Vraag nr. 34
van 20 oktober 1997
van de heer HERMAN SUYKERBUYK
Koninklijke Commissie voor Toponymie – Bevoegdheid
Recentelijk verscheen in het Belgisch Staatsblad het koninklijk besluit van 3 april 1997 waarbij de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialec-tologie leden aanwijst voor haar Vlaamse en Nederlandse afdeling. De federale eerste minister heeft dit besluit medeondertekend.
Nergens als in de materie die deze commissie b e h a n d e l t , is de bevoegdheidsverdeling tussen V l a-mingen en Franstaligen zo duidelijk geregeld. Kan de minister me dan ook bevestigen dat hij stappen onderneemt om in deze materie tot zelf-standige commissies per gemeenschap te komen ? Indien er argumenten zijn om dat niet te doen, h a d ik deze graag vernomen.
Antwoord
De Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie (KCTP) werd bij wet opgericht in 1 9 2 6 . Oorspronkelijk had zij een zuiver weten-schappelijke opdracht : de bevordering van de naamkunde in de dialectologie. In 1942 werd haar bovendien door het ministerie van Binnenlandse Zaken een adviserende bevoegdheid toevertrouwd inzake straatnaamgeving en straatnaamwijziging : via de provinciegouverneur legde de gemeentebe-sturen hun voorstellen neer bij de KCTP en werd het advies via dezelfde weg gegeven. Hoewel het advies niet bindend was, werd het meestal opge-volgd.
Bij de fusie van de gemeenten (1 januari 1977) schoof een lawine van straatnaamwijziging over B e l g i ë . Zo waren in de nieuwe fusiegemeente Gent 600 homonieme of homofone straatnamen. E e n wettelijke controle werd noodzakelijk. Bij decreet van de Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuur-gemeenschap van 28 januari 1977 (Belgische Staatsblad 7 april 1977) werd een Ko n i n k l i j k e Commissie van Advies voor Plaatsnaamgeving o p g e r i c h t . Deze bestaat uit een centrale commissie die een raad van beroep is en vijf provinciale com-missies die bindende adviezen geven aan de gemeenteraden in geval van straatnaamwijziging.
Deze nieuwe regeling betekende dat de KCTP haar adviesbevoegdheid verloor en opnieuw een zuiver wetenschappelijke opdracht kreeg. Zij komt hiermee op hetzelfde bevoegdheidsniveau als bij-voorbeeld de organen van de Koninklijke A c a d e-mie voor We t e n s c h a p p e n , Letteren en Schone Ku n s t e n . Het gaat hier dus om een soort bi-com-munautaire wetenschappelijke instelling, w a a r v a n de bevoegdheid berust bij de federale overheid. Wat de Vlaamse Gemeenschap betreft, is het dui-delijk dat de controlerende functie werd overgeno-men door de Koninklijke Vlaamse Commissie van Advies voor Plaatsnaamgeving.
De wetenschappelijke functie berust bij de orga-nen van de Nederlandse Ta a l u n i e, die eveneens de universitaire projecten subsidieert. Voor de V l a a m-se Gemeenschap is de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie – al dan niet gesplitst – in feite overbodig.
Zoals de Vlaamse volksvertegenwoordiger weet, zijn er talrijke federale instellingen die door de oprichting van gemeenschaps- of gewestinstellin-g e n , commissies en adviesorgewestinstellin-ganen totaal overbodigewestinstellin-g zijn of worden. Een uitzuivering is dus zeer wense-l i j k , maar stuit op de onwiwense-l van de federawense-le over-heid om hieraan iets te doen. De emotionele argu-menten halen het hier op de rationele arguargu-menten.