• No results found

Vraag nr. 36 van 6 december 2000 van mevrouw INGRID VAN KESSEL

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 36 van 6 december 2000 van mevrouw INGRID VAN KESSEL"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 36

van 6 december 2000

van mevrouw INGRID VAN KESSEL Vlaams Fonds – Wachtlijstwerking

Tijdens de besprekingen in de Commissie voor We l z i j n , Volksgezondheid en Gelijke Kansen van de begroting van het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap is ge-bleken dat er in 2001 geen uitbreiding is gepland in de residentiële sector, maar enkel nog de erken-ning van voorafgaande vergunerken-ningen. Het is de eerste keer in jaren dat de uitbouw van het aanbod wordt afgeremd.

Zonder een ordentelijke programmatie op lange termijn vrees ik dat vele zorgdragers in de kou zul-len blijven staan en dat de wachtlijsten nog langer worden.

Een van de doelstellingen die door de minister werden aangekondigd, was de invoering van een geautomatiseerd systeem voor de wachtlijstwer-king.

Wat is de stand van zaken van deze automatisering en hoeveel mensen staan er momenteel op de wachtlijsten per provincie ?

Antwoord

In de begroting 2001 van het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap is het bijkomend krediet van 715 miljoen inge-schreven om maximaal, en zo snel mogelijk, een ef-fectieve oplossing te bieden aan personen met een handicap die bijstand nodig hebben. De uitbouw van het aanbod wordt dan ook niet afgeremd, i n t e-g e n d e e l , het toee-gekende bijkomend bedrae-g in 2001 is hoger dan het gemiddelde budgettair groeiritme voor bijkomende opnamecapaciteit in de periode 1996 – 2000.

Ik ben het eens met de stelling dat het onmogelijk is een degelijk gehandicaptenbeleid te voeren zon-der een ordentelijke programmatie, die is gesteund op een grondige analyse van de aanwezige en te verwachten vraag naar zorg, bijstand en assistentie. Deze opdracht is complex en de onderzoekscel van het Vlaams Fo n d s, die sinds 2000 aan deze op-dracht werkt, is op geheel braakliggend terrein aan het werk moeten gaan. De huidige programmatie binnen het Vlaams Fonds draagt immers alle ken-merken van een sterk verouderde benadering van de gehandicaptenzorg

Ik som de belangrijkste op.

– De programmatie heeft alleen betrekking op de voorzieningen die een aanvraag voor vergun-ning en erkenvergun-ning indienen of hebben inge-d i e n inge-d , en houinge-dt geen rekening met vormen van bijstand die rechtstreeks aan het individu wor-den toegekend, zoals bijvoorbeeld de individu-ele materiële bijstand, maatregindividu-elen inzake te-w e r k s t e l l i n g, persoonlijke assistentiebudget. Nochtans hebben deze bijstandvormen, en de groei ervan, een invloed op de vraag naar voor-zieningen die wel in de programmatie zijn opge-nomen.

– De basis voor de programmatie heeft voor het grootste deel betrekking op residentiële en s e m i-residentiële voorzieningen die stammen uit de tijd van het Fonds 81, waarvoor de pro-grammatie werd uitgedrukt in promille van de bevolking (3,4/1000 personen).

– In 1994 bleek deze basis voor de programmatie o n t o e r e i k e n d . Sindsdien werd de capaciteit die op basis van het promille was vastgelegd drie keer verhoogd, maar nu in absolute getallen (+150, +150, +225).

– De coördinatie en de leesbaarheid van het pro-grammatiebesluit is als een historiek van de ge-h a n d i c a p t e n z o r g, waarbij elke periode met een eigen aanpak herkenbaar is. Er werd geen pro-grammatie op langere termijn opgesteld, n o c h o n d e r b o u w d , zodat demografische evoluties niet werden verdisconteerd.

– Ook is het programmatiebesluit onvoldoende op onderzoek naar en analyse van de precieze behoeften van de zorgvragers gebaseerd.

– Precies programmeren per typevoorziening wordt sterk bemoeilijkt door de praktijk waar-bij men personen met een zeer gelijkaardige zorgbehoefte kan aantreffen in verschillende soorten voorzieningen.

– Programmeren van het geheel van voorzienin-gen voor specifieke doelgroepen is vrijwel on-m o g e l i j k , oon-mdat het inzicht ontbreekt in de oon-m- om-vang van deze doelgroepen, laat staan in de pre-cieze zorgbehoefte.

(2)

– Te verwachten verschuivingen, van bijvoorbeeld tehuis niet-werkenden naar beschermd wonen, bepalen mee het ritme van aangroei van bepaal-de voorzieningen. Onbepaal-derzoek en analyse van deze verschuivingen zijn niet beschikbaar. – Er is (nog) niet bekend welke de weerslag over

meerdere jaren zal zijn op de noodzakelijke ca-paciteit van voorzieningen van het introduceren van het persoonlijk assistentiebudget.

– In welke mate zal de bestaande capaciteit nog intenser worden benut door "deeltijdse" gebrui-kers en heroriëntering van de bijstand naar meer gezinsondersteunende, ambulante presta-ties?

