicht van de kwaliteit van motivatie voor deelname schaal.
+3

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

[r]

[r]

RSTTUVWXVYZVX[W\W]^VT_XV`ZVaZ]VbWZ]V\ZY]Vc[VYW]VUTb]cc\dVeZbV`ZVbWZ]

[r]

Vanuit mijn persoonlijke interesse wens ik mij graag als onafhankelijk lid kandidaat te stellen voor:. De Werkgroep “Mensen met een

68 67888942 WXYZ[Y\]Y^_YZ]\Y`aYb_cZ\Y`dYe_ZbfZg`hbiYeZjklcZ^gghZfgZ]mZ_YZ^YdYe_YZagf_Yebf^YfZ]mZYnoe]bhghbYZ

68 67888942 WXYZ[Y\]Y^_YZ]\Y`aYb_cZ\Y`dYe_ZbfZg`hbiYeZjklcZ^gghZfgZ]mZ_YZ^YdYe_YZagf_Yebf^YfZ]mZYnoe]bhghbYZ