• No results found

dmorgen Zwolle

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "dmorgen Zwolle"

Copied!
67
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Perspectiefnota 2013-2016

(2)

Introductie

De perspectiefnota 2013-2016 biedt onder het motto de kracht van Zwolle een beeld van beleidsmatige en financiële

ontwikkelingen voor de komende vier jaar. Tevens wordt inzicht geboden in het investeringsprogramma en de uitvoering van de bezuinigingsopgave.

Onderstaand schema geeft de positie van de Perspectiefnota in de beleidscyclus.

Perspectiefnota

Strategisch meerjarig beleid (4 jaar)

Begroting

Beleidsvoornemens met financiële vertaling (1 jaar)

Beleidsrapportage

Tussenstand van de uit- voering van de begroting

Jaarrekening

Verantwoording over de resultaten van de uit- voering van de begroting

In deze PPN is niet, zoals tot op heden gebruikelijk was de “staat van de stad”als bijlage opgenomen. De gegevens uit de “staat van de stad”zullen eind mei digitaal gepresenteerd worden. Hierover ontvangt de raad nog nadere informatie. Dit is een eerste stap in het kader van de doorontwikkeling om achtergrondinformatie bij de beleidscyclus digitaal beschikbaar te stellen

(3)
(4)

Inhoudsopgave

Introductie ... 1

1. Inleiding ... 5

2. Trends en ontwikkelingen ... 7

2.1. Ruimtelijk-fysiek ...7

2.2. Economie ...8

2.3. Sociaal ...9

2.4. Bestuurlijk...9

3. Financiën ... 11

3.1. Structureel perspectief 2013 – 2016...11

3.2. Incidenteel perspectief 2012-2016 ...15

3.3. Belastingen/heffingen/woonlastenontwikkeling. ...16

4. Investeren ... 17

4.1. Ontwikkelingen ...17

4.2 Structurele knelpunten ...20

4.3. Meerjarige incidentele knelpunten...22

4.4. Incidentele knelpunten ...22

5. Bezuinigen en Vernieuwen... 23

5.1. Inleiding...23

5.2. Participatie-effectmeting ...23

5.3. Subsidies; gesubsidieerde uitvoeringsprocessen...24

5.4. Bedrijfsvoering...27

Bijlage 1 bij hoofdstuk 3... 31

Bijlage 2 bij hoofdstuk 3... 33

Bijlage bij hoofdstuk 4... 38

Bijlage bij hoofdstuk 5... 43

Bijlage 5.1. Totaaloverzicht Inhoudelijke Bezuinigingen en Herinvesteringen...43

Bijlage 5.2 Uitwerkingen per begrotingsprogramma...45

Bijlage 5.3. Advies Integratieraad...59

Bijlage 5.4. Advies WMO-raad ...64

(5)
(6)

1. Inleiding

Halverwege de collegeperiode mogen we constateren dat de economische crisis nog niet voorbij is. Nederland is opnieuw in een recessie beland en het rijk bereidt nieuwe bezuinigingen voor. Dat alles heeft zijn weerslag op de ontwikkeling van onze stad. Mensen verkeren in onzekerheid over het behoud of het krijgen van een baan. Ook heeft het gevolgen voor de financiële mogelijkheden van inwoners, organisaties en bedrijven in onze stad en de financiële huishouding van de gemeente Zwolle Ondanks de aanhoudende economische crisis laat Zwolle zich nog steeds van zijn sterke kant zien. De aantoonbare veerkracht van de Zwolse samenleving manifesteert zich in verschillende nieuwe initiatieven van individuele Zwollenaren, ondernemers, organisaties en partners. Onder het motto ‘iedereen doet mee’ geven zij op verrassende wijze invulling aan de uitdagingen van vandaag en morgen. De uitgangspositie van Zwolle blijft goed. De centrale ligging in Nederland, de goede bereikbaarheid, de nog steeds groeiende bevolking en een groei van het aantal arbeidsplaatsen maken dat Zwolle en de regio ook dit jaar een plek in de top van economische ranglijsten bezet. Dat vertaalt zich in nieuwe vestigingen van bedrijven en nieuwe initiatieven van ondernemers in Zwolle. De kracht van Zwolle schuilt daarnaast in de sterke sociale infrastructuur. We hebben oog voor elkaar.

Dat blijkt uit de vele vrijwilligers en de maatschappelijke betrokkenheid van veel organisaties, verenigingen en bedrijven in deze stad. Deze wetenschap sterkt ons in het vertrouwen dat we kunnen blijven bouwen aan een sterke sociale stad die sterker uit de crisis kan komen. Daarbij komt het echter aan op het mobiliseren en bundelen van de kracht en kwaliteiten van onze inwoners, ondernemers en organisaties.

De principes uit ons coalitieakkoord staan wat ons betreft onverkort overeind. Participatie, het werken vanuit vertrouwen, een geïntegreerde uitvoering, het gebruik maken van de kwaliteiten van de stad en omgeving en het duurzaam handelen vormen een leidraad bij het vinden van een antwoord op de vraag hoe om te gaan met de snel veranderende omstandigheden.

Tegelijkertijd staan we nog steeds voor een opgave invulling te geven aan de bezuinigingen. Deze zijn noodzakelijk om het financiële huishoudboekje op orde te houden en om die investeringen te kunnen doen die de positie van Zwolle, de regio en haar inwoners verder versterken. Door een robuust en behoedzaam financieel beleid is er ruimte voor investeringen in de kracht van de samenleving en in de randvoorwaarden voor economische ontwikkeling en voor het inspelen op rijksbezuinigingen. Zo creëert de tweede bezuinigingsoperatie ruimte om vijf miljoen euro te reserveren voor de uitvoering van decentralisaties in het sociale domein en de mogelijke bezuinigingen die hiermee gepaard gaan. Ook maken we zo drie miljoen euro vrij om te investeren in de Spoorzone.

In de afgelopen jaren hebben we al vele zaken uit het collegeakkoord gerealiseerd. De stad heeft zich ontwikkeld en ontwikkelt de komende jaren verder. Zie de ontwikkelingen rond het Kraanbolwerk, het Katwolderplein, het nieuwe zwembad, de renovatie van het Openluchtbad, Hedon, de Fundatie, de Broerenkerk, het Anker, de nieuwe hockeyaccommodatie en uiteraard de geplande ontwikkelingen en investeringen in de Spoorzone. Dat laatste past in de trend van de herontwikkeling van spoor- en stationslocaties in aantrekkelijke gebieden voor een veelheid aan functies. Bij de meeste van deze ontwikkelingen is de provincie Overijssel een belangrijke partner, bijvoorbeeld door het leveren van een financiële bijdrage. Ook de nieuwbouw van de Isala klinieken, de rechtbank en de waarschijnlijke komst van Ikea zijn voorbeelden van de ontwikkeling van Zwolle. Dit alles laat zien dat er ondanks de voorgenomen en doorgevoerde bezuinigingen en de andere effecten van de economische crisis ontwikkeling mogelijk blijft. Op die manier willen we ook met deze perspectiefnota verder gaan met de in het collegeakkoord ingezette lijn. Vanzelfsprekend beseffen we dat we op een andere manier moeten kijken naar de programma’s op het gebied van wonen, kantoren en voorzieningen in de stad. Daarom hebben wij begin 2012 besloten om de verschillende

vastgoedprogramma’s nader tegen het licht te houden. We bekijken in hoeverre de programma’s nog steeds voldoen aan de snelle veranderingen in de markt, de consumentenbehoefte en de nieuwe wetgeving. Er is geen aanleiding om de ontwikkeling van de stad stil te leggen. Veel meer is het van belang om met gerichte keuzes de ontwikkelingen in de samenleving te stimuleren en ruim baan te geven. Hiervoor vormen we een stadsontwikkelfonds. Dit fonds is een omvorming van het

cofinancieringsfonds. Maar dan met een bredere opzet: cofinanciering is niet meer vereist en ook niet-fysieke projecten komen in aanmerking voor financiering uit dit fonds.

Naast geld voor investeringen reserveren we ook middelen om decentralisatie van taken door rijk en provincie op een goede manier in Zwolle te implementeren en houden we voldoende middelen achter de hand om de effecten van nieuwe ombuigingen door het rijk in 2013 in eerste instantie zonder grote extra bezuinigingen op te vangen. Tijdens de totstandkoming van deze perspectiefnota is het kabinet-Rutte gevallen. Dat betekent dat wij langer in onzekerheid zullen verkeren over de aard en omvang van de rijksbezuinigingen. Ook is het onzeker wat de val van het kabinet voor gevolgen heeft voor de decentralisatie van taken naar de gemeenten. De trend van het leggen van meer verantwoordelijkheden bij gemeenten zal naar onze verwachting niet veranderen. Onzekerheid blijft over de omvang, het tijdstip en de financiële gevolgen van toekomstige decentralisaties. Wij zullen de Raad informeren zodra wij meer zicht hebben op de (financiële) consequenties van de ontwikkelingen in Den Haag.

