• No results found

HOE EEN OUDE KAART TOT STAND KWAM

In document KOFFIE, THEE EN TABAK (pagina 26-35)

In het rijksarchief te 's Cravenhage bevindt zich onder de vele daar aanwezige kaarten voor West-Brabant, en speciaal voor Klundert een zeer belangrijke kaart 1). Hoewel de kwaliteit van bedoelde kaart niet optimaal is, bevat ze toch een aantal zeer interessante gegevens over de situatie van het gebied van het latere Klundert, v66r de inpoldering van 1.558.

De kaart die vrijwel zeker is gemaakt door de landmeter Maarten Cornelisz in opdracht van Hendrik van Nassau in 1537, bevat verschil- lende naamsaanduidingen, die helaas vrijwel onleesbaar zijn. Ook met zeer moderne larnpen, en met deskundige hulp van Dhr. Sandvliet van het rijksarchief was slechts een klein deel van de tekst te herleiden. Toch geven de weinige we1 leesbare schrifttekens belangrijke nog onbekende mededelingen over het gebied van vele kreken en mogelijk zelfs over de nog toe onbekende ligging van het oude Niervaart.

Het is voldoende bekend dat dit oude, middeleeuwse dorp na de beruchte St. Elisabethsvloed van 1421 min of meer geleidelijk teniet ging. Dit langzame verval, waarover zeer weinig bekend is, zal het gevolg zijn geweest van het steeds terugkerende water. Toen de dijken waren weggeslagen, zullen hoge vloeden steeds meer tot de onbewoon- baarheid van het gebied hebben bijgedragen. Weten we van het oude middeleeuwse dorp al zeer weinig, van de door de grote vloed ontstane plaatselijke situatie weten we evenmin veel.

De hier bedoelde, oude kaart echter geeft wat meer zekerheid over de ligging van het 14de eeuwse Niervaert.

Het oostelijk deel op de kaart is het best leesbare deel. Hier staat duidelijk het stroompje ,,de Slegge" 2) aangegeven, de naam van dit riviertje, dat ontstaat b i ~ de bekende Zandberg, is tot in de vorige eeuw gebruikt. Zichtbaar is dat deze Slegge als een soort vork met twee punten langs de Zandberg loopt en zich dan verenigt, om tenslotte ongeveer Westwaarts in de ,,Moye Keene" uit te komen. Over de loop van de we1 zeer bekende Keene of Moye Keene, bestaat geen enkele twijfel, deze is nu nog grotendeels terug te vinden. Vanaf de mond van de tegenwoordige Rode Vaart, eerst ongeveer Zuidwaarts, dan buigend naar het Westen en uitkomende in de tegenwoordige Mark, tussen Standdaarbuiten en Fijnaart. De genoemde Rodevaart is tijdens het in kaart brengen in 1537 al onder deze naam bekend. De landmeter heeft

deze rivier juist niet ingetekend, hieruit valt op te maken dat zijn opdracht enkel voor de gronden ten Westen hiervan gold.

Ten Oosten van de Zandberg, waar 2 grenspalen staan: ,,Pael op de Slegghe en pael op Santberch", is een volkomen recht lijntje getekend.

Het is de scheidslijn tussen het land van Nassau en dat van de heer van Zevenbergen. De gebogen stroom in het Noorden is het Hollandsch Diep, iets naar het Westen voorzien van de toen gebruikte naam:

Buttervliet of Wyve Keen. Het meest Noord-Westelijke op de kaart is de brede uitmonding van de nog altijd bestaande Tonnekreek, die in oude vermeldingen ook met andere namen werd aangeduid. Van daar uit, of juist omgekeerd, stroomde een vrij brede kreek. Dit tot een flinke sloot gereduceerde water werd veelal de ,,Valckenberchse Amer"

genoemd. Het is de scheiding tussen het land van Nassau en dat van Bergen. Duidelijk was dit een aftakking van de Tonnekreek. Voor de bedijking lag een deel van het land van Bergen, ten Oosten van de Oude Fijnaart buitendijks. Dit stuk is dan de Kleine of de Nieuwe Fijnaart genoemd. Hiervan is de begrenzing door de Valckenberchse Amer gevormd; deze situatie bestaat nog. W e hebben nu, zij het heel grof de stromen vastgesteld die het eiland van de latere Crote polder van Niervaart omringen. Over de wisseling en de namen der kreken, straks meer. Hierover kan nauwelijks verschil van mening ontstaan. Maar de rest van de kaart geeft ons nog nimmer vastgestelde gegevens. Vanaf de Valckenberchse Amer Oostwaarts vinden we eerst de Bottekreek.

