Vraag nr. 90 van 1 februari 2001
van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN Etnisch-culturele minderheden – Statistieken Het beleid inzake etnisch-culturele minderheden kampt met een gebrek aan statistisch materiaal, waardoor een zakelijk beleid wordt bemoeilijkt. Statistieken voor het beleid inzake etnisch-c u l t u r e-le minderheden zijn niet structureel beschikbaar. Dit is ook het geval voor statistieken inzake vluch-t e l i n g e n ,w o o n w a g e n b e w o n e r s, vreemdelingen zon-der wettig verblijfsstatuut, ...
Vooral het feit dat allochtonen statistisch onzicht-baar worden wanneer ze de Belgische nationaliteit v e r w e r v e n , maakt dat ze onzichtbaar zijn ook voor het beleid, terwijl een specifieke aanpak belangrijk b l i j f t . Sommige beschikbare demografische statis-tieken geven slechts een gedeeltelijk zicht op de re-aliteit : ze geven enkel de huidige nationre-aliteit en de nationaliteit in het voorgaande jaar weer. H i e r-door ontstaat er een zogenaamde "grijze zone". In het verleden werden voorbereidingen getroffen om hiervoor een oplossing te vinden.
De huidige gegevens zouden kunnen worden ver-rijkt met gegevens zoals de geboorteplaats, de na-tionaliteit bij geboorte, de verschillende nationali-t e i nationali-t s w i j z i g i n g e n , zodanationali-t de gehannationali-teerde snationali-tanationali-tisnationali-tieken de werkelijkheid meer zouden benaderen.
Werd deze problematiek reeds bestudeerd en welke stappen heeft de minister gezet om de statis-tieken ten behoeve van het beleid inzake etnisch-culturele minderheden te verbeteren ?
Antwoord
Statistisch vatten van allochtonen
Het emancipatiebeleid heeft tot doel allochtonen de kans te bieden om als volwaardige burgers aan onze samenleving deel te nemen. Sectoren hebben bijgevolg de maatschappelijke plicht om actief op zoek te gaan naar situaties van achterstand en ach-terstelling bij allochtonen en om bestaande onge-lijkheden zichtbaar te maken. Daar waar het gelijk-heidsbeginsel wegens de etnische herkomst wordt g e s c h o n d e n , is het noodzakelijk om over accuraat cijfermateriaal over de deelname van allochtonen aan maatschappelijke voorzieningen te beschikken.
Omdat dit cijfermateriaal momenteel niet voor-handen is, heeft ICEM (Interdepartementale Com-missie Etnisch-Culturele Minderheden) dit knel-punt onder de aandacht gebracht van de verant-woordelijken voor het Vlaams statistiekenbeleid. Dit heeft ertoe geleid dat de aanmaak van basisge-gevens inzake etnisch-culturele minderheden als een prioritair strategisch project is opgenomen in de Beleidsnota Vlaamse Statistieken 1999-2004 (Stuk 161 (1999-2000) – Nr. 1 – red.).
In de omschrijving van dit statistiekenproject wordt erop gewezen dat "de demografische statis-tieken over allochtonen beperkt zijn, in die zin dat ze van personen enkel de huidige nationaliteit en de nationaliteit in het voorgaande jaar weergeven. Hierdoor worden allochtonen – mensen van vreemde herkomst – statistisch onzichtbaar wan-neer ze de Belgische nationaliteit verwerven. E e n deel van de allochtonen gaat daardoor behoren tot een zgn. "grijze zone". Om deze problemen te ver-helpen moeten de huidige gegevens verrijkt wor-den met gegevens zoals de geboorteplaats, de tionaliteit bij de geboorte en de verschillende na-tionaliteitsverwijzingen die een ingezetene onder-gaan heeft. Op dit ogenblik zijn immers enkel de laatste nationaliteit en de nationaliteit van het voorbije jaar opgenomen".
De Vlaamse minister bevoegd voor Statistiek is verantwoordelijk voor de concrete uitvoering van dit project.
Statistisch vatten van nieuwkomers
Het inburgeringsbeleid heeft tot doel nieuwkomers zo vlug mogelijk na aankomst in ons land via een onthaalprogramma op maat duurzaam in te scha-kelen in onze samenleving.
Omdat er noch op het niveau van de gemeente of p r o v i n c i e, noch op het niveau van de Vlaamse of federale overheid accuraat cijfermateriaal voor-handen was/is over het aantal nieuwkomers, heb ik eind 1999 opdracht gegeven om naast kwalitatieve ook kwantitatieve informatie te verzamelen over de nieuwkomers in V l a a n d e r e n . Kwantitatief is men op zoek gegaan naar het aantal nieuwkomers, hun profiel en hun spreiding. Kwalitatief is er ge-peild naar de verwachtingen van nieuwkomers en de wijze waarop hun sociale omgeving voor op-vang is gestructureerd. Het onderzoek werd eind 2000 afgerond.
nieuw-k o m e r s. Om de gegevens over nieuwnieuw-komers een-voudiger te kunnen ontsluiten, pleiten de onder-zoekers daarnaast voor de invoering van een infor-matietype "nieuwkomer".
Op zeer korte termijn zal ik de onderzoeksresulta-ten en aanbevelingen onder de aandacht brengen van de Vlaamse minister bevoegd voor het statis-t i e k e n b e l e i d , mestatis-t de dringende vraag om de nodige stappen te ondernemen om het statistiekenbeleid ten aanzien van nieuwkomers te optimaliseren. Verkenning van de trekkende beroepsbevolking Gezien de geringe kennis bij de overheid over de trekkende beroepsbevolking (binnenschippers, foorreizigers en circuslui), heb ik eind 1999 op-dracht gegeven tot het doorvoeren van een verken-nend en kwalitatief onderzoek naar de leefwereld van de trekkende beroepsbevolking. Dit onder-zoek werd eind 2000 afgerond.
Het onderzoeksrapport reikt een aantal basisgege-vens aan over het trekkend beroep (trekpatronen en andere beroepskenmerken), het onderling soci-aal netwerk van de drie beroepsgroepen en hun l e e f w e r e l d , en toestanden en processen van sociale uitsluiting.
De onderzoeksresultaten zullen mede toelaten het beleid naar de trekkende beroepsgroepen de ko-mende jaren te verdiepen. Waar nodig en relevant zal hierbij ook oog zijn voor de vraag naar een ade-quater verzamelen, ontsluiten en doorgeven van statistische gegevens.
S t a t i s t i s ch vatten van de overige doelgroepen van het minderhedenbeleid
In de jaarrapporten van ICEM wordt een inspan-ning gedaan om cijfergegevens te verstrekken over de aanwezigheid van de andere doelgroepen van het minderhedenbeleid, met name de woonwagen-bevolking en de mensen zonder wettig verblijf. B i j het verzamelen van deze gegevens wordt nauw sa-mengewerkt met het werkveld. Voor deze doel-groepen blijken terreinkennis en nauwe betrok-kenheid op de doelgroep immers een geschikte manier te zijn om nuttige – kwantitatieve zowel als kwalitatieve – informatie te verkrijgen.
Wat specifiek de woonwagenbevolking betreft, moet er bijvoorbeeld rekening mee worden gehou-den dat deze mensen, gegeven de ervaringen in Wereldoorlog II, niet willen geregistreerd of geteld w o r d e n . Bovendien is er geen vaste maatstaf om te bepalen of iemand als voyageur, Manoesj of Rom
moet worden getypeerd. Tellingen van het Wo o n-wagenwerk geven wel een goede indicatie van het aantal woonwagenbewoners.