De rol van gemeenten wordt groter. Met name in het sociaal domein. Het kabinet-Rutte was van plan gemeenten

verantwoordelijk te maken voor de jeugdzorg, begeleiding en de Wet werken naar vermogen. Bij begeleiding gaat het om de

(7)

overdracht van deze functie vanuit de AWBZ naar de WMO. De Wet werken naar vermogen brengt alle regelingen voor de onderkant van de arbeidsmarkt onder in één wet. Dan gaat het om de WWB, de WSW en de Wajong. Hoewel het door de val van het kabinet-Rutte onzeker is hoe en wanneer de decentralisatie van taken zal plaatsvinden, zien wij kansen in een grotere rol voor de gemeente in het sociaal domein. Kansen voor het leggen van verbindingen, het bieden van maatwerk en nieuwe, innovatieve vormen van ondersteuning. Tegelijkertijd beseffen we dat de decentralisaties vaak gepaard gaan met

bezuinigingen. Met in het achterhoofd de doelstelling het behouden en vergroten van zelfredzaamheid van onze inwoners, betekent dat een voortdurende afweging tussen de wens om iedereen mee te laten doen en het op een goede manier in stand houden van een effectieve ondersteuningsstructuur voor diegenen die het (tijdelijk) niet vanzelf redden. Onderdeel van dat vangnet is het bieden van steun aan mensen die door een opeenstapeling van bezuinigingen in de problemen komen.

Bijvoorbeeld door meer maatwerk binnen de bijzondere bijstand

Het Zwolse fundament is sterk en heeft in de afgelopen jaren zijn veerkracht bewezen. Vanuit die basis willen we de komende jaren verder werken om mensen de ruimte te bieden mee te doen, mee te werken en mee te investeren in de kracht van Zwolle. Dit kan alleen door de investeringen die we in en met de stad doen te plaatsen in de context van de belangrijkste trends en ontwikkelingen die op ons af komen en daar waar nodig en mogelijk ons voorbereiden op de consequenties die deze trends en ontwikkelingen voor Zwolle hebben.

(8)

2. Trends en ontwikkelingen

2.1. Ruimtelijk-fysiek

De ontwikkelingen op de woningmarkt hebben grote ruimtelijke en fysiek consequenties. De kwaliteit van de leefomgeving speelt een toenemende rol in de keuze van de woonplek. Werken volgt daarbij steeds vaker wonen. Ook ontstaat er behoefte aan een grotere belevingswaarde van de (openbare) ruimte en aan duurzaamheid. Dat stelt eisen aan de ruimtelijke kwaliteit van de stad en de omgeving. Bovendien wordt de vrijetijdssector belangrijker, ook in ruimtelijke zin. Trends en ontwikkelingen op het gebied van economie hebben ook hun ruimtelijke gevolgen. Denk aan de ontwikkelingen op de kantorenmarkt of bij de bedrijventerreinen. De uitdagingen op het ruimtelijk gebied voor steden zijn groot. En dat in een tijd dat er veel minder geld is voor stedelijke vernieuwing: minder opbrengsten uit grondverkopen en afbouw van rijkssubsidies. Dat betekent zoeken naar nieuwe vormen van ontwikkeling en financiering. Ook is het de vraag of de traditionele manier van programmeren van

bijvoorbeeld woningen en kantoren nog werkt. Dat is de reden dat wij onze vastgoedprogramma’s fundamenteel tegen het licht houden.

Woningmarkt

Zwolle groeit en blijft groeien. In 2010 is de woningproductie door de crisis gehalveerd tot 460 woningen, maar in 2011 hebben we een herstel gezien van een woningproductie van 580 woningen. Ook in 2012 verwachten we circa 600 woningen op te leveren. Toch zijn ook in Zwolle de effecten van de stagnatie op de woningmarkt merkbaar. Een dip in de vraag naar woningen als gevolg van economische neergang is in principe een gewone conjuncturele ontwikkeling. Door de stagnatie zijn echter ook een aantal structurele veranderingen op de woningmarkt duidelijk zichtbaar geworden. Consumenten stellen steeds hogere en veelzijdigere eisen aan hun woon- en leefomgeving. De markt wordt meer divers en vraagt om meer keuzevrijheid, differentiatie, variatie, flexibiliteit, duurzaamheid en zeggenschap in woonmilieus en woningtypen. Om hier op in te spelen zal de markt de omslag moeten maken van een aanbodmarkt naar een vragersmarkt. Het wordt tijd veel meer over te laten aan de burgers bijvoorbeeld door zelfbouw, (collectief) particulier opdrachtgeverschap en echte vraagsturing. Ruimte geven aan particulier opdrachtgeverschap vraagt om een verandering bij de gemeente. In het nieuwbouwprogramma moet voldoende specifieke aandacht zijn voor starters, jongeren, studenten en jonge gezinnen. Hoe kunnen we hen binden aan de stad? Naast de markt voor koopwoningen, vereist ook de huurmarkt aandacht. Zwolle wil een aantrekkelijke stad blijven voor alle inkomensgroepen.

Dat vereist voldoende betaalbare huurwoningen.

Het denken over en de aanpak van stedelijke vernieuwing is in de loop van de jaren veranderd. Grootschalige sloop en nieuwbouw maken plaats voor renovatie en verbetering van het bestaande gebied en de bestaande woningvoorraad. Waarbij niet alleen wordt gekeken naar fysieke maatregelen, maar naar een combinatie van fysieke, economische en sociale ingrepen en investeringen. Leidend hierbij is het principe van natuurlijke wijkvernieuwing: de bewoners worden nauw betrokken bij de planvorming. In de woonvisie wordt deze visie op wijkvernieuwing verankerd, zodat er een stevige basis ligt onder deze integrale kijk op natuurlijk wijkvernieuwing.

Mobiliteit

De verwachting is dat de mobiliteit in Zwolle zal blijven groeien, ook als de groei van het aantal inwoners en arbeidsplaatsen achterblijft bij de oorspronkelijke verwachtingen uit het Structuurplan. Mensen verplaatsen zich meer en vooral verder. De groei is vooral terug te vinden op het hoofdwegennet en rond economische centra zoals de binnenstad. Een goede bereikbaarheid van de stad blijft cruciaal. Niet alleen voor de inkomende pendel, maar ook om Zwolle als woonstad aantrekkelijk te houden voor mensen die elders werken. Daarom zijn wij blij met de komst van de Hanzelijn en investeren wij samen met de provincie in regionale verbindingen als de aansluiting van de N340 op de A28 en in de N35. Maar ook in een goede doorstroming van openbaar vervoer, auto en fiets binnen de stad. Dat doen we met het programma In de ban van de Ring, maar ook door de aanleg van fietsstraten.

De samenleving van nu wordt steeds dynamischer, mensen maken steeds nieuwe keuzes en volgen trends. Dit geldt zeker voor de mobiliteit. Niet alleen neemt de mobiliteit nog verder toe ook de wijze waarop we ons verplaatsen en de wijze waarop we onze mobiliteitskeuzes maken, veranderen voortdurend. Dit vraagt om een veel betere kennis van deze veranderende omstandigheden. Bijvoorbeeld door betere monitoring en onderzoek. Meten is weten is meer dan ooit van belang om snel en adequaat in te kunnen spelen op wijzigingen in verkeersstromen. Daarnaast moet op een andere, meer dynamische manier ingespeeld worden op problemen die zich voordoen. Dynamisch Verkeersmanagement (DVM) is bij uitstek het instrument dat ingezet kan worden om de doorstroming van het verkeer te kunnen waarborgen. In Zwolle zijn op dit gebied de afgelopen tijd goede stappen gezet. Er ligt een basis waarop de komende jaren, samen met provincie, rijk en regiogemeenten verder gewerkt kan worden aan een uitbreiding van DVM en een koppeling van DVM met mobiliteitsmanagement.

Water vraagt aandacht

Water is de komende jaren een bepalend thema voor duurzame ontwikkeling van Zwolle. De wateropgaven zijn groot: door klimaatverandering, bodemdaling, opvangen van peilveranderingen (Deltaprogramma) moeten we water veel meer ruimte

(9)

geven. We moeten (opnieuw) leren leven met water. Dit biedt ook kansen, zowel in ruimtelijke als economische zin. De komende periode moeten we daar samen met partners invulling aan geven. Uitgangspunt daarbij is dat water integraal onderdeel is van het ruimtelijk en economisch beleid. Waterveiligheid heeft hoge prioriteit, waarbij de relaties met wonen, energie en de ondergrond van groot belang zijn om kansen te kunnen verzilveren.

2.2. Economie

De economische vooruitzichten zijn op de korte termijn niet rooskleurig. Het CPB verwacht pas in 2013 weer een voorzichtig herstel. Wel is de uitgangspositie van Zwolle relatief gunstig. Zwolle en de regio hebben de afgelopen decennia een enorme ontwikkeling doorgemaakt en behoren inmiddels tot de economisch sterkste gebieden van Nederland. Bureau Louter

onderscheidt in Nederland twee zones waar de grootste economische groei plaatsvindt. Naast de bekende A2-as (Amsterdam- Eindhoven) is dat de A28-as: van Utrecht tot Meppel.

Het traditioneel stedelijk economisch beleid verandert naar een dynamisch en flexibel meebewegen met nieuw

ondernemerschap. Daarbij geven ondernemers aan dat het economisch beleid eerst en vooral er toe moet leiden dat de overheid haar eigen producten en kerntaken op orde heeft. Dan doelen ze op vergunningverlening, onderwijsbeleid,

aanbestedingsbeleid, mobiliteitsbeleid, gemeente- en provinciegrensoverschrijdend handelen en denken. Deze aspecten zijn niet specifiek economisch, maar bepalen wel in grote mate de aantrekkelijkheid van een regio voor ondernemers. In feite gaat het om het scheppen van een dynamisch en ondernemend klimaat, waarin (startende) ondernemers de ruimte hebben en voldoende mogelijkheden zien. Ook het combineren van wonen en werken kan daaraan bijdragen. Hier ligt ook voor Zwolle een grote uitdaging. Een innovatief ondernemersklimaat verbreedt de basis voor economische groei. Die steunt in Zwolle nu vooral op de sectoren zorg, onderwijs, openbaar bestuur en ICT. De recente opening van het Polymer Science Park, met steun van de provincie, en de inzet op de ontwikkeling van het economische cluster ‘nieuwe materialen’ dragen ook bij aan de verbreding van deze basis.

Arbeidsmarkt

Steden en regio’s zullen steeds meer concurreren om de schaarser wordende (kennis)werkers aan zich te binden. Regionale en lokale arbeidsmarkt wordt een steeds belangrijkere vestigingsplaatsfactor voor bedrijven. De samenstelling van de

beroepsbevolking is daarbij een sleutelfactor. De huidige arbeidsmarkt in Zwolle ziet er positief uit. De potentiële

beroepsbevolking (het aantal inwoners van 15 tot 65 jaar) zal in Zwolle naar verwachting nog tot 2025 blijven toenemen. Daarna worden de gevolgen van de daling van de beroepsbevolking ook in Zwolle merkbaar.

Voor werkgevers is echter niet alleen de potentiële beroepsbevolking van Zwolle relevant. Gezien het belang van de inkomende pendel (50% van het aantal banen) zijn de omvang en de karakteristieken van de beroepsbevolking in de regio minstens zo relevant. De kennisintensiteit van het werk neemt toe, terwijl het opleidingsniveau in de regio beneden het nationale gemiddelde ligt. Zwolle vormt het concentratiepunt van hoog opgeleiden. Uit ramingen van bureau Louter blijkt dat het aantal laag en middelbaar opgeleiden in de werkzame beroepsbevolking van Zwolle gestaag zal blijven afnemen, ten faveure van de hoog opgeleiden. In de rest van de regio Zwolle ligt het aantal hoog opgeleiden duidelijk onder en het aantal middelbaar en laag opgeleiden boven het nationaal gemiddelde. Daar ligt een opgave voor het vervullen van de personeelsvraag van werkgevers in Zwolle.

Zwolle heeft een zeer omvangrijk wervingsgebied van werknemers. De afstanden nemen zelfs toe. Voor alle opleidingsniveaus is de inkomende pendel – qua gemiddelde afstand – hoger dan het nationaal gemiddelde en het gemiddelde van vergelijkbare steden. Vooral voor hoog opgeleiden is het wervingsgebied nu al veel groter dan alleen de eigen arbeidsmarktregio. In de toekomst zal dit alleen maar toenemen. Dat betekent dat het wervingsgebied van Zwolle steeds meer gaat overlappen met dat van andere steden. De concurrentie neemt toe.

Een andere belangrijke uitdaging op het arbeidsmarktbeleid is het steviger verbinden van de vraag van het bedrijfsleven en het aanbod vanuit (de onderkant) van de arbeidsmarkt. Daarvoor is een nieuwe impuls nodig voor de samenwerking en verbinding tussen overheid, onderwijs en het bedrijfsleven. Dat kan door de arbeidsmarkt en maatschappij meer te laten regisseren, door minder systeem, regels en organisatie (eenvoud) en door meer schouder aan schouder met publieke en private partners ontdekken, ontwikkelen en samenwerken.

Kantorenmarkt

De digitalisering van de samenleving vergemakkelijkt niet alleen het ‘nieuwe werken’; bedrijven raken ‘footloose’ en zijn gewend over grotere afstanden te acteren. Bedrijven zijn steeds beter in staat de verschillende takken van een bedrijf op verschillende locaties te huisvesten. De kenniswerker van de toekomst vraagt om een andere werkomgeving. Privé en werk raken meer verweven met elkaar, er is een groeiende behoefte naar kleinschalige kantoren. Met meer mensen per vierkante meter en intensiever ‘kort’ parkeren bij het kantoor.

Het centrale vraagstuk op de bedrijfsruimtemarkt is veel meer het beheer en de exploitatie van bestaande ruimtes en gebouwen (transformatie, herstructurering, hergebruik) dan de bouw van nieuwe bedrijfsruimte. De levensduur van kantoren en de levenscyclus van bedrijven (leisure) zijn kort. Modernisering van bestaande panden en bedrijfsomgevingen is nodig om in te spelen op nieuwe vraag. Tegelijk blijft er ondanks leegstand in kantoren en bedrijfsgebouwen vraag naar nieuwe, hoogwaardige kantoren. Daarbij zijn vooral locaties met goede openbaar vervoer verbindingen in trek, zoals in Zwolle de Spoorzone.

(10)

2.3. Sociaal

Het kabinet-Rutte was van plan de gemeenten de regierol in het sociale domein te geven. De gemeenten zouden verantwoordelijk worden voor jeugdzorg, begeleiding en de Wet werken naar vermogen. We hebben aangegeven dat we verwachten dat ook een nieuw kabinet taken en verantwoordelijkheden in het sociale domein aan gemeenten zal overdragen.

En dat we ons realiseren dat decentralisaties over het algemeen vergezeld gaan van een bezuiniging. Om dit op te vangen maken we vijf miljoen euro vrij. Daarnaast zullen we decentralisaties slim en efficiënt uitvoeren. We gaan daarbij uit van het participatiebeginsel ‘Iedereen doet mee’. Met Welzijn Nieuwe Stijl, het wijk- en opgavegericht werken en ook in onze uitgangspunten voor de Kanteling, staat het aanboren van het eigen vermogen van onze inwoners centraal. Door onze werkgeversbenadering stimuleren wij werkgevers kansen te bieden aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. En daarbij houden we oog voor de mensen die het (tijdelijk) niet vanzelf redden. In dat geval zorgen we voor een effectieve ondersteuningsstructuur.

Stapelingseffecten

Het risico om buiten de boot te vallen of in een sociaal isolement te komen neemt naar verwachting toe door stapelingseffecten van bezuinigingen. De grootste effecten zijn te verwachten bij huishoudens met lage inkomens die afhankelijk zijn van meerdere uitkeringen of ondersteunende voorzieningen. Ook kwetsbaar zijn huishoudens die te maken hebben met meerdere problemen.

Zij krijgen te maken met wijzigingen in de Wajong, de WSW, AWBZ, WMO en Jeugdzorg. Stapelingseffecten zijn ook te verwachten bij werkende mensen (met kinderen) met een inkomen op het minimumniveau die gebruik moeten maken van ondersteunende voorzieningen. Deze groep krijgt te maken met de bezuiniging op de kinderopvang, hogere premies en eigen risico’s voor de ziektekostenverzekering en met de daling van de inkomensnormering tot 110% waardoor minder gebruik kan worden gemaakt van lokale inkomensondersteunende regelingen. Tegelijkertijd worden de mogelijkheden voor gemeenten om schulden kwijt te schelden niet verruimd.

Door de cumulatie van maatregelen kan het beroep op het gemeentelijke vangnet en de gemeentelijke sociale voorzieningen snel toenemen. Het kan dan gaan om werk -en inkomensvoorzieningen, maar ook om algemeen maatschappelijk werk en wellicht in de toekomst om maatschappelijke opvang. Wij willen in ieder geval voorkomen dat mensen buiten de boot vallen.

Niemand hoeft in armoede te leven. Nog meer dan voorheen streven wij naar maatwerk om schrijnende situaties te voorkomen.

Sociale voorzieningen dienen in de toekomst meer flexibel, toegankelijk en allround te zijn om te kunnen blijven inspelen op de toenemende diversiteit van ondersteuningsvragen van kwetsbare burgers.

Sociale infrastructuur

De behoefte aan autonomie bij mensen groeit. De Zwolse inwoners van nu en de toekomst stellen meer eisen aan de kwaliteit, omvang, snelheid en nabijheid van voorzieningen met een sociaal karakter. Diegene die dit kunnen betalen of hiertoe de competenties hebben zullen hun behoeften zelf (kunnen) realiseren volgens de wensen die zij hebben en hebben hier de overheid in toenemende mate slechts nodig om ruimte te maken voor hun initiatieven. Anderen, met minder middelen en mogelijkheden, blijven afhankelijk van de overheid of het bestaande aanbod. Deze beweging speelt in een context waarbij de traditionele Nederlandse vrijwilligersverbanden (sport, cultuur, welzijn) vooralsnog stand houden. Verenigingen en stichtingen redden het financieel en qua vrijwillig kader in het algemeen nog goed, maar het wordt wel moeilijker. Het vervullen van bredere (maatschappelijke) taken en activiteiten betekent een taakverzwaring die zonder ondersteuning en inzet van professionals vaak niet haalbaar is. De uitgangspositie van Zwolle, bijvoorbeeld met veel vrijwilligers is goed. Er zit veel kracht in de stad. De uitdaging zit in het behouden van die kracht en vooral in het beter gebruik maken ervan. En zo het vermogen van de samenleving zelf problemen op te lossen, te vergroten.

2.4. Bestuurlijk

Andere overheid en modern bestuur

In de zich ontwikkelende netwerksamenleving verandert de rol van de overheid. De overheid legt verbindingen tussen de verschillende belangen in de maatschappij. Daarbij staat het gewenste maatschappelijke resultaat voorop. De Andere overheid stuurt, doet wat nodig is en geeft ruimte waar mogelijk. Het besef is gegroeid dat in een snel veranderende en complexe samenleving oude vormen van beleidsvorming niet meer werken. Het antwoord lijkt sturen op hoofdlijnen en ruimte bieden voor maatwerk bij de uitvoering en ruimte en vertrouwen geven aan maatschappelijke partners en burgers. Daarbij geldt onverkort dat de overheid de taak heeft maatschappelijke belangen te waarborgen.

De onzekerheden nemen toe. Ontwikkelingen lijken sneller te gaan en voorspellingen hebben steeds minder waarde. Dat vraagt om flexibele plannen. Bijvoorbeeld door minder in plannen aan te geven wat wel of niet mag en meer ruimte te laten voor de maatschappelijke dynamiek. Flexibele en faseerbare plannen zijn gewenst. Het Ruimtelijk Planbureau spreekt in dat kader van

“adaptieve” plannen, plannen die kunnen inspelen op veranderende omstandigheden.

Bovenstaande ontwikkelingen en de grotere rol voor gemeenten door decentralisatie van rijks- en provincietaken vraagt van de (lokale) overheid een andere, moderne, manier van besturen. Onder de vlag van modern besturen vallen trefwoorden die horen bij een nieuwe sturingsfilosofie: bestuurskracht, flexibiliteit, leiderschap, globalisering, nieuwe en verdergaande vormen van

(11)

samenwerking met burgers, ondernemers, maatschappelijke organisaties, medeoverheden en coproductie van beleid. Kortom we moeten als gemeentelijke overheid op zoek naar een nieuw sturingsparadigma. Waarbij het vooral noodzakelijk is om scherp de rol van de (gemeentelijke) overheid te definiëren. Waar begint die, maar vooral waar houdt die op? De kunst van het loslaten. Een vraag die speelt voor volksvertegenwoordiger, bestuurder en ambtenaar. Bij het maken van keuzes is het goed om steeds de vraag te stellen welke rol de gemeente kan en wil spelen. Niet bij alle onderwerpen en speerpunten zal deze rol even groot zijn. Soms treedt de gemeente op als initiatiefnemer en ook als financier, soms doet de gemeente juist een stap terug om zo ontwikkelingen mogelijk te maken. En alles wat daar tussen in zit.

Regionale samenwerking

Het belang van regionale samenwerking wordt groter omdat de concurrentie tussen regio’s toeneemt. In de strijd om de schaarser wordende hoogopgeleide en goedgekwalificeerde arbeidskrachten is een aantrekkelijk woon -en werkklimaat doorslaggevend. En dan niet alleen in de stad, maar ook in de omliggende regio. De regionale samenwerking is ook aan het veranderen als gevolg van nieuwe wettelijke kaders, bezuinigingen, decentralisaties en toenemende noodzaak van gemeenten om met hun buurgemeenten tot operationele samenwerking te komen. Er is sprake van een groeiend aantal

samenwerkingsverbanden. Deze samenwerkingsverbanden kunnen per onderwerp verschillen. Zowel in omvang als in schaalniveau. Het gemeentebestuur moet kunnen schakelen tussen deze verschillende schalen. Een lastig punt bij regionale samenwerking is dat vaak een echte probleemeigenaar ontbreekt. Dat kan ertoe leiden dat de samenwerking verzandt. Als centrumgemeente voelen wij een speciale verantwoordelijkheid in de ontwikkeling van de samenwerking in de regio Zwolle. Met Kampen werken wij al jaren succesvol samen binnen Zwolle Kampen Netwerkstad. Dat willen wij graag voortzetten. Daarnaast willen wij de samenwerking in de regio verder versterken. Zeker omdat de regiofoto van de Atlas voor gemeenten constateert dat Zwolle en de omliggende regio te weinig van elkaar profiteren. De regio Zwolle strekt zich uit over vier provincies. Dat maakt de bestuurlijke samenwerking gecompliceerder. In ieder geval zullen wij bij alle vormen van regionale samenwerking goede afstemming zoeken met de provincie Overijssel.

(12)

3. Financiën

Het financieel perspectief t/m 2016 ziet er afgezien van de dreiging van nieuwe rijksbezuinigingen goed uit. De jaarrekening sluit met een overschot van € 4 mln., het resultaat van de 1e beleidsrapportage over 2012 geeft een gering positief resultaat ondanks de nadelige doorwerking van de Miljoenennota 2012. Vanuit de weerstandsreserves valt € 5 mln. vrij omdat de aanwezige weerstandscapaciteit hoger is dan de benodigde weerstandscapaciteit. Daarnaast vloeit de vorig jaar bij de perspectiefnota beschikbaar gestelde € 2,8 mln. inzake grondexploitatie Katwolderplein terug naar de algemene middelen omdat er geen sprake meer is van een tekortsituatie.

Naar de toekomst toe kunnen we constateren dat de bezuinigingen redelijk op koers liggen. De invulling van de bezuiniging op beheer openbare ruimte vraagt nog aandacht. Ruimte voor noodzakelijke investeringen is aanwezig en de gevolgen van de decentralisatiedossiers verwachten wij via de tweede bezuinigingsronde op te kunnen vangen.

Als groot risico op het financieel perspectief drukt het rijksbeleid vanwege nieuwe rijksbezuinigingen en in mindere mate vanaf 2014 de herverdeeleffecten van de herijking van het gemeentefonds.

Het structureel perspectief t/m 2016 sluit met een positief resultaat van € 2,7 mln. Dit bedrag beschouwen wij als een eerste buffer voor nieuwe rijksbezuinigingen. Een derde gemeentelijke bezuinigingsronde wordt niet uitgesloten. Zodra de gevolgen van de rijksbezuinigingen bekend zijn zullen we het bedrag voor de derde bezuinigingsronde aan u voorleggen en de uitwerking meenemen in de perspectiefnota van het volgende jaar. Voor eenmalige opvang van de rijksbezuinigingen ingaande 2013 reserveren wij een bedrag van € 5 mln., naast het verwachte begrotingsresultaat 2013 ad € 1 mln.

Door de eerder genoemde positieve resultaten is er ca. € 15 mln. aan incidentele middelen beschikbaar voor nadere aanwending. Na aftrek van de reservering voor de rijksbezuinigingen doen wij voorstellen om het restant in te zetten voor knelpunten en storting in het stadsontwikkelfonds (voorheen co-financieringsfonds). Zie onderdeel incidenteel perspectief en het hoofdstuk investeren.

3.1. Structureel perspectief 2013 – 2016

Ten opzichte van de begroting 2012 is het structureel meerjarenperspectief geactualiseerd. Daarnaast is invulling gegeven aan het bezuinigingspakket voor de tweede bezuinigingsronde, doen wij voorstellen om structurele knelpunten in het bestaande beleid en structurele bestedingsruimte voor nieuwe investeringen te honoreren en stellen wij voor om € 5 mln. beschikbaar te houden voor nadere uitwerking van de decentralisatiedossiers (jeugd, begeleiding AWBZ en de Wet Werken naar Vermogen).

Verder zijn de automatismen ten aanzien van de lasten stadsuitbreiding en de trendmatige loon- en prijsaanpassingen tegen het licht gehouden en stellen wij enkele wijzigingen voor.