Zeer moeilijk lees ik hierin getekend ,,Butcreeckn. Langs deze kreek zal ongeveer twintig jaar nadat de kaart gemaakt werd een nieuw dorp worden aangelegd. Het krijgt aanvankelijk de naam van het oude verdwenen dorp Niervaart, de spelling is steeds verschillend, maar zal a1 spoedig Klundert genoemd worden. Er zijn nog enkele kreken of stromen aangegeven, deze zullen na de inpoldering verdwijnen of worden gewijzigd. De grote bijna cirkelvormige vlek, is slechts een brandgat, misschien veroorzaakt door een omgevallen kaars, tijdens een bestudering van het geheel, in een wat schemerachtige karner

...

Breed is ook de tussen Bottekreek en Slegge getekende kreek waarvan de naam beslist niet te lezen is. Dit kan niet anders zijn dan de vaak genoemde ,,KerckvaertW, waarvan zich de loop later wat meer Noord- Oostelijk heeft verlegd. Verder is nog langs de oever van het Hollandsch Diep leesbaar ,,de Nieuwe Ruychte" en met wat goede wil ,,Huyben Hil". Deze laatste naam komt in jongere stukken nog vrij veel voor. In het Westen de aantekening ,,Finnaert toebehoeren die Heer v.

Berchen" en in het Oosten ,,Suyt Clundert toebehoeren die Heer v.

Sevenberchen", zijn op een na de laatste toponymen die voor ons nog leesbaar zijn.

Er is echter nog kCn leesbaar gegeven, en we1 iets ten Noorden van de Slegge. Hier staat vrij duidelijk: ,,Die hoegghe Clundert". Wat kan dit nu betekenen? Er van uitgaande dat de ontwerper van de kaart in zijn opschriften, niets aantekende wat niet bestond, ofwel van geen enkel belang werd geacht, moet hier wat hebben bestaan. Deze locatie met het bedoelde opschrift is nog steeds aanwijsbaar. Helaas is hier het ge- heel bedolven onder het zand van het grote industrieterrein Moerdijk.

Het is ter hoogte van de plaats waar het nog bestaande deel van de Langeweg ophoudt en overgaat in het genoemde industrieterrein. Ter plaatse was in deze eeuw geen met het oog waarneembare verhoging in het landschap zichtbaar. Toch zijn er een paar opmerkelijke feiten die zouden kunnen wijzen op een zeer oude verdwenen bewoning in deze omgeving. Van te voren wil ik vaststellen dat ik geenszins wil beweren met het nu volgende, ook maar enig bewijs te kunnen geven van de ligging van het oude middeleeuwse Niervaart, en/of het misxhien nog oudere Overdraghe. Toch lijkt het mij verantwoord mededeling te doen van enkele, voornamelijk losse feitelijkheden die, later met mij, bijna zeker verloren zullen gaan.

,,DE

VENT VAN

PIETJE

....

!"

Het meest bewijsbare heeft in dit relaas ook weer iets in zich van het vermoedelijk meest onbewijsbare. Bewijsbaar en onomstotelijk staat vast dat in het land van de toenmalige domeinboerderij, verpacht aan de Gebrs. Knook 3), aan de Korteweg in de zomer van 1942 een graf is gevonden. In het z.g. werkverschaffingsverband werden in die tijd vrij grote verkavelings werkzaamheden uitgevoerd. Men vond toen in het veen dat in zeer dikke formaties onder de kleilaag aanwezig is een in zeer slechte staat zijnde rest van een menselijk skelet. De latere stads- archivaris van Breda, Dhr.

F.

Brekelmans was in die tijd werkzaam op het secretarie van Klundert. Deze is van de vondst op de hoogte gesteld en is ter plaatse gaan kijken. Hij heeft persoonlijk kunnen vaststellen dat de beenderresten met een schedel in de veenlaag waren begraven. De grafsporen waren duidelijk zichtbaar. Van de boven het veen aanwezige eerste kleiafzettingen waren alleen de onderste laagjes verbroken. Hier- door kon worden vastgesteld dat tijdens de begraving het aanslibbings- proces nog in een vrij vroeg stadium was. In het graf werden 3 grote bakstenen aangetroffen. De heer Brekelmans heeft nog contact opge- nomen met de toenmalige Tilburgse archeoloog, Dhr. Johan Willems.

