• No results found

Een regionale krant in stakingstijd

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een regionale krant in stakingstijd"

Copied!
123
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Een regionale krant in

stakingstijd

De invloed van de veranderende journalistieke cultuur op de berichtgeving

van stakingen in Oost-Groningen in het Nieuws- en Dagblad van het

Noorden

(2)

Voorwoord

Voor u ligt het afstudeeronderzoek waarmee ik de Masteropleiding Journalistiek aan de Rijksuniversiteit Groningen zal afsluiten. Het onderwerp van dit afstudeeronderzoek is niet zo maar uit de lucht komen vallen. Als geboren en getogen Groninger heb ik veel affiniteit met de in mijn ogen mooie provincie Groningen. Ik ben daardoor ook altijd erg nieuwsgierig geweest naar de historie van met name Oost-Groningen. Hoewel ik op het Hoogeland ben opgegroeid, heeft de geschiedenis van de ‘communistische enclave’ Oost-Groningen me altijd erg geïnteresseerd. Eén van de componenten van deze geschiedenis is de sociale onrust die Oost-Groningen in de twintigste eeuw vaak heeft gekenmerkt. Daarom heb ik het ook boeiend gevonden om me voor mijn scriptie te verdiepen in de reeks van stakingen die Oost-Groningen in de twintigste eeuw meemaakte en in de manier waarop daarover in het Nieuws- en Dagblad van het Noorden over is bericht. Het resultaat van mijn onderzoek ligt nu dus voor u.

In het voorwoord wil ik ook nog graag een aantal mensen bedanken die me tijdens mijn afstudeerperiode gemotiveerd hebben. Op de eerste plaats is dat mijn begeleider dr. Wijfjes. Ik kijk persoonlijk met een goed gevoel terug op de samenwerking die ik tijdens het uitvoeren van dit onderzoek met hem gehad heb. De positieve, constructieve en fijne manier waarop dr. Wijfjes me begeleid heeft, heeft me gedurende mijn afstudeerperiode gemotiveerd. Daar wil ik hem dan ook oprecht voor bedanken. Daarnaast zou ik graag de tweede lezer van mijn onderzoek, prof. dr. Duijvendak, willen bedanken. Ook bedank ik mijn ouders voor de manier waarop zij me tijdens het schrijven van mijn scriptie gestimuleerd hebben. Ik vind het dan ook erg verdrietig dat mijn moeder mijn afstuderen niet meer heeft mogen meemaken. Ik heb erg veel respect voor haar en voor mijn vader en wil ze beide graag bedanken voor de warme steun die ze me nu ook weer tijdens het uitvoeren van mijn onderzoek gegeven hebben.

Tot slot rest mij u veel plezier te wensen bij het lezen van mijn scriptie.

(3)

Inhoudsopgave

Inleiding... 5

1. Oost-Groningen: ‘socialistische’ graanrepubliek ... 11

1.1 Landbouw ... 12

1.2 Industrie... 14

1.3 Socialisme en communisme in Oost-Groningen... 19

2. Journalistieke cultuur ... 24

2.1 Interbellum: krant als opvoeder ... 25

2.1.1 Krantniveau: (regionaal) referentiekader & opmaak... 26

2.1.2 Artikelniveau: genre, inhoud & perspectief... 29

2.1.3 Zinsniveau: stijl, denkbeelden en kleuring nieuws & houding journalist... 30

2.2 Jaren zestig: maatschappijkritische journalistiek... 32

2.2.1 Krantniveau: (regionaal) referentiekader & opmaak... 32

2.2.2 Artikelniveau: genre, inhoud & perspectief... 35

2.2.3 Zinsniveau: stijl, denkbeelden en kleuring nieuws & houding journalist... 36

2.3 Rond 2000: mediasamenleving... 38

2.3.1 Krantniveau: (regionaal) referentiekader & opmaak... 38

2.3.2 Artikelniveau: genre, inhoud & perspectief... 40

2.3.3 Zinsniveau: stijl, denkbeelden en kleuring nieuws & houding journalist... 42

2.4 Methoden en bronnencorpus voor onderzoek van de journalistieke cultuur ... 43

2.4.1 Tekstanalyses... 43

2.4.2 Bronnencorpus... 45

3. Analyse berichtgeving stakingen in 1920... 47

3.1 Krantniveau ... 47 3.1.1 Opmaak... 47 3.1.2 Regionaal referentiekader... 48 3.2 Artikelniveau ... 49 3.2.1 Genre... 49 3.2.2 Inhoud artikelen... 50 3.2.3 Perspectief... 52 3.2.4 Gebruik foto’s... 55 3.3 Zinsniveau ... 56 3.3.1 Stijl... 56