Structureel perspectief

(bedragen x € 1 mln.). 2013 2014 2015 2016

Doorontwikkeling bestaand beleid

Uitkomsten na begrotingsbehandeling 2012 2,1 2,9 2,3

Mutaties o.b.v. actuele gegevens - 1,0 - 0,6 - 1,3 2,6

Nieuwe rijksbezuinigingen pm pm pm pm

Actuele raming tbv PPN (maart 2012) 1,1 2,3 1,0 2,6

Beslis-/bespreekpunten bij de PPN:

A. Nieuwe rijksbezuinigingen pm pm pm Pm

B. Verminderen automatismen stadsuitbreiding 0,1 0,2 0,2 0,2

C. Verminderen automatismen inflatie-aanpassing 0,1 0,1 0,2 0,2

D1. Bezuinigingspakket 2e ronde beleidsinhoudelijk 1,3 1,8 3,4 3,4

D2. Bezuinigingspakket 2e ronde bedrijfsvoering 1,5 3,5 5,0 5,0

Subtotaal 4,1 7,9 9,8 11,4

E. Ruimte gevolgen huidig rijksbeleid/decentralisaties -2,0 -2,7 -5,0 -5,0

F. Ruimte voor nieuwe investeringen -3,0 -3,0

G. Knelpunten structureel -0,9 -0,7 -0,7 -0,7

H. Aanvullende gemeentelijke bezuinigingen pm pm pm pm

Actueel structureel perspectief 1,2 4,5 1,1 2,7

(13)

(bedragen x € 1 mln.). 2013 2014 2015 2016 Werkhypothese afspraak bij PPN vorig jaar:

Aanvullende bezuinigingen (2e ronde) 2,0 5,0 8,0 8,0

Ruimte voor investeringen -1,0 -2,0 -3,0 -3,0

Ruimte gevolgen huidig rijksbeleid / decentralisaties -1,0 -3,0 -5,0 -5,0

Toelichting actuele raming:

Ten opzichte van de begroting 2012 is het structureel perspectief t/m 2015 met € 1,3 mln. verslechterd. De belangrijkste reden voor deze verslechtering is de doorwerking van Miljoenennota 2012 op de accressen van het gemeentefonds en de

doorgevoerde korting in het kader van de Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD) op het gemeentefonds. De overige mutaties betreffen voordelen vanwege een geringe aanpassing van de prijsindex (pBBP) en een hogere OZB areaalopbrengst. Nadelen zijn minder dividend van de BNG, een verwacht nadelig herverdeeleffect gemeentefonds op de maatstaf woonruimten in verband met aanpassing woonruimtebepaling via de BAG en een correctie op ten onrechte niet geraamde begrotingsposten nav overheveling afdelingsbudgetten van CS naar A&F en kapitaallasten Brandweerpost Noord. Daarnaast is de post gefaseerde ingroei bouwleges naar 100% kostendekkendheid aangepast in verband met het aangedragen knelpunt bouwleges.

De toename in 2016 is vooral het gevolg van de hoge accresraming op het gemeentefonds op grond van de Miljoenennota 2012. De praktijk van de afgelopen jaren leert dat in de toekomst geraamde (hoge) accressen bij het naderen van de jaren naar beneden worden bijgesteld. Het voordelige resultaat 2016 ad € 2,7 mln. houden wij als buffer aan voor nieuwe

rijksbezuinigingen.

In bijlage 1 is een gespecificeerd overzicht van de meerjarenraming bestaand beleid opgenomen, evenzo de financieel technische uitgangspunten.

A. Nieuwe rijksbezuinigingen:

Op basis van het Centraal Economische Plan van 20 maart jl. wordt een begrotingstekort op de rijksbegroting verwacht van 4,6% in 2012 en 2013, aflopend naar 4,1% in 2014 en 3,3% in 2015.

Nieuwe rijksbezuinigingen zijn onontkoombaar om in 2013 binnen de EMU-norm van -3,0% te komen.

Indicatie doorwerking rijksbezuinigingen

€ 1 miljard bij het rijk = € 0,65 miljoen voor Zwolle.

Op basis van gegevens uit het Centraal Economisch Plan wordt globaal rekening gehouden met een rijksbezuiniging van € 9 tot

€ 16 miljard. De doorwerking van deze bedragen naar Zwolle worden globaal ingeschat op € 6 tot € 11 miljoen. De uiteindelijke korting voor de gemeenten is afhankelijk van de begrotingsposten waarop het rijk de bezuinigingen doorvoert.

Inkomstenverhogende maatregelen hebben nauwelijks effect op het gemeentefonds en verlaging van rijksuitgaven werkt deels door naar de gemeenten,

Zodra de gevolgen van de rijksbezuinigingen voor Zwolle bekend zijn zullen wij u daarover informeren.

Een andere dreiging voor de gemeenten is de aanscherping van de begrotingsnorm voor de gemeenten. Het rijk wil - om te kunnen voldoen aan EMU-tekort – met ingang van 2013 via de invoering van de Wet Houdbare Overheidsfinanciën (Wet HOF) de gemeenten dwingen om het begrotingstekort terug te dringen tot ongeveer nul. Voor de gemeenten heeft dit een enorme impact. Als de wet doorgaat wordt investeren voor gemeenten bijna onmogelijk. De VNG, het IPO en de Unie van

Waterschappen hebben zich in een voorlopige reactie aan het kabinet kritisch uitgelaten over het wetsontwerp. Op onderdelen is het wetsontwerp nog onvoldoende uitgewerkt. Op 10 mei is er bestuurlijk overleg met het kabinet, daarna komen de VNG, IPO en Unie van Waterschappen met een definitieve reactie.

Decentrale overheden moeten op basis van huidige wetgeving voldoen aan een sluitende begroting op basis van het baten- lastenstelsel (boekhoudkundig stelsel), maar kunnen desondanks toch een EMU-tekort hebben omdat het EMU-saldo op transactiebasis wordt berekend. Het verschil zit vooral in twee onderdelen: de (te activeren) investeringsuitgaven en het aanwenden van de reserves. De investeringsuitgaven belasten in het baten-lastenstelsel via afschrijvingen over de jaren van de levensduur van de investering het exploitatiesaldo, terwijl voor de berekening van het EMU-saldo de investeringsuitgaven volledig worden toegerekend aan het jaar waarin de investering plaatsvindt. Dit leidt verschillen, die volledig doorwerken in het EMU-saldo. Zodra meer duidelijkheid over de inhoud en invoering van de wet bekend is zullen wij u nader informeren.

B. Verminderen automatismen lasten stadsuitbreiding:

In het kader van de doorlichting van de begroting en het kritisch beoordelen van de areaaltoenames zijn de automatismen van de lasten stadsuitbreiding nader beschouwd. De resultaten geven aanleiding de sinds 2008 toegepaste ‘normen lasten stadsuitbreiding’ aan te passen. Wij handhaven de lasten die direct te relateren zijn aan de uitbreiding van de stad, te weten:

x Lasten die het gevolg zijn uitbreidingsgebieden, waarvan de investeringen al aanvaard en gedekt zijn binnen de vastgesteld grondexploitaties. (categorie A)

x Volumegroei door verplichte bijdragen gerelateerd aan het aantal inwoners, met een ondergrens van € 2.000 per activiteit per jaar. (categorie C)

x Volume-effecten die de uitvoering van wettelijke taken en gemeentelijke verordeningen omvatten, met een ondergrens van € 2.000 per activiteit per jaar. (categorie D)

(14)

x Lasten die direct gerelateerd zijn voorzieningen binnen inbreidings- en herstructureringsgebieden waarvan de kosten van aanleg/bouw ten laste van grondexploitaties komen. (categorie E)

De overige onderdelen uit de ‘normen stadsuitbreiding’, te weten: budgetten voor sterk wijkgebonden voorzieningen in

uitbreidingslocaties (categorie B) en effecten binnenstedelijke groei (geen inbreidingslocaties) (categorie F) komen te vervallen, behoudens bestaande afspraken. Afweging van toekomstige lasten voor deze categorieën verloopt via de knelpuntenprocedure (bij perspectiefnota en begroting).

De verhouding uitbreidings-/inbreidingslocaties is in 2008 t/m 2011 vastgesteld op 70% : 30%. Wij stellen voor de verhouding jaarlijks aan te passen aan de uitgangspunten van het door de raad vast te stellen woonprogramma. Op basis van het begin 2012 vastgestelde woonprogramma komt de verhouding uit op:

2012: 25 : 75

2013: 50 : 50 De lasten werken met een jaar vertraging door in de begroting.

2014: 50 : 50 2015: 60 : 40

In onderstaand overzicht zijn de budgettaire gevolgen van het terugdringen van de automatismen in de lasten stadsuitbreiding opgenomen. In bijlage 2 is een overzicht van de bestaande lasten stadsuitbreiding opgenomen.

Verminderen automatismen lasten stadsuitbreiding

(bedragen x € 1.000). 2013 2014 2015 2016

Lasten stadsuitbreiding obv bestaande afspraken 652 965 1.337 1.789

1. Voorstel aanpassing automatismen:

- actuele verhouding uitbreiding-/inbreidingslocaties - 85 - 123 - 161 - 180

- vervallen posten, event. aanvragen via knelpunten:

- wijkplatform -1 -2 -3 -4

- premie op actie -1 -2 -3 -4

- wijkmanagement, -beheer en - service -12 -24 -36 -48

- vervallen posten vanwege bodembedrag € 2.000:

- contributies VNG -1 -2 -3 -4

- subsidiëring buurt-/wijkactiviteiten -1 -2 -3 -4

- subsidiëring jeugd-/jongerenwerk -1 -2 -3 -4

Bijgestelde raming 550 808 1.125 1.541

Structureel voordeel 102 157 212 248

C. Aanpassing automatismen prijsaanpassingen:

Naast de lasten stadsuitbreiding zijn ook de automatismen met betrekking tot de loon- en prijsaanpassing beoordeeld.

Geconcludeerd wordt dat behoudens de prijsaanpassing van kleine subsidies er geen aanleiding is de bestaande methodiek van loon- en prijsaanpassingen te wijzigen.

In het kader van de bezuinigingen delen diverse loonbudgetten en budgetten voor kosten derden en contractsubsidies budgetten al mee in de kostenverlaging. De budgetten voor kleine subsidies zijn hier tot nu toe buiten beschouwing gebleven.

Voorgesteld wordt voor de jaren 2013 t/m 2015 geen prijsaanpassing toe te passen op de kleine subsidies. Hieronder vallen o.a. wijkverenigingen, wijkaccommodaties, jongerenbeleid, zang- en muziekverenigingen, breedtesport en diverse budgetten voor incidentele subsidies.

Ingeschatte lagere lasten bedragen € 70.000 per jaar, in totaal € 210.000.

D. Bezuinigingspakket 2e ronde:

Bij de PPN 2012-2115 is besloten een 2e bezuinigingsronde op te starten ad € 8 mln. om te blijven investeren en om

onzekerheden binnen het rijksbeleid/decentralisaties op te kunnen vangen. Van deze aanvullende bezuinigingen slaat € 5 mln.

neer op de bedrijfsvoering (incl. reductie beleidscapaciteit). De resterende € 3 mln. moet worden gevonden binnen gesubsidieerde uitvoeringsprocessen.

In de voorliggende perspectiefnota stellen wij u voor in te stemmen met de invulling van de € 5 mln. aanvullende bezuinigingen op de bedrijfsvoering en € 4,7 mln. op de beleidsinhoudelijke begrotingsposten. € 1,3 mln. van de beleidsinhoudelijke

bezuinigingen willen wij middels herinzet voor knelpunten binnen hetzelfde programma oplossen, zodat een netto besparingsopbrengst resteert van € 3,4 mln.

In hoofdstuk 5 zijn de bezuinigingen nader uitgewerkt.

(15)

E. Ruimte voor gevolgen huidig rijksbeleid/decentralisatiedossiers:

Gevolgen huidig rijksbeleid/decentralisatie rijkstaken

(bedragen x € 1 mln.). 2013 2014 2015 2016

Inschatting benodigd voor:

- decentralisatie begeleiding ABWZ 0 0 0 0

- decentralisatie jeugd 0 0

- decentralisatie WWnV -2,0 -2,7 -4,2 -4,2

- marge tegenvallers 3-D’s en gevolgen huidig rijksbeleid -0,8 -0,8

Knelpunten huidig rijksbeleid / decentralisaties -2,0 -2,7 -5,0 -5,0

Toelichting:

Voor de decentralisatiedossiers Jeugd en Begeleiding AWBZ is er thans geen aanleiding om het uitgangspunt van budgettaire neutrale verwerking los te laten.

Voor de gevolgen van de Wet Werken naar Vermogen ligt dit anders. Op basis van huidige informatie is het reëel rekening te houden met een structureel tekort. Voorlopig ingeschat op ruim € 4 mln. Het tekort kan/mag ook ten laste van het

participatiebudget gebracht worden. Echter het participatiebudget wordt op termijn (2015) gehalveerd tot € 6 mln. Vanwege bezuinigingen bij het UWV, economische ontwikkelingen en verbreding van de doelgroep (Wajong en niet meer onder de WSW vallende burgers) zal het beroep op het participatiebudget toenemen. De vraag is of het reëel te veronderstellen is of de WSW ten laste van het participatiebudget gebracht kan worden.

Minder re-integratieactiviteiten kunnen leiden tot meer bijstandsuitkeringen en daarmee ook tot hogere uitvoeringskosten.

Nadere uitwerking van de Wet Werken naar Vermogen volgt via een afzonderlijke beslisnota. Afhankelijk van de te maken keuzes zal duidelijk worden hoe hoog het beslag op de beschikbare gelden (budget decentralisatiedossiers en/of

participatiebudget) zal zijn.

Gelet op de nog te maken keuzes met betrekking tot de decentralisatiedossiers, waaronder de onzekerheid of de beoogde budgetneutrale verwerking van de decentralisaties van Jeugd en Begeleiding AWBZ gerealiseerd kan worden en overige gevolgen huidig rijksbeleid (herverdeeleffecten gemeentefonds vanaf 2014) stellen wij voor de ruimte van € 5 mln. voorlopig beschikbaar te houden voor de uitvoering van de decentralisatiedossiers en gevolgen huidig rijksbeleid.

F. Structurele ruimte voor investeringen:

Bij de PPN van vorig jaar is besloten structurele financiële ruimte te creëren voor het investeringsprogramma van € 3 mln. om de eigen bijdrage in het project Spoorzone te bekostigen. Het investeringsprogramma is geactualiseerd en is in hoofdstuk 4 opgenomen. Voorgesteld wordt om structureel € 3,0 mln. beschikbaar te stellen voor toekomstige investeringen.

G. Structurele knelpunten:

Wij stellen u voor structureel € 0,7 mln. beschikbaar te stellen voor de bekostiging van een zestal knelpunten. De knelpunten zijn nader toegelicht in hoofdstuk 4.

(16)

3.2. Incidenteel perspectief 2012-2016

Op basis van de rekeningsuitkomsten 2011, de eerste beleidsrapportage 2012 en doorlichting van de projecten/reserves nog uit te voeren werken is € 15 mln. aan eenmalige middelen beschikbaar voor nadere bestemming.

Onderstaand het totaalbeeld van de beschikbare incidentele middelen en bestemming daarvan.

Incidentele bestedingsruimte

(bedragen x € 1 mln.) 2012 2013 2014 2015 2016

Beschikbare incidentele middelen:

Na begrotingsbehandeling 2012 0,7 0,1 0,5 0,9 0,0

Af: onttrekking na begrotingsbehandeling (Broerenkerk) -0,4

claim beelden van de Capellen (max.) -0,1

Incidentele dekking korting gemeentefonds ivm NUP -0,9

Bij: saldo resultaat overige mutaties nav rekening 2011 0,1 Actualisering o.b.v. rekening etc.:

* inschatting rente-aftopping, zie toelichting 2,0 pm pm pm

* jaarrekening (excl. MPV), zie toelichting 3,9

* resultaat MPV 2012 0,8

* mutatie weerstandscapaciteit rekening 2011 4,2

* jaargang 2012, beleidsrapportage 2012/1 2,8

* begrotingsoverschot/-tekort pm pm pm pm

Voorlopige tussenstand 12,0 2,1 0,5 0,0 0,0

A. Opbrengst uit doorlichting projecten/reserves:

* vrijval reserves nog uit te voeren werken 0,6 0,2 0,1 0,0 0,1

Beschikbare incidentele bestedingsruimte 12,6 2,3 0,6 0,0 0,1

B. Aanwending incidentele bestedingsruimte 2013 ev:

1. Toevoegen aan stadsontwikkel-/cofinancieringsfonds -6,5

2. Meerjarige incidentele knelpunten -1,4 -0,7 -0,1 -0,1 -0,1

3. Incidentele investeringen (investeringsprogramma) -0,3 -0,2 -0,2

4. Beschikbaar houden jaargebonden incidenteel 2013 -1,0

5. Beschikbaar houden voor opvang nieuwe rijksbezuinigingen. -5,0

Stand per ultimo 4,7 -4,7 0,3 -0,3 0,0

Cumulatief 4,7 0,0 0,2 0,0 0,0

Beschikbaar in stadsontwikkel-/cofinancieringsfonds 1,5 Toelichting:

Door met name de positieve resultaten op de rekening 2011, actualisering weerstandscapaciteit, de vrijval op de exploitatie Katwolderplein, de doorlichting van de reserves en projecten en de actualisering rente-aftopping jaarschijf 2013 is ca. € 15 mln.

aan incidentele bestedingsruimte beschikbaar.

De opbrengst uit de rente-aftopping 2013 is ingeschat op € 3 mln.. In de begroting van 2012 was al rekening gehouden met € 1 mln. De definitieve opbrengst wordt bij de begroting 2013 bepaald. Behoudens eerdere afspraken (€ 1 mln. in 2014) wordt geen rekening gehouden met rente-aftoppingsopbrengsten na het eerstvolgende begrotingsjaar. Ook de toekomstige

begrotingsresultaten zijn pro memorie geraamd.

Van de beschikbare middelen reserveren wij € 5 mln. als buffer om eventuele rijksbezuinigingen in 2013 op te vangen. Voor (meerjarig) incidentele knelpunten en investeringen zetten we ca. € 3 mln. in. Daarnaast reserveren wij € 1 mln. voor incidentele knelpunten ter afweging bij de begroting 2013 en voegen wij € 6,5 mln. toe aan het stadsontwikkelfonds (voorheen

cofinancieringsfonds).

Na de toevoeging is € 8 mln. (€ 6,5 mln. toevoeging + € 1,5 mln. bestaande middelen) beschikbaar in het stadsontwikkelfonds.

De strekking/het doel van het stadsontwikkelfonds is om flexibel in te kunnen spelen in de doorontwikkeling van de

(investerings)projecten en de mogelijkheden van cofinanciering te onderzoeken. De projecten moeten een bijdrage leveren aan de verdere ontwikkeling van de stad. Naast projecten die waarvan we denken dat andere partijen bereid zijn om daar samen met ons in te investeren kunnen ook stadsvernieuwingsprojecten en gebiedsontwikkelingsprojecten (Voorsterpoort) via het stadsontwikkelfonds gefinancierd worden.

(17)

A. Doorlichting projecten en reserves:

Doorlichting projecten en reserves nog uit te voeren werken

(bedragen x € 1.000). 2012 2013 2014 2015 2016

1. Vrijval vanuit bestaande begrotingsposten:

Onderwijs en jeugd:

- Voordelen op budget onderwijshuisvesting 170 113 13 114

Cultuur:

- Percentage regeling beeldende kunst (2011/2012) 78

2. Doorlichting reserves (nog uit te voeren werken):

A&F: gedeeltelijke vrijval budget opruiming explosieven 168 PZ: vrijval restantbudget KCC voorgaande jaren 13 SZ: vrijval budget deltaplan inburgering 50 OW: gedeeltelijke vrijval budget sociaal plan zwembaden 150

OW: vrijval middelen tbv studentenboot 38

OW: vrijval budget maatsch. opvang/verslavingsbeleid 50 OW: vrijval budget multifunct. ruimte cultuurhuis stadsh. 82 OW: vrijval budget gratis openbaar vervoer 60

Totaal vrijvallende incidentele middelen 611 248 113 13 114

Toelichting:

Het meerjaren onderhoudsplan voor de onderwijshuisvesting is geactualiseerd, vanwege het niet realiseren van een geplande uitbreiding van een schoolgebouw in Berkum en een bijstelling van het gehanteerde rentetarief voor nieuwbouwinvesteringen ontstaat ruimte in de structurele huisvestingslasten. Het voordeel loopt vanwege de in 2014 verwachte nieuwbouw van de Aquamarijn terug (zie hoofdstuk investeringsprogramma). De vrijval is voorlopig incidenteel ingeboekt.

De percentageregeling beeldende kunst regelt dat er van de bouwkosten bij de stichting en verbouwing van openbare gemeentelijke gebouwen en bij het tot stand brengen van infrastructurele voorzieningen 1% beschikbaar wordt gesteld voor realisatie van beeldende kunst. Bij investeringen groter dan € 4.500.000 is dat 0,5%, De percentageregeling is in 2011 door de raad aangepast. De besteding van de middelen is daarmee niet meer gekoppeld aan de locatie van het project waarbinnen het budget vrijkomt, maar is stadsbreed in te zetten. De bedragen worden gestort in een zogeheten stadsfonds. Voor de komende jaren komen naar verwachting relatief grote bedragen vrij, ten behoeve van de toepassing van nieuwe beeldende

kunstprojecten. De incidentele budgetten zijn bedoeld voor nieuwe projecten, die nog niet zijn gestart. We stellen voor om incidenteel € 78.000 te laten vrijvallen in 2013.

De vrijval uit de reserves betreft voornamelijk de niet benodigde ruimte vanwege actuele informatie, bestedingsdoel is uitgevoerd of bestedingsdoel is vervallen.

B. Bestemming incidentele bestedingsruimte:

De bestedingsvoorstellen voor meerjarig incidentele knelpunten en investeringsprogramma zijn in hoofdstuk 4 nader toegelicht.

3.3. Belastingen/heffingen/woonlastenontwikkeling.

Uitgangspunt van het beleid is dat de woonlasten (OZB, riool- en afvalstoffenheffing) niet meer dan met het inflatiepercentage stijgen.

Evenals voorgaande jaren ontvangt u in het najaar de tariefsvoorstellen voor de begroting 2013.

(18)

4. Investeren

Zwolle heeft een goede uitgangspositie die we willen behouden en benutten. We willen blijven investeren in de stad. Centraal in ons beleid staat dat we kansen willen blijven benutten om ontwikkelingen in de stad mogelijk te maken. We zijn met partners op tal van plaatsen bezig projecten te realiseren. Het investeringsprogramma biedt inzicht in de projecten die lopen en waarvoor al middelen zijn gereserveerd. Daarnaast hebben we bezien of nieuwe reserveringen nodig zijn. De nadruk ligt daarbij vooral bij de Spoorzone. Teneinde flexibel te zijn om daadwerkelijk de kansen te benutten bevat het investeringsprogramma een voorstel om de werking van het cofinancieringsfonds te veranderen.

Jaarlijks worden de investeringswensen in het investeringsprogramma op een rij gezet. Het investeringsprogramma is een flexibel instrument om jaarlijks een afweging te maken op basis van de voortgang van de projecten en de nieuwe

investeringswensen, die zich voordoen en deze af te zetten tegenover de gemeentelijke financiële mogelijkheden. In het investeringsprogramma dat nu wordt gepresenteerd zijn nieuwe onderdelen opgenomen en reeds genomen besluiten geactualiseerd.

Het investeringsprogramma is geen investeringsbesluit. Het stelt vast voor welke investeringen in de planperiode

voorbereidende werkzaamheden worden gedaan. Per investering zullen de gebruikelijke besluitvormingstrajecten gevolgd worden. Op het go/no go moment kan alsnog de wenselijkheid van de investering worden afgewogen.

4.1. Ontwikkelingen Spoorzone

De belangrijkste toevoeging aan het investeringsprogramma betreft Spoorzone. In de afgelopen periode is er intensief overleg gevoerd met GS, wat geresulteerd heeft in overeenstemming over de visie op de ontwikkeling van de Spoorzone en de

cofinanciering van het OV knooppunt, opdat de raad en provinciale staten hierover in eind 2012/begin 2013 een go/no go besluit kunnen nemen.

Samenvattend is als toekomstbeeld en gemeenschappelijk vertrekpunt geformuleerd; een levendig, multi modale vervoersknoop van landsdelig en regionaal belang en een ruimtelijk economisch kerngebied met betekenis op alle

schaalniveaus. De Spoorzone profileert zich als ontmoetingsplek voor stad, regio en landsdelen en daarmee als economisch en maatschappelijk kerngebied van importantie.

Deze ontwikkeling heeft gevolgen voor de stedelijke programmering. Er wordt een interessante locatie voor veel functies toegevoegd. Dit heeft gevolgen voor locaties elders in de stad, maar zet de stad eveneens voor nieuwe investeringen in de markt. Naar de consequenties voor het stedelijk programmeren wordt momenteel een onderzoek gedaan, waarbij de markt nadrukkelijk betrokken is. Wij willen het stedelijk programmeren zodanig ontwikkelen dat concurrentie tussen locaties in de stad voorkomen wordt en de juiste functies op de juiste plek in de stad worden gevestigd. In de tweede helft van 2012 zullen wij een voorstel aan de raad doen, waarbij we de prioriteit leggen bij de Spoorzone. De stedelijke programma’s zullen worden

geactualiseerd en als basis dienen voor de volgende MPV.

In dit investeringsprogramma leggen wij ten aanzien van de Spoorzone de nadruk op twee punten. Ten eerste de gebiedsontwikkeling en ten tweede de ontwikkeling van de OV knoop door het verplaatsen van het busstation.

Gebiedsontwikkeling

Voor de gehele Spoorzone is het nodig de komende jaren op basis van het toekomstbeeld verdere ontwikkeling mogelijk te maken. Qua ontwikkelingsstrategie stellen wij voor een stapsgewijze en organische ontwikkeling te faciliteren, die in hoofdzaak door marktpartijen zal worden getrokken. Tevens kunnen daarbij aan de orde zijn initiatieven vanuit overheden, die als vliegwiel kunnen fungeren. Voor de plankosten willen wij bij de begroting € 500.000 incidenteel uittrekken. Afhankelijk van de

besluitvorming eind 2012/begin 2013 zullen in de volgende PPN meerjarig nieuwe middelen opgenomen moeten worden.

OV knoop

Voor de verplaatsing van het busstation en de aansluiting op het Zwols hoofdwegennet zijn drie varianten ontwikkeld. Deze bieden zicht op het kunnen realiseren van de gewenste functionaliteiten voor aanzienlijk lagere investeringen dan oorspronkelijk is voorzien. Er zijn vooral kwalitatieve verschillen tussen de mogelijke oplossingen die een nadere zorgvuldige afweging noodzakelijk maken. De komende maanden zullen wij ons nog buigen over de aansluiting op het hoofdwegennet de stedenbouwkundige inpassing.

In dit investeringsprogramma reserveren wij structureel € 3 mln. Dit bedrag is in het vorig investeringsprogramma al

aangegeven en zal via de tweede bezuinigingsronde beschikbaar komen. De provincie zal een voorstel aan PS doen om een substantieel bedrag voor cofinanciering uit te trekken en er is uitzicht op cofinanciering van het rijk uit bestaande regelingen voor de fietsenstalling. Voor het autoparkeren verwachten wij dat marktpartijen de P&R ter hand zullen nemen

(19)

Aquamarijn

In relatie tot de ontwikkelingen op de Bagijneweide bereiden wij een verplaatsing van de Aquamarijn voor. Binnen de begrotingspost onderwijs jeugd is hiervoor vooralsnog € 3,4 mln. gereserveerd. Volledig inzicht in de kosten hebben wij op dit moment nog niet. In de loop van 2012 ontvangt u een voorstel met een volledig kosten overzicht.

Binnenstad

In het vorig investeringsprogramma hebben wij tot en met 2015 € 500.000 opgenomen voor het binnenstadprogramma. In de plankosten was van 2013 t/m 2015 nog niet voorzien. Hiervoor hebben wij € 230.000 per jaar opgenomen.

Fietspad Westenholteallee

Teneinde de mogelijkheid te houden de onveilige situatie voor fietsers op te lossen hebben wij

€ 100.000 gereserveerd voor grondaankoop Nationaal Lanschap IJsseldelta

In het programma-akkoord “kansen voor Overijssel” is voor het Nationaal park IJsseldelta een tweede tranche voorzien. Deze nieuwe investering omvat twee bruggen voor het langzaam verkeer en het pontje “kijk in de Vegt”. Deze verbindingen dienen om de relatie tussen Stadshagen en het uitloopgebied te verbeteren. Over dekking van € 300.000 zijn we nog in onderhandeling met de provincie.

Stadsontwikkelfonds

Om flexibel in te spelen op initiatieven en ontwikkelingen storten wij € 6,5 mln. in het cofinancieringsfonds. Het cofinancieringsfonds omvat zodoende € 8,0 mln.

Tegelijkertijd stellen wij voor de doelstelling van het cofinancieringsfonds te verruimen. De doelstelling van het fonds wordt; het tussentijds mogelijk maken van (investerings-) projecten, zowel sociaal als fysiek, die een bijdrage leveren aan de verdere ontwikkeling van de stad en waarin andere partijen bereid zijn samen met ons te investeren, waardoor wij flexibel in kunnen spelen op de mogelijkheden die zich voordoen in de stad. De naam zal veranderen in stadsontwikkelfonds.

Met deze verruiming wordt het ook mogelijk ontwikkelingen vooruitlopend op grondexploitaties, stadsvernieuwings- en gebiedsontwikkelingsprojecten die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de stad, te financieren. Over de definitieve aanwending vindt besluitvorming in de raad plaats.

PM posten

In dit investeringsprogramma treft u een aantal pm posten aan. Het betreft investeringswensen waarvoor de onderhandelingen omtrent de cofinanciering nog niet rond zijn bij het gereed komen van deze PPN. De knoop A28 en de N35 zijn belangrijke bereikbaarheidsvraagstukken die opgelost moeten worden. Goede bereikbaarheid is van belang voor de economische positie, bereikbaarheid van banen en een prettig woon- en leefklimaat. Het oplossen van deze vraagstukken kunnen we niet alleen. De provincie is daarbij een partner. Wij zijn dan ook in overleg met de provincie over de financiering en zodra dat is afgerond kunt u hierover een voorstel verwachten.

Met name op Voorsterpoort bestaan onzekerheden. De aanbesteding van de exploitatie van de tramlijn Zwolle-Kampen heeft niet tot het gewenste resultaat geleid. De provincie en de partners beraden zich op het vervolg.

Er bestaat in de markt belangstelling voor vestiging op Voorsterpoort. Het gaat hierbij om delen die bij de laatste exploitatie herziening Voorsterpoort zijn afgesloten. Indien de onderhandelingen tot een positief resultaat leiden, zullen voor de aanleg van de noodzakelijke infrastructuur middelen beschikbaar moeten zijn. Hierbij kiezen wij als uitgangspunt dat door geïnteresseerden een financiële bijdrage wordt geleverd.

Omdat de aanbesteding van de tram geen resultaat heeft opgeleverd, is de noodzaak tot aanleg en de planning van de tunnel op Voorsterpoort onzeker geworden. Vandaar dat de kosten pm geraamd zijn.

De genoemde pm posten zullen indien nodig ten laste van het stadsontwikkelfonds worden gebracht.

In onderstaand overzicht zijn de nieuwe onderdelen het investeringsprogramma opgenomen. In de bijlage treft u een toelichting op de projecten aan.

(20)

Project Totaalinvestering Financiering Knoop A28 – N340 incl. maatregelen Hessenpoort 11,5 mln. Via stadsontwikkel + provincie

Spoorzone 58 – 105,5 mln. Provincie, rijk en structureel budget € 3 mln.

Voorsterpoort div. bouwvelden Pm Via stadsontwikkelfonds

Voorsterpoort tunnel 1e fase / 2e fase aanleg/aansl. Pm Via stadsontwikkelfonds

Voorsterpoort verkeersaanpassingen Pm Via stadsontwikkefonds

N35 Pm Via stadsontwikkelfonds + provincie

Fietspad Westenholte-allee 0,10 mln. t.l.v. incidentele ruimte 2013

Planvoorbereidingskosten Binnenstad 0,69 mln. t.l.v. incidentele ruimte 2013t/m 2015

Fietspad Hermelenweg Pm In afwachting van nader onderzoek

Openbaar verlichtingsplan Pm In afwachting van nader onderzoek

Investeringen op een andere wijze gefinancierd Project (bedragen x € 1 mln.)

Totaal investering

Bijdrage derden

Eigen

middelen Dekking

Aquamarijn pm 3.400.000 Middelen onderwijs en jeugd

Ruimte voor de Vecht-Vechtcorridor 1.600.000 800.000 800.000 Subsidie en verkoop gronden

Nationaal landschap Ijsseldelta 1.950.000

950.000

+pm 700.000

Subsidie provincie NLY/ grex SH

Totaal

3.700.000 + pm

1.750.000 +pm

4.900.000

Lopende investeringen

In de vorige PPN zijn middelen gereserveerd voor diverse projecten. Hieronder is overzicht weergegeven en de stand van zaken is in de bijlage toegelicht.

Project (bedragen x € 1.000).

Totaal investering

Bijdrage derden

Eigen

middelen Dekking

Investerings- beslissing

Anker 6.300.000 6.300.000 PPN 2012 structureel Nee

Hedon 4.500.000 4.500.000 Nee

Bagijneweide (tekort) 1.400.000 700.000 700.000 stadsontwikkelfonds Ja

Diezerpoort 2.810.000 2.810.000 ISV/decentralisatiefonds Nee

Energie Breecamp-Oost en Dieze-O 2.880.000 1.300.000 1.580.000

980.000 BLS, 600.000

eigen middelen Ja

Fietspad Hanzelijn 1.200.000 1.000.000 200.000 Budget fietsstraten Ja

Hooge Laar 3.600.000 3.600.000 Stadsuitbreiding sport Nee

Kraanbolwerk (onrendabel) 10.900.000 7.500.000 3.400.000

2.500.000 BLS/ 900.000

reserve VG Ja

Onderwijshuisv. brandveiligheid 1.400.000 1.400.000 PPN 2012 structureel Ja

Onderwijshuisv. Onderhoudinvest. 2.984.000 2.984.000 PPN 2012 structureel Per jaar

Openluchtbad 2.800.000 2.800.000 PPN 2012 structureel Ja

Rodetorenbrug 2.000.000 1.000.000 1.000.000 Grex Kamperpoort Ja

Roelenweg-Oost (tekort) 4.000.000 2.000.000 2.000.000 stadsontwikkelfonds Nee

Schellerdriehoek 220.000 220.000 PPN 0212 incidenteel Nee

Wythem 1e fase Via grex

Totaal 46.994.000 18.000.000 29.994.000

In dit investeringsprogramma is niet het Katwolderplein opgenomen. Deze middelen behoeven niet meer gereserveerd te worden omdat de exploitatie geen tekort meer heeft. (zie hiervoor de Beleidsrapportage I)

Investeringsclaims na de planperiode

Nieuwe investeringswensen die niet in het investeringsplan zijn opgenomen, zijn: aankoop belastingdienst, Visie op de Ondergrond gebiedsbeheersplan, voortgezet onderwijs. Deze onderwerpen zullen zich na 2016 aandienen, hoewel de mogelijkheid bestaat dat eerder een besluit ter zake moet worden genomen. De genoemde onderwerpen zullen een groot beslag doen op onze middelen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De prioriteiten bij de projectendoorlichting zijn ingegeven door onze eigen ambities. Bij een aantal projecten is sprake van provinciale cofinanciering. Dit is geen criterium

koelmachines van het Stadhuis) dat deze niet meer ineens gedekt kunnen worden uit de beschikbare onderhoudsbudgetten en -reserves. De jaarlijks optredende “schommelingen” in

met het voorgestelde tarief worden de kosten voor de activiteiten 100% gedekt.. De tarieven voor het parkeren bij parkeerapparatuur voor het belastingjaar 2013 te verhogen. De

In deze Berap 2013 - 1 worden alleen de beleidsmatige en financiële afwijkingen in de uitvoering van de begroting per 1 maart 2013 gemeld.. Voor alle beleidsvoornemens uit de

Voor verdere informatie wordt verwezen naar de paragraaf weerstandsvermogen en risico’s (5.1) in deze rekening. Bij de behandeling van de begroting in 2014 vindt besluitvorming

Niet bestede taakgebonden structurele gemeentefondsmiddelen – voor zover passend binnen het bestaande beleidskader voor de gemeentefondsuitkering- kunnen ook onder deze noemer

Door de invoering van de omgevingsvergunning per 1 oktober 2010 wordt het vergunningvrij bouwen verder uitgebreid. Het wordt voor burgers en bedrijven makkelijker om zonder

Wegen: netto afwijking van € 0. Onderhoud: de afgelopen winter 2010/2011 heeft schade aan het wegdek gebracht. Hierdoor is veel extra onderhoud/herstelwerkzaamheden aan de