Deze heeft zich echter vanwege de oorlogstoestand niet naar de vind- plaats kunnen begeven. Toch is men tot de conclusie gekomen dat men te doen had met de resten van een man van ongeveer 30 jaar. Voor de aanwezigheid van de drie stenen heeft men geen redelijke verklaring

Dit is de kaart met verschillende, helaas soms onleesbare aanduidigingen. De kaart is ,, Noord-Zuid,

getekend, boven is dus het Hollandsch Diep en beneden de Moye Keene. Geheel rechts de Slegge, N m hiervan even links de vermelding ,,de Hoeghe Clu(n)der': De rechte strepen, links en midden ziin

vouwen, in het midden bevindt zich een brandgaatje met enige lichte verdere beschadigingen.

kunnen geven. Skeletdelen en bakstenen zijn terecht gekomen in de landbouwschuur van de Cebrs. Knook. Het is triest te moeten ver- melden dat niemand er zich nog iets aan gelegen heeft gevoeld. Alles is dan ook verloren geraakt

...

Vele jaren later werd ik toevallig op de hoogte gebracht van hetgeen ik hierboven heb weergegeven. Ik heb van alles geprobeerd nog meer over dit geval aan de weet te komen. Vooral het feit dat men op een door mensen gernaakt graf uit een middeleeuwse periode was gestoten, had, en heeft voor mij een grote aantrekkingskracht. Immers de mogelijkheid dat het een restant van een kerkhof betrof is zeker aanwezig. Uitge- breide navraag bij verschillende lieden die iets van de vond>t hadden gezien leverde slechts dit resultaat op, dat ik de gevoerde corresponden- tie tussen de heren Brekelrnans en Willems heb kunnen vinden, een zeer belangrijke feit overigens 4).

Geen enkele arbeider die in dit project had gewerkt kon er zich ook maar het minste van herinneren. Ook Dhr. Knook, in wiens land en schuur zich alles had afgespeeld, kon weinig of niets toevoegen aan hetgeen al bekend was. Totdat ik op een dag Pietje tegenkwam, een zeer simpele man waarvan ik wist dat hij lange tijd in de ,,werkverschaffing" gewerkt had. Piet is een man die we1 zo simpel is dat bewust liegen of verdraaien van iets waarvan hij weet niet voor de hand ligt. Juist door zijn zeer minimale geestelijke vermogens een onverdachte getuige. Piet wist eerst nauwelijks wat ik bedoelde

,

maar na enige herhalingen begreep hij me en wist te vertellen dat hij heel hard had moeten werken, iets wat ik we1 begrijpen kon, maar dat voor mij niet interessant was. En ja warempel toen ik vroeg of hij met het graven in ,,de hoef van Knook" nooiteen kop had gezien met tanden, lichtte er iets op zijn ogen. ,,JaV, zei Piet, ,,een vent die lachte", waarbij hij duidelijk zijn lip optrok en zijn tanden liet zien ommij goed te laten zien, hoe die ,,vent7' zijn gebit had getoond. Ik wilde echter meer te weten komen, en vroeg dus of nog meer ,,venten"

op waren gegraven. Piet had het echter steeds maar over CCn zodat ik iets anders ging vragen. Was er dan niets anders gevonden. ,,Aileen turf", zei Piet en gelijk daarop ,,ook nog tonnekens, en nou weet ik het niet rneer!"

...

Dat was het dan, maar toch was de mededeling dat Piet in zijn onnozelheid ,,tonnekensU had gezien in de buurt van een begraving voor mij een niet geringe aanwijzing dat hier we1 zeker een bewoning geweest kan zijn.

Het is voldoende bekend dat houten vaten, op elkaar werden opgesteld en ingegraven, waarvan alleen de onderste zijn bodem behield. De twee of drie hier bovenstaande waren zonder bodem. In deze reservoirs werd regenwater opgevangen dat voor drink en kookwater werd gebruikt. Na

opruiming van in de oorlog verwoeste panden in Klundert kwamen deze ,,tonnekensn vele malen bloot. Helaas is er ook toen nooit een goed gericht onderzoek gepleegd. We hebben nu het volgende, volkomen vast staat dat in of vlakbij ,,de Hooge Clundert" een begraving is gevonden, minder vast staat dat hierbij een of meer oude waterreser- aanwezig waren. Dit betekent dat een bewoningskem hier zeer we1 kan hebben bestaan. Men dient we1 te bedenken dat werkelijk onderzoek niet is gepleegd, zodat meer aanwijzingen niet bekend zijn. Toch zijn er meer, overigens weinig houvast gevende dingen die vermeld dienen te worden. Zo heet de kreek die langs of door dit deel van het gebied liep de Kerkvaart. Deze naam bestaat in elk geval al ver voordat er van een (her)inpoldering sprake is en er geen pemamente bewoning bestaat.

Toch vertelt ons deze naam dat men ooit via dit water de kerk kon bereiken of dat er zelfs een kerk a a n dit water heeft bestaan. De laatste ,,hintn in de richting van het bestaan van Niervaart in deze omgeving is de overlevering mij meegedeeld door een Rooms-Katholiek van de oude stempel, dat het vinden van de hostie uit het verhaal van het Sacrament van Niervaart zou geweest zijn op het perceel liggende op de hoek van de Langeweg ende tegenwoordige Niervaartweg. Bij de Kerkvaart! Het zou mijn zegsman vroeger door verschillende mensen zijn verteld. De waarde van dit gegeven laat ik geheel aan U over...

DE ONWETTIGE ARRESTATIE ....

!

Na deze, uiteraard niet zo waterdichte, feiten en. conclusies over de eventuele ligging van Niervaart en Overdraghe heeft de kaart we1 degelijk waarde aangaande het weinig concrete uit de tijd tussen de vloed en de inpoldering. Want er zijn meer, nimmer gepubliceerde gegevens. Cegevens die door goede bestudering vande kaart behoorlijk zijn te controleren. Aan een kant verklaren deze wat, aan de andere kant echter werpen ze nieuwe vragen op. Het zal

U

zeker nieuwsgierig maken. Aldus 6 ) : In oktober 1537, toevallig hetzelfde jaar dat de kaart kan worden gedateerd, werd door d e Rentmeester van Oudenbosch een schipper gearresteerd, die met zijn schip riet aan het inladen was op grond van de Heer van Nassau. De Oudenbossche rentmeester stelde dat de schipper het riet had geladen van gronden die de Heer van Bergen o p Zoom toebehoorde. Over deze nogal hoog opgelopen kwes- tie worden door ,,Heer Jan van Renesse, Heere van Cromestain, Riddere Nicolaes van der Heyden, Casteleyn van den Nyewervaert en de Comelis de Werdt, Schoutet van de Zwaluwe" enige getuigen gehoord. Het zijn: Adriaen Joistz.,

55

jaar en zijn broers Neleman Joistz., ongeveer

50

jaar, Lauw Joistz., ongeveer 40 jaar en Comelis Jan Schaerts, ongeveer

55

jaar. Uit hun verklaringen komen een aantal we1 zeer opmerkelijke dingen naar voren. Zo blijken de gebroeders

Joostz. al zo'n dertig jaar bepaalde delen van wat zij noemen ,,de Clundert" in pacht te hebben. Voor de jongste zal dit gezien zijn opgegeven leeftijd wat korter geweest zijn. Zij huren of pachten het gebied voor telkens zes jaar, en schijnen dit na die zes jaren om te milen.

Zij

geven zeer duidelijk hun eigen deel op. Zo heeft Adriaen het deel ten Oosten van de Twee Bakense Kreek of Voscreke, een naam die aanvankelijk niets zegt, en de Botcreeke. Mocht er nog misverstand kunnen ontstaan over de naam van de eerste kreek, dan wordt deze door de volgende omschrijving geheel weggenomen; ,,tuycht by synen eedt dat hy in pachtinge heeft gehadt den tyt van Zesse jaren daer het VI. T e Jaer nu tegenwoordich loopt af heeft den NYEUWEN CLUNDER den welcken mede met hem in hueren hebben Adriaen van Bavel ende Lauw Janstz. ende dat zy den selven NYEUWEN CLUNDER onder dridn onderlinghe gedeelt hebben ende dat zyn gedeelte gevallen is beginnen(de) aen VOSKREKE ofte de TWEE BAKENSCHE CREKE. Zoe men die noempt de welcke scheyt zoe hy segt de gorsingen van mynen gena(dige) heere den Crave van Nassou en de mynen heere van Berghen en de vandair Oistwart af tot de BUTCREKE. Seyt mede dat hy heeft doen snyden bij Thoon Floren met de groote Heyn Theuwen ende eenen genoempt Herman, zeker blatriet aen de Oistzyde vander VOSKREKE oft TWEE BAKEN- SCHE CREKE. Zoe men noemp omtrent een boochschoot lengte binnenslandts aan den twee bakens die in den mondt van der voirs-creke op MOIKENE ofte de KENE staen".