3.3.2 Denkbeelden in en kleuring van het nieuws... 58

3.3.3 Houding journalist... 60

3.3.4 Gebruik krantenkoppen... 62

3.4 Conclusie ... 62

4. Analyse berichtgeving stakingen in 1969... 65

(4)

4.3.1 Stijl... 77

4.3.2 Denkbeelden in en kleuring van het nieuws... 78

4.3.3 Houding journalist... 81

4.3.4 Gebruik krantenkoppen... 83

4.4 Conclusie ... 84

5. Analyse berichtgeving stakingen in 2005... 88

5.1 Krantniveau ... 88 5.1.1 Opmaak... 88 5.1.2 Regionaal referentiekader... 90 5.2 Artikelniveau ... 91 5.2.1 Genre... 91 5.2.2 Inhoud... 92 5.2.3 Perspectief... 95 5.2.4 Gebruik foto’s... 101 5.3 Zinsniveau ... 101 5.3.1 Stijl... 101

5.3.2 Denkbeelden in en kleuring van het nieuws... 103

5.3.3 Houding journalist... 105

5.3.4 Gebruik krantenkoppen... 107

5.4 Conclusie ... 109

Conclusie ... 112

Bronnen & literatuur ... 119

Bijlage A:Analysetabellen berichtgeving stakingen in 1920 ... 123

Bijlage B:Analysetabellen berichtgeving stakingen in 1969 ... 123

(5)

Inleiding

Oost-Groningen is de afgelopen eeuwen te boek komen te staan als een communistisch stukje Nederland. Jarenlang hadden socialistische en communistische partijen het hier voor het zeggen. De sociaal-economische achtergrond van het gebied is één van de oorzaken die ten grondslag ligt aan het ontstaan van dit Noordelijke rode bolwerk.1 De landbouw en de daaraan verwante industrie waren jarenlang de belangrijkste schakels van de Oost-Groningse industrie. Tussen de werknemers (fabriek - en landarbeiders) en werkgevers (boeren en fabrikanten) in deze economische sectoren woedde eeuwenlang een grote klassenstrijd. De verschillen in Oost-Groningen tussen deze twee partijen waren zowel in rijkdom, zeggenschap als macht behoorlijk groot.2 De verschillen werden versterkt doordat de economische structuur van het gebied steeds zwakker is geworden. De werkgelegenheid bleek in de loop van de twintigste eeuw namelijk te afhankelijk te zijn geworden van de landbouw en de daaraan verwante industrieën. Door concurrentie en (Europese) schaalvergroting heeft de agrarische sector, en daarmee ook de werkgelegenheid in deze sector, continu onder druk gestaan. Mede daardoor heeft Oost-Groningen de afgelopen eeuwen veel armoede en een hoge werkloosheid gekend, wat de populariteit van het socialisme en communisme heeft bevorderd.3

Land – en fabrieksarbeiders kwamen de afgelopen eeuwen regelmatig en luidruchtig voor hun eigen belangen en bestaan op. Deze bevolkingsgroepen hadden het namelijk het zwaarst. Mede onder aanvoering van de vakbonden en de CPN, en de latere NCPN, is er de afgelopen jaren behoorlijk wat afgestaakt in Oost-Groningen. Nergens in Nederland wist de (N)CPN zoveel kiezers achter zich te scharen als in Oost-Groningen.4 Dat gold tot de laatst gehouden gemeenteraadsverkiezingen van maart 2006. De NCPN was tot dat moment nog de grootste partij in de gemeenteraad van Reiderland.5 Het waren voornamelijk de arme arbeiders en werklozen die NCPN stemden. Al stakend, vaak met steun van de vakbonden en/of

1

Hoekman, Piet. Socialisme en arbeidersbeweging in het Oldambt 1881-189. Groningen: Uitgeverij de Arbeider, 1985.

2

Westerman, Frank. De Graanrepubliek. Amsterdam: Atlas, 1999.

3

Boertjens, Joop. Het Oldambt, beperkingen en kansen. In: Het Oldambt, deel 2, nieuwe visies op geschiedenis en

actuele problemen. Groningen: Nederlands Agronomisch Instituut, 1991.

4

Hoekman, Piet, en Jannes Houkes. ‘Het communisme komt: de opkomst van de CPN in Oost-Groningen.’ In Tussen

Moskou en Finsterwolde: over de geschiedenis van het communisme in Oost-Groningen. Gerrit Voerman et al; red. Scheemda: Uitgeverij Meinders, 1993.

