Vraag nr. 39
van 15 februari 2001
van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN Tewerkstelling 50-plussers – Maatregelen
Onlangs gaf Europa enkele concrete voorbeelden van Europese doelstellingen die België voorlopig nog niet realiseert.
Ons land heeft bijvoorbeeld een pakket maatrege-len uitgewerkt die het aantal werkende 50- tot 64-jarigen moet verhogen. Het is natuurlijk de vraag of de geplande bijsturingen zullen volstaan om de trend om te buigen en om, als men tot de Europese kopgroep wil behoren, een half miljoen werkne-mers uit die leeftijdsgroepen opnieuw aan het werk te zetten.
Welke stappen werden hiertoe reeds ondernomen ?
Antwoord
De werkzaamheidsgraad bij ouderen ligt in België-Vlaanderen inderdaad erg laag. Slechts één op drie van de 50-plussers werkt op dit moment. Va n d a a r dat mijn beleid erop gericht is om de vervroegde uitstoot van oudere werknemers tegen te gaan. A n-derzijds beoog ik een grotere inschakeling van ou-dere werkzoekenden. Dit moet worden versterkt door de federale overheid in het kader van de werkgelegenheidsakkoorden 2001-2002.
Conform de eigen bevoegdheden voert het V l a a m s Gewest inzake actief ouder worden vooral een be-leid om het voor oudere werknemers aantrekkelijk te maken om te blijven werken, en om het voor werkgevers aantrekkelijk te maken oudere werk-zoekenden in dienst te nemen.
Zo wordt een peterschapspremie (10.000 frank of 250 €) uitgereikt aan werkgevers die een werkne-mer ouder dan 45 jaar inzetten voor de begeleiding van jonge werknemers. In 2000 werd voor een be-drag van 4,5 miljoen frank (112.000 €) aan peter-schapspremies uitgereikt.
Het beperkte succes van specieke toeleidingsacties gericht op werkzoekenden ouder dan 45 jaar – voor meer dan vijfduizend uitgenodigde oudere werkzoekenden werden slechts een twintigtal plaatsingen gerealiseerd – wijst op de vaak com-plexe situatie van oudere werkzoekenden. D e groep niet onmiddellijk bemiddelbare oudere werkzoekenden kan door de trajectbegeleider wor-den doorverwezen naar de activerings- en
motive-ringsmodule "45-plus-punt". Hier probeert men via informatie, groepsdiscussie en ervaringsuitwis-seling twijfels weg te nemen, en op deze manier een gunstige voedingsbodem te creëren om op-nieuw aansluiting te vinden bij de arbeidsmarkt. Een belangrijk Vlaams beleidsspoor inzake actief ouder worden zijn de landingsbanen voor oudere w e r k n e m e r s. In dit verband kan worden verwezen naar de volgende maatregelen.
1. Werknemers van 50 jaar of ouder die overstap-pen naar een deeltijdse arbeidsregeling ontvan-gen naast de verhoogde RVA - v e r g o e d i n g, d a a r-b o v e n o p, gedurende maximaal twee jaar, d e Vlaamse aanmoedigingspremie ten belope van 2.000 of 3.000 frank (bruto) per maand, a f h a n-kelijk van het type loopbaanonderbreking ( RVA : Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening – red.).
2. Aan de werknemer tewerkgesteld in de V l a a m-se socialprofitm-sector, in een beschutte werk-plaats of in een sociale werkwerk-plaats kan een aan-moedigingspremie worden toegekend indien hij zijn loopbaan gedeeltelijk onderbreekt vanaf de leeftijd van 50 jaar in het kader van de in het akkoord opgenomen landingsbanen.
Eenmaal het recht op een aanmoedigingspre-mie in het kader van de landingsbanen wordt t o e g e k e n d , blijft dit recht behouden tot wan-neer de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd bereikt.
Deze premie varieert van 5.000 tot 15.000 frank (bruto) per maand.
3. In het kader van de sectorale werkgelegen-heidsakkoorden 2001-2002 wordt momenteel een stelsel van Vlaamse aanmoedigingspremies uitgewerkt dat is gebaseerd op vijf pijlers. Eén van die pijlers is het "landingsbanenkre-diet" of "eindeloopbaankre"landingsbanenkre-diet", dat bestaat in de toekenning van een forfaitaire premie van 2.000 frank (bruto) per maand bovenop de fe-derale uitkering voor werknemers van 50 jaar en ouder die halftijds uittreden (via loopbaan-o n d e r b r e k i n g ) . Deze premie wloopbaan-ordt, zloopbaan-oals de fe-derale uitkering, verleend totdat de betrokken werknemer hetzij het werk voltijds hervat, h e t z i j volledig uittreedt.
uit-t r e d i n g, een geleidelijke uiuit-tuit-treding uiuit-t de ar-beidsmarkt aanmoedigt.
Deze regeling maakt momenteel het voorwerp uit van sectoraal overleg.
4. Leeftijdsbewust personeelsbeleid
Het beleid dat wordt gevoerd, moet zich zowel richten naar de vraag- als naar de aanbodzijde. Dit betekent dat de aandacht gaat naar het sti-muleren van loopbaanontwikkeling, o p l e i d i n-gen voor oudere werknemers en werkzoeken-den, deeltijds werken voor ouderen, ...
Er dient een algemeen HRM-beleid te worden gevoerd met een speciale focus op de diverse groepen en inzetbaarheid van zowel jong als o u d . ( H R M : human resources management – red.)
Hiervoor werd het proces van Trivisi opgestart. 5. Peterschapsformule bij koppeling start- en
lan-dingsbaan
Binnen de startbanen werd dit geconcretiseerd door een extra peterschapspremie toe te ken-nen van 10.000 frank wanneer men bij het in-schakelen van een jongere via IBO een beroep doet op een 45plusser (IBO : individuele be -roepsopleiding in de onderneming – red.). Vo o r deze peters heeft de Vlaamse Dienst voor A r-beidsbemiddeling en Beroepsopleiding even-eens een vormingsmodule "Coaching IBO-cur-sisten" uitgewerkt. De peters en meters kunnen gratis deelnemen aan een specifieke vorming van twee dagen die hen voorbereidt op hun nieuwe rol.
In 2001 werd hiervoor een budget vastgelegd (10.000.000 frank).
6. Andere initiatieven
In de convenants afgesloten met de sectoren worden afspraken opgenomen om de participa-tie van ouderen te verhogen. In het kader van het Vlaams werkgelegenheidsbeleid werden een tachtigtal consulenten toegekend aan de sociale partners die de bedrijven dienen te sensibilise-ren en te helpen bij een leeftijdsbewust perso-neelsbeleid.
Ook dient de aandacht te worden gevestigd op het Vlaams initiatief voor de oprichting van een H e r p l a a t s i n g s f o n d s, bedoeld om die personen te
reïntegreren die na een faillissement werkloos zijn geworden.
Verder kan nog melding worden gemaakt van de nieuwe mogelijkheden voor werkgelegenheid in de dienstensectoren en van de uitbouw van lokale w e r k w i n k e l s, waar iedereen terechtkan, o n g e a c h t zijn leeftijd, voor een volwaardige dienstverlening naar de arbeidsmarkt toe.
De Vlaamse regering besliste om in 2000 te starten met 35 werkwinkels en maakte hiervoor een bud-get vrij van 245 miljoen frank (6 miljoen €) . Ve l e van deze lokale werkwinkels hebben inmiddels hun deuren geopend, een aantal plannen hun ope-ning in het voorjaar van 2001. Momenteel wordt er gewerkt aan een volledig implementatieplan 2001-2 0 0 4 , waarbij heel Vlaanderen zal worden voorzien van lokale werkwinkels. Voor 2001 werd reeds een budget van 245 miljoen frank (6 miljoen €) uitge-trokken voor nieuwe lokale werkwinkels, a a n v u l-lend op de recurrente subsidie van de bestaande werkwinkels.
De basisdienstverlening voor werkzoekenden wordt in de lokale werkwinkels gekoppeld aan de uitbouw van een nieuwe dienstenwerkgelegenheid (onder regie van de lokale overheid) die tegemoet-komt aan nieuwe maatschappelijke behoeften. H e t betreft steeds diensten die zowel een nabijheidsas-pect als een zorgasnabijheidsas-pect inhouden. Met de federale overheid werd onderhandeld om een instrument te creëren om de groeiende vraag naar een aantal van deze "nieuwe" diensten te solvabiliseren. In een voorontwerp van federale wet werd het instrument van dienstencheques ontwikkeld. Vlaanderen zal hiervoor ongeveer 550 miljoen (13,6 miljoen €) uittrekken in 2001, wat wordt verdubbeld met de federale inbreng. Via een groeiscenario wordt ge-mikt op een duizendtal nieuwe arbeidsplaatsen. Enkel erkende ondernemingen die volwaardige ar-beidscontracten aanbieden, zullen hiervoor in aan-merking komen. De erkenning van de ondernemin-gen zal gebeuren door de gewesten, die hiervoor erkenningscriteria zullen ontwikkelen op het vlak van kwaliteit en toegankelijkheid van de dienstver-l e n i n g, een goed personeedienstver-lsbedienstver-leid en aanwerving van kansengroepen.
fe-derale aangelegenheid, waarvoor Vlaanderen dus niet bevoegd is.