Na Mars komt Venus. Een Europees antwoord op Bush
Joost Lagendijk en Jan Marinus Wiersma, Uitgeverij Balans, Amsterdam 2004
92
H A N S T E R L O U W
De Europarlementariërs Joost Lagendijk (Groen links) en Jan Marinus Wiersma (PvdA) hebben de handen ineengeslagen om een ‘progressief antwoord’ te geven op Robert Kagan en andere intellectuele wegbereiders van de Amerikaanse buitenlandse politiek onder George W. Bush. Met Na Mars komt Venus zijn Lagendijk en W ier sma erin geslaagd een vlot geschreven antwoord te formuleren dat een vleugje idealisme combin eert met een gezonde dosis realisme.
De Amerikaanse buitenlandse politiek wordt inzichtelijk gemaakt door achtereenvolgens de dominante cultuurstroming in de Verenigde Staten (christelijk-conservatief), de intellectuele wortels en het programma van de Neocons (de mocratisch imperialisme), alsmede hun/inest
hour en ondergang in de puinhopen van Irak
(dictator is verwijderd, maar vrede verloren) te beschrijven. Het sterke punt van deze analyse is dat de auteurs zich niet laten verleiden tot een naïef en simpel America-bashing dat het Neder landse debat domineert. Interviews met gere nommeerde experts zoals Joshua Muravchik, Walter Russell Mead en William Pfaff leiden tot Over de auteur Hans Terlouoi is alsA /o verbonden aan
het Duitsland Instituut Amsterdam, waar hij onder zoek uern'cht naar ontwikkelingen in de Duitse buiten landpolitieke identiteit sinds de hereniging
een rijkgeschakeerd beeld van ontwikkelingen in de Amerikaanse buitenlandpolitieke iden titeit waarbij ook recht gedaan wordt aan de con text waarbinnen deze plaatsvinden.
Zo benadrukken Lagendijk en Wiersma de enorme indruk die 11 september op het Ameri kaanse denken heeft achtergelaten. Gokwijzen ze op het progressieve idealisme en de linkse wortels van veel neo-conservatieven. Niet zel den zijn zij oud-Democraten die teleurgesteld zijn in het gebrek aan internationaal engage ment van die partij. Lagendijk en Wiersma be nadrukken vervolgens de stmcmrele verschillen die zijn ontstaan in de benadering van interna tionale politiek aan weerszijden van de Atlanti sche Oceaan na 9/11. Voor de Verenigde Staten is een terughoudende opstelling, een voortzetting van de containment-politiek, ondenkbaar ge worden.
De enige manier om het land tegen nieuwe terroristische aanslagen te beschermen is door het terrorisme preëmptief aan te paldcen. Dat hierbij de internationale rechtsorde, die voor de Europeanen zo voordelig was, terzijde gescho ven wordt, wordt onvermijdelijk geacht. Ook op andere gebieden zoals internationale milieunor men blijken de Verenigde Staten hun soeverei niteit niet op te willen geven en zich weinig ge legen te laten aan de standpunten van hun Euro-s S f n 1 0 / 1 1 I 2 0 0 4
B O E K E N
HansTerlouw bespreekt Na Mars komt Ven us pese bondgenoten. Dit alles wekt weliswaar wrevel in het ‘oude’ Europa maar de transatlantische kloof zal desondanks vooralsnog blijven be staan.
Na deze schets van het Amerikaanse buiten landpolitieke denken komt het meest interes sante en controversiële deel van het boek: de ge volgen van de transatlantische kloof voor Eu ropa. Lagendijk en Wiersma beargumenteren dat Europa niet moet proberen een kopie van de
VS te worden om zo de Idoof te dichten. In tegen deel, Europa moet een ‘civiele supermacht’ wor den en ‘een alternatief bieden voor het unilatera- lisme en de spierballenpolitiek van de Verenigde Staten.’ Hiermee volgen de auteurs een traditie waarin een zelfstandige Europese ‘civiele’ bena dering van internationale politiek bepleit wordt.
Wederzijdse ajfiankelijkheid
Franfois Duchêne introduceerde de term ‘civiele mogendheid’ in 1972. Volgens hem hebben de traumatische historische ervaringen met mili tair geweld en de positieve ervaringen met het vreedzaam voorkomen en ove?'komen van poli tieke meningsverschillen ertoe geleid dat de Eu ropese staten geen ‘ouderwetse’ militaire machtspolitiek meer voeren om hun belangen te behartigen, maar een politiek gebaseerd op we derzijdse afhankelijkheid en een internationale rechtsorde. Lagendijk en Wiersma willen dat de EU dit succesvolle concept ook buiten Europa toepast en zich richt op bredere veiligheidsas pecten zoals het versterken van de internatio nale rechtsorde en het bevorderen van een recht vaardige en duurzame mondiale sociaal-econo- mische ontwikkeling.
Tegelijkertijd moet Europa wel een ‘civiele supermacht met tanden’ worden. Elke rechts orde die deze naam verdiend dient ook afge dwongen te kunnen worden, desnoods met mi litair geweld, wanneer deze bedreigd wordt of wanneer er mensenrechtenschendingen plaats vinden. Lagendijk en Wiersma wijzen dan ook met instemming op recente pogingen om de Eu ropese defensie-inspanningen meer te coördi
neren en de veiligheidspolitieke samenwerking te versterken. Een brede postmoderne veilig- heidsbeleving wordt volgens Lagendijk en Wier sma in heel Europa gedeeld, hetgeen blijkt uit de binnenlandse oppositie die pro-Amerikaanse politici als de Britse premier Blair ondervinden. Lagendijk en Wiersma zijn dan ook ‘tot opti misme veroordeeld’ over de mogelijldreid dat Europa zich tot een alternatief machtscentrum vormt dat, indien nodig, de vs kan corrigeren en op het pad van multilateralisme kan houden met als doel 'Minder Mars, meer Venus’.
Lagendijk en Wiersma zijn erin geslaagd om hun pleidooi voor een Europese civiele super macht, die een alternatief voor de Amerikaanse unilaterale spierballenpolitiek kan vormen, op heldere en overtuigende wijze te presenteren en om het te onderhouwen met recente politieke ontwikkelingen en wetenschappelijke publica ties, Het boek biedt hierdoor voldoende voedsel tot nadenken voor een breed publiek van zowel academici, beleidsmedewerkers, politici als ge ïnteresseerde leken.
Is er dan niets op het boek aan te merken? Ja na tuurlijk wel. Zoals Lagendijk en Wiersma zelf terloops al opmerken, is het concept van een ci viele mogendheid gekenmerkt door dilemma’s. Het belangrijkste dilemma is het spanningsveld tussen internationaal volkerenrecht en een uni verseel mensenrechtenregime, Rwanda, Kosovo, maar ook Irak tonen aan dat de huidige interna tionale rechtsorde, waarin semi-autoritaire (Rusland), totalitaire (China) ofunilateralisti- sche staten (vs) een vetorecht hebben over het al dan niet beschermen van mensenrechten, on voldoende legitimiteit bezit.
Het feit dat de mensenrechtencommissie van
de V N voorgezeten wordt door een land als Libië
spreekt boekdelen. Een civiele Europese super macht kan hierdoor gedwongen worden om bij ernstige mensenrechtenschendingen zelfstan dig een moreel oordeel te vellen en te interveni ëren zonder v n-mandaat. De coUareral damage van een dergelijke beslissing vormt uiteraard de bestaande volkerenrechtelijke orde. Lagendijk en Wiersma wijzen wel op dit probleem, maar
9 3
B O E K E N
HansTerlouw bespreekt Na Mars komtVenuse e n r e a l i s t i s c h e r e o p l o s s i n g d a n h e t h e r v o r m e n v a n d e v n b i e d e n z e n i e t .
Een ander belangrijk dilemma dat onvol doende besproken wordt is de transatlantische relatie. Lagendijk en Wiersma spreken over de
NAVO als iets uit het verleden. De organisatie is
naar hun mening gedegradeerd tot een militaire opbergkast voor de Verenigde Staten en een Amerikaans instrument om de Europese poli tiek te beïnvloeden. Zonder meer bevindt het meest succesvolle bondgenootschap uit de mo
derne geschiedenis zich in een identiteitscrisis. Dit laat echter onverlet dat Europa de v s op vei ligheidspolitiek gebied harder nodig heeft dan omgekeerd. Het Europa dat Lagendijk en Wier sma voor ogen hebben bestaat (helaas) nog te vaak uit vijfentwintig nationale staten met hun eigen veiligheidspolitieke agenda. Europa kan het zich dus (nog) niet veroorloven, noch moet het willen, om de transatlantische band af te schrijven.
9 4