5

(6)

communistische partij, vroegen de arbeiders regelmatig om hogere lonen en betere werk - en leefomstandigheden. Soms lagen fabrieken, voornamelijk in de strokartonindustrie, daarbij wekenlang stil.6 Zo lag in 1920 de gehele strokartonsector in de provincie plat door stakingen7 en wist de communistische stakingsleider Fré Meis in de jaren zestig en zeventig de nodige arbeiders aan te zetten tot een staking.8 Ook in de aardappelzetmeelindustrie kwamen de nodige stakingen voor. Zo zorgde een staking van de werknemers van aardappelzetmeelconcern Avebe in 2005 bijna voor de ondergang van het bedrijf.9

De stakingen, onrust, onvrede en luidruchtige protesten onder de Groningse bevolking hebben in de afgelopen eeuw menigmaal de krant gehaald. De manier waarop kranten hierover berichten wordt bepaald door de journalistieke cultuur die op een bepaald moment op een nieuwsredactie heerst.10 Met de journalistieke cultuur worden daarbij de denkbeelden, verhoudingen, stijlen, conventies, waarden en normen bedoeld die in een bepaalde periode in de journalistieke wereld heersen en daarbij het journalistieke handelen bepalen. De journalistieke cultuur is gedurende de twintigste eeuw flink veranderd. Zo was de journalistieke stijl van de meeste Nederlandse kranten aan het begin van de twintigste eeuw beheerst en afstandelijk. Tot de jaren twintig bedreven journalisten op een gezagvolgende manier hun beroep. Vanaf het eind van de jaren vijftig begon deze cultuur echter langzaam maar zeker te veranderen. In deze periode begon namelijk een maatschappijkritische samenleving te ontstaan, waarin de journalistiek een voorvechterrol ging spelen. De journalistiek kreeg daarbij meer en meer een emotionele en betrokken stijl. Deze ontwikkeling heeft zich gedurende het einde van de twintigste eeuw alleen meer voortgezet. Emotie en verpersoonlijking van het nieuws zijn hierbij steeds meer het journalistiek product gaan beïnvloeden. 11 Meer over de journalistieke cultuur is te lezen in hoofdstuk 2.

De veranderingen die de journalistieke cultuur heeft ondergaan, tellen voor feitelijk alle kranten. Ook regionale kranten hebben wat betreft hun journalistieke cultuur continu

6

Meis, Fré. 40 jaar actie. Groningen: Uitgeverij Xeno, 1987.

7

Projectgroep Strokarton. 100 jaar uitbuiting in de Strokarton. Nijmegen: SUM, 1969.

8 Meis, Fré. 40 jaar actie, Groningen: Uitgeverij Xeno, 1987. 9

http://www.beurs.nl/nieuws/artikel.php?id=59115, laatst bezocht op 6 september 2006.

10 Wijfjes, Huub. Journalistiek in Nederland: 1850-2000, beroep, cultuur en organisatie. Amsterdam: Boom, 2004. 11

(7)

veranderingen meegemaakt. Dat geldt dus ook voor de regionale krant het Dagblad van het Noorden en haar voorganger het Nieuwsblad van het Noorden. Samen met deze veranderingen in journalistieke cultuur, heeft deze krant zich gedurende de twintigste eeuw ontwikkeld tot dé regionale krant van de provincie Groningen. De krant en een groot deel van haar voorgangers hebben haar hele bestaan gepretendeerd te schrijven over datgene dat Groningen en Groningers bezighoudt. De slogan ‘Nieuwsblad van het Noorden: uw blad’ prijkte dan ook jarenlang op de voorgevel van het kantoor van de krant. De regionale kranten waren daarmee diep geworteld in de Groninger samenleving12. Met deze kennis in het achterhoofd zou het voor de hand liggen dat deze krant sinds haar oprichting in 1888 regelmatig aandacht zou hebben besteed aan de onrust en stakingen in Oost-Groningen, veroorzaakt door de voortdurend onder druk staande arbeidsverhoudingen in het gebied. De sociale onrust in het gebied maakt immers een groot deel uit van de geschiedenis van Oost-Groningen.

Aangezien er gedurende de hele twintigste eeuw regelmatig stakingen in Oost-Groningen plaatsvonden, is er gestaakt in verschillende perioden die ieder werden gedomineerd door een verschillende journalistieke cultuur. Zo zullen zