• No results found

KOFFIE, THEE EN TABAK

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "KOFFIE, THEE EN TABAK"

Copied!
118
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

KOFFIE, THEE EN TABAK

D E

tentoonstelling ,,Koffie, thee en tabak" door ons als jubi- leumexpositie in mei van dit jaar gehouden, was niet alleen om deze genotmiddelen op hun plaats in het huiselijk leven te belichten. Meer nog vonden wij het bewerken van koffie, thee en tabak meer speciaal in Roosendaal en omgeving een van ouds bekende plaatselijke nijverheid. In de tentoonstellingsgids schreef ik, dat ik hoopte deze bedrijfstak

-

voornamelijk de tabaksverwerking- nog uitvoerig te belichten 1).

Koffie, thee en tabak werden in een adem genoemd, als nauw met elkaar verbonden genotmiddelen, welke in dezelfde winkel werden verkocht: de koffiebranders handelden meestal ook in thee en in tabaks- producten. Dit laatste was het voornaamste en de herinnering aan de belangrijke sigarenindustrie is nog zeer levend in Roosendaal.

Over koffie en thee behoef ik geen uitvoerige historische mededelingen te geven. Wij moeten evenwel vooraf begrenzingen aanduiden van de tijd, waarin zich dit alles afspeelde: de sigarenindustrie voor zover deze als handnijverheid werd beoefend is thans grotendeels verdwenen en het fijne dekblad vervangen door prachtig -met nervatuur en al- nagedrukt papier. De opkomst in West-Europa in de 17e eeuw ligt voor koffie en thee gelijktijdig, echter voor tabak een eeuw vroeger. Ik ga hier niet uitvoerig in op de ,,ontdekking9' ervan door europese reizigers, die deze genotmiddelen het eerst beschreven hebben.

Vooreerst de koffie, een extract van gebrande koffiebonen, dat in het Nabije Oosten al lang in gebruik was voordat Leonard Rauwulf dit in zijn reisverslag in 1583 schreef 2). Samuel Pepys, de bekende engelse dagboekschrijver, waarvan ik citeerde hoe hij in 1664 noteerde: ,,lk dronk bij mylady een kop slecht gezette koffie met wat suiker erin

..."

2).

Eerst als medicijn, dan vlug als gezelschapsdrank veroverde zij na 1660 West- en Zuid-Europa. Wat die suiker betreft merken anderen op dat de turkse gezant aan het hof van Lodewijk XIV, Soliman in 1669, als eerste tegen de gewoonte in suiker bij koffie presenteerde

...

men was in Frankrijk dus

5

jaar achter volgens mijn citaat 3).

In kleine plaatselijke branderijen werden koffiebonen geroosterd en ongemalen verkocht aan de huisvrouwen, voor wie de koffiemolen een veelgebruikt artikel was: aan het krakend geluid van het koffiemalen en de vrijkomende geur hebben wij allen nog we1 herinneringen. Koffie werd in oorlogstijd door stagnatie in de aanvoer van het product, erg duur, maar was iets waar men veel voor over had, als men allerlei

(2)

Sigarenmakers gereedschap: 2 rollers, klein, mes, schaartje, sigaren vorm- plank, tabaksblad en sigaren (Museum Ghulden Roos).

(3)

surrogaten niet wilde drinken. Veel vroeger dan thee, is koffie een volksdrank geworden, die in de leefcultuur echte veranderingen bracht.

Ik denk daarbij aan het ontstaan van de ,,koffiehuizen, de cafC's" in alle west-europese steden vanaf

f

1640 (de eerste koffie werd per schip in Amsterdam in 1637 aangevoerd). Rond 1700 was het aantal cafe's sterk gegroeid.

lnternationale bekendheid had CafC Precope in Parijs. In Rome bestaat het CafC Creco al twee eeuwen en CafC ,,Florian" in Venetiii werd gesticht in 1800.

Men mag de invloed van de koffiehuizen op de leefcultuur van die tijd niet onderschatten. ledereen kwam er met iedereen in gesprek: men kwam er niet alleen koffie drinken, maar praten en lezen en politiek ,,bedrijvenW. In feite zijn die cafii's broedplaatsen geweest van nieuwe ideeen, waar revoluties werden voorbereid. Daar werden vrijzinnige inzichten tegen verouderde riigimes besproken door de burgerij, die onder het genot van koffie en tabak, helder en scherpzinnig redetwistte.

Ceenszins was het een troep half-dronken, suffe figuren uit de 17e eeuwse herbergen. Bekijk de schilderijen van A. Brouwer, Gerard Dou, Teniers en Dusart maar eens g o d . 4).

Koffiedrinkers zijn wij altijd gebleven: hoe midelijker men komt hoe meer, maar het koffiegebruik van onze zuiderburen hebben wij toch niet overtroffen 5). Ik schreef eerder over de brieven van de hollandse schutter Piet Costerus, die gedurende de Tiendaagse Veldtocht (1831) in Roosendaal gelegerd was. Wat schreef hij eens naar huis

...

,,Een

rijkelijk ontbijt met koffie, zo lekker als men ze schaars in Holland drinkt

...".

Bravo Roosendaal en een pluim voor onze koffiebranderijen

9-

Over thee als volksdrank kunnen wij als inleiding hier wat minder uitvoerig zijn. Er is weinig tijdsverschil tussen de tijdstippen waarop koffie en thee in Europa bekend werden. Thee werd door contact van zeelieden met de kusten van China ,,ontdektH en in het jaar 1610 -de laatste regeringstijd van keizer Wan-Li -als de scheepvaart op China door de hollanders een ruime vlucht nam, in Amsterdam aangevoerd.

Eerst zoals gebruikelijk als medicijn beschouwd en door sommigen hoofdschuddend geaccepteerd, werd thee spoedig alom gedronken- In 1 6 7 8 schreef dokter Cornelis Bontekoe zijn tractaat van het ,,Excel- lentste kruyd Thee". Toen werden er als retourvracht met het product a1 erg omvangrijk porceleinen theegerief hier geimporteerd. Thee is nooit zo populair geworden als koffie; men moet dan we1 een uitzondering maken voor Engeland en alle gebieden met een engelse cultuur. Thee was duurder en bleef lang in de hogere klassen een exclusief genot-

(4)

Oud handelsmerk v.d.

fa. v.d. Biggelaar

(5)

middel. Mogelijk dat het Continentale Stelsel onder Napoleon (1810- 1 8 15) van invloed is geweest: koffie was toen alleen klandestien ver- krijgbaar. Thee werd in die tijd in Noord-Duitsland uit China over landwegen via Rusland

-

dat was een land van theedrinkers

-

en zo

wellicht ook naar ons land aangevoerd. De grote theernarkt werd Londen en nog op de huidige dag omringen de theepakkers dit product met allerlei engelse namen en leuzen. Uit de engelse leefwijze is thee3 zelfs niet weg te denken. Cei'mporteerde thee heeft weinig behandeling nodig en wordt alleen gesorteerd en gemelangeerd in pakjes verkocht.

Het smaakverschil tussen de talrijke soorten is men zich voornamelijk in Engeland goed bewust en de ,,blended teas" speciaal gemengd en op smaak gebracht, vinden daar veel aftrek.

De mornin&tea op bed geserveerd- of tegenwoordig met de gereed- staande ingredienten zelf gezet- behoren tot de prettige zaken van een goed engels hotel.

Men mag bedenken hoeveel nieuw serviesgoed sedert het eerste koffie- en theegebruik werd ingevoerd. De dunwandige porseleinen kopjes met de in China oorspronkelijk onbekende schoteltjes; de theepotten in porselein, aardewerk, zilver en voor de eenvoudige burgers in tin: de suikerbusjes, bakjes en potjes, melkkannen in zilver of porselein en dat alles in ontelbare dessins en stijlvormen hebben de stoot gegeven tot de ontwikkeling van de ceramiek- en de zilversmidsateliers. Van dit alles waren talrijke voorbeelden op onze expositie te zien. Zeer mooie exem- plaren kregen wij in bruikleen van het museum van Douwe Egberts te Utrecht.

De invloed van de tabak op onze leefcultuur is anders geweest. Het is wellicht goed te memoreren dat tegen het rookgenot al bij de allereerste kennismaking in de 16e eeuw met dood en verderf werd gewaarschuwd;

dat vervolgens zo'n vier eeuwen lang niets dan lof over tabak werd verteld en dat sedert een heel recent verleden de gevaren voor de gezondheid van de rokersmassa weer breed wordt uitgemeten. Met boeken en geschriften over de tabak kan men gemakkelijk een flinke bibliotheek vullen. Daarorn gaan wij hier voorbij aan de onduidelijke kennismaking, tijdens de reis van Columbus in 1492 met inboorlingen, die rook inademden via smeulende bladeren; aan de eerste import van tabak via de franse gezant te Lissabon, Jean Nicot, of aan de rol door Walter Raleigh en Ralph Lane gespeeld met import van tabak uit Virginia. Van meer belang lijkt mij te beantwoorden wat die inboor- lingen rookten, toen de Spaanse schepen op 12 october 1492 op Guanahani landden 7). Ik zou willen weten van welke plant die opge- rolde bladeren afkomstig waren, temeer orndat de 16e eeuwse spaanse

(6)

schrijvers, die melding rnaken van roken: Hernandez de Toledo, Fray Romano Pane, Juan de Crisalves en anderen daar weinig over zeggen.

Ik wil dat niet breedvoerig bespreken want de naam ,,tabak" kwarn eerst later in gebruik. De oudste afbeeldingen van de plant in de herbaria van nederlandse auteurs zijn onduidelijk en werd

,

,petumv genoemd. Zo gaf Rembert Dodonaeus, in zijn Cruyd Boeck (editie Leiden, 1608) een afbeelding van ,,Taback oft Petum" (Bilsencruyt van Peru) maar laat ons twijfelen, omdat hij het gevaarlijke bilzenkruid verwarde met de later nicotiana genoemde plant. Alle oude beschrijvingen van rnedici- nale aard wijzen op vergiftigingsverschijnselen bij tabakrokers. Zouden al die boeren- en herbergschnes op de talrijke schilderijen der 1 7 e eeuw ons genieters laten zien, of slachtoffers van d e zware, slecht gefermen- teerde en giftige tabak?

,,Taback rnaakt de mensen slaperig, crancksinnig ende s o van hersenen gestelt of ontstelt, alsof hij droncken waer

..."

leert ons Dodonaeus 8 ) .

Tachtig jaar later schreef men in De Verstandige Hovenier in 1 6 8 7

,,...

ende den roock int lichaem comende, werpt de maeg om ende maeckt den buyck heel 10s met grote ontroeringhe van't geheel lichaem

..."

9).

Veel dergelijke beschrijvingen kan men vinden en dat doet ons ver- moeden dat de toenmalige tabak bepaald anders was dan hetgeen wij nu roken. Wij hebben hier uitsluitend te weten, dat d e tabak -gerookt in stenen pijpen- in ons land vanuit Spanje, of meer waarschijnlijk via de engelse havensteden, niet v66r 1 6 0 0 algemeen was. Dodonaeus doet het voorkomen, alsof roken in zijn tijd nog maar pas in gebruik was. In Engeland werd er in of rond 1 5 9 0 al gerookt en twaalf jaar later noemde men er de rokers ,,tabaconistsn 10). W a t tabak z o interessant maakt is het feit, dat dit gewas a1 vroeg in ons land gekweekt werd en het eerst rond Amersfoort in 1 6 1 5. Er groeide geleidelijk een inheemse tabaks- cultuur, waartoe men zaad uit Noord-Amerika betrok '1). In de tweede helft der vorige eeuw was zij grotendeels verdwenen.

O u d Handelsmerk van de fa. v.d. Biggelaar

(7)

Tot nu toe werd door ons alleen pijptabak bedoeld, want eerst na 1830 kwam in ons land het roken van sigaren in gebmik: sigarenrokers kregen al spoedig de overhand en zo werd een nijverheid van grote betekenis geboren 12). lmmers de sigaar vraagt om handwerk, om kundige sigarenmakers en zo vonden duizenden werkers een emplooi.

De sigaar is dus van economisch belang e n dat roept de vraag op:

wanneer is zij populair geworden?

ik heb een notitie van het bestaan in Hamburg van een sigarenfabriek van Schlottmann in 1788 en dat lijkt mij bijzonder vroeg. In ons land kwam de vraag naar sigaren eerst rond 1840. In 1847 wordt de oudste fabrikant van sigaren de Fa.

J.C.

Boele te Kampen genoemd. Wolf geeft enkele statistische cijfers voor het jaar 1867: Amsterdam telde toen 62 tabaks- en sigarenfabrieken met samen 1 190 arbeiders. Er zijn dan in Kampen 775 en in Noordbrabant 1330 arbeiders in deze nijverheid werkzaam 13).

Het vervaardigen van sigaren vraagt niet alleen degelijk handwerk maar stimuleerde in hoge mate de teelt van fijnere kwaliteit tabak. Rond 1860 begon het voormalige Ned. Indi'k uitstekende tabak te exporteren:

de bekende Deli-Maatschappij werd opgericht in 1869 en Sumatra ging vooraan. Na een temgval kwam een tweede opbloei na 1896. Topjaren voor d e indische tabak waren volgens het jaarboek van de fa. Denz, 1907-1 91 0. Blijft nog te vermelden, dat de hoogst gewaardeerde tabak uit Cuba kwam en nu nog komt en dat de spaanse sfeer met de opschriften van sigarenkistjes behouden bleef. Onder al die ,,Flor fina", ,,exquisitosV en al die ,,garantizados" gaan heel wat leugentjes schuil.

Wie over sigaren wat meer wil weten leze de ,,Zigarren Brevier" van de bekende Zino Davidoff, de connaisseur van havana-sigaren 14).

DE ROOSENDAALSE SIGAREN- EN TABAKSINDUSTRIE

Wie de geschiedenis van de tabaksindustrie wil onderzoeken zal gebruik moeten maken van de schaarse gegevens, welke door anderen verza- meld werden. Ik zou dit dan ook niet kunnen zonder de recente -maar niet gepubliceerde- studie te benutten van de Heer R. Hoppenbrouwers:

,,Geschiedenis van de tabaksindustrie in Roosendaal" 15). Ik dank hem voor de bereidwilligheid en ik hoop door eigen onderzoek iets te kunnen bijvoegen, zodat een afgerond geheel ontstaat van deze snel ontwik- kelde

-

maar helaas vrij kortstondige

-

bedrijvigheid in Roosendaal. De verdwenen familiebedrijven lieten erg weinig documenten na.

Mijn eerste vraag was, welke aanleiding er geweest is, om in en om Roosendaal

-

ik denk daarbij aan Essen

-

vrij plotseling een tabaks

-

en meer nog een sigarenindustrie in het leven te roepen. Er is nimmer van

(8)
(9)

enige tabaksteelt bij de landbouwers in de omtrek sprake geweest.

Eigenaardig is ook de vrijwel gelijktijdige opkomst van kleine bedrijfjes samen met de ontplooiing van het spoorwegverkeer. Wij dienen daarbij een samenhang te zoeken, want er werken immer mMr factoren samen om economische opbloei te doen ontstaan. En dat is dus ook hier het geval geweest. Stimuleerde het nu gemakkelijk bereikbare Antwer- pen deze opbloei?

In 1850 werd een heer J.F. Hosselet als tabakskerver genoemd: in 1860 treffen wij de heer

J.

van Rozendaal als eigenaar van een sigaren- fabriek te Essen aan. In de lijst van de Ambachten etc. v. Roosendaal uit 1859 vinden wij hier in onze stad

5

tabakskerverijen met 6 werklui vermeld: bemerking erbij: ,,de toestand is matig". In het jaar 1870 trachtte de heer Francois Craen uit Antwerpen, een tabaksfabriek op te richten: echter zonder direct succes schrijft Hoppenbrouwers. Er is dus aanleiding om de oprichting van deze nijverheid te zoeken bij Belgische ondernemers, die hier in d e plattelandsomgeving werklui wisten te vinden, die hun armoedig en werkeloos bestaan wilden ruilen voor het beroep van sigarenmaker en eenmaal een aantal vaklui aanwezig, kwamen andere tabaksfabrieken naar Roosendaal om er geschoolde sigarenmakers voor nieuwe bedrijven te zoeken. Mijn informaties wij- Zen erop dat de in Roosendaal vervaardigde sigaren we1 naar Antwerpen werden verkocht, maar dat de nodige tabak altijd in Rotter- dam en Amsterdam werd betrokken. Rond de eeuwwisseling is de ontwikkeling voltooid te achten. De sigarenmakers, die eerst nog thuis- werkers waren gingen meer en meer in de fabrieken werken tegen stukloon. De productie werd dan meer rationeel aangepakt: er komen machines en wij vernemen van het gebruik van stoommachines. In 1871 werkte hier een fabriek met een stoomketel, volgens de Lijst van Fabrieksnijverheid en Ambachten van onze stad '7). Geleidelijk moet de groei hebben plaatsgevonden vanuit familiebedrijfjes, winkeliers en grossiers. In 1820 begon Cornelis Laane zijn zaak in koffie- en thee op de markt in het huis genaamd ,,de Bijl" 16) en omstreeks dezelfde tijd had de familie van den Biggelaar in de Raadhuisstraat een grossierderij.

Zo ontstond de.eenheid: Koffie-thee-tabak vanuit het gewone winkelbe- drijf, de bakermat van alle thans zeer grote koffie- thee- en tabaksfa- brieken in ons land. Om de juiste proporties te vinden is de eerderge- noemde Lijst der Fabrieken van 1905 nuttig. Men telt dan:

Sigarenfabriek van Cebrs. van Wely: 2 6 mannen, 8 vrouwen,

5

jon- gens en meisjes.

Sigarenfabriek B.A. Ciltay: 8 mannen en

3

jongens.

Sigarenfabriek van E. Martin: 9 mannen,

5

vrouwen en

4

meisjes.

Tabakskerverij van H.J. Laane: 12 mannen.

(10)

Tabakskerverij van Wed.

P.J.

Segers: 2 mannen (er is 1 stoomketel).

Tabakskerverij van A. v.d. Biggelaar: 20 mannen (er is 1 stoomketel).

Drie jaar later is daar bijgekornen een tabaksstripperij van J.A. de Hartog, uit Lede (W. Vlaanderen) en omstreeks 1904 moet de kleine sigarenfabriek van M. van Eyndhoven dateren. Ik heb geen documen- tatie kunnen vinden over deze en andere bedrijven, waarvan er voor 1910 a1 verdwenen waren. Als kleine jongen herinner ik rnij een fabrieksschoorsteen waar in grote letters ,,San Andres" op stond, ergens in de buurt van het oude Oranjeplein.

Het bedrijf van Johannes Adrianus Laane Cz. de zoon van de eerder genoemde Cornelis Laane, gelegen aan de oude rnarkt, vooral koffie- branderij kwam in handen van diens zoon Henri Laane en bij diens dood in 1922 werd de leiding overgenornen door diens zoons Louis en Henri Laane, die als uitbreiding van het bedrijf zich voor de sigarenproductie hadden geinteresseerd. Een hevige brand verwoestte in juni 1930 de gebouwen achter de Markt ' 6 ) . In 193 1 werd in de H.G. Dirckxsstraat een grotere nieuwe fabriek gebouwd en stichtte men de N.V. Sigarillos- fabriek waarbij de naam ,,Hudsonv werd gekocht van het bedrijf ,,Jasneva9' uit Valkenswaard. Ik moet hier corrigeren, dat de Fa. Laane ooit geannexeerd werd door de KVW-fabriek: dit is onjuist naar ik nu uit correspondentie met de Heer

H.

Laane vernarn. In 1931 lieten zij sigaren maken door Arnouts te Zundert, maar verzorgden verpakking en distributie hier in Roosendaal. Bij het uitbreken van 2e wereldoorlog werkte men bij Laane met 620 rnensen en maakte er een productie van 1.000.000 sigaren per week. De fabrikatie eindigde rond 1945, toen de fabrieksgebouwen werden verkocht aan de bekende Willem 11 maar er werd niets rneer in Roosendaal geproduceerd.

Ik wil nog verrnelden dat de koffiebranderijen hier omstreeks 19 10 wegens de invoering van de accijns, buiten de grens te Essen fabrieken oprichtten. Laane en v.d. Biggelaar deden dit bijna gelijktijdig, terwijl de Gebr. van Wely (KVW) in Nispen en in Wemhout produceerden.

De koffiebranderij en tabaksfabriek A. van den Biggelaar & Co., gelegen in de Raadhuisstraat en de vroegere Kerkstraat is voortge- komen uit een farniliebedrijf: grutterij, welke uit circa 181

5

dateert en in

1884 als koffie en tabaksbedrijf was aan te merken. Een familielid uit Breda, waar een Fa. v.d. Biggelaar in de tabaksbranche werkzaam was had de leiding na de dood van de Heer A. v.d. Biggelaar. In 1952 kocht de heer L. Raaymakers het bedrijf van diens erfgenamen. Nu ultimo 1982 diens zoon, A. Raaymakers de besloten vennootschap over droeg aan de heer G. Hillbrand, is het rnij nog niet bekend of de oude naam zal gehandhaafd blijven. In 1964 woedde een brand in de fabrieksgebou-

(11)
(12)

wen. Men schatte het personeelsbestand als tussen 25 en

35

personen.

De productie buiten de koffie heeft als shagtabak onder de naam ,,UnieV en ,,Judo" een bekende klank gehad.

De gegevens over de verdwenen fabrieken van Ciltay en van Ernest Martin ontbreken geheel en het is mij onbekend hoe de sigarenfabricatie eindigde.

De geschiedenis van de Karel v. Wely's tabaks- en meer nog sigarenin- dustrie is vangt aan in d e laatste helft van de vorige eeuw. De oude gebouwen in de Kloosterstraat hebben nog tot na 1918 als woonhuis annex tabaksfabriek gediend, want in dat jaar werd een nieuw complex in de Ludwigstraat betrokken. Bij een brand in 1947 ging er veel oude documentatie verloren. Een paar jaar later richtte men een grotere nieuwe fabriek op in de Badhuisstraat, waar men zich op de totale vervaardiging van sigaren en de verpakking toelegde. De besloten structuur ener familievennootschap maakt het zonder documentatie zeer moeilijk meer informatie te geven dan dat de eigenaar Karel van Wely geassocieerd was met de heer Melchers uit Schiedam, dat de zoons Willem, Cuust- en Walter van Wely het bedrijf hebben voortge- zet met deelneming van de heren Loots, Weijters en Crosveld. In de bloeiperiode bedroeg het personeelsbestand meer dan 600 personen en vormde de KVW het grootste Roosendaals tabaksbedrijf. De ,,CubaantjesV waren atom bekend. In de laatste jaren werkte men er voor Mignot & De Blok, de bekende fabrikanten van de Willem

I1

sigaren, maar in december 1 9 7 3 is de fabriek geliquideerd en zijn de gebouwen verkocht aan de fa. Wennekers.

Een oud Roosendaals bedrijf, dat van

P.J.

Segers in de Raadhuisstraat.

Opgericht in 1896 en na diens overlijden voortgezet onder de naam Wed.

P.

Segers en dan van vader op zoon tot op de huidige dag. De naam Segers is een begrip geworden bij de kenners van tabak en sigaren, al is de productie voornamelijk shagtabak: de gemodemiseerde winkel, uitstekend gesorteerd, blijft op de oude standplaats, maar het tabaksbedrijf gaat eerlang verhuizen naar de Nucleonweg 18). De eigenaar de heer Ant. Segers ziet de toekomst dus helemaal niet somber in en zo gaat dit kleine bedrijf

-

nadat alle grotere sigaren en tabaksfa- brieken te Roosendaal verdwenen zijn met succes verder.

Blijft mij nog mede te delen, waarom ik de opkomst van de sigaret hier buiten beschouwing laat. De opkomst van de geheel machinaal gemaakte sigaretten betekende de doodsteek voor alle genoemde klei- nere bedrijven. De buitenlandse concurrentie werd aanzienlijk en tegenwoordig hoort men alleen van fusies en van opslokken door enorme buitenlandse tabaksconcerns. De grote investeringen voor een volkomen machinale productie en voor een geweldig reclameapparaat

(13)
(14)

konden niet meer worden opgebracht door de eertijds particuliere fabrieken. Dit is het summier overzicht van een bedrijfstak, welke in Roosendaal tot aanzienlijke bloei kwam en die nu bijna is verdwenen.

Met de in ons museum gehouden expositie deden wij een poging een en ander te illustreren. Al doende kregen wij er echt plezier in om ons in het product ,,tabak" in te werken.

R.J.

van Hasselt

VOETNOTEN

1) ,,Koffie, Thee, en Tabak", expositie mei 1982. De Ghulden Roos.

2) Leonard Rauwolff: Aigentiliche besehreibung d e r Raisz etc. Laugingen. 1582-83.

cfr.ook. Sam.Pepys, Diary, d.d. 1664,30 maart, vert. d. J. Mollema, Haarlem, 1948.

3 ) cfr. C. Schiedlansky: Thee, Kaffee, Schokolade, Munchen 1961.

4 ) C . SCHOTEL, H e t maatsehappelijk leven onzer vaderen, Leiden, hfd. I1 p.25 De Tabagie. F. FIEDEMANN, Geachichte d e s Tabaks und Ahnlichen C e n u ~ m i t t e l , Frankfurt 1854. passim: en Ant. Car& I1 Caffh nella storia e nell'arte, Milano, 1981.

5) Volgens recente cijfers: Statistiek: De Telegraaf 12.6.1981: Wat Nederland dronk: 4 kopjes koffie per dag per hoofd (in 1980 was dit 5 koppen p.d.p.p.). Thee en koffie voorzien in een levensbehoefte voor 88% der ondervraagden.

6 ) R. v. Hasselt, Herinneringen uit N.Brabant gedurende d e Belgisehe Opstand 1830- 1835; in Jaarboek 1975; De Ghulden Roos, p.88 e.v.

7) Voor een juiste maar populaire geschiedenis van de tabak zie: G. Brongers, Nicotiana Tabacum, Amsterdam, 1964.p. 1 5 e.v.

8 ) R. Dodonaeus(l516-1585) de oudste editie van zijn Cruydeboeck is Antwerpen 1554. Ik benutte de editie v. Ravelingen, Leiden, 1608. Boek XIV, a h . p. 805.

9 ) J. v.d. CROEN en 0. Nijlant: Het vermakelijck lantleven, ( l e ed. Brussel, 1678, k h r i j v i n g h e van d e u y t l a n t ~ h e G e w a a e n , p-92 ed. 1 7 1 1-1 72 1

10) Het boek ,,Tabacconists Uitg. Londen (T.Eate for Thomas Busbell), 1602. Zie ook: jac.

WOLF: D e tabak e n d e Tabaksfabrikanten, Ned.bew.d.S.C. Bertram, Leiden 1 9 1 3 (met veel documentatie). Ik denk ook aan het lied: ,,Tabacco like love" van Tobias Hume, uit diens Musical humours, uitgegeven in 1605.

11) H. Blink in: Tijdsehrift voor Wconomiache Ceografie, jg. 1912.