Zonder twijfel geeft de getuige hiermede aan dat hij een deel van de Zuid.Westelijke gronden pachtte die eigendom van de Heer van Nassau waren. De Voskreek of Tweebakense kreek, wordt later Valkenbergse Amer genoemd. Dit is misschien niet geheel correct, want ook ten Westen van het latere Fijnaart is een kreek met deze naam aangeduid.

Toch kan dit dezelfde kreek of rivier zijn geweest, als men in aanmer- king neemt dat v66r de

St.

Elisabethsvloed, toen het later zo brede Hollandsch Diep nog niet ontstaan was, de loop van de Valkenbergse Amer met een grote bocht vanaf iets ten Noorden van het tegenwoor- dige Zwingelspaan weer West tot Zuid-West is afgebogen. De volgende getuige is Neleman Joistz. Hij pacht het deel gelegen tussen Kerkvaart en Slegge, waarover straks meer. Ook hij verklaarde niet anders te weten dan dat de VOSKREKE altijd de grensscheiding was van het gebied van Nassau en dat van Bergen. Hij heeft al zo'n dertig jaar in dit gebied gewerkt, eerst als ,,wachter van Beesten", later als hooier en nu al jaren als pachter. Volgens hem komt de VOSKREKE uit het Noorden ,,vuyten AMERE" dit deel heeft de naam, maar ,,is int middel genaempt de DEURVAERT KREKE ende aende Zuytzyde de TWEE BAKENSCHE CREKE. ,,Hieruit is slechts deze conclusiemogelijk: Na

de inpoldering is de stroom die de grens vormde door de bedijking afgedamd. Wat dan Tonnekreek heet, was CCn geheel met de vliet of waterloop die nog bestaat en nu geen officiele naam meer heeft, maar nog steeds de grens vorrnt tussen de gemeente Klundert en Fijnaart.

Doordat ook in diverse latere stukken voor dezelfde natuurlijke grens verschillende benamingen worden gebruikt, is de duidelijkheid zeker niet altijd gediend. Het ,,blatrietV, waarover eigenlijk het hele geval gaat was door arbeiders van Adriaen Joistz gesneden en aan Jacob Zeben, een schipper uit Terheiden verkocht. Zowel het snijden als het inladen van het riet was gedaan op gebied ten Oosten van de zo juist genoemde kreek, en dus geheel op terrein waarop de rentmeester uit Oudenbosch geen enkele bevoegdheid bezat. Inbeslagname en arrestatie was duide- lijk onwettig. Toch heeft de affaire voor schipper Zeben vrij onaange- name gevolgen gehad. Het ligt niet in de lijn van dit artikel hierop nader in te gaan, het is uiteindelijk toch tot een goed einde gekomen.

De verdere verklaringen der getuigen lossen niet zo veel meer op. Wel geven deze wat meer zekerheid over enkele nogal weinig bekende, feiten. Zo er nog twijfel is over de oude waterlopen, de BOTKREEK, KERKVAART en SLECCE, de getuigen in dit verhaal nemen deze twijfel in elk geval geheel weg. Zij zijn nog tendele bestaande, aan de Botkreek is Klundert aangelegd, de Kerkvaart kwam bij de nog bestaande To1 in de Keene en iets ten Zuid-Oosten liep de Slegge, gedeeltelijk als natuurlijke grens met hetgeen onder Zevenbergen behoorde. Wel rijzen er enkele nieuwe vragen op. Het deel waarop onze kaart ,,Hoeghe Clunder" is geschreven, is in pacht bij Neleman Joistz.

De verdere verklaringen der getuigen lossen niet zo veel meer op. Wel geven deze wat meer zekerheid over enkele nogal weinig bekende, feiten. Zo er nog twijfel is over de oude waterlopen, de BOTKREEK, KERKVAART en SLECCE, de getuigen in dit verhaal nemen deze twijfel in elk geval geheel weg. Zij zijn nog tendele bestaande, aan de Botkreek is Klundert aangelegd, de Kerkvaart kwam bij de nog bestaande To1 in de Keene en iets ten Zuid-Oosten liep de Slegge, gedeeltelijk als natuurlijke grens met hetgeen onder Zevenbergen behoorde. Wel rijzen er enkele nieuwe vragen op. Het deel waarop onze kaart ,,Hoeghe Clunder" is geschreven, is in pacht bij Neleman Joistz.

In document KOFFIE, THEE EN TABAK (pagina 26-35)