• No results found

S(?DPOLITIEK WETENSCHAP ESS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "S(?DPOLITIEK WETENSCHAP ESS"

Copied!
100
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Sociaal-dmocratie

anno 2004

S(?D

P O L I T I E K W E T E N S C H A P E S S r . 'r n U \ ^ = "

l\v *v ó \

‘I ' t ‘

i - a

2 0 0 4 ^Éi

Liever nieuwe klauwen dan niéuwe veren

y»*

Links moet het kapitalisme verbeteren^

Het dilemma van de Barmhartige Samaritagn^^'.

](^

De

mening van Willem Banning over het Beginselrhanifest

(2)

se[D

S O C I A L I S M E & D E M O C R A T I E

Maandblad van de Wiardi Beekman Stichting, uyetenschappclijk bureau uan de Partij uan de Arbeid

J A A R G A N G 6 1 N U M M E R 1 0 / 1 1 2 0 0 4

René Cuperus (eindredacteur)

Paul de Beer

Mieke Groen (medeuierker) Maarten Hajer

Paul Kalma (secretaris) Marijke Linthorst Margo Trappenburg Bart Tromp

R E D A C T I E R A A D

Thijs Wöltgens (uoorzitter) Broer Akkerboom Greetje van den Bergh Jet Bussemaker Jacobus Delwaide Edith Hooge Frans Leijnse Willem Witteveen Liesbet van Zoonen

R E D A C T I E A D R E S

Wiardi Beekman Stichting Postbus 1310 1000 BH Amsterdam telefoon (020) 551 21 55 telefax (020) 551 22 50 e-mail S&D(a)uitgeverijboom.nl internet www.wbs.nl Uitgeverij Boom Prinsengracht 747-751 1017 jx Amsterdam www.uitgeverijboom.nl A B O N N E M E N T E N

I Bel (0522) 237 555 o f mail bdc(|Dbdc.boom.nl voor een abonnement o f kennismakingsnummer.

De abonnementsprijs bedraagt C 7 1,- per jaar. Instellingen en buitenlandse abonnementen: C130, - . Studenten/ aio/oio of js-abonnement: C42,-.

Losse nummers €8,50.

Een abonnement kan op elk gewenst moment ingaan. Opzeggen kan tot één maand voor het einde van de jaargang.

Administratie Boom Distributiecentrum Postbus 400 7940 A K Meppel telefoon (0522) 237 555 telefax (0522) 253 864 Vormgeving

Jaap Swart (lay-out)

René van der Vooren (omslag 8c basisontu/erp)

De redactie verwelkomt bijdragen ter beoordeling. Kopij graag toezenden per e-mail naars8td@pvda.nl (als bijlage in Word).

U i t g e v e r s v e r b o n d G r o e p u i t g e v e r s v o o r v a k e n w e t e n s c h a p

©2004 Uitgeucrij Boom, Amsterdam

I S S N 0037-8135

Niets uit deze uitgave mag worden

vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

(3)

C O L U M N

Het

F-woord

moet terug

Socialisten waren wereldverbeteraars. Op i mei

bedoelden zij ook de hele wereld, de rest van het jaar beperkten zij zich tot het eigen land. Daar is Europa tussen gekomen. De wereldverbeteraars zijn daar eigenlijk nooit uitgekomen: bedreigt Europa het nationale welvaartsproject of laat Eu­ ropa zich uitbouwen tot één groot Nederland? Is Europa een kartel van rijke landen, dat de onge­ lijke mondiale inkomensverdeling cementeert of verhindert Europa het globale machtsmono­ polie van de Verenigde Staten?

Wereldverbeteraars zijn intussen realisten geworden. Her nut van Nederland wordt weer volop erkend. Onze minister van Buitenlandse Zaken heeft dat in zijn Berlijnse rede aan de voor­ avond van het Nederlandse voorzitterschap onderstreept. Alle bezorgde dilemma’s over een Fort Europa en een alsmaar uitdijend Washing­ ton d cin Brussel lijken daarmee opgelost. En

toch is het een compromis dat vooral de slechtste eigenschappen van de twee Europese opties combineert. Het is geen federale staat met een federaal parlement en met een heldere bevoegd­ heidsverdeling mssen het federale niveau en de deelstaten. Het is ook geen louter gemeenschap­ pelijke markt, waarin het Europese parlement en de meeste Commissieleden overbodig zouden zijn. De semantische oplossing luidt: Europa is een politieke entiteit suig e n e r i s .Gevolg: de on­ machtig gemaakte nationale staat is onderdeel van een onmachtig gehouden Europa. De natio­ nale en de Europese kiezer ervaren dat ook zo.

Die kiezer verwacht van de gekozenen, dat zij zorgen voor de interne en externe veiligheid en, zeker in Europa, ook nog voor een fatsoenlijk be­ staan. De interne veiligheid in ons continent met open grenzen mist parlementaire controle op Europees niveau. De nationale parlementen kunnen bijna niet anders dan de intergouverne­

mentele afspraken honoreren. De externe veilig­ heid is allang geen nationale aangelegenheid meer, maar ook hier ontbreekt een democratisch gecontroleerde Europese tegenhanger. De natio­ nale sociale zekerheid staat volop bloot aan be­ leidsconcurrentie, op Europees niveau wordt die concurrentie gelegitimeerd door zogenaamde beleidscoördinatie (dat is het vergelijkenderwijs zoeken naar de goedkoopste alternatieven). De nationale staten mogen geen anticyclisch begro­ tingsbeleid voeren, de EU kan het niet. Kortom,

als het om veiligheid, werk en inkomen gaat vindt de burger geen politiek adres meer. De po­ litiek is niet verplaatst maar verdampt, verdwe­ nen in het niemandsland tussen gemeenschap­ pelijke markt en federale staat.

En uitgerekend die situatie willen de Euro- realisten bestendigen. En nog vreemder: ik ken in Nederland geen partij, die niet Euro-nationa- listisch is. Ook in Nederland is het F-woord uit het politieke vocabulaire geschrapt, helaas zelfs bij de PvdA. Wij hebben er geen idee van hoezeer buiten Europa vooruitstrevende mensen hun hoop gevestigd hebben op dat ene Europa. Van­ wege de mondiale machtsbalans, vanwege de voorbeeldwerking van een sociaal beteugeld ka­ pitalisme. En wij hebben er geen idee van, hoe­ veel mensen in Europa de EU zouden willen zien als de garant van bestaanszekerheid. Maar dat zijn onverbeterlijke wereldverbeteraars.

TH IJS W O LTG EN S Voorzitter redactieraad s&d

(4)

0 & ; I N T E R V E N T I E

De noord'Westgrens

van Europa

Er wordt veel gediscussieerd over de grenzen van Europa. Niet iedereen is blij met de tien nieuwe lid­ staten van de Europese Unie. Toch gaat de discus­ sie over nieuwe toetreders door. Op het Balkan schiereiland zijn nu nogalleen Griekenland en Slo­ venië lid van de Europese Unie, maar de meeste an­ dere landen willen dat ook graag worden, Kroatië voorop. Er is het probleem van Turkije, dat al vanaf 1952 lid is van de n a v o, en vanaf 1963 geassocieerd met de Europese gemeenschap, maar dat velen er om principiële redenen toch niet bij willen hebben. En dan is er het probleem van de voormalige Sov- jet-Republieken. Vele daarvan liggen wel in Europa,

maar de animo om ze het lidmaatschap van de Eu­ ropese Unie aan te bieden is toch gering.

In die gevallen waar daadwerkelijk overtoetre- ding gepraat wordt, is het patroon steeds het­ zelfde; de landen zelfwillen graag, maar er is scep­ sis binnen de Europese Unie. Men verwacht van het lidmaatschap van de Europese Unie belangrijke economische voordelen, en de landen die voorheen deel uitmaakten van het Oostblok zien in het lid­ maatschap van de Europese Unie een belangrijke middel om zich in te dekken tegen herleving van het Russisch imperialisme. Daarom zijn ze ooktoe- getreden tot de n a v o.

Van de kant van Europa zijn er desondanks aller­ lei bezwaren. De meeste kandidaat-leden beschik­ ken over onvoldoend gewortelde democratische in­ stituties. De welvaartsverschillen zijn groot, zodat er nieuwe migratiestromen dreigen. Wat heeft het voorzin ons druk te maken over de volgmigratie vanuitTurkije, wanneer overtien jaa r iedereen zich vanuit dat land in Nederland mag vestigen?

Maar de uitbreidingsdiscussie roept ook funda­ mentelere vragen op: gaat het bij de toetredingtot Europa alleen om gezam enlijk onderschreven

rechtsbeginselen en niette grote welvaartsverschil­ len, ofeindigt Europa bij de Bosporus omdat we dat op school zo geleerd hebben? En betekent dat dan dat Rusland wel kan toetreden, omdat het zwaartepunt daarvan ten westen van de Oeral ligt? En speelt daarbij de godsdienst een rol; heeft Eu­ ropa christelijke wortels, of kiezen we vooreen Eu­ ropa waarin atheïsten en islamieten zich evenzeer thuis voelen als christenen?

Terwijl ervolop wordt gediscussieerd over de begrenzingvan Europa aan de zuidoostkant, vindt aan de noordwestkant van Europa een tegenge­ stelde ontwikkeling plaats. Hier zien we dat landen die van harte welkom zijn in de Europese Unie, zich zelf afzijdig houden van economische of militaire integratie. Er bestaat in Europa geen enkele discus­ sie ofNoorwegen, Zweden, Denemarken en Groot- Brittannië thuis horen in Europa. Dat geldt even­ min voor Ijsland of de Far Oer. Toch zien we dat aan de noordwestzijde de integratie stokt.

Ten noordwesten van Nederland ligt geen enkel land dat èn lid is van de Europese Monetaire Unie

èn lid van de n a v o. Groot-Brittannië, Zweden en Denemarken liggen buiten de Eurozone, al zouden de politieke elites in die landen dat liever anders zien. Noorwegen, de Far Oer en Ijsland zijn zelfs geen lid van de Europese Unie. Finland en Ierland hebben wel de euro ingevoerd, maar die zijn weer geen lid van de n a v o.