12) Cfr-C.BRONCERS O.C. passim en G. BOSE, Im blauen Dunst, ein Kulturgeachichte d e s Rauchens, Stuttgart, 1957, passim.

13) Jac. WOLF; De tabak etc. O.C.

14) Zino DAVIDOFF, Zigarren Brevier Wien, 1967. Literatuurlijst bij G. BOSE, O.C. enC.

BRONCERS, O.C.

15) R. Hoppenbrouwers, hs. Gesehiedenis v.d. tabaksindustrie in Roosendaal, 198018 1.

Niet gepubliceerd. passim.

16) Mededeling door de heer Henri Laane, te Amsterdam.

17) C.A. Roosendaal, lijsten van Fabrieksnijverheid en Ambachten. en J. THEUNISSE, art.

in Jaarboek. Ghulden Roos, 28, 1968. p.65.

1 8 ) Verslag v.d. Kamer v. Koophandel en Fabrieken, Breda: De cijfers over de jaren 1936- 1939 tonen een geleidelijke teruggang van de in de tabaksindusbie werkende personen.

(15)

HANDEL EN WANDEL

VAN DE BERCSE POTMAKERS IN DE EERSTE HELFT VAN DE 16E EEUW

9 9

TICHELEN EN PLAVUIJSTENEN"

A

Lvorens enige vooraanstaande potmakers uit d e eerste helft van de 1 6 e eeuw in de schijnwerpers te zetten menen wij

U

enkele bijzonderheden, direct verband houdende met de pot- makerij, niet te mogen onthouden.

O p grond van archiefgegevens mogen we aannemen dat d e Bergse potmakers, om tot op heden onbekende oorzaken,

-

gebrek a a n kennis, het ontbreken van d e juiste leemsoort en of andere materialen

-

niet in staat waren, naast huishoudelijk gerief, ook vloertegels en dakpan- nen te bakken. Deze bouwmaterialen werden van elders aangevoerd.

24 Juli 1481 verklaart Antheunis van Wechelen, poorter van Bergen op Zoom dat hij 300 duizend ,,tichelenV in ,,Stekene in Vlaanderen" 1)

heeft gekocht en aldaar opgeslagen voor vervoer per schip naar Bergen op Zoom door ,,Laureis Herdevelt, scipman van der Stekene" 2). De vraag is wat men onder ,,tichelen" moet verstaan. Volgens het Middel- nederlands Woordenboek van Verdam zijn tichels, tegels, maar in een vrijgeleide brief van 4 oktober 1490 3) lezen we het vervoer van 30 duizend ,,tichelenV en vier duizend ,,plavuijstenen" door de schipper Jois van den Driese, wonende te ,,Stekene9', voor rekening van Antheu- nis Eeuwoutsz, poorter van Bergen op Zoom. Wanneer we hierbij nog een archiefstuk aanhalen waarin een man uit Hildernisse ,,ticheldecker"

wordt genoemd, dan wordt met ,,tichelenV ongetwijfeld een bepaald soort dakpannen bedoeld 4).

POTBAKKER EN KALKDRAGER

We

hebben er a1 meer op gewezen dat het potbakken voor de meesten geen vetpot was. Als er iets valt te verdienen pakt men dat met twee handen aan.

Meestal houden de nevenberoepen van de potmakers nauw verband met het potmaken maar

,,de potbacker Cornelis Gieliss"

heeft blijk- baar voldoende tijd over om ook als ,,calckdraghereV te fungeren. 18 Mei 1489 bevestigt ,,Claw Nootrnan gezworen calckmeter deser stadt"

dat Cornelis Cieliss ,,omtrent Sente Jans daghe Baptisten (24 juni)" van

(16)

d e kalkoven van Jan Mathijssoens, poorter van Bergen op Zoom en tot ,,behouff van de Stadt van Reijmerzwale" in een ,,coggescipfl 242 zakken kalk, kort daama in hetzelfde schip nog eens 200 zakken kalk en tenslotte in een ,,zweenhalsscip" 100 zakken kalk heeft gedragen 5).

TE HOOI EN TE

GRAS

In d e eerste helft van de 16e eeuw zijn in het Bergen op Zoomse gemeente-archief d e gegevens over de potmakers bijzonder schaars.

Niettemin laten we hieronder die weinige gegevens volgen. Hoewel we naarstig naar aansluiting hebben gezocht met de potmakersfarnilies uit het laatste kwart van deze eeuw hebben we dat contact niet kunnen vinden 6).

ADRIAEN PETERSS

W e hebben de potmaker

Jan Nouts

leren kennen als een belangrijke en financieel sterke figuur in de bergse potmakerswereld die voor die tijd een eerbiedwaardige ouderdom bereikte (ongeveer 70 jaar) 7). De potmaker

Adriaen Peterss

volgt hem in de eerste helft van de 16e eeuw op de voet.

Als zijn vader de potbakker

Peter Vrancken

omstreeks 1519 is overleden 8 ) treedt deze zoon meer op de voorgrond. Hij houdt blijkbaar van aanpakken. Tussen

15

1 7 en 1527 is hij

5

keer deken en drie maal gezworene van het gildeg). Later handelt hij in stenen, potten en turf en treedt hij op als hypotheekgever en makelaar.

1 2 Dec. 1520 blijkt hij voogd te zijn over de kinderen van zijn zuster

Cornelie Peters

10). Zijn eerste vrouw is

Cornelie Cornelis de Zeel- landersdochter

II) en als deze is overleden huwt hij

Truijken Michielsdochter

'2). Hij woont aan de N.Z.Haven tegen de stadsvest aan, tegenover ,,de Spoybrugge" ten westen van het huis ,,de Hooghe Boom", in het huis ,,den Oliphant" later ,,Blauwe Schuit" geheten, dat hij

5

febr. 1 5 2 8 koopt

'

3, en 30 nov. 1536 verkoopt aan zijn broer de potmaker

Cornelis Peterssone

' 4 ) . 3 April 1559 (60) verklaart de weduwe van Adriaen Peterss dat haar zwager de

potbacker Cornelis Pieters

de helft van de op het pand drukkende jaarlijkse erfrente heeft afgelost en dat hij de rest in twee partijen mag aflossen 15).

ENKELE TRANSACTIES

Adriaen Peterss heeft nogal wat vorderingen uitstaan. Zo, bij de Woensdrechtse landbouwer Jan Jacobs 16), bij de schipper Comelis Clauss, die buiten de Wouwsepoort woont 17), bij de vroedvrouw Johanna van Grueninghen '8) en bij zijn buurman Adriaen Claess de

(17)

Loddere '9). 2 1 Juni 1527 leent hij geld aan Marinus Corneliss 20) en 4 febr. van hetzelfde jaar koopt hij contant van de erven van zijn schoon- vader Cornelis de Zeellander een erfrente van 2 0 scel..brab., daterende van 8 febr. 1508/9 en vastgelegd in een schepenakte 21).

Hij verhuurt ook onroerend goed (zie potmaker Frans Janss) en verkoopt potaarde aan de potmaker Adriaen Dierixz 22) 4 Dec. 1529 steunt hij met een erfrente de potmaker Peter Andriess op diens potterij buiten de St. Nicolaaspoort a a n de N.Z. Haven 23). O p dezelfde dag vestigt hij nog een erfrente op twee huisjes en de helft van het huis ,,Sinte Ursule", aan de Steenbergsestraat, eigendom van de timmerrnan Frans Comeliss 24).

Hij heeft ook een kleine schuld, waarschijnlijk ten gevolge van ,Als de drank is in de man, is de wijsheid in de kan" en zo belooft hij 24 juni

1529, 2 9 stuivers ,,taverneschuldW te betalen aan Dignen Comelis- dochter, herbergierster van ,,In den Ingel" op de Grote Markt 25).

Zijn relaties met de bergse potmakers zijn nogal veelvuldig. Voor het maken van potten krijgt hij van de potmaker Comelis Peterss van Diependale de som van ,,4 Rijnsgld. 13l/* stuvers". Deze potmaker heeft een huis en erf met een boomgaard ,,buijten Sint Claespoorte bij de Helstede aldaar" 26).

I Juli 1530 koopt hij een erfrente van de potmaker Joos Peterss drukkende op een huis in de Keijserstraat geheten ,,Scuttershof"27). 3 1 jan. 1530 blijkt de metselaar Cornelis Hendrixs bakstenen van Adriaen te hebben gekocht 28). Een jaar later 3 0 jan. 1531 wordt een gedeelte van de koopsom omgezet in een erfrente 29). Wie potten bakt moet zijn ovens brandende houden en dus koopt hij 31 jan. 1530 van Cornelis Sloohnaker, voor 3 Rijnsgulden en twee stuivers, turven 30).

2 Sept. 1533 geeft een archiefstuk voeding aan het vermoeden dat Adriaen Peters ook een bedrijf heeft ,,op ten Noortgheest" dicht bij ,,den cleijnen stapelakker" 31).

Na dit tijdstip zwijgt het archief over deze voorname potmaker.

FRANS GlELlS

Francke Cielissone potmaker, in een later archiefstuk ook Frans Gieliss Peters genoemd 32), neemt 8 juli 1 5 19 de koop van een huis en erf aan de N.Z. Haven over van de schipper Zeghen Thueniss, die waarschijnlijk de koopsom niet aan d e verkoper de schipper Comelise Peter Willems kan betalen 33). Frans sticht hierin een potterij 34) die hij 2 4 april 1523 uitbreidt met het kopen van een aan zijn erf grenzend huisje van zijn buurman, de schipper Joos Mathijs en daar in de grond een nieuwe potoven bouwt 35).

(18)

5

Nov. 1523 neemt hij een jaarlijkse erfrente van 1 0 scell gr. Brab., op de oorspronkelijke koopsom van de twee naast elkaar gelegen huisjes op de

N.Z.

Haven van de geldschieter, de bekende potmaker Adriaene Peterss. Bovendien blijkt uit een aanvulling op deze akte dat de buurman Joos Mathijs nog een vordering heeft op een van deze pandjes van 2 5 scell Brab. A1 deze schulden moet hij binnen vijf jaar aflossen 36). Claus Henricxss staat hiervoor in.

Van 1 5 2 0 tot en met 1526 is hij gezworene van het gildebestuur.

Tussen Frans Cieles en de eigenaar van het ten westen grenzende pand was onenigheid ontstaan over een lemen weg tussen beide huizen. 10 Dec. 1 5 2 3 wordt dit geschil opgelost 38).

Een samenvatting van het betreffende stuk geeft nauwkeurig aan hoe de kwestie geregeld wordt. De begrenzingen van het pand zijn: aan de oostzijde het huis van de schipper Joos Mathijs; aan de noordzijde de stadsschuur; aan de westzijde de woning van Adriaen Clauss en aan de zuidzijde de straat. De hieronder volgende overeenkomst laat zien hoe een afwaterings-kwestie wordt opgelost:

,,Frans Cieliss, potmaker, ter eenre en de Adriaen Clauss, wonende op de Leure, ter andere zijden, bekenden als partien tot beijde zijden, dat zij met malcanderen overcommen ende vereenicht zijn van hueren geschillen ende differentien die zi luden deen tegens den anderen uijt- staende hadden ter zaecken van eenen leernenen weege tusschen beijden hueren huijsen ende erven op de noirtzijde van der havenen bij malcanderen gestaen in der manieren hier nae vercleert:

te wetenen, alzoe de voirsscr. Frans Cieliss in meijninge is den voirsscr leemen wech huerer beijden pertien toebehoirende af te brekene ende opt fondersele (fundering) van dien te doen stellenen eenen muren alzoe verder als den zelven leemen wech strekende is, dat hij tzelve zal moegen doen makenen zonder coste of last van den voirgen. Adriaen Clauss ende indien de zelve Adriaen oft zijnen nacomelingen in toeco- menden tijde beliefde in ende op den zelven muer te vaerenen ende te anckeren, dat hij tzelve zal moegen doen zonder ennichsins den voirscr.

Frans aen te ziene. Ende indien de zelve pertien oyck in toecomenden tijden beliefden huer huijsen voirscr. hoger te metssen oft te tijmmeren, dat in dien gevalle zij gehouden zullen wesen tusschen huerder beijden erven te doen leggenen eene loote gote om dair mede themelwatre te leijdenen ter straten werts uuijte, welcke gote zij gehouden zijn zullen tot eeuwigen dagen tot gemeijnen coste te onderhoudenen".

Stenen om een muur te bouwen heeft Frans zelf maar dakpannen om af te dekken moet hij kopen. Dat doet hij 20 juni 1524 39).

Overigens is deze potmaker geen ,,spekkoper". De komende maanden gaat hij weer geld lenen, 9 november 1524 verklaart hij, met zijn potterij

(19)

als onderpand, een jaarlijkse erfrente van

,,lo

scell gr. Brab gelts"

schuldig te zijn aan zijn oorspronkelijke borg de maarschalk Clause Ruth Hendricxz 40).

28

November

1524

leent hij wederom geld op zijn potterij van ,,Thomas Cieliss, de smitszoene" 41). 7 Augustus

153

1 draagt Thomas Cieliss deze vordering, tegen contante betaling, over aan de chirugijn mr. Sijmon van Codsenhoven 42). Enkele jaren blijft het stil rond deze potmaker totdat we lezen dat hij

8

januari

1529

vijf lasten turf koopt van de brouwer Jacobe Tabbaert 43). Dan treedt de potmaker Adriaene Peterss weer voor het voetlicht. Frans belooft aan hem binnen

14

dagen

5

Rijnsgld en

2

Blancke te betalen voor ,,Weeskinde- ren penningen" op

20

april

1529

en aan Peter Cornelis van Bleke

5

Rijnsgld

14

stuivers en braspenninck voor door deze overgenomen schuld ontstaan door het kopen van lakens 44).

10

Mei d.a.v. blijkt hij achterstallige chijnsen schuldig te zijn aan de heer Aerde van Halmale, priester en kannunik van de Collegiale Kerk in Bergen op Zoom 45). O p

22

nov.

1531

wordt het restant van deze schuld omgezet in een erfrente op de potterij 46).

Uit een akte van

3 1

augstus

1530

komen we te weten dat Frans Cieliss behalve zijn potterij aan de

N.Z.

Haven bij de Stadsschuur nog eigenaar is van een hof en erf ,,buijten onser Vrouwenpoorte in de Dobbelstrate"

tegen de stadsvest aan. De koekbakker Henrick Willems leent Frans hierop, in de vorm van een erfrente,

6

scell en

3

gr. Brab.

6

september

1530

wordt deze erfrente aan een derde verkocht en

30

juni

1559

door Ceert Comelis afbetaald 47).

3 1

Juni

1533

koopt hij nog voor 6 Rinsgld

15

stuivers ,,mutssaertM (takkenbossen) 48).

Tenslotte blijkt hij

14

juni

1536

aan de schipper Jan Mathijssone nog te moeten betalen ,,8 pond gr. Brab." en we1

,,2

pond gr. Brab. binnen 8 dagen;

2

pond gr. Brab. op de a.s. Coesche Markt" en de rest binnen een jaar. Dit alles als een restant van een voordelige aankoop van een huis en erf aan de

N.Z.

Haven gelegen, waarin Frans Cielissone op dat tijdstip woonde 4Sa).

Opmerkelijk is het kopen van lood op

16

dec.

1545

van Willem Donijss voor een bedrag van

9

Karolus gulden

14

stuver en 1 oort door de potmaker Gielis Franss, vrijwel zeker een zoon van Frans Cieliss.

De

vraag waarvoor dit lood diende is in dit geval moeilijk te beantwoorden.

Cebruikte hij het voor het maken van loodglazuur in zijn potterij (?) of voor het aanbrengen van een loden afvoer van regenwater zoals inder- tijd was overeengekomen tussen zijn vader Frans Cieliss en Adriaen Clauss wanneer een van hen de gemeenschappelijke muur iou op- trekken? 4gb).

(20)

HENRICK CORNELISSOEN

EN

ADRIAEN DIERICXZ

Wij vermeldden reeds eerder dat de potmaker Henrick Cornelissoen op 9 juli 1507 van de potrnaker Michiel Godevaertssone diens potterij kocht gelegen buiten de

O.L.

Vrouwepoort aan de Noordzijde van de Grebbe, ten oosten van het huis St. Joseph 49). Hij was gehuwd met Claese Jansdochter en is voor 8 februari 1526 overleden 50). In 15 14 en 1520 was hij deken van het gilde 51).

23 Juli 15 18 blijft hij borg voor Comelis de Ruijtere voor het betalen van landpacht 52). 16 November 15 19 blijkt hij obligatie-schuld te hebben bij Staes Covertss, p o r t e r van Dordrecht 53).

Na de dood van Henrick Cornelissoen zet zijn weduwe het bedrijf voort.

1 Febr. 1529 koopt zij een hoeveelheid turven van Henricke Peterss ,,in den Culdenen Pot" S4). 2 Augustus 1530 neemt zij met haar zwager de potmaker Adriaene Dierixz, gehuwd met Lijsbet Claesdochter, ieder voor de helft mede eigenaar van de potterij ,,Sinte Barbele"

gelegen ,,op die havenen, alhier, achter Spoijhuijs, aldaar", een jaar- lijkse erfrente van 20 scell gr. Brab. van ,,Janne Mathijss", die men heet Werniers, tot behouff van Hans Kaesbinder, die men heet Cheijten van Antwerpen 55). Janne of Hans Kassebindere woonde ,,op te Helstede"

56). Adriane Dierixz wordt het eerst genoemd op 8 mei 1528. Hij moet dan aan ,,Adriaene Peter Jansdochter woenende te Middelburch opt Begijnhof aldaer" 27 scell VI. uitkeren 57). Vervolgens ontmoeten we hem op 1 februari 1529 als hij potaarde koopt van de potmaker Adriane Peterss 58); op 29 november 1529 als hij zich ,,cousenW aanschaft 59); op 31 januari 1530 wanneer hij laken nodig heeft 60).

Tenslotte koopt hij 20 juni 1530 twee vrachten turf, respectievelijk van Jacobe Tabbaert, voor 23 Rinsgulden en 18 stuivers en van de brouwer Jacobe Braen, voor 18 Rinsgulden en 15 stuivers GI), om op 18 juli d.a.v. van Henrick Corneliss ,,scouthet van Rosendale" nog een voor- raad turf aan te kopen voor 5 ponden gr. Brab. 62). Waarschijnlijk heeft hij in zo'n korte tijd zoveel turf nodig omdat hij nu ook de potterij Sinte Barbele mede gaat exploiteren.

Op zekere dag in 1531 ontstaat er onenigheid op een vrije marktdag, waarop potmakers hun producten kunnen verkopen, tussen Adriaen Diericxz en zijn echtgenote Lijsbet Claesdochter enerzijds en de pot- maker Godevaert Jaspars en diens vrouw anderzijds. Adriaen heeft ter plaatse ,,oneerbare woerden" gebruikt en wordt door een scheidsge- recht schuldig bevonden. Dit scheidsgerecht wordt gevormd door Jacobe Janss, Matheeuse Jacobss en de potmaker Adriaen Peterss

63).

(21)

De uitspraak luidt:

,,In den iersten, dat de voirscr Adriaen gehouden sal wesen o p eenen vrijen merctdach te commen voer zijn doer van den huijse daer hij nu inne woent ende aldair in presencien van twee van zijnen gebueren oft meer, openbaer te wederroepenen alsulck injurien ende oneerbare woerden als hij opgeseeght heeft der huijsvrouwen 'van Codevaert Jaspars voirscr verclerende bij expres dat hij van haer nijet en weet te seggenen ende van dat hij van huer geseeght heeft is ghesciet uuijt grammen woede ende hitte van bloede, biddende haer dair van vergheffenisse.

Ende want dit nijet genouch en is sal al noch de voirscr Adriaen in beternissen als voer gehouden wesen te gevenen in handen van Jacobe Janss voirscr

2

philippus guldenen, om die bij hem geappliceert te wordenen, dair hij dat met zijnen mede segsluijden geordineert hebben ende dit al te volbrengenen tusschen dit ende den iersten dach van novembris naestcomende.

Ende ruerende der huijsvrouwen van den voirscr Adriaenen vercleeren alnoch de voirscr segsluijden want de selve zijn huijsvrouwe heeft gevoerdeert te gevenen lelijcke ende oneerbaer woerden der huijs- vrouwe van den voirscr Covaerde o p eenen vrijen merctdach staende tsamen met hueren potten dat dairomme de huijsvrouwe van den voirscr Adriaen op den gelijcke merctdach o p de plaitsse daer zij huer potten vercoopen gehouden zal zijn, in presencien van twee hueren ambachts- vrouwen oft meer te bidden vergheffenisse der huijsvrouwe van den voirscr Govaerde Jaspars metten solemniteijten van den woerden boven vercleert ende oick binnen de zelve tijde 64).

1

1 December 153 1 belooft Adriaen Dierickxzone in de eerst volgende paasmarkt 3 jaar achterstallige rente te betalen, in totaal5 kar. gld en 4 stuivers 'j5).

FRANS JANSS

Zijn potterij is gelegen op de

N.Z.

Haven in de Dubbelstraat bij ,,den Stoofput", ten noorden begrensd door de straat en ten westen door het huis van d e visser Antheunis Jooss 6 6 ) . Hij is gehuwd met Heijlzoete Willemsdochter 67). 12 April 1531 blijkt hij twee jaar huishuur ten bedrage van 44 Rijnsgulden te moeten betalen aan de potmaker Adriaen Peterss.

Hij

belooft dan deze som te betalen op de eerst komende half-vasten 6 8 ) . O m evenals zijn collegae potten te kunnen bakken koopt hij 13 juli 1530 voor 1 7 Rinsgld turf van Jacobe Tab- baert en belooft deze schuld te betalen op de eerst volgende ,,Coesche Merct" 69). 2 2 Juni 1531 is J a n Uijten Willegen te Wouw leverancier van turf 70) en op

5

juli d.a.v. levert Cornelise Beijezs van Vosdale aan hem musterd 71). Hij was in 1 5 2 6 gezworene van het ambacht 72).

(22)

ANDRIES ANTHEUNISS

De potmaker Andries Antheuniss heeft vanaf 1520 tot en met 1540 zitting in het bestuur van het ambacht en we1 in 1 5 2 6 als deken 73). 9 November is hij borg bij aankoop van een schip 74). Hij heeft een potterij ,,op te Helstede" aan de westzijde begrensd door het huis van Henrick van Cameren en aan de oost-, zuid- en noordzijde door ,,'s Heeren- strate". De voormalige eigenaar van deze potterij is de bekende pot- maker J a n n e Noijts, die 2 januari 1537 een erfrente op de potterij v.estigt ten laste van Andries 75). Deze woonde daar blijkbaar al langer want 2 9 mei 1529 is reeds sprake van Andries de potmakershuis op de Helstede 76). O p 8 maart 1534 neemt hij een hypotheek (jaarlijkse erfrente) op een stuk leeg erf met een uitgang naar de straat, gelegen op de Helstede buiten de Sint Nicolaaspoort, grenzende aan zijn potterij

77). Ook leent hij 2 januari 1 5 3 7 , l O scell gr. Brab. van de potmaker Cornelise Cornelissone 78). Nog dezelfde dag draagt Comelise Corne- lissone deze erfrente, tegen contante betaling, over aan de potmaker Peteren Andriessone, wellicht een zoon van Andries, met inbegrip van zijn nakomelingen 79).

In hoeverre de hier genoemde potmaker Cornelise Cornelissone identiek is aan Cornelis Comelissone die in 1563 voor het eerst als deken van het gildebestuur wordt genoemd en die 2 5 augustus 1564 een huis, erf en schuur koopt gelegen in de Dubbelstraat, hebben we niet kunnen nagaan 80).

CORNELIS GHEERTSS

Deze potbakker is voor het laatst in 1540 deken van het ambacht 81).

Over de hieraan vooraf gaande jaren

-

tussen 1527 en 1540

-

ontbreken de gegevens. In d e jaren 1528, '29 en '33 wordt de potmaker Cornelis Gheerts genoemd in verband met het ovememen van een schuld van de whippers Cornelis Peeterss en Peter Jans 82). Hij woonde in Bergen op Zoom 83).

J A N ANTHONIS EN JACOBE THEUNISSE

Hoewel we in ,,Tussen hete vuren" deel 11, de familie Antheunis vrij uitvoerig hebben besproken aan de hand van de toen beschikbare archiefgegevens, hebben we later nog een enkele aanvulling gevonden die we hieronder laten volgen.

Omstreeks het midden van de 16e eeuw wonen er in Bergen op Zoom a1 twee potmakers die respectievelijk J a n n e Antheunis en J a n n e Ant- honis ,,die men noemt man met eeren" genoemd worden. Janne Antheunis koopt 3 maart 1564 van de potmaker Cornelis Willems,

(23)

een potterij buiten ,,St. Nicolaes poorte opte Helstede

"

84). Janne Anthonis, ,,die men noemt man met eeren" koopt 16 december 1569 een potterij op de N.Z. Haven van de leidekker Vincent Walravens

-

de

grootvader van de potmaker Cornelis Pieters te Borgvliet

-

die de potterij 2 1 april1564 in bezit kreeg door aankoop van Pierijne de wed.

van de potmaker Lodewijckx. De begrenzingen zijn: oost het huis van Corn. Speek, west het huis van Nic. Pieters, zuid de straat en noord de Stadsschuur 85). Later krijgt deze potterij de naam van ,,Den kleinen Swerten Pot". 8 Juli 1519 is deze potterij gesticht door de potmaker Frans Cieliss (zie hiervoor).

Dan is er nog een Jacobe Theunisse die 1 2 januari 157

1

van Barbara Kempenaers, wed. wijlen Jaques Ballinck een complete potterij koopt met alles wat daaraan ,,eertvast en nagelvast" is, gelegen buiten de St.

Niclaes poort op de Helstede. De begrenzingen zijn oost de wed. Jan Deijm, west en zuid de straat en noord de ,,VlettevaertU 86). Ook hij woonde reeds op

2

oktober 1568 in Bergen op Zoom.

Hij

wordt genoemd met de potmakers Anthonis Corneliss, Jan Segerss en Corne- lis Corneliss in verband met het aankopen van turf 87).

Bergen op Zoom,

15

juli

1982

K.

v.d. Watering.

BRONNEN:

Uit het Cemeente Archief Bergen op Zoom:

R 213

-

229 Registers van Opdrachten.

R 279 - 340 Registers van Rentebrieven en Recognitien.

Aantekeningen:

T i c h d e n e n plavuijst-

Stekene ligt in Oost-Vlaanderen tuaaen St. Niklaas en Koewacht.

R 39 1 fol. 44 verso 24 juli 1481.

R 39 1 fol. 281 recto 1490 4 oktober.

(met een vrijgeleide brief was de Bergen op Zoomae eigenaar van d e dakpannen en plavuizen er zeker van dat partij-genoten in dit oorlogs jaar hem vrij zouden doorlaten).

R 302 fol. 63 verso.

PotbaRker e n kalkdrager.

R 391 fol. 252 recto 1489 18 mei.

Adriaen P e t e m .

Zie L.J. Weijs, C.C.J. van de Watering en C.J.F. Sloobnans ,,Tussen hete vuren", deel I!, blz. 55 e.v. Bijdragen tot d e geschiedenis van het Zuiden van Nederkand, (XIX), Tilburg

1 Q711 -.

Zie K. v.d. Watering ,,Het oudste pohakerskwartier te Bergen op Zoom", De Chulden Roos, Jrb. 1981, blz. 93.

Zie noot 6, blz. 101.

Zie noot 6, blz. 139 e.v.

R 328

-

11

-

fol. 88 verso 1520 12 december.

(24)

R 335 - I1 - fol. 90 verso 1528 16 december.

R 340 - fol. 48 recto (in de marge) 1536 30 november.

R 335 - 11 - fol. 11 recto 1528 5 febmari.

R 335 - I1 - fol. 57 verso 1528 1 september.

R 336 - I I - fol. 63 recto 1529 13 november.

R 340 - fol. 48 recto 1536 30 november.

Zie noot 12.

R 333 - I - fol. 85 recto 1526 14 december.

R 336 - I - fol. 88 recto 1529 25 augustus.

De edrente is gevestigd op , , e n stuck lants ende ewe groot zijnde een gemet luttel min of meer gestaen ende gelegen onder Woensdrecht voirscreven op eenen uuijt houck geheten Beijershil".

R 33 1 - I - fol. 94 recto 1524 28 november.

R 333 - I - fol. 55 verso 1526 4 juli.

Blijkbaar is d e weduwe van Adriaen Peters voor 1558 overleden want op 18 oktober van dat jaar verklaart de zoon van Adriaen wk potmaker dat d e rente is afgelost.

R 336 - I - fol. 48 verso 1529 20 mei.

R 334 - I - fol. 62 verso 1527 21 juni.

R 334 - I - fol. 6 recto 1527 4 februari.

R 336 - 11 - fol. 3 recto 1529 1 febmari.

R 336 - I - fol- 1 13 verso 1529 4 december.

R 336 - I - fol. 114 recto 1529 4 december.

R 336 - I1 - fol. 39 verso 1529 24 juni.

R 336 - 11 - fol. 7 en fol. 3 recto 1529 1 febmari.

(Diependale ligt in Belgi'i! bij Hasselt) R 337 - I - fol. 54 recto 1530 1 juli.

R 337 - I1 - fol. 6 verso 1530 31 januari.

R 338 - I - fol. 7 verso 153 1 30 januari.

R 337 - I1 - fol. 7 recto 1530 31 januari.

R 339 - I I - fol. 67 verso 1523 2 september.

Frans Cielis

R 336 - I I - fol. 22 verso 1529 10 mei.

R 327 - I1 - fol. 53 verso 1519 8 juli.

R 327 - I - fol. 50 recto 1519 15 juli.

R 331 - I - fol. 87 recto 1524 9 november.

R 217 fol. 285 24 april 1523.

C.J.F. Slootmans ,,Tussen hete vuren" deel I. Bijdragen tot de geschiedenis van het Zuiden van Nederland (XVIII), Tilburg 1970. blz. 17 (noot 31).

R 330 - I - fol. 70 recto 1523 5 november.

Zie noot 6, blz. 140.

R 330 - I - fol. 79 recto 1523 10 december.

R 331 - I1 - fol. 31 verso 1524 20 juni.

R 331 - I - fol. 87 recto 1524 9 november.

R 331 - I - fol- 93 verso 1524 28 november.

R 338 - I - fol. 61 verso 1531 7 augustus.

R 335 - I1 - fol. 94 recto 1529 8 januari.

R 336 - I1 - fol. 20 verso 1529 20 april.

R 336 - I1 - fol. 22 verso 1529 10 mei.

R 338 - I - fol. 98 recto 153 1 22 november.

R 337 - I - fol. 70 recto 1530 31 augustus.

R 339 - I I - fol. 24 verso 1533 2 1 juni.

R 340 - I1 - fol. 16 recto 1536 14 juni.

R 342 - I I - fol. 2 1 verso 1545 16 december.

Henrick Cornelissen e n Adriaen Dieriexs

(25)

Zie noot 7 , blz. 97.

R 333 - I

-

fol. 11 verso 1526 8 februari.

Zie noot 6 , blz. 140.

R 3 2 6 - II

-

fol. 4 7 recto 1518 2 0 juli.

R 327 - I1 - fol. 72 recto 1519 1 6 november.

R 3 3 6 - I1

-

fol. 6 recto 1529 1 februari.

R 337 - I

-

fol. 6 2 verso 1530 2 augustus.

R 3 3 6 - I - fol. 9 6 verso 1529 2 7 september.

R 335 - II

-

fol. 3 0 recto 1528 8 mei R 3 3 6 - 11 - fol. 3 verso 1529 1 februan.

R 3 3 6 - I1 - fol. 70 recto 1529 2 9 november.

R 337 - I1 - fol. 4 recto 1530 3 1 januari.

R 3 3 7 - II

-

fol. 2 6 verso 1530 2 0 juni.

R 337 - I1

-

fol. 3 8 recto 1530 2 8 juli.

R 338 - I1

-

fol. 47 recto 1531 2 5 September.

Zie n w t 6 3 fol. 4 7 verso en 4 8 recto.

R 338 - I1 - fol. 71 verso 1531 1 1 december.

Franss Janss.

R 3 3 1 - I

-

fol. 4 7 recto 1524 11 december.

R 3 3 6 - I

-

fol. 2 9 verso 1529 1 6 maart.

R 338 - I1 - fol. 19 recto 1531 1 2 april.

R 337 - 11

-

fol. 1 5 recto 1530 1 3 juli.

R 338 - I1 - fol. 37 recto 1531 2 2 juni.

R 338 - I I

-

fol. 38 verso 1531 5 juli.

Zie noot 6 blz. 140.

Andries Anthwniss.

Zie noot 6 , blz. 140 en noot 3 5 blz. 18.

2 4 April 1540 bestond het bestuur van het ambacht uit: Cornelis Ceerts, deken, Andries Thueniss, Pieter Andriessen en Cornelis Pieterssen, gezworenen. Daarnaast waren in de stad nog de meester-potmakers Frans Cielissen, Willem Thuenissen en Comelis Comelisse.

R 337 - I - fol. 8 9 recto 1530 9 november.

R 3 4 0 - I - fol. 57 verso 1537 2 januari.

Voor de potmaker Jan Noijts zie noot 7, blz. 93.

R 3 3 6 - I - fol. 5 4 recto 1529 2 9 mei.

R 3 3 9 - I - fol. 9 0 verso 1534 8 maart.

R 3 4 0 - 1 - fol. 5 2 recto.

R 3 4 0 - I

-

fol. 58 verso 1537 2 januari R 224 - fol. 7 6 verso 1564 2 5 augustus.

Comelis Cheertss Zie noot 6 , blz. 140 en 141.

R 335 - 11

-

fol. 58 verso 1528 8 september R 3 3 9 - 11

-

fol. 4 0 recto 1 5 3 3 21 augustus.

Jan Anthonis e n Jacobe Theunisse.

Zie n w t 35, blz. 1 8 en 1 9 (voetnoten).

R 2 2 5 - I - fol. 7 6 recto 1569 1 6 december en noot 6. blz. 97.

R 2 2 5 - fol. 8 6 verso 1571 1 2 januari.

L M Reg. met ordonn. 1558163. Resol. 7 3 d.d. 2 oktober 1568.

(26)

DIE HOEGHE CLUNDER OF

HOE EEN OUDE KAART TOT STAND KWAM

In het rijksarchief te 's Cravenhage bevindt zich onder de vele daar aanwezige kaarten voor West-Brabant, en speciaal voor Klundert een zeer belangrijke kaart 1). Hoewel de kwaliteit van bedoelde kaart niet optimaal is, bevat ze toch een aantal zeer interessante gegevens over de situatie van het gebied van het latere Klundert, v66r de inpoldering van 1.558.

De kaart die vrijwel zeker is gemaakt door de landmeter Maarten Cornelisz in opdracht van Hendrik van Nassau in 1537, bevat verschil- lende naamsaanduidingen, die helaas vrijwel onleesbaar zijn. Ook met zeer moderne larnpen, en met deskundige hulp van Dhr. Sandvliet van het rijksarchief was slechts een klein deel van de tekst te herleiden. Toch geven de weinige we1 leesbare schrifttekens belangrijke nog onbekende mededelingen over het gebied van vele kreken en mogelijk zelfs over de nog toe onbekende ligging van het oude Niervaart.

Het is voldoende bekend dat dit oude, middeleeuwse dorp na de beruchte St. Elisabethsvloed van 1421 min of meer geleidelijk teniet ging. Dit langzame verval, waarover zeer weinig bekend is, zal het gevolg zijn geweest van het steeds terugkerende water. Toen de dijken waren weggeslagen, zullen hoge vloeden steeds meer tot de onbewoon- baarheid van het gebied hebben bijgedragen. Weten we van het oude middeleeuwse dorp al zeer weinig, van de door de grote vloed ontstane plaatselijke situatie weten we evenmin veel.

De hier bedoelde, oude kaart echter geeft wat meer zekerheid over de ligging van het 14de eeuwse Niervaert.

