Vraag nr. 154 van 30 mei 1997
van de heer HERMAN SUYKERBUYK
Meerinkomsten aanvullende personenbelasting – Federale instructies
Het federale ministerie van Financiën deelde aan verschillende gemeentebesturen mee dat de opbrengst van de aanvullende personenbelasting hoger zal zijn dan geraamd. Er zal dus meer aan de crediteuren van deze belasting, met name de g e m e e n t e n , worden uitbetaald dan oorspronkelijk verwacht.
Het federale ministerie schrijft ook dat deze meer-inkomsten niet mogen worden gebruikt om begro-tingswijzigingen door te voeren, maar dat zij kun-nen diekun-nen om de thesaurietoestand van de gemeente te verbeteren. De brief dienaangaande maakt daarbij gewag van een bijeenkomst onder meer met de voogdijoverheden, die geen bezwaar zouden hebben gemaakt.
Deze brief geeft de indruk dat de federale adminis-tratie van Financiën zich voordoet als covoogd met een eigen voogdijminister. Het federale ministerie van Financiën heeft alleen geld te innen en dit tij-dig aan de gemeenten door te storten. Het heeft daaraan geen enkele voorwaarde te verbinden, o p straffe van bevoegdheidsoverschrijding. Alleen de eigen voogdijminister, die deze parlementaire vraag voorgelegd krijgt, kan de handelingen van de gemeenten in verband met deze meerinkomsten beoordelen.
Ik neem aan dat de minister het daarmee eens is. Heeft hij gereageerd t.a.v. het betrokken federale ministerie of de betrokken gemeenten ?
Mocht hij reeds zelf beslist hebben voorwaarden op te leggen inzake de aanwending van deze meer-i n k o m s t e n , vernam meer-ik graag wat hmeer-ij terzake heeft beslist en wat zijn motieven zijn om die bijzondere voorwaarden op te leggen.
Antwoord
Vanuit zijn bevoegdheid tot het innen van de aan-vullende belastingen op de personenbelasting deelt het federale ministerie van Financiën elk jaar het bedrag mee dat het redelijkerwijze in de loop van het dienstjaar voor rekening van elke gemeente meent te zullen ontvangen. Voor de gemeenten is deze informatie belangrijk met het oog op het cor-rect opmaken van hun begroting.
De brief waarnaar de Vlaamse volksvertegenwoor-diger verwijst, moet worden beschouwd als een herraming op het niveau van het ministerie van Financiën.
De federale overheid is niet bevoegd inzake het administratief toezicht op de gemeenten. K r a c h-tens artikel 7 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen is dat toezicht, wat de gemeenten in Vlaanderen betreft, de uitslui-tende bevoegdheid van de gewesten. Het federale ministerie van Financiën kan dan ook niet de inschrijving van (herraamde) bedragen in de gemeentebegrotingen verbieden. Ikzelf heb, a l s bevoegde minister, terzake geen enkel verbod gegeven.
Het komt inderdaad aan de gemeente zelf toe om een zo realistisch mogelijke raming in de begroting te schrijven, rekening houdende met alle informa-tie waarover het bestuur beschikt. Terzake moet ik vaststellen dat de door het ministerie van Fi n a n-ciën meegedeelde ramingen inzake te verwachten ontvangsten niet altijd nauwkeurig waren. Ik heb daarom geoordeeld geen instructies aan de gemeenten te moeten geven ter gelegenheid van de nieuwe mededeling van het ministerie van Fi n a n-ciën.
Voorzover de in de begroting ingeschreven ramin-gen aan de redelijkerwijze te verwachten ontvang-sten beantwoorden, zal niet worden opgetreden in het kader van het administratief toezicht. D e z e houding werd afgesproken in overleg met de pro-vinciale gouvernementen.