Men kan dit als een spelingvan het lotzien, en toeval speelt daarbij natuurlijk ook een rol. Maar het patroon is te duidelijk om niet ook de vraagte stellen of er wellicht een diepere verklaring valt aan te wijzen waarom de integratie aan de noord-westkant stokt. Zo’n verklaringzou kunnen liggen in de culturele ver­ schillen binnen Europa. Het gaat dan niet om cultuur in de zin van kunsten cultuur, maar om waarden en normen die in verschillende landen leven.

In Allemaal andersdenkenden deed Geert Hofstede verslag van een onderzoek in uiteenlopende lan­ den, waarbij hij tussen die landen opmerkelijke verschillen vond. Een hele belangrijke daarvan is de

(5)

I N T E R V E N T I E

mate waarin mensen verwachten en accepteren dat macht ongelijk verdeeld is. Westerse landen scoren laag op deze schaal, de meeste ontwikkelingslan­ den ju ist hoog. Dat kan verklaren waarom er in de meeste ontwikkelingslanden zoveel corruptie is, en het zo moeilijk is om tot good ^onernance te komen.

Maar ook binnen Europa zien we opmerkelijke verschillen. De landen waar een Romaanse taal ge­ sproken wordt. Frankrijk, België, Portugal, Spanje en Italië (in die volgorde), scoren veel hogerop deze schaal dan Nederland, Duitsland, Groot-Brit- tannië, Zwitserland, Finland, Noorwegen, Zweden, Ierland, Denemarken en Oostenrijk. Hofstede ver­ klaart deze verschillen uit de politieke situatie van 2000 jaar geleden: het Romeinse rijk was veel hië­ rarchischer georganiseerd dan het Germaanse deel van Europa, waar men leefde in kleine stamverban­ den waarvan de leiders niet bereid waren bevelen van anderen te accepteren.

Uit het zo ontstane cultuurverschil verklaart Hofstede dat 1500 jaa r later de reformatie in het noordelijk deel van Europa slaagde, terwijl Zuid- Europa trouw bleef aan de moederkerk. Het kan ook verklaren waarom in de zuidelijke landen van Europa de communisten zoveel aanhang kregen, terwijl in noordelijker streken de klassebewuste ar­ beiders zich meertot de sociaal-democratie aange­ trokken voelden.

De ironie van dit verhaal is dat de nationaal-so- cialisten dweepten met de Germaanse cultuur, maar in werkelijkheid ju ist de hiërarchische traditie van de Romeinen representeerden. Het gevolg daarvan is wel, dat er niemand voorstelt om in de Europese Grondwet te verwijzen naar de Ger­ maanse traditie, terwijl objectief bezien de demo­ cratische rechtstaat daar meeraan te danken heeft dan aan de joods-christelijke traditie. Het oudste parlement in Europa vinden we in Ijsland, dat da­ teert van voor de overgang rond het jaar 1000 van Ijsland tot het Christendom.

De tegenzin bij de volken van Noordwest Europa voorde Europese integratie moet wel met dit cul­ tuurverschil te maken hebben. Dat Ierland uiteinde­ lijk wel de euro heeft ingevoerd, kan dan verklaard worden uit het feit dat het land katholiek is. De vraag is of dit cultuurverschil overwonnen zal worden. Het

kan ook andersom gaan; naarmate het zwaartepunt van de Europese Unie verschuift in zuidoostelijke richting, neemt het gevoel van verwantschap in het noordwesten af Voor Nederland is dat geen aantrek­ kelijk perspectief: we worden zo een uithoek in een Europa waar die landen buiten staan waar we in cul­ tureel opzicht het meest mee delen.

PA U L B O R D E W I J K Zelfstandig publicist en aduiseur

Omnje licht

voorTurkije

De PvdA gaat veel te kritiekloos om met de toetre­ ding van Turkije tot de e u, terwijl die grote risico’s met zich meebrengt voor Europa en Nederland. Het is megalomane overmoed om de Europese Unie te belasten met een volwaardig lidmaatschap van Tur­ kije. Eigenlijk moeten niet de tegenstanders, maar de voorstanders tekst en uitleg geven. De gekte be­ gint al bij diegenen die ooit het Klein-Aziatische Turkije kunstmatigtot Europees land hebben be­ stempeld. En bij diegenen die menen dat het niet- Arabische Turkije, met nauwe banden met Israël, beter een brugfunctie tussen het Westen en de isla­ mitische wereld kan vervullen dan het ‘katholieke’ Frankrijk.

Een Turks lidmaatschap is riskant. Het bedreigt de Europese samenwerking, die zo’n schok zeer waarschijnlijk niet kan verwerken. Het Europese pro­ ject is al overbelast door de recente oostwaartse uit- breidingmettien landen. Europa is, meerdan het al was, een reus op lemen voeten geworden. De Euro- craten lijken te zijn vergeten dat het ai zeer uitzon­ derlijk is dat Nederlanders iets van hun nationale 5 soevereiniteit afstaan aan het machtiger Duitsland. Over het fragiele wij-gevoel dat na de Tweede Wereldoorlog in Europa was ontstaan dendert men nu met drie bulldozers heen. Wie denkt dat de Euro­ pese Unie zich eindeloos kan uitbreiden zonder haar ziel en legitimiteit te verspelen? Europa schrompelt ineen tot louter interne markt en een verbrokkeld samenwerkingsverband voorvrede en veiligheid. De idee van een Europese politieke democratie is verder weg dan ooit. Die wordt de facto opgegeven. Vaarwel

(6)

I N T E R V E N T I E

Europese gedachte! Wat rest zijn nogwat merk­ waardige relicten van de oude structuur, zoals het Europees Parlement en een te bemoeizuchtige Com­ missie.

Aan het oranje-licht dat de Europese Commissie deze maand aan Turkije gaf, kan men aflezen dat de zogenaamd geharnaste voorstanders van toetreding zelf grote twijfels hebben over het eindstation van hetTurkse Eu-lidmaatschap. Erwordteen hypocriet spel metTurkije, én met de niet-ingewijde Europese bevolking, gespeeld. Men begint metveel tam-tam aan een onderhandelingsproces om druk op de Turkse hervormingen te houden, maar houdt verder alle opties open, inclusief non-lidmaatschap. Er wordt zelfs openlijk met het idee gespeeld om Tur­ kije permanent vrij verkeer van personen te ontzeg­ gen. Daarmee implicerend datTurkije geen vol­ waardig EU-lid mag worden, maar een tweederangs- status krijgt. Zo naderen de voorstanders heimelijk de positie van de tegenstanders. Zij geven hen gelijk in hun opvattingdatTurkije voorde Europese Unie een uiterst problematisch geval is: qua land en be­ volking een maatje te groot en op economisch en politiek-cultureel vlak (nog) sterk afwijkend. De rare paradox is dat hoe meer politici denken in te spelen op de gevoelens van onzekerheid bij de bevolking overTurkse toetreding- door hele zware eisen te stellen, noodremprocedures in te stellen en te roe­ pen datTurkije nogdecennia lang ongeschikt is voor Europa-, hoe meerze de burgers in hun angst en verontrustingjuist bevestigen.

Tot nu toe hebben overwegingen van buiten­ landse politiek in het debat gedomineerd. De Turkse toetreding was h e t‘speeltje van Eurocraten en buitenlandspecialisten’, ook in de PvdA. Zelfs 6 dan valt niette begrijpen waarom, gelet op de actu­

ele mensenrechtensituatie in Turkije, het besluit overtoetredingtoch weerte snel is gevallen. Het is teleurstellend dat de PvdA met zijn sterke traditie op mensenrechtengebied (Max van derStoel) en vrouwenemancipatie (joke Kool-Smit) minder kri­ tisch is dan het c d aop het punt van de schending

van de mensenrechten. Zo meldt Amnesty Interna­ tional als schokkend gegeven dat een derde (sic!) van de Turkse vrouwen te maken heeft met enige vorm van mishandeling en onderdrukking.

En dan zijn ervoor Duitsland en Nederland, de landen met grote Turkse migrantengemeenschap­ pen, nog binnenlandse risico’s. Daarvoor bestaat weinig urgentiegevoel. Men ontkent dat een Turks lidmaatschap tot nieuwe immigratie leidt of men zegt dat dit juist goed is tegen de vergrijzing. Maar onze grote steden kunnen een golf arme immigran­ ten niet nog een keer aan. De PvdA moet zich niet opnieuw stoten aan dezelfde steen; de ondermij­ ning van de nationale solidariteit van de verzor­ gingsstaat door iets te hard van stapel te lopen met internationale solidariteit.

Valt ervan de Unie nog een enthousiasmerend, coherent project te maken, nu ‘Europa’ steeds weer voor andere hoge doelen - eerst de Erans-Duitse rivaliteit, dan het Ijzeren Gordijn, nu weer de con­ frontatie met de Islam - wordt ingezet? Ik hecht groot belang aan geopolitiek stratego, maar de vs maken van Irak, Mexico en Taiwan toch ook geen Amerikaanse staten als Ohio en Wyoming, met stemgewicht in het Congres? Europa kent een naïeve en onverantwoordelijke opvattingvan vre- des- en veiligheidsbeleid: het zet zijn eigen existen­ tie en slagkracht steeds opnieuw op het spel.

R E N É C U P E R U S

Medewerker Wiardi Beekman Stichting

'Kies maar een ander’

In 5&D van juli/augustus schrijft Wim Wildeboer, voorzittervan de PvdA-afdeling Groningen, dat het merkwaardig is dat nergens de vraag gesteld wordt waarom verliefde mensen, vaak in bezit van een Turks of Marokkaans paspoort, automatisch het recht moeten hebben om zich na hun huwelijk sa­ men in Nederland te vestigen. Ik probeer die vraag hier serieus te beantwoorden.