Het oostelijk deel op de kaart is het best leesbare deel. Hier staat duidelijk het stroompje ,,de Slegge" 2) aangegeven, de naam van dit riviertje, dat ontstaat b i ~ de bekende Zandberg, is tot in de vorige eeuw gebruikt. Zichtbaar is dat deze Slegge als een soort vork met twee punten langs de Zandberg loopt en zich dan verenigt, om tenslotte ongeveer Westwaarts in de ,,Moye Keene" uit te komen. Over de loop van de we1 zeer bekende Keene of Moye Keene, bestaat geen enkele twijfel, deze is nu nog grotendeels terug te vinden. Vanaf de mond van de tegenwoordige Rode Vaart, eerst ongeveer Zuidwaarts, dan buigend naar het Westen en uitkomende in de tegenwoordige Mark, tussen Standdaarbuiten en Fijnaart. De genoemde Rodevaart is tijdens het in kaart brengen in 1537 al onder deze naam bekend. De landmeter heeft

(27)

deze rivier juist niet ingetekend, hieruit valt op te maken dat zijn opdracht enkel voor de gronden ten Westen hiervan gold.

Ten Oosten van de Zandberg, waar 2 grenspalen staan: ,,Pael op de Slegghe en pael op Santberch", is een volkomen recht lijntje getekend.

Het is de scheidslijn tussen het land van Nassau en dat van de heer van Zevenbergen. De gebogen stroom in het Noorden is het Hollandsch Diep, iets naar het Westen voorzien van de toen gebruikte naam:

Buttervliet of Wyve Keen. Het meest Noord-Westelijke op de kaart is de brede uitmonding van de nog altijd bestaande Tonnekreek, die in oude vermeldingen ook met andere namen werd aangeduid. Van daar uit, of juist omgekeerd, stroomde een vrij brede kreek. Dit tot een flinke sloot gereduceerde water werd veelal de ,,Valckenberchse Amer"

genoemd. Het is de scheiding tussen het land van Nassau en dat van Bergen. Duidelijk was dit een aftakking van de Tonnekreek. Voor de bedijking lag een deel van het land van Bergen, ten Oosten van de Oude Fijnaart buitendijks. Dit stuk is dan de Kleine of de Nieuwe Fijnaart genoemd. Hiervan is de begrenzing door de Valckenberchse Amer gevormd; deze situatie bestaat nog. W e hebben nu, zij het heel grof de stromen vastgesteld die het eiland van de latere Crote polder van Niervaart omringen. Over de wisseling en de namen der kreken, straks meer. Hierover kan nauwelijks verschil van mening ontstaan. Maar de rest van de kaart geeft ons nog nimmer vastgestelde gegevens. Vanaf de Valckenberchse Amer Oostwaarts vinden we eerst de Bottekreek.

Zeer moeilijk lees ik hierin getekend ,,Butcreeckn. Langs deze kreek zal ongeveer twintig jaar nadat de kaart gemaakt werd een nieuw dorp worden aangelegd. Het krijgt aanvankelijk de naam van het oude verdwenen dorp Niervaart, de spelling is steeds verschillend, maar zal a1 spoedig Klundert genoemd worden. Er zijn nog enkele kreken of stromen aangegeven, deze zullen na de inpoldering verdwijnen of worden gewijzigd. De grote bijna cirkelvormige vlek, is slechts een brandgat, misschien veroorzaakt door een omgevallen kaars, tijdens een bestudering van het geheel, in een wat schemerachtige karner

...

Breed is ook de tussen Bottekreek en Slegge getekende kreek waarvan de naam beslist niet te lezen is. Dit kan niet anders zijn dan de vaak genoemde ,,KerckvaertW, waarvan zich de loop later wat meer Noord- Oostelijk heeft verlegd. Verder is nog langs de oever van het Hollandsch Diep leesbaar ,,de Nieuwe Ruychte" en met wat goede wil ,,Huyben Hil". Deze laatste naam komt in jongere stukken nog vrij veel voor. In het Westen de aantekening ,,Finnaert toebehoeren die Heer v.

Berchen" en in het Oosten ,,Suyt Clundert toebehoeren die Heer v.

Sevenberchen", zijn op een na de laatste toponymen die voor ons nog leesbaar zijn.

(28)

Er is echter nog kCn leesbaar gegeven, en we1 iets ten Noorden van de Slegge. Hier staat vrij duidelijk: ,,Die hoegghe Clundert". Wat kan dit nu betekenen? Er van uitgaande dat de ontwerper van de kaart in zijn opschriften, niets aantekende wat niet bestond, ofwel van geen enkel belang werd geacht, moet hier wat hebben bestaan. Deze locatie met het bedoelde opschrift is nog steeds aanwijsbaar. Helaas is hier het ge- heel bedolven onder het zand van het grote industrieterrein Moerdijk.

Het is ter hoogte van de plaats waar het nog bestaande deel van de Langeweg ophoudt en overgaat in het genoemde industrieterrein. Ter plaatse was in deze eeuw geen met het oog waarneembare verhoging in het landschap zichtbaar. Toch zijn er een paar opmerkelijke feiten die zouden kunnen wijzen op een zeer oude verdwenen bewoning in deze omgeving. Van te voren wil ik vaststellen dat ik geenszins wil beweren met het nu volgende, ook maar enig bewijs te kunnen geven van de ligging van het oude middeleeuwse Niervaart, en/of het misxhien nog oudere Overdraghe. Toch lijkt het mij verantwoord mededeling te doen van enkele, voornamelijk losse feitelijkheden die, later met mij, bijna zeker verloren zullen gaan.

,,DE

VENT VAN

PIETJE

....

!"

Het meest bewijsbare heeft in dit relaas ook weer iets in zich van het vermoedelijk meest onbewijsbare. Bewijsbaar en onomstotelijk staat vast dat in het land van de toenmalige domeinboerderij, verpacht aan de Gebrs. Knook 3), aan de Korteweg in de zomer van 1942 een graf is gevonden. In het z.g. werkverschaffingsverband werden in die tijd vrij grote verkavelings werkzaamheden uitgevoerd. Men vond toen in het veen dat in zeer dikke formaties onder de kleilaag aanwezig is een in zeer slechte staat zijnde rest van een menselijk skelet. De latere stads- archivaris van Breda, Dhr.

F.

Brekelmans was in die tijd werkzaam op het secretarie van Klundert. Deze is van de vondst op de hoogte gesteld en is ter plaatse gaan kijken. Hij heeft persoonlijk kunnen vaststellen dat de beenderresten met een schedel in de veenlaag waren begraven. De grafsporen waren duidelijk zichtbaar. Van de boven het veen aanwezige eerste kleiafzettingen waren alleen de onderste laagjes verbroken. Hier- door kon worden vastgesteld dat tijdens de begraving het aanslibbings- proces nog in een vrij vroeg stadium was. In het graf werden 3 grote bakstenen aangetroffen. De heer Brekelmans heeft nog contact opge- nomen met de toenmalige Tilburgse archeoloog, Dhr. Johan Willems.

Deze heeft zich echter vanwege de oorlogstoestand niet naar de vind- plaats kunnen begeven. Toch is men tot de conclusie gekomen dat men te doen had met de resten van een man van ongeveer 30 jaar. Voor de aanwezigheid van de drie stenen heeft men geen redelijke verklaring

(29)

Dit is de kaart met verschillende, helaas soms onleesbare aanduidigingen. De kaart is ,, Noord-Zuid,

getekend, boven is dus het Hollandsch Diep en beneden de Moye Keene. Geheel rechts de Slegge, N m hiervan even links de vermelding ,,de Hoeghe Clu(n)der': De rechte strepen, links en midden ziin

vouwen, in het midden bevindt zich een brandgaatje met enige lichte verdere beschadigingen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Drankafkoop Afkoop van drank gedurende 1½ uur van de navolgende dranken: pils van de tap, fris, koffie, thee, wijn.. BTW per persoon met een minimum van

Appel en/of rozijnen per topping 1,00 Spek en/of ham en/of boerenkaas per topping 1,50 Biologische frietjes met huisgemaakte mayonaise 3.75.

smoothie: blauwe bessen, spinazie, banaan, acaï, mango, havermelk topping: banaan, kiwi, amandelen, kokosrasp. Pacha Mama

Thee: Onze heerlijke diverse thee blends komen van het Theekaffee in Tilburg en zijn speciaal samengesteld voor de Spinnerij. Ze verkopen ook leuke thee accessoires en

Ananas, wortel, vijg stukjes, rijst bloem, 10% witte thee, zoete zwarte bes bladeren, hibiscus, basilicum, rozen knopjes, drakenfruit stukjes,.

Spaakham afgelakt en zacht gegaard in de oven met piccalilly-crème 24,50 Super Hamburger Paal 33 een overheerlijke Texelse rundvleesburger 18,50 op een bol

Boerenclub sandwich € 10.40 Getoast brood, sla, kipfilet, gebakken bacon en honing-mosterd dressing Italiaanse paddo-bol € 8.75 Gevulde italiaanse bol met gemengde sla,

Dit arrangement bestaat uit een tapasschotel (vlees, vis, vegetarisch of een combinatie hiervan) of een weekmenu, natuurlijk het bioscoopkaartje en een drankje naar keuze na