Een ordentelijke programmatie, onder andere in het licht van de begrotingsopmaak, zal moeten vol-doen aan de volgende vereisten :

– rekening houden met alle vormen van bijstand binnen het Vlaams Fo n d s, en niet enkel met de (semi)residentiële en ambulante opvang en be-geleiding ;

– capaciteit van voorzieningen en bijstandsvor-men éénduidig uitdrukken in absolute getallen ; – programmeren over meerdere jaren ;

– programmatie opstellen en capaciteit uitdruk-ken in graden van ondersteuningsbehoeften, i n zorgpakketten volgens gradaties van zorginten-siteit ;

– rekening houden met uitgebreide en actuele on-derzoeksgegevens inzake doelgroep, b e h o e f t e n , demografische evoluties, evoluties in de zorg-v r a g e n , ezorg-voluties in het zorgaanbod binnen het Vlaams Fo n d s, dienstverlening aan gehandicap-ten buigehandicap-ten het Vlaams Fonds, ...

Het reëel aantal wachtenden op zorg moet blijken uit betrouwbare, vergelijkbare en volledige gege-vens die geen ruimte laten voor allerlei interpreta-tiemogelijkheden.

Een belangrijke stap is de realisatie van een doel-treffende wachtlijstwerking. Het Vlaams Fo n d s werkt aan het voeden van het eigen beleidsrappor-t e r i n g s s y s beleidsrappor-t e e m . Dibeleidsrappor-t sysbeleidsrappor-teem laabeleidsrappor-t beleidsrappor-toe om rapporbeleidsrappor-ten te genereren over gegevens die vanuit verschillen-de sectoren worverschillen-den ingebracht. Zo wordt het bij-voorbeeld mogelijk om gegevens over de doel-groep en de verleende bijstand te koppelen aan

ge-gevens over de effectieve tenlasteneming, t e n e i n d e vast te stellen wie van de bij het Fonds ingeschre-ven personen intussen al dan niet toegang kreeg tot een voorziening en wie daarvan nog geen ge-bruikmaakte.

Het geautomatiseerd systeem dat vandaag wordt o p g e z e t , is gebaseerd op een sluitend systeem van afspraken tussen het Vlaams Fonds en de provin-ciale diensten. Het laat toe om op uniforme wijze gegevens over wachtenden in de zorgsector te regi-s t r e r e n . De concrete neerregi-slag van deze afregi-spraken vertaalt zich in een zogeheten CWL-codeboek met bijhorende handleiding (CWL : centrale wach t l i j s -ten – red.). Dit codeboek dient als een leidraad voor diegenen die op het niveau van de wachtlijst-werkingen de gegevens invoeren in het daartoe aangepaste automatische bestand. Op dit ogenblik wisselen de administratie van het Vlaams Fonds en de wachtlijstwerkingen concrete gegevens uit en wordt de informaticatechnische overdracht van deze geregistreerde gegevens uitgewerkt.

De wachtlijstwerkingen schakelden intussen over op het codeboek voor het registreren van nieuwe gegevens van wachtenden op zorg, en dit voor alle leeftijdsgroepen en alle types van handicap. G e g e-vens die nog volgens de oude, n i e t-uniforme wijze werden ingevoerd, zullen – in zoverre deze gege-vens tenminste nog als relevant worden beoor-deeld voor het voeren van een programmatorisch beleid – worden omgezet in de vorm die vereist is om in het nieuwe geglobaliseerde automatische be-stand te worden opgenomen. De beleidsrapporte-ring op basis van het CWL-codeboek zal, door toe-passing van analyseschema's, mee de basis vormen tot het opstellen van een meerjarenprogrammatie, die ik in de eerste plaats aan de Vlaamse regering wil voorleggen.

De beschikbare niet-geautomatiseerde gegevens (oktober 2000) geven voor het eerst sinds de start van de wachtlijstwerking een vrijwel volledig uni-forme registratie. Het betreft evenwel de ruwe re-g i s t r a t i e, waarop analyseschema's uit het oore-gpunt van het vaststellen van programmatievoorstellen nog niet werden toegepast.

(3)

dringend de gestelde zorgvraag is. De urgentiecode staat voor een tijdspanne waarbinnen de zorgvraag bij voorkeur een oplossing moet krijgen:

– hoogst urgent (urgentiecode 1) : binnen één maand.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze sector (bedrijfspsychologische) is de laatste jaren fel geëvolueerd en ik neem aan dat er een soort van interne regulering geweest is, onder meer door het aannemen van

Het decreet van 25 februari 1997 betreffende de in- tegrale kwaliteitszorg in de verzorgingsvoorzienin- gen bepaalt dat elke verzorgingsvoorziening, w a a r- toe ook de huidige

OBC : observatie- en behandelingscentrum 3. Er zijn echter grote verschillen. D i t zowel tussen de provincies als binnen eenzelfde provincie naargelang het soort MDT... De eerste

Uit de cijfers voor Bel- gië blijkt dat in 2000 30 % van de actieve bevol- king stressklachten rapporteert, een gevoelige verslechtering ten opzichte van 1995 (23 % wer- kenden

De Vlaamse regering maakte voor dit onthaalonderwijs de afgelopen begrotingsja- ren steeds meer middelen vrij, zodat alle scho- len met anderstalige nieuwkomers deze extra

Volle melk is een must voor kinderen onder de vier jaar, omdat ze relatief meer vetten nodig hebben.. Op latere leeftijd is het beter om halfvolle melk te drinken en ma- gere kaas

In de enquête werd ook gevraagd naar het rookgedrag tijdens de voorbije week in aanwe- zigheid van het kind, thuis of op plaatsen waar het kind geregeld komt : 7,5% van de

De Algemene Dienst voor Je u g d t o e r i s m e (V Z W ADJ) kreeg van de afdeling Bos en Groen en de afdeling Jeugd en Sport van de Vlaamse Gemeenschap de opdracht