Eerst wil ik enkele punten aanstippen waar mis­ verstand over bestaat. Hoe grootschalig is de Turkse en Marokkaanse huwelijksmigratie? Van alle mi­ granten die in 2001 naar Nederland kwamen, ging het bij ongeveer 7 % om een Marokkaanse ofTurkse huwelijksmigrant (circa 6500 mensen). Verder is het niet 20 dat dat bijna allemaal ‘ b ru id e n ’ zijn, zoals

(7)

N T E R V E N T I E

Wildeboer suggereert. Dat geldt misschien voorde huwelijksmigranten uit Rusland en Thailand, maar er komen ongeveer evenveel mannelijke als vrouwe­ lijke huwelijksmigranten uit Turkije en Marokko naar Nederland.

Een ander belangrijk punt is het vrijwillige karak­ ter van de huwelijken. Als we vier mogelijkheden onderscheiden om tot een huwelijkte komen - de gedwongen uithuwelijking; het gearrangeerde hu­ welijk; de jongeren kiezen zelf hun partneren vra­ gen hun ouders om toestemming; de jongeren kie­ zen zelf hun partnerzonder hun ouders om toe- stemmingte vragen -, dan komen de tweede en derde mogelijkheid onderTurkse en Marokkaanse Nederlanders verreweg het meeste voor. Het ver­ schil tussen deze twee zit in wie het initiatief neemt en dat is door handig en tactvol opereren van zowel jongeren als ouders niet altijd gemakkelijk uit te

maken. Uithuwelijken zonder de in vrijheid gegeven beslissende instemming van de huwelijkspartners zelf, komt nauwelijks voor.

Het gelijke recht van alle burgers om zelf in vrij­ heid hun huwelijkspartner te kiezen is een belang­ rijk goed. Waarom is volgens de mensenrechten­ verdragen van de v n en de e u de keuze van een hu­

welijkspartner vrij, zonderonderscheid op grond van taal, nationaliteit of maatschappelijke aficomst, bezit of andere status? Omdat er vanuit gegaan wordt dat het hierom een existentieel uiterst be­ langrijke keuze gaat, omdat liefde een zeer subjec­ tieve zaak is en omdat liefde iets is dat mensen in belangrijke mate toevalt en overkomt. De liefde tussen twee huwelijkspartners is een band tussen twee mensen die niet door een besluit of op afroep zo maarte creëren is. De vrijheid van partnerkeuze heeft de bedoeling te garanderen dat mensen de partner kunnen kiezen die - als een lot uit de loterij - van hen houdt en voor wie ze zelf liefde voelen en met wie ze die liefde willen onderhouden, liefst een leven lang.

De mensenrechtenverdragen spreken niet alleen over het recht op vrije partnerkeuze maar ook over het recht op het stichten van een gezin en het leiden van een gezinsleven. Dat de partnerkeuze en het ge­ zinsleven vrij is, houdt in dat de overheid niet mag zeggen: deze door jou gekozen partner houdt niet

genoegvan je, heeft een te lage opleiding, heeft te weinig kans op de Nederlandse arbeidsmarkt, kies maar een ander, erzijn mensen genoeg. Het bete­ kent ook dat de overheid niet mag zeggen: o.k., deze partneris best, m aarals jullie willen gaan samen wonen, dan moeten jullie wel in een ander land gaan wonen. Een overheid die zoiets doet, tast de vrijheid waar het hier om gaat aan.

Huwelijksmigranten zijn niet zo maar onder de noemervan vrijwillige migranten gelijkte stellen aan arbeidsmigranten. Het lijkt erop dat het kabi­ net Balkenende, maar ook een deel van de PvdA, huwelijksmigranten met een opleidings- en cul- tuurachterstand de toegang tot Nederland wil gaan ontzeggen. Het recht op vrije partnerkeuze en ge­ zinsleven maakt echter dat allerlei eisen die de Nederlandse overheid moreel gezien mag stellen aan arbeidsmigranten van buiten de e u, niet ge­ steld mogen worden aan huwelijksmigranten.

Een wezenlijk kenmerk van veel mensenrechten is dat ze individuen beschermen en de mogelijk­ heid inperken van een staat om het collectieve be- langte behartigen. Nu ben ik niet van meningdat mensenrechten absoluut zijn. Het kan zijn dat het in een bepaalde situatie moreel verantwoord is om een mensenrecht te overrulen, bijvoorbeeld omdat een ander mensenrecht in het geding is. Het opzij mogen zetten van een mensenrecht vereist echter bijzonder sterke argumenten. De argumenten die ik tot nu toe gezien heb - hoofdzakelijk betreffen ze de sociale en collectieve voorzieningen en de openbare orde - , acht ik niet overtuigend.

De ruimte ontbreekt om erin dit verband verder op in te gaan. Ik wil hier vooral aangeven, dat het bij het recht op huwelijksmigratie niet om een

vreemde vergissing in de wet gaat, maar om een 7 respectabel onderdeel van de Nederlandse cultuur. Huwelijksmigranten moeten integreren in de Nederlandse samenleving, maar hun komst naar Nederland verhinderen is een aantasting van het Nederlandse erfgoed.

P E T E R D E R K X

Hoogleraar aan de Uniuersiteit uoor Humanistiek te Utrecht en lid uan het Trefpunt uan Socialisme en Leuens-

ouertuiging

(8)

Sociaal-democratie

anno 2004

Wat drijft de sociaal-democratie? ‘Politieke stromingen

moeten duidelijk uitspreken in wat voor samenleving

men wel én niet wil leven’, aldus Jacques Wallage in zijn

commentaar op het nieuwe PvdA-concept-beginsel-

manifest, in dit nummer als documentopgenomen.

Hij wordt op zijn wenken bediend: Paul de Beer laat zien

hoe het kapitalisme door links hervormd moet worden.

Een combinatie van concurrentie én samenwerkingzou

het juist efficiënter kunnen maken. Harry van Dalen

plaatst twee Nederlanden tegenover elkaar, dat van de

Meritocraattegenover dat van de Egalitarist. Wolfgang

Merkel construeert een ranglijst van landen op de

schaal van sociale rechtvaardigheid van Rawls en Sen.

Verder een viertal commentaren op het

beginselmanifest. Na Wallage houdt Pieter Hilhorst een

pleidooi voor optimale zeggenschap van alle burgers

over het eigen leven. Rutger Claassen vraagtzich afwat

Willem Banningvan het manifest zou hebben gevonden

en Frank Zuydam analyseert het thema van vrede en

veiligheid in de diverse sociaal-democratische

beginselprogramma’s.

(9)
(10)

Sociaal-democratie anno 2004 (1)

Een linkse hervormings-

agenda voor het kapitalisme

10

P A U L D E B E E R

De Val van de Muur in 1 9 8 9 betekende de defini­ tieve overwinning van het kapitalisme. Hoewel sociaal-democraten bepaald geen fan waren van de communistische regimes in Midden- en Oost-Europa, drukte de ineenstorting van de centraal geleide economieën hen met de neus op het feit dat er geen levensvatbaar alternatief meer is voor het kapitalistische systeem. W elis­ waar hadden de meeste sociaal-democratische partij en in West-Europa na de Tweede Wereld­ oorlog hun revolutionaire aspiraties opgegeven en hadden zij het kapitalisme in hoge mate geac­ cepteerd als een gegeven. Maar waar vóór de val van de Muur, met name in de jaren zeventig, veel sociaal-democraten nog de opvatting koesterden dat het kapitalisme hervormd kon en diende te worden tot een meer sociaal systeem, heeft sindsdien de overtuiging postgevat dat er alleen Meine correcties mogelijk zijn om de scherpste kantjes van het kapitalisme te vijlen. In de favo­ riete woorden van Margaret Thatcher: There Is No

Altemative. Al omhelzen sociaal-democraten het

kapitalisme nog net niet als hun ideaal, we moe­ ten er mee zien te leven.

Wie het concept-beginselmanifest dat de PvdA dit voorjaar presenteerde, vergelijkt met

Over de auteur Paul de Beer is bijzonder hoogleraar

arbeidsuerhoudingen (Henri Polak leerstoel) aan de Uniuersiteit uan Amsterdam en tenens verbonden aan

het Amsterdams Instituut uoor ArbeidsStudies (a i a s)

en De Burcht; hij is redacteur van sSc o*

Noten Zie pagina 26

het beginselprogramma uit 1977, valt dit verschil in houding ten opzichte van het kapitalisme on­ middellijk op. Het beginselprogramma van 1977 was doortroMcen van de overtuiging dat het ka­ pitalisme hervormd moet worden om een an­ dere, betere wereld te creëren. Het concept-be­ ginselmanifest van 2004, dat trouwens opval­ lend w einig aandacht besteedt aan kwesties van sociaal-economische ordening, gelooft nog slechts in beperkte correcties van het bestaande systeem. W ij willen een inbedding en inperking van het marktmechanisme, om toegankelijkheid van essentiële voorzieningen te waarborgen en om belangrijke delen van het leven vrij te hou­ den van commercie’, is ongeveer de meest radi­ cale zin die er in te lezen valt, maar die verder geen concrete uitwerking krijgt.

Is er inderdaad geen levensvatbaar alternatief meer voor het bestaande kapitalistische systeem? In dit artikel probeer ik deze vraag te beantwoorden door me te richten op het aspect van het kapitalisme waarin het superieur zou zijn aan andere economische systemen, name­ lijk zijn grotere efficiëntie. Over de sociale kant van het kapitalisme zal ik grotendeels zwijgen. Niet omdat deze minder belangrijk zou zijn. In­ tegendeel. Maar dat er meer sociale economische systemen denkbaar zijn dan het kapitalisme roept waarschijnlijk weinig discussie op. Als een socialer alternatief echter per definitie minder efficiënt is dan het kapitalisme, zou het het op den duur toch niet kunnen bolwerken in concur­ rentie met het kapitalisme. In essentie is dit de

(11)

Sociaal-democratie anno 2004 Paul de Beer Een linkse heruormingsagenda voor het kapitalisme

dominante neoliberale boodschap van het afge­ lopen decennium: om ons internationaal staande te houden, is het onvermijdelijk dat we in ons streven naar sociale rechtvaardigheid een stap temgdoen ten behoeve van de economische doelmatigheid. De marges voor sociaal-democra- tische politiek zijn dan inderdaad smal — niet alleen onder de huidige omstandigheden, maar ook op langere termijn. Als echter het kapitalis­ me in zijn huidige vorm niet het meest efficiënte economische systeem is, verliest het argument dat er sprake is van een ‘afrail’ (wade off) tussen rechtvaardigheid en doelmatigheid aan overtui­ gingskracht en zou de ruimte voor een eigen so- ciaal-democratisch beleid veel groter zijn.

DE K E R N VAN HET K A P I T A L I S M E

Om de vraag naar de efficiëntie van het kapita­ lisme te kunnen beantwoorden, dient men aller­ eerst vast te stellen wat de essentie van het kapi­ talisme is. In wezen gaat het om twee zaken, die ten onrechte vaak aan elkaar gelijkgesteld wor­ den, namelijk particulier kapitaalbezit en het marktmechanisme. Beide elementen tezamen kan men aanduiden als de vrije ondernemings­ gewijze productie.

Het belang van particulier kapitaalbezit is ge­ legen in het feit dat het een prildcel vormt voor de meest rendabele aanwending van het kapi­ taal. De kapitaaleigenaren streven met hun kapi­ taal een zo hoog mogelijke winst na. De kans dat zij hierin te slagen is het grootst als zij efficiënter produceren of een beter product op de markt brengen dan hun concurrenten. Dit vormt de motor achter technologische en organisatorische vernieuwing en daarmee achter productiviteits- stijging en welvaartsgroei. Dit wordt wel dyna­ mische efficiëntie genoemd.

Het belang van het marktmechanisme is gele­ gen in zijn coördinatiefunctie (‘de onzichtbare handj, die in een complexe economie met een vergaande mate van arbeidsdeling een efficiënte allocatie van schaarse middelen mogelijk maakt, resulterend in maximale behoeftebevrediging van de consumenten. Vanwege de concurrentie

op de markt kunnen producenten zich geen ver­ spilling van schaarse productiemiddelen permit­ teren en wordt, bij de huidige stand van de tech­ niek en de beschikbare hoeveelheid hulpbron­ nen, de hoogst mogelijke welvaart gerealiseerd. Dit wordt statische efficiëntie genoemd.

Ogenschijnlijk sluiten beide elementen van het kapitalisme naadloos op elkaar aan: het parti­ culier kapitaalbezit vormt de prikkel voor struc­ turele vooruitgang (dynamische efficiëntie), ter­ wijl de markt zorgdraagt voor een goede afstem­ ming van vraag en aanbod (statische efficiëntie). Bij zorgvuldige beschouwing blijken beide as­ pecten van het kapitalisme echter vaak haaks op elkaar te staan. Het rendement op kapitaal is ho­ ger naarmate de kapitaalbezitter er beter in slaagt een monopoliepositie te verwerven en het marktmechanisme buiten werking te stellen. Dit gegeven vormt de drijvende kracht achter pro­ cessen van schaalvergroting van ondernemin­ gen en concentratie van kapitaalbezit. Innovatie levert de kapitaalbezitter alleen winst op als hij door de introductie van nieuwe producten of nieuwe productietechnieken een voorsprong be­ haalt op zijn concurrenten, waardoor hij een gro­ ter marktaandeel kan veroveren. Het ideaal van iedere ondernemer is dan ook om zich aan de tucht van de markt te onttrekken.

Marktwerking is ~ in theorie — echter juist zo’n efficiënt coördinatiemechanisme doordat zij concurrentie tussen ondernemingen stimuleert en daarmee (over)winsten reduceert. Op de ide­ aaltypische markt van ‘volkomen concurrentie’ uit de economische leerboekjes zijn oneindig veel zeer kleine ondernemingen actief die een identiek product voortbrengen en géén winst maken (sic!). Het hoeft geen betoog dat deze ideale markt wei­ nig weg heeft van de meeste markten in het ‘reëel bestaande’ kapitalisme. Sterker nog, een derge­ lijke ideaaltypische markt zou iedere prikkel voor particuliere kapitaalbezitters wegnemen en daar­ mee het einde van het kapitalisme betekenen! Particulier kapitaalbezit en perfecte marktwer­ king liggen dus niet, zoals meestal stilzwijgend wordt aangenomen, in eikaars verlengde, maar staan in feite haaks op elkaar.

II

(12)

Sociaal-democratie anno 2004 Paul de Beer Een linkse heworm'ingsagenda voor het kapitalisme Dit betekent dat het kapitalistische systeem

in de praktijk niet tegelijkertijd statisch efficiënt en dynamisch efficiënt kan zijn. In het algemeen gaat meer nadmk op statische efficiëntie door marktwerking en concurrentie te bevorderen ten koste van de dynamische efficiëntie, doordat innovatie de kapitaalbezitter minder (mono- poliejwinst oplevert. Dit betekent tevens dat er in beginsel vele varianten van het kapitalisme denkbaar zijn, waarvan sommige in dynamisch opzicht en andere in statisch opzicht efficiënter zijn. Op langere termijn heeft een kapitalistisch systeem dat het hoogste scoort op dynamische efficiëntie de beste overlevingskansen. De winst die op korte termijn te behalen valt door mark­ ten efficiënter te laten functioneren, valt op den duur in het niet bij de winst die een grotere na­ druk op innovatie en dynamiek kan opleveren. Stel bijvoorbeeld, dat meer marktwerking de ef­ ficiëntie met tien procent kan verhogen, terwijl meer innovatie een structurele groei met een procent per jaar oplevert. Dan is de winst van meer innovatie na tien jaar al groter dan die van meer marktwerking en daarna neemt de voor­ sprong alleen maar toe. Uiteindelijk zijn econ­ omieën die er het best in slagen innovatie te be­ vorderen dan ook het meest succesvol (vgl. Ban­ mol 2004).

Dat particulier kapitaalbezit — de motor ach­ ter dynamische efficiëntie — en ‘perfecte’ markt­ werking — de bron van statische efficiëntie — haaks op elkaar staan, betekent dat het kapita­ lisme in de praktijk onmogelijk kan functioneren zoals de theorie veronderstelt. Zowel het particu­ liere kapitaalbezit als het marktmechanisme 12 heeft in de praktijk heel andere effecten dan

meestal wordt aangenomen. Ik ga eerst in op de beperkte bijdrage die het particuliere kapitaalbe­ zit in de praktijk levert aan de dynamische effici­ ëntie van het kapitalisme en vervolgens op het vele theoretische en empirische onderzoek dat uitwijst dat de ‘vrije’ markt in het algemeen niet efficiënt is in statische zin. Deze constateringen impliceren dat er in beginsel mogelijkheden zijn voor een aanzienlijke verbetering van de efficiën­ tie van het kapitalisme. Aan het slot van het arti­

kel bespreek ik een aantal mogelijke alternatie­ ven voor de bestaande vormgeving van kapitaal­ bezit en marktwerking die laten zien dat er ruimte is voor een ingrijpende hervorming van het kapitalisme ‘van binnenuit’.'

A A N D E E L H O U D E R S K A P I T A U S M E

De bekende karikatuur van de kapitalist met een dikke sigaar die op een zak met geld zit, gaf een eeuw geleden een adequaat beeld van het parti­ culiere eigendom in de kapitalistische samenle­ ving. Het kapitaal was geconcentreerd bij een kleine zeer rijke bovenlaag van de bevolking, die dit voor een belangrijk deel had belegd in onder­ nemingen, waarmee men als ondernemer vaak een duurzame band onderhield. In de loop van de twintigste eeuw is het kapitaal langs twee we­ gen veel meer gespreid over de bevolking. Het aandeel van de drie procent rijkste Nederlanders in het totale privé-vermogen is teruggelopen van ongeveer driekwart rond 1900 naar zo’n dertig procent momenteel. En het aandeel van het privé-vermogen in het totale nationale vermo­ gen is verminderd, van circa tweederde aan het begin van de twintigste eeuw tot ongeveer een vijfde momenteel (De Beer 2004a). Dit komt doordat een steeds groter deel van het nationale vermogen niet meer in handen is van namur- lijke personen, maar van rechtspersonen als ver­ enigingen, stichtingen, pensioenfondsen en de overheid. Hoewel het belang van het kapitaal als zodanig hiermee niet is afgenomen, is het niet meer identiek aan het belang van een aparte klasse van kapitalisten. Het grootste deel van het institutionele kapitaal behoort in feite aan de ge­ hele bevolking toe, of in ieder geval aan een groot deel ervan. Zo kan men het vermogen van de pensioenfondsen beschouwen als het geza­ menlijke bezit van de werknemers en de gepen­ sioneerden.

De spreiding in particulier kapitaalbezit en de groei van het institutionele kapitaal is gepaard gegaan met een andere belangrijke verandering: de scheiding mssen eigendom en beheer. De ka­ pitalisten van een eeuw geleden waren vaak

(13)

Sociaal-democratie anno 2004 Paul de Beer Een linkse heruomingsagenda uoor het kapitalisme wel eigenaar als directeur van een onderneming;

zij waren ondernemer in de ware zin des woords. Als directeur ondervonden zij dan ook dezelfde priklcels om het bedrijf goed te laten functione­ ren als als eigenaar. In de loop van de twintigste eeuw is er echter een aparte beroepsklasse van managers ontstaan, die steeds meer los is komen te staan van de kapitaaleigenaren. Deze schei­ ding tussen aandeelhouders en bedrijfsleiding had belangrijke gevolgen voor de (dynamische) efficiëntie van particulier kapitaalbezit.

In de eerste plaats zijn kapitaalbezitters hun kapitaal steeds minder gaan zien als een duur­ zame investering in een onderneming waarmee zij een sterke band onderhouden, en steeds meer als een tijdelijke belegging in een rendabele acti­ viteit. Zodra zich een mogelijlcheid voor een meer rendabele belegging voordoet, ruilen zij hun aandelen om. Hierdoor richten zij zich steeds meer op maximale (koers)winst op korte termijn in plaats van op een redelijk rendement op langere termijn. Deze houding heeft bijgedra­ gen aan de sterke fluctuaties in aandelenkoersen en de opeenvolging van hoorns en busts op de aan­ delenbeurzen. Koersschommelingen vormen hierdoor steeds minder een afspiegeling van de verwachte prestaties van ondernemingen op lan­ gere termijn, maar vooral van irrationele en snel wisselende sentimenten op de financiële mark­ ten. Als gevolg hiervan gaan van particulier kapi­ taalbezit steeds minder prikkels uit tot innova­ ties die op langere termijn de hoogste welvaart opleveren.

In de tweede plaats is ook de rol van de mana­ gers veranderd. Een bekend onopgelost pro­ bleem uit de economische literatuur is hoe kapi­ taaleigenaren zich ervan kunnen verzekeren dat de bedrij fsleiding doet wat in hun belang is (het z.g. principaal-agent probleem^). Managers heb­ ben immers veel beter zicht op de prestaties van een bedrijf dan individuele aandeelhouders, zo­ dat zij gemakkelijk van hun kennisvoorsprong misbruik kunnen maken om hun eigen voordeel na te j agen in plaats van dat van de aandeelhou­ ders. Zo hebben managers belang bij een zo hoog mogelijke beloning, maar dit gaat vaak ten koste

van de winst en dus van de aandeelhouders. Ogenschijnlijk kan dit probleem worden op­ gelost door de beloning van de directie (mede) te laten afhangen van de prestaties van het bedrijf, bijvoorbeeld door deze te koppelen aan de beurs­ koers van de aandelen. De meeste grote onderne­ mingen hebben dan ook een dergelijke vorm van prestatie-afhankelijke beloning ingevoerd. Maar doordat aandeelhouders, zoals gezegd, steeds meer gericht zijn op korte-termijn-(koers)winst, priklcelt prestatiebeloning ook het management om zich vooral op de korte termijn te richten.

Wie het nieuwe concept-

heginselmanifest vergelijkt met

het beginselprogramma van 1977

valt het verschil in houding ten

opzichte van het kapitalisme

onmiddellijk op

Doordat de prestaties van het management in hoge mate worden gerelateerd aan de prestaties van andere bedrijven, vormt dit bovendien een stimulans voor conformistisch gedrag. Het be­ drijfsleven kenmerkt zich dan ook door snel wisselende modes en h3rpes: streven alle bedrij­ ven het ene moment naar diversificatie, een jaar of wat later concentreren zij zich weer op hun kernactiviteiten; het ene jaar is er sprake van een fusie- en overnamegolf, waarna bedrijven enkele j aren later weer massaal bedrijfsonderdelen af­

stoten. De sterke gerichtheid op korte-termijn- 13 koerswinst vormt ook de achtergrond van diverse schandalen van de laatste jaren, zoals die bij En­ ron, Worldonline, Ahold en Shell. De verleiding voor de bedrijfsleiding om de beurskoers te ma­ nipuleren door onjuiste informatie naar buiten te brengen, wordt groter naarmate men sterker op die koers wordt ‘afgerekend’ (vgl. Kalff 2004). Concluderend kan men er, door de ontwikke­ lingen in de spreiding en institutionalisering van het kapitaalbezit en de hiermee

(14)

Sociaal-democratie anno 2004 Paul de Beer Een linkse hewormingsagenda voor het kapitalisme gende scheiding tussen aandeelhouders en be­

drijfsleiding, steeds minder op vertrouwen dat particulier kapitaalbezit een stimulans vormt voor innovatie en daarmee voor de dynamische efficiëntie van de kapitalistische economie. Deze ontwiklcelingen dreigen de lange-termijngroei- potentie van het kapitalisme te ondergraven. Hoewel het moeilijk is aan te tonen dat hiertus­ sen een direct verband bestaat, is het niettemin opmerkelijk dat in de laatste halve eeuw, waarin deze ontwikkelingen zich hebben voorgedaan, het structurele stijgingstempo van de arbeids­ productiviteit sterk is teruggelopen. In de jaren zestig van de twintigste eeuw steeg de producti­ viteit in Nederland nog met gemiddeld 7 procent per jaar, in de jaren zeventig liep dit terug naar 3,7 procent, in de jaren tachtig naar 1, S procent en sinds 19 9 o is de productiviteit nog slechts met 1,3 procent perj aar gestegen.

Om de groeipotentie van de kapitalistische economie op langere termijn — en daarmee onze toekomstige welvaart — veilig te stellen, dient dan ook de prildcel tot innovatie te worden ver­ sterkt. Hiervoor dienen we op zoek te gaan naar een wijziging in de bezitsverhoudingen, waar­ door de aandeelhouder meer belang krijgt in het rendement van zijn belegging op langere termijn en hij meer invloed kan uitoefenen op de strate­ gische beslissingen van het management. In het laatste deel van dit artikel zal ik enkele suggesties doen om deze verandering te bewerkstelligen.

O N V O L K O M E N H E D E N V A N DE M A R K T

De markt biedt een prachtige oplossing voor een 14 van de grootste problemen van een moderne

samenleving: hoe de ontelbaar vele afwegingen en beslissingen van een miljoenenbevolking op elkaar af te stemmen, zodat er zo min mogelijk verspilling optreedt en de gezamenlijke welvaart zo groot mogelijk is. De simpele oplossing van de markt luidt: laat ieder zijn of haar eigenbelang najagen en iedereen is beter af! De concurrentie tussen de economische subjecten zal allen, als geleid door een ‘onzichtbare hand’, prilckelen om die keuzen te maken die ook uit maatschappelijk

oogpunt optimaal zijn. Dit elementaire inzicht van de grondlegger van de economische weten­ schap, Adam Smith, is zo aansprekend, dat het verleidelijk is om aan te nemen dat het in de praktijk ook echt zo werkt. Het verklaart boven­ dien waarom het op de vrije markt gebaseerde kapitalisme superieur is gebleken aan de cen­ traal geleide communistische economieën.

Het theoretische bewijs voor de efficiëntie van marktwerking werd een halve eeuw geleden geleverd door de economen Arrow en Debreu, die hiervoor later (in respectievelijk 1972 en 1983) de Nobelprijs ontvingen. Hunbewijsbe- rast echter op een aantal zeer stringente ver­ onderstellingen. Er moet sprake zijn van volle­ dige informatie, van rationele individuen en van volledigheid van markten. Dit laatste wil zeggen dat er voor ieder product dat op ieder moment in de tijd — nu of in de toekomst — wordt verhan­ deld, een markt is. Ook fervente aanhangers van het marktmechanisme erkennen dat in de prak­ tijk nooit aan al deze voorwaarden wordt vol­ daan. Maar, zo stellen zij, al valt de perfecte, ide­ ale markt niet te realiseren, we kunnen wel er­ naar streven deze zo dicht mogelijk te naderen. Dit is de leidende gedachte achter alle pleidooien voor marktwerking en meer concurrentie. Deze gedachte berust op de veronderstelling dat, star­ tende vanuit een simatie zonder marktwerking, de introductie van steeds meer marktelementen stap voor stap verbetering — in termen van een hogere efficiëntie — oplevert. Een beetje markt­ werking, hoe imperfect ook, zou altijd beter zijn dan geen marktwerking.

Dit is echter een misvatting. Zolang niet aan alle voorwaarden voor optimale marktwerking is voldaan, is er geen enkele garantie dat de markt beter functioneert dan andere coördinatieme­ chanismen, zoals directe overheidssturing. An­ ders gezegd, als perfecte marktwerking niet mo­ gelijk is — zoals in vrijwel alle situaties het geval is -, spreekt het geenszins vanzelf dat zoveel mo­ gelijk marktwerking de beste oplossing is. Het is heel goed mogelijk dat een ander coördinatieme­ chanisme dan de markt in dit geval betere resul­ taten oplevert dan een beetje marktwerking. Dit

(15)

Sociaal-democratie anno 2004 Paul de Beer Een linkse hewormingsagenda voor het kapitalisme

wordt duidelijk als we de drie theoretische voor­ waarden voor efficiënte marktwerking nader on­ der de loep nemen.

Imperfecte informatie

Een van de belangrijkste bevindingen die de eco­

nomische wetenschap de afgelopen decennia heeft opgeleverd, is het grote belang van volle­ dige informatie voor de werking van het markt­ mechanisme (in 2001 ontvingen de economen Akerlof, Spence en Stiglitz hiervoor de Nobel­ prijs). Als het tijd en/of geld kost om informatie te vergaren over de verschillende keuzemogelijk­ heden op een markt, is de uitkomst van markt­ werking vaak niet efficiënt, dat wil zeggen dat deze niet de hoogst bereikbare welvaart oplevert. Het dagelijks leven biedt hiervan tal van voor­ beelden. Wie een nieuwe wasmachine of tv wil aanschaffen, staat voor een zware klus om erach­ ter te komen war de beste keuze is. Speciaalzaken stallen een groot aantal merken en types uit, met moeilijk te doorgronden verschillen en voor sterk uiteenlopende prijzen. Ook raadpleging van een consumentenblad of prijsvergelijkings- ites op internet biedt vaak onvoldoende houvast, omdat je in de winkel toch weer andere en nieu­ were types aan treft. Het advies van verkopers blijkt vaak van winkel tot winkel te verschillen. Meestal is het dan ook onmogelijk om op basis van objectieve informatie de beste keuze te ma­ ken. Voor zover dit wel mogelijk is, wegen de kosten in tijd en energie van het verzamelen en wegen van de benodigde informatie vaak niet op tegen de opbrengst in termen van een lagere prijs of hogere kwaliteit.

Dit gebrek aan transparantie van markten is geen toevallig bijverschijnsel van een markteco­ nomie, maar wordt door bedrijven welbewust nagestreefd. Het biedt hen immers de mogelijk­ heid om de concurrentie te verminderen en con­ sumenten een (te) hoge prijs te laten betalen.

Het is een illusie dat bevordering van markt­ werking dit probleem zal verminderen. De kans is zelfs reëel dat ze het probleem vergroot. Meer marktwerking gaat in het algemeen immers ge­ paard met een gevarieerder aanbod en

meerkeu-zemogelijlcheden. Meestal wordt dit als een plus­ punt aangemerkt. Maar uitbreiding van het aantal keuzemogelijkheden vergroot onvermij delijk het informatieprobleem. De consument wordt hier­ door op extra kosten gejaagd om de benodigde in­ formatie te vergaren, terwijl het de vraag is of dit hem in staat zal stellen een betere keuze te maken. Als de variatie in het aanbod van producten groter wordt, zonder dat hierover betrouwbare informa­ tie wordt verschaft, is het goed mogelijk dat de consument door de extra keuzemogelijldieden juist slechter af is. In zijn boek The paradox of choke

De tegenwoordig ook in sociaal­

democratische kring door velen

gehuldigde opvatting, dat het reëel

bestaande kapitalisme de enige

levensvatbare economische orde­

ning is, berust op een misvatting

van de werking van het kapitalisme

geeft de Amerikaanse socioloog Barry Schwartz (2004) tal van voorbeelden hoe meer keuzemoge- lijldieden de burger vooral meer stress in plaats van meer welzijn opleveren. Juist op een aantal terreinen waarop de overheid meer marktwer­ king en keuzemogelijkheden nastreeft, zoals de ziektekosten, pensioenregelingen en de energie­ voorziening, vormen deze informatieproblemen een ernstige belemmering voor vergroting van de economische efficiëntie. Sommige marktadepten 15 zijn overigens geneigd om hiervoor de consu­

menten zelf verantwoordelijk te stellen, omdat zij ‘te lui of te dom [zijn] om van de geboden keuze­ vrijheid te profiteren’.^ Blijkbaar achten zij het wenselijk het welzijn van de consument te offe­ ren op het altaar van de heilige markt.

Beperkte rationaliteit

Ook als zich geen informatieproblemen zouden voordoen, levert het marktmechanisme alleen

(16)

Sociaal-democratie anno 2004 Paul de Beer Een linkse heruorm'mgsagenda voor het kapitalisme

16

maximale welvaart op als de marktpartijen ratio­ neel handelen. Dat wil zeggen dat zij, gegeven de beschikbare informatie, die middelen kiezen die het best beantwoorden aan het doel dat zij na­ streven. En dat doel is gebaseerd op constante preferenties die primair op het eigen belang zijn gericht. Uit tal van onderzoeken is bekend dat mensen vaak niet rationeel in deze zin handelen.

De Nobelprijswinnaar Kahnemann en zijn collega Tversky hebben laten zien dat de inter­ pretatie van informatie sterk wordt bepaald door de wijze waarop deze wordt gepresenteerd (z.g.

framing). Identieke situaties kunnen tot verschil­

lende gedragingen leiden indien de relevante in­ formatie op verschillende wijzen wordt gepre­ senteerd. Zo hechten mensen vaak meer belang aan het voorkómen van verlies dan aan het beha­ len van winst. Dit betekent bijvoorbeeld dat als mensen met twee opeenvolgende keuzen wor­ den geconfronteerd, waarvan de eerste een forse winst en de tweede een beperkt verlies kan ople­ veren, zij een ander besluit nemen dan wanneer beide keuzen tegelijkertijd worden gepresen­ teerd als één beslissing. In feite betekent dit dat preferenties niet stabiel zijn, maar mede worden beïnvloed door de keuzemogelijldieden die men­ sen krijgen voorgelegd. Dit biedt in beginsel volop mogelijkheden om het gedrag van consu­ menten te manipuleren, en bedrijven maken hier dan ook veelvuldig gebruik van. Het is niet overdreven te stellen dat het grootste deel van de reclame-inspanningen van bedrijven hierop is gericht. Maar als de veronderstelling van con­ sistente keuzen en stabiele preferenties niet op­ gaat, kan men er niet langer van op aan dat het marktmechanisme maximale welvaart van de consumenten oplevert.

In het theoretische model van de markt leidt irrationeel gedrag tot verlies aan efficiëntie: mensen kiezen dan immers niet de ‘kortste’ weg die naar de bevrediging van hun behoeften leidt. In werkelijlcheid kan gedrag dat vanuit individu­ eel oogpunt ‘niet rationeel’ is, uit maatschappe­ lijk oogpunt juist zeer rationeel zijn. Dit geldt in het bijzonder voor gedrag dat niet louter op het eigenbelang is gericht, maar ook op het belang

van anderen.4-Dergelijk ogenschijnlijk‘irratio­

neel’ gedrag speelt met name een belangrijke rol als er sprake is van een ‘prisoner’s dilemma’. In een dergelijke simatie is het vanuit individueel oogpunt rationeel om niet met anderen samen te werken, hoewel alle betroldcen partijen er baat bij hebben als iedereen wel samenwerkt. Deze prisoner’s dilemma’s doen zich in de praktijk veelvuldig voor, al worden ze lang niet altijd als zodanig herkend. Er is bijvoorbeeld al sprake van een prisoner’s dilemma bij de meest simpele markttransactie: in veel situaties kan men direct voordeel behalen door de partij met wie men za­ ken doet, te bedriegen, bijvoorbeeld door een product van inferieure kwaliteit te leveren of een rekening niet te betalen.5 Zouden de meeste

mensen uitsluitend oog hebben voor hun directe eigenbelang, dan zouden veel markttransacties eenvoudigweg niet tot stand komen vanwege een gebrek aan vertrouwen. Het vertrouwen dat degenen met wie men zaken doet zich niet op­ portunistisch zullen gedragen, is essentieel voor het goed functioneren van een markteconomie. Dit vertrouwen staat echter haaks op de ver­ onderstelling van strikt ‘rationele’ individuen die louter hun eigenbelang naj agen, een ver­ onderstelling die in theorie een voorwaarde vormt voor ‘efficiënte’ marktwerking.

Ontbrekende markten

Het mag lijken of het scala aan goederen en diensten dat op ‘de markt’ wordt aangeboden onuitputtelijk is, toch overtreft het aantal pro­ ducten dat niet op een markt verhandeld wordt, het aantal marktproducten waarschijnlijk ruim­ schoots. Het bekendste voorbeeld hiervan zijn publieke goederen: goederen die ook ten goede komen aan mensen die er niet voor hebben be­ taald. Kdassieke voorbeelden zijn dijken, defen­ sie, politie en justitie. Publieke goederen wor­ den alleen voortgebracht indien er een partij is, zoals de overheid of een waterschap, die alle con­ sumenten vertegenwoordigt en kan garanderen dat alle profijthebbers eraan meebetalen. Pu­ blieke goederen zijn een speciale vorm van het algemene verschijnsel van externe effecten.

(17)

Sociaal-democratie anno 2004 Paul de Beer Een linkse heruomingsagenda voor het kapitalisme Deze doen zich voor indien het gedrag van de

ene marktpartij onbedoelde — positieve of ne­ gatieve — neveneffecten heeft voor andere par­ tijen.® Een bekend voorbeeld is milieuvervui­ ling. Omdat er geen markt bestaat voor milieu­ vervuiling wordt dit product niet ‘geprijsd’, waardoor er meer overlast wordt geproduceerd dan maatschappelijk optimaal is. De standaard economische oplossing hiervoor is om deze ex­ terne effecten alsnog te prijzen door ze te be­ lasten (milieuheffing) of er een markt voor te creëren (verhandelbare emissierechten). Ge­ brekkige marktwerking wordt dan dus opgelost door meer en betere marktwerking.

Externe effecten komen echter zo veel voor, dat het ónmogelijk is om voor elke vorm een markt te creëren of een belasting in te voeren. Er zijn goede redenen om aan te nemen dat tegen­ woordig de meeste vormen van consumptie ne­ gatieve externe effecten met zich meebrengen. Dit komt doordat een steeds groter deel van onze consumptie bestaat uit wat de Engelse econoom Fred Kirsch ‘positionele goederen’ heeft ge­ noemd. Positionele goederen zijn in absolute zin schaars, dat wil zeggen dat het nut dat men eraan ontleent, primair wordt bepaald door de relatieve positie die men inneemt ten opzichte van andere consumenten. Wat de een wint gaat onvermijde­ lijk ten koste van anderen. Er is sprake van een ‘nulsomspel’. Een voorbeeld hiervan zijn status- goederen, die hun waarde vooral ontlenen aan het feit dat anderen er niet over beschilcken.

Maar het kan ook gaan om goederen die ‘van na­ ture’ schaars zijn, doordat ze een beroep doen op schaarse ruimte of tij d. Een landelijk gelegen villa is een goed dat beide aspecten combineert, en dit geldt ook voor de auto: die is niet alleen statussymbool, maar het nut ervan neemt af naarmate meer mensen erover beschildcen, om­ dat je dan vaker in de file staat.

Het probleem bij positionele goederen is dat de individuele consument geen rekening houdt met de negatieve effecten van zijn gedrag voor anderen. Als iedereen positionele goederen na­ jaagt, zal het maatschappelijke welzijn vermin­

deren, doordat de inspanning die men levert

geen extra aanbod van deze goederen genereert of het genot van die goederen voor anderen ver­ mindert. Het gevolg is dat velen zich in de rat race storten op jacht naar de mooiste woning, de hip­ ste merlddeding, de gewaagdste piercing en de beste baan, terwijl van tevoren vaststaat dat slechts weinigen hun doel zullen bereiken. Dit resulteert in een grote maatschappelijke verspil­ ling, die alleen kan worden voorkomen als de consumenten hun gedrag coördineren en zich­ zelf zekere beperkingen opleggen. Het marktme­ chanisme draagt er echter juist toe bij de vruch­ teloze jacht op positionele goederen te verster­ ken. Dit zou wel eens een belangrijke verldaring kunnen zijn voor het feit dat de bevolking van de rijke landen de afgelopen decennia, ondanks een gestage welvaartsstijging, niet noemenswaardig gelukkiger is geworden (De Beer 2004b). Het marktmechanisme schiet eenvoudigweg tekort om bij te dragen aan een hoger maatschappelijk welzijn.

Samenwerking en conaurentie

In de neoklassieke economische theorie vloeit de efficiëntie van de markt als coördinatiemecha­ nisme voort uit de concurrentie die marktpar­ tijen die hun eigen belang najagen, prikkelen om zo efficiënt mogelijk te produceren en een opti­ male allocatie van middelen na te streven. Veel van de bovengeschetste problemen die aan marktwerking kleven en die er verantwoordelijk voor zijn dat markten in de praktijk niet efficiënt zijn, kunnen worden ondervangen of vermin­ derd door samenwerking tussen de marktpar­ tijen. Maximale maatschappelijke efficiëntie

vraagt daarom om een goed evenwicht tussen 17 concurrentie en samenwerking. De eenzijdige nadruk die de afgelopen decennia wordt gelegd op bevordering van concurrentie, dreigt op den duur juist de efficiëntie van de markt te schaden. Maatschappelijk nuttige vormen van samenwer­ king en afstemming komen in een kwaad dag­ licht te staan omdat zij de marktwerking zouden frustreren. Stilzwijgende afspraken en kartels worden geassocieerd met samenspanning en on­ eerlijke concurrentie, terwijl zij juist essentieel

(18)

Sociaal-democratie anno 2004 Paul de Beer Een linkse heruormingsa^enda uoor het kapitalisme

kunnen zijn voor een optimale afstemming van het oedraCT van individuele actoren.

A L T E R N A T I E V E N V O O R M A R K T EN O V E R H E I D

Ik vat het voorgaande kort samen. De tegenwoor­ dig ook in sociaal-democratische kring door ve­ len gehuldigde opvatting, dat het ‘reëel be­ staande’ kapitalisme de enige levensvatbare eco­ nomische ordening is, berust op een misvatting van de werking van het kapitalisme. Het kapita­ lisme zou zijn superioriteit ontlenen aan zijn veel grotere efficiëntie dan andere vormen van economische ordening, zoals de centraal geleide economie. Deze efficiëntie zou het gevolg zijn van het samenspel van particulier kapitaalbezit en de vrije markt. Weliswaar vormen beide ele­ menten in theorie een belangrijke prildcel voor efficiëntie, maar het gaat wel om verschillende soorten efficiëntie, die in de praktijk vaak haaks op elkaar staan. Particulier kapitaalbezit draagt in beginsel bij aan dynamische efficiëntie die de bron vormt van structurele welvaartsgroei. De markt is in theorie een mechanisme om stati­ sche efficiëntie te realiseren, dat wil zeggen de maximaal haalbare welvaart op een bepaald mo­ ment. De prildcel die van particulier kapitaalbe­ zit uitgaat voor dynamische efficiëntie veronder­ stelt echter dat markten niet statisch efficiënt zijn en, omgekeerd, neemt perfecte concurrentie op markten de prildcel tot innovatie en daarmee tot dynamische efficiëntie weg. In de praktijk biedt particulier kapitaalbezit dan ook aller­ minst een garantie voor dynamische efficiëntie en zijn markten in statisch opzicht slechts zel­ den efficiënt.

Hieruit volgt dat er geen reden is om beide kenmerken van het kapitalisme als een gegeven te aanvaarden, waaraan alleen in bijzondere om­ standigheden te tornen valt. Particulier kapitaal­ bezit en het marktmechanisme zijn gewoon twee vormen van economische ordening die niet bij voorbaat superieur — maar evenmin infe­ rieur — zijn aan andere ordeningsprincipes. Dit betekent dat er voor sociaal-democraten veel meer ruimte is dan zij doorgaans aannemen om

te zoeken naar alternatieve vormen van econo­ mische ordening. In plaats van particulier kapi­ taalbezit en marktwerking als vanzelfsprekend uitgangspunt te nemen, zou men per maatschap­ pelijk domein moeten bezien welk ordenings­ mechanisme het beste functioneert. Het spreekt voor zich dat hierbij voor sociaal-democraten niet alleen de economische efficiëntie, maar ook de sociale rechtvaardigheid een belangrijk crite­ rium vormt.

Als alternatieven voor particulier kapitaalbe­ zit en marktwerking dient men niet per se aan staatsbezit en overheidssmring te denken. In het licht van de geschiedenis van het socialisme zijn dit misschien de meest voor de hand liggende al­ ternatieven, maar een op de toekomst gerichte sociaal-democratie doet er verstandig aan (ook) naar andere alternatieven te zoeken. De tegen­ stelling tussen overheid en markt heeft al teveel de economische discussie van de afgelopen de­ cennia beheerst. Sociaal-democraten die een al­ ternatief voor de markt en het particulier kapi­ taalbezit zoeken, zouden dan ook niet per defini­ tie aan de overheid moeten denken. Er is sinds de jaren tachtig terecht veel aandacht besteed aan

de vele vormen van overheidsfalen. De naïeve ge­ dachte dat de overheid simpelweg het algemene belang van de samenleving behartigt, heeft plaatsgemaakt voor een realistischer beeld van de overheid. Overheidsfunctionarissen kunnen — net zo als managers in het bedrijfsleven — hun eigen belang najagen, gebrek aan informatie kan tot onjuiste afwegingen leiden en overheids­ beleid kan onvoorziene en ongewenste gedrags­ reacties bij de burgers oproepen.

Sociaal-democraten zouden daarom moeten zoe­ ken naar alternatieven tussen de beide polen van markt en staat, waarin noch het individu, noch de overheid het uitgangspunt vormt. In alge­ mene zin valt hierbij te denken aan (informele) gemeenschappen en (formele) associaties. In het laatste deel van dit artikel wil ik enkele sug­ gesties hiervoor wat nader uitwerken. Ik richt mij hierbij eerst op alternatieven voor particulier kapitaalbezit en vervolgens op alternatieven voor de markt.

(19)

Sociaal-democratie anno 2004 Paul de Beer Een linkse heruormin^sagenda noor het kapitalisme

W E R K N E M E R S K A P I T A L I S M E

Zoals ik hiervoor heb uiteengezet zijn door de spreiding en institutionalisering van het kapi­ taal de prilckels die van particulier kapitaalbezit uitgaan voor innovatie en dynamische efficiën­ tie steeds meer verdrongen door prildcels voor korte-termijnmaximalisatie van de winst of de aandeelhouderswaarde. Om de prikkels voor in­ novatie weer te versterken zou aan twee voor­ waarden moeten worden voldaan. In de eerste plaats dienen de kapitaaleigenaren een sterkere en meer duurzame band te krijgen met de onder- neming(en) waarvan zij eigenaar zijn, zodat zij zich meer op de lange termijn richten. In de tweede plaats dienen de belangen van het mana­ gement en van de kapitaaleigenaren meer in ei­ kaars verlengde te liggen.

Het feit dat een steeds groter deel van het aan­ delenkapitaal in handen is van institutionele be­ leggers kan op zichzelf bijdragen aan een ster­ kere band mssen belegger en bedrij f. Instimtio- nele beleggers hebben vaak meer belang bij een gematigd, maar stabiel rendement op langere termijn dan particuliere beleggers. Bovendien zijn sommigen groot genoeg om het lonend te maken om informatie te vergaren over de presta­ ties van de onderneming en van het manage­ ment. Zij zijn daardoor beter in staat te beoorde­ len wat een bedrijf werkelijk waard is dan wie louter op de beurskoersen afgaat. Bovendien kunnen zij, als zij over een fors aandelenpaldcet beschikken, ook meer druk uitoefenen op het management.

Toch zijn institutionele beleggers zich het af­ gelopen decennium steeds meer gaan gedragen als particuliere beleggers die vooral oog hebben voor korte-termijnrendement. Zo hebben ook pensioenfondsen zich in de jaren negentig mas­ saal op de aandelenhandel gestort en hebben daarmee bijgedragen aan de zeepbel in de aande­ lenkoersen. De verldaring hiervoor is dat er ook bij institutionele beleggers sprake is van een principaal-agent-probleem: de individuele ver- mogensverschaffer — de houder van een spaar­ rekening of een levensverzekeringspolis of de

deelnemer aan een pensioenregeling — heeft niet méér invloed op het (beleggings)beleid van een instimtionele belegger dan de individuele aandeelhouder op het beleid van een onderne­ ming. Als gevolg hiervan richten de besturen van institutionele beleggers zich vaak meer op het beleid van andere institutionele beleggers dan op hetlange-termijnbelang van de direct belang­ hebbenden, te weten de spaarders en verzeker­ den.

De vraag is dus hoe een meer directe en duur­ zame band tussen beleggers en ondernemingen

Sterke nadruk op marktwerking

en concurrentie frustreert

afspraken die verspilling en

improductieve concurrentie

kunnen voorkomen en innovatie

bevorderen. De kracht van het

kapitalisme is gelegen in de

combinatie van samenwerking

en concurrentie

tot stand te brengen. In beginsel kan dit worden gerealiseerd door de direct belanghebbenden fi­ nancieel in een onderneming te laten participe­ ren. Bij deze direct belanghebbenden of stakehol-

ders valt allereerst te denken aan de werknemers.

Als werknemers medeaandeelhouder worden

van hun eigen bedrijf ontstaat er een zeer directe 19 band tussen aandeelhouders en onderneming.^ G ezien het feit dat de gemiddelde werknemer ze­ ker tienjaarbij hetzelfde bedrijf in dienst blijft, heeft deze veel meer belang bij het rendement en de continuïteit op lange termijn dan aandeel­ houders van buiten de onderneming. Doorgaans zijn zij ook beter geïnformeerd over de prestaties van het bedrijf en het functioneren van het ma­ nagement dan andere aandeelhouders. Boven­ dien kunnen zij zelf bijdragen aan de prestaties

(20)

Sociaal-dem ocratie anno 2004 Paul de Beer Een linkse heruormingsagenda uoor het kapitalisme van de onderneming, zowel door hun eigen inzet

als door suggesties aan te dragen voor verbete­ ringen in het productieproces. In de bekende ter­ men van Hirschman: terwijl Ideine externe aan­ deelhouders in de praktijk vooral van de exit-op- tie gebruik maken (verkopen van aandelen), zul­ len werknemers in hun rol als aandeelhouder veel eerder voor de voice- of Iqyalty-optie kiezen. Empirisch onderzoek levert ook aanwijzingen op dat financiële participatie van werknemers een positief effect heeft op de productiviteit en bovendien gunstig is voor de arbeidsverhoudin­ gen in de onderneming (zie Estrin et al. 1997, Conyonen Freemanzooi en 2004).

Werknemersaandelenbezit kan ook een be­ langrijk probleem ondervangen waardoor m in­ der in innovatie wordt geïnvesteerd dan maat­ schappelijk optimaal is. In de praktijk blijkt een groot deel van de opbrengst van technologische innovaties bij andere partijen neer te slaan dan bij de investeerders. In een recent boek schat de Amerikaans econoom Baumol (2004:135) dat zelfs zo’n 80 procent van de opbrengst van inno­ vaties aan derden toevalt, in het bijzonder aan werknemers die dankzij de productiviteitsstij- ging een hoger loon ontvangen. Zo is de vervier­ voudiging van de reële loonvoet in de afgelopen driekwart eeuw voor het grootste deel te danken aan technologische innovaties.® Als werknemers financieel participeren in hun onderneming, komt een groter deel van de opbrengst van inno­ vaties ten goede aan de kapitaalbezitters in de persoon van werknemers, hetgeen een sterke sti­ mulans betekent voor innovaties en daarmee voor dynamische efficiëntie.

20 In feite heft werknemersaandelenbezit de

tegenstelling tussen de factor kapitaal en de fac­ tor arbeid binnen de onderneming voor een deel op. Waar CAO-onderhandelingen nu primair zijn gericht op de verdeling van de opbrengst van de onderneming, zullen zij dan meer worden ge­ richt op de vergroting van de opbrengst. Zo opent zich het perspectief dat na ruim een eeuw sociale strijd de Idoof mssen arbeid en kapitaal wordt gedicht. De onderneming wordt daarmee pri­ mair een gemeenschap waarin men gezamen­

lijk, op basis van samenwerking, tot het beste re­ sultaat probeert te komen in plaats van een prag­ matische coalitie van concurrenten die trachten zich een zo groot mogelijk deel van het surplus van de onderneming toe te eigenen.

Werknemersaandelenbezit kan langs ver­ schillende wegen worden gerealiseerd. Een mo- gelijldieid is om een deel van het loon om te zet­ ten in een winstdelingsregeling die wordt uitge­ keerd in de vorm van aandelen. Als deze aande­ len in een collectief fonds worden gestort, wor­ den de werknemers geleidelijk voor een steeds groter deel eigenaar van hun onderneming. Om de gedachten te bepalen: als jaarlijks vijf procent van de loonsom in aandelen zou worden uitge­ keerd, zouden de werknemers per jaar zo’n tien miljard euro aan aandelen verwerven, dat is on­ geveer twee procent van het uitstaande aande­ lenkapitaal van Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen.9 Na verloop van tijd zouden

deze werknemersfondsen de grootste aandeel­ houder van Nederlandse ondernemingen wor­ den en daarmee een aanzienlijke invloed kun­ nen uitoefenen. Om het proces te versnellen is het denkbaar dat men ook het enorme vermogen dat de pensioenfondsen beheren gebruikt om in­ vloed uit te oefenen op ondernemingen. Dit kan bijvoorbeeld worden gerealiseerd door het stem­ recht op de vergadering van aandeelhouders dat pensioenfondsen aan hun aandelenbezit ontle­ nen, over te dragen aan (een vertegenwoordi­ ging van) de werknemers van de betreffende onderneming.

(21)

Sociaal-democratie anno 2004 Paul de Beer Een linkse hewormingsagenda voor het kapitalisme

nisaties. Indien dergelijke n g o’s(non-gouverne-

mentele organisaties) participeren in het kapi­ taal van ondernemingen — en daarmee dus ook een zeker financieel risico lopen — kunnen zij niet langer volstaan met te ageren tegen onder­ nemingen die maatschappelijk onverantwoord ondernemen, maar worden zij gedwongen ook zelf de afweging te maken tussen bedrijfsecono­ mische en maatschappelijke belangen.

Met dit pleidooi voor maatschappelijkkapi- taalbezit — als tussenvorm tussen particulier ka­ pitaalbezit en staatsbedrijven — wil ik niet het belang van andere vormen van (mede)zeggen- schap, bijvoorbeeld via de Ondernemingsraad, terzijde schuiven. Het is zeker niet mijn bedoe­ ling te suggereren dat alleen eigendom recht zou geven op inspraak en invloed. Eigendomsrechten kunnen ju ist andere vormen van medezeggen­ schap ondersteunen. Bovendien dwingen zij de verschillende partijen om meer rekening te hou­ den met de belangen van anderen, zodat de na­ druk minder ligt op strijd en meer op samenwer­ king. Uiteindelijk zou dit iedereen voordeel kun­ nen opleveren, doordat er meer te verdelen valt. Onvermijdelijk zal in belangrijke delen van de economie werknemersaandelenbezit geen reële optie zijn. Dit geldt met name voor de publieke sector en voor het kleinbedrijf. Daar zal de zeg­ genschap van smkeholders dan ook op andere wij ze moeten worden vormgegeven.

T U S S E N M A R K T EN O V E R H E I D

Marktwerking en overheidssturing zijn in feite de twee uitersten op een schaal die loopt van vol­ ledig gedecentraliseerde naar volledig gecentra­ liseerde besluitvorming over de allocatie van schaarse middelen. De markt heeft — althans in theorie — het voordeel dat zij sterke prildcels geeft voor een efficiënte allocatie, maar het na­ deel dat collectieve belangen onvoldoende wor­ den meegewogen. Voor de overheid gelden de omgekeerde voor- en nadelen; weinig prikkels, maar veel aandacht voor collectieve belangen. Beide typen coördinatiemechanismen kampen met grote informatieproblemen, zij het verschil­

lend van aard. De markt genereert doorgaans een overvloed aan informatie van dubieuze betrouw­ baarheid, die een goede afweging door de consu­ ment bemoeilijkt. Deze is vaak dan ook niet in staat een optimale keuze te maken. De overheid kampt juist vaak met een gebrek aan informatie, waardoor zij evenmin in staat is evenwichtige af­ wegingen te maken. Doordat zij over weinig in­ strumenten beschikt om individuele burgers of bedrijven ertoe te brengen hun ‘ware’ preferen­ ties kenbaar te maken, zijn overheidsbeslissin- gen kwetsbaar voor manipulatie, bijvoorbeeld door lobbygroepen.

Naast overheid en markt zijn er nog andere coördinatie- en ordeningsmechanismen, die qua voor- en nadelen een tussenpositie innemen. De twee belangrijkste zijn de gemeenschap en de as­ sociatie (vgl. Streeck en Schmitter, 1985). Waar de markt primair functioneert op basis van fi­ nanciële prildcels en individuele kosten/batenaf- wegingen en de overheid op basis van geboden en verboden, die met sancties kunnen worden afgedwongen, functioneren gemeenschappen op basis van gedeelde normen en associaties op ba­ sis van contracmele afspraken. Tegenover con­ currentie als kenmerk van het marktmecha­ nisme staar samenwerking als kenmerk van ge­ meenschappen en associaties. Ook in het be­ staande kapitalistische systeem speelt samen­ werking een onmisbare rol, al wordt dit vaak niet als zodanig (ond)erkend. Voor zover zij wel wordt herkend, wordt zij al te gemakkelijk aan­ gezien voor een belemmering van efficiënte marktwerking. In werkelijlcheid is samenwer­ king echter veelal essentieel voor een goede marktwerking. Eerder heb ik gewezen op het grote belang van een coöperatieve opstelling voor het totstandkomen van markttransacties. Alleen als marktpartijen erop vertrouwen dat de andere partij zich niet oppormnistisch zal gedra­ gen, zijn zij bereid een handelsrelatie aan te gaan. Zeker voor een handelsnatie als Nederland zijn vertrouwen en betrouwbaarheid essentiële voorwaarden voor economische efficiëntie, waarvan het belang nauwelijks kan worden over­ schat (vgl. W R R 2003 en Mosch 2004).

2 1

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

hun (te jonge) kinderen op de bonnefooi naar de stad sturen; herbergiers die goed verdienen aan het- geen succesvolle bedelaars verteren; schuitevoer- ders die zwervers ongemerkt

Maar zij moesten toch zijn eis naast zich neerleggen, want zij waren bang voor de wreedheden die het grote leger van de koning zou begaan, zoals dat ook in Napels en andere

According to the information gathered, participants were retrospectively classified into one of the following groups: exclusive breastfeeding, exclusive formula feeding,

Gerecht had zich in het arrest beroepen op de rechtsoverweging uit het Gibraltar arrest waarin het Hof had gesteld dat een algemene belastingmaatregel selectief kan zijn indien

Water vapor and droplet mass fluxes as functions of the wall-normal coordinate in the statistically steady state (averaged over 20, 000 < t + < 51, 000); solid: water vapor

Invasive Prosopis trees pose significant threads to biodiversity and ecosystem services in the Northern Cape Province of South Africa. Several estimates have been made in