• No results found

DE OUDSTE CEGEVENS OVER HOEVEN (TOT 1648) Sehoolgebouwen

In document KOFFIE, THEE EN TABAK (pagina 47-51)

De zorg voor een lokaal waarin de jeugd onderwijs kon ontvangen werd reeds in de middeleeuwen als een taak van de dorpsbesturen gezien.

Wanneer men in Hoeven voor het eerst een dergelijke voorziening heeft getroffen, is niet bekend; het moet echter enige tijd v66r 1526 zijn gebeurd. In een lijst van inkomsten van de Tafel van de Heilige Ceest die in dat jaar werd opgemaakt, is namelijk sprake van een hofstede aan het kerkhof ,,neven de schole" 3). Er bestond dus toen al een schoolgebouw.

De Tafel van de Heilige Geest was de naam van de toenmalige plaatse- lijke instelling voor armenzorg, later ook H. Ceestarmen genaamd. Het beheer daarvan was opgedragen aan

H.

Ceestmeesters. Het dorpsbe-

stuui van Hoeven was niet altijd in staat de kosten van het onderwijs te dragen en bracht deze daarom dikwijls ten laste van de Tafel van de Heilige Geest, een verschijnsel dat zich in de 1 6 e en 17e eeuw ook elders regelmatig voordeed. Uit de rekening van d e H. Geestmeester over

1554

blijkt het ,,huijsken aent kerkhoff gestaen, geheeten de scole"

verkocht te zijn. De Tafel van de Heilige Geest had de opbrengst gekregen om 's zondags bij de kerk de armen te bedelen 4). Een ander bestaand pand was vermoedelijk inmiddels als school ingericht. De kleine uitgaven wegens reparaties aan de school komen namelijk ook na

1554

met vaste regelmaat terug.

Dit laatste schoolgebouw was geen lang leven beschoren; in 1568 werd het door nieuwbouw vervangen. Op kosten van de

H.

Geestarmen werden een school en een ,,H. Ceesthuisje", ook we1 lazerijhuisje genoemd, gebouwd. H. Geestmeester Jacob Cornelissen vanden Steene gaf ruim 2 0 rijnsgulden ten behoeve van de bouw van de school uit. Pier van Brande ontving voor 6 dagen metselen 4 8 stuivers, Jan de Balmaker voor 2 dagen 12 stuivers. Aan materialen werden 0.a. een hoed kalk en zes voer leem gebruikt 5).

De verschrikkingen van de tachtigjarige oorlog (1 568-1 648) bleven ook Hoeven niet bespaard. In d e laatste twintig jaren van de 16e eeuw werd deze bittere strijd voor een groot deel uitgevochten in West- Brabant. Waren de versterkte steden betrekkelijk veilig, het platteland was bij voortduring overgeleverd aan de gewelddaden van de elkaar bestrijdende partijen en aan de afpersingen en plunderingen van vrijbui- ters en rondzwervende krijgsbenden. In 1583 verschanste een Spaanse bezetting zich op het Hof van Bovendonk. In de daaropvolgende strijd gingen het Hof, de kerk en een groot deel van Hoeven in vlammen op.

Ook het schoolgebouw ontkwam niet aan deze vernietiging. Veel bewoners vluchtten naar veiliger oorden 6). Door d e sterk teruggelopen bevolking was onmiddellijk herstel van de school niet alleen financieel onmogelijk, maar ook wegens het geringe aantal leerlingen niet nood- zakelijk. Vele jaren achtereen was het huren van een kamer voldoende om de schoolkinderen onderdak te kunnen geven 7).

In 1 6 0 0 kocht de Hoevense Tafel van de Heilige Geest van Jacob Henrixen, woonachtig in Etten, een oud huis te Hoeven dat tot school verbouwd werd 8 ) . De eerstvolgende jaren gaven de H. Geestmeesters regelmatig geld uit voor het onderhoud van deze school. Omstreeks 1608 werd zij voorzien van een

,,

secreet

...

van twee huijsskens" (een dubbel toilet dus) 9). In 1626 kreeg Pieter Cornelis Hopstaken in zijn funktie van H. Geestmeester, van het dorpsbestuur opdracht de gevel aan d e zuidzijde en ook de andere muren van d e school door metselaars en timmerlieden te laten herstellen 10).

Omstreeks 1643 bleek het schoolgebouw niet meer te voldoen. Beslo- ten werd op exact dezelfde plaats een nieuw lokaal te bouwen. Hetoude werd afgebroken, waarbij de vrijkomende stenen schoongemaakt werden om als fundering te gebruiken. Volgens het bestek zouden 20.000 it 30.000 onderstenen, 1.000 hele en 600 halve gebakken plavuizen en 10 tot 1 4 hoed kalk nodig zijn 11). De kosten voor het dorpsbestuur bedroegen 201 gulden en stuiver 12). Ook nu moest het armbestuur weer bijspringen. De nota van de smid Stoffel Geerssen wegens geleverd ijzerwerk ten bedrage van 4 6 gulden en oort werd door de H. Geestmeester voldaan.

Schoolmeesters

In de tijd waarin voor het eerst in d e archieven melding gemaakt wordt van een schoolmeester in Hoeven, het eind van de 16e eeuw, was het de gewoonte dat het onderwijzersambt gecombineerd werd met dat van koster. Uit beide ambten ontving d e schoolmeester inkomsten, aange- vuld met het schoolgeld dat de leerlingen moesten betalen. Voor het onderwijzen van kinderen van armen, die geen schoolgeld betaalden, kreeg de meester een bedrag van d e H. Geestarmen.

De eerste vermelding in het Hoevense archief van een schoolmeester- koster is uit 1573. In dit jaar betaalde de H. Geestmeester aan de koster en schoolmeester Comelissen het tractement van 6 rijnsgulden uit, dat hem door het dorpsbestuur was toegezegd '4). De vorige koster, Jan geheten, kreeg voor zijn diensten 2 rijnsgulden en stuiver uitbetaald door de H. Geestmeester 15). Uit de rekening blijkt niet of hij ook al als schoolmeester werkzaam was, maar gezien het verschil in beloning lijkt dat niet aannemelijk.

Uit een bewaard gebleven verklaring van Jan Blankaert, pastoor te Hoeven van 1580 tot 1589, blijkt dat tussen augustus 1581 en mei 1583 te Hoeven Adriaen 't Sas het schoolmeestersambt uitgeoefend had. Zijn jaarwedde was bepaald op 60 rijnsgulden naast het kostergeld en andere emolumenten. O p 13 augustus 1582 had hij 3 4 gulden en 4 stuivers in geld ontvangen, voor 38 stuivers aan turf, voor 4 8 stuivers aan brood en voor 13 stuivers aan bier '6). Verdere gegevens over deze functionaris en eventuele opvolgers ontbreken. Naar men mag aan- nemen werd in de rampspoedige jaren na 1583, waarvan hierboven sprake was, in Hoeven geen geregeld onderwijs gegeven.

Voor het eerst vememen wij weer iets over de schoolmeester in 1592, toen besprekingen plaatsvonden tussen bestuurders van Hoeven en een kandidaat, vermoedelijk met een gunstig resultaat, want op 31 oktober van dat jaar haalde een wagen de nieuwe man naar Hoeven. De kosten

van deze verhuizing, 2 karolusgulden, nam de gemeente voor haar rekening '7). Meester Jan, zoals de nieuwbenoemde heette, ontving van het dorp een maandelijkse tractement van 6 karolusgulden en van de H.

Geestarmen een bedrag vari'irend van 2 tot 2 gulden per maand. De hoogte was afhankelijk van het aantal ,,schameleM (arme) kinderen dat het onderwijs volgde. Soms ook geschiedde de betaling in natura, bv.

een veertel koren 18).

Van oktober 1594 tot juni 1597 was Dier(i)ck Dingemans schoolmee- ster te Hoeven; in 1 5 9 8 en 1599 was dat Adriaen Embrechts van Boeijmeer '9).

In december 1 6 0 5 begon Jan Verdussen zijn werk als schoolmeester te Hoeven.

Hij

werd telkens voor CCn jaar, ingaande St. Jansmis (24 juni) gecontracteerd. De beloning bedroeg 10 gulden per maand 20). Elk kind dat de school bezocht betaalde maandelijks een schoolgeld van 2 stuivers 21).

Simon Adriaens van Oeckel bleek in 1607 betere voorwaarden bedongen te hebben. Hij ontving 93 karolusgulden per jaar van het dorp en vier veertel rogge van het armbestuur. In de hoogte van het school- geld kwam geen verandering. Wel kreeg hij toezegging dat de gemeente drie voer brandhout of turf zou leveren, indien zijn moeder te Hoeven zou komen wonen 22).

Het contract dat in 1 6 1 5 gesloten werd met Henrick Holsteen, tevoren ondermeester te Roosendaal, geeft duidelijk aan waarin de kinderen onderwezen werden: lezen, schrijven, cijferen, rekenen, in de kerk zingen, latijn en frans. Ook werden aan Henrick Holsteen naast zijn schoolmeestersfunktie andere taken opgelegd. Zo moest hij voor zijn inkomsten uit de kosterij in de kerk de pastoor in alle opzichten behulp- zaam zijn. Verder diende hij het torenuurwerk te onderhouden, de kerk elke zaterdag te vegen en alles te doen wat de pastoor of het dorpsbe- stuur hem in redelijkheid opdroegen 23).

Het aantal neventaken werd in 1 6 2 6 bij de aanstelling van Joseph Aert Dircxen als schoolmeester opnieuw uitgebreid. Behalve het reeds ver- melde moest hij elke dag 's morgens, 's middags en 's avonds de klok luiden, ook op zon- en feestdagen, en de mis zingen 24).

Deze onderwijzer werd in 1632 om een zeer bijzondere reden ontslagen.

In de parochiekerk was namelijk een orgel gebouwd 25), maar Joseph Dirxen kon het niet bespelen, zodat uitgezien werd naar een veelzijdiger persoon. Het feit dat de schoolmeester zijn werk reeds zes jaar hoogst- waarschijnlijk tot wederzijdse tevredenheid had verricht, deed weinig of niets ter zake. Michiel van Cauwenberge werd de nieuwe ,,orgelist, schoelmeester, coster" 26).

Toen bij het naderen van het twaalfjarig bestand (1609

-

1621) een rustiger tijd aanbrak, begon voor Hoeven een periode van herstel en

oplevende welvaart. De kerktoren werd in de jaren 1 6 0 8

-

1609

herbouwd in 1616 werd er een Onze-Lieve-Vrouwe-altaar in d e kerk geplaatst 28), later gevolgd door het reeds vermelde orgel en in 1 6 4 2 door een nieuw oksaal29). Van voorbereidingen tot de bouw van een ,,stat huijs" of gevangenis, n.1. van het verkrijgen van de benodigde gelden, was reeds in 161 9 sprake 30). Het is in die tijd echter bij plannen gebleven. Ook het feit dat van de schoolmeester verlangd werd latijn en frans te onderwijzen mag zeker ook als tekenend voor een periode van opbloei genoemd worden.

Verschillende schoolmeesters die in deze jaren te Hoeven werkzaam zijn geweest, waren uit de Zuidelijke Nederlanden

-

het huidige BelgS -afkomstig. Als voorbeelden kunnen genoemd worden Jan Balmans uit Turnhout (te Hoeven gewerkt van 1616 tot 1618), Joseph Aert Dirc- xen uit Harelbeke (1626

-

1632), Michiel van Cauwenberge uit Beringen (1632 - 1635), Johan le Boucq (1638

-

1639,164 1

-

1643), en Aert van Stiphout, ook Aert van Eijck genoemd, uit Turnhout (1639

-

1641). Toen de laatstgenoemde werd aangesteld waren er ook kan- didaten uit onder meer Retie en Hoogstraten 31).

Ook de in 1 6 4 3 benoemde Bartholomeus Tambuijser behoorde gezien zijn naam waarschijnlijk tot de Zuidnederlandse schoolmeesters. Tij- dens zijn diensttijd deden zich de ingrijpende staatkundige verande- ringen ten gevolge van de Vrede van Munster voor, waarover in de inleiding reeds werd gesproken.

In document KOFFIE, THEE EN TABAK (pagina 47-51)