Vraag nr. 77
van 27 februari 2001
van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN Roldoorbrekend personeelsbeleid – Initiatieven Het aantal werkzoekenden is verschillend naarge-lang de regio, de leeftijd, de opleiding, het geslacht. Overal is het aantal werkzoekende vrouwen hoger dan het aantal mannen. Vooral in regio's met een groot aantal langdurig werkzoekenden is het be-langrijk te bestuderen welke doelgroep een speci-fieke aanpak nodig heeft. Subregionale tewerkstel-lingscomités (STC), begeleidingsdiensten en vor-mingsaanbod spelen hierop in.
Toch is het belangrijk dat ook bedrijfsleiders hier-aan hier-aandacht besteden. Voorbeeldfuncties zijn hierbij belangrijk. Sommige bedrijven spitsen hun personeelsbeleid toe op deze doelgroepen, e n e r-zijds om hun personeelsbehoefte te kunnen vol-d o e n , anvol-derzijvol-ds uit ethische overwegingen. Z o kunnen we vaststellen dat bepaalde logistieke be-drijven waar met heftrucks wordt gewerkt, e r o p letten systematisch vrouwen in te schakelen, t e r w i j l bij andere hierover niet eens is nagedacht. In ande-re ande-regio's worden bedrijfsverantwoordelijken vaak gestimuleerd door provinciebesturen of andere specifieke groepen, zoals Vlaams Verbond van Kristelijke Werkgevers en Kaderleden (VKW), Vlaams Economisch Verbond (VEV), ...
De minister bevoegd voor Economie stimuleert positieve voorbeelden en kan deze dus in de schijn-werpers plaatsen bij een bedrijfsbezoek of naar aanleiding van een gelegenheidstoespraak. D o o r dergelijke positieve voorbeelden in de schijnwer-pers te plaatsen, stimuleert hij roldoorbrekend per-s o n e e l per-s b e l e i d , wat paper-st in een geïntegreerd gelijke-k a n s e n b e l e i d , waarin elgelijke-ke minister zijn/haar ver-antwoordelijkheid moet nemen.
1. Welke prijzen, v e r m e l d i n g e n , . . . heeft de minis-ter om zijn waardering voor een groot/ klein be-drijf en/of de bebe-drijfsleiding te uiten ?
Houdt hij een algemene lijn aan in verband met de problematiek van de langdurig werkzoeken-den bij gelegenheidstoespraken ?
2. Is het niet zinvol dat de minister specifieke prij-zen en vermeldingen toekent aan bedrijven of bedrijfsleiders die een actieplan voor een be-wust bedrijfsbeleid voor langdurig werkzoeken-den hebben uitgewerkt ?
Heeft de minister andere mogelijkheden om dergelijke voorbeelden te promoten ?
3. Nam de minister reeds initiatieven om dergelij-ke voorbeelden te verspreiden ?
Antwoord
Zowel de minister-president als de leden van de Vlaamse regering hebben de mogelijkheid om jaar-lijks een Prijs van de Vlaamse Gemeenschap toe te k e n n e n . De Prijs van de Vlaamse Gemeenschap is een multipel beeldhouwwerk "Vlaanderen in de We r e l d " . De minister-president en elke V l a a m s e minister kunnen elk jaar één sculptuur uitreiken. Het werkgelegenheidsbeleid ressorteert onder de bevoegdheid van Vlaams minister Renaat Landuyt, minister van Werkgelegenheid en To e r i s m e. A a n-gezien ik geen doelgroepenbeleid voer, vind ik het b i j g e v o l g, als Vlaams minister van Economie, n i e t opportuun specifieke prijzen of vermeldingen toe te kennen aan bedrijven of bedrijfsleiders die een actieplan voor een bewust bedrijfsbeleid voor lang-durig werkzoekenden hebben uitgewerkt.
De Vlaamse regering heeft op 16 februari 2001 het Vlaams Actieplan Europese We r k g e l e g e n h e i d s-richtsnoeren 2001 goedgekeurd – een V l a a m s e bijdrage aan het Belgische Nationale A c t i e p l a n 2 0 0 1 . Het Vlaams Actieplan 2001 werd uitgewerkt door een multidisciplinaire werkgroep, namelijk de kabinetten en administraties We r k g e l e g e n h e i d , O n d e r w i j s, Economie en Welzijn en de V l a a m s e openbare instellingen. Eén van de pijlers van het Vlaams Actieplan is het verhogen van de inzet-b a a r h e i d , met onder andere een versterkte preven-tieve aanpak van de (langdurige) werkloosheid. Wat het economisch beleid betreft, zal de steun aan bedrijven worden geheroriënteerd. Terwijl vroeger de productiefactoren die gemakkelijk konden wor-den geplaatst, werwor-den gestimuleerd, kan nu worwor-den gedacht aan industriezones en arbeid, met daarbij de nadruk op het menselijk kapitaal.
Tijdens diverse werkbezoeken en gelegenheidstoe-spraken wordt deze heroriëntatie benadrukt. Samen met de administratie wordt een nieuw sys-teem ontwikkeld voor het stimuleren van het on-d e r n e m e r s c h a p. In on-de toekomst wens ik onon-der an-dere een systeem van opleidings- en vormingsche-ques te ontwikkelen.
over-heid een gedeelte van de waarde van deze cheque zou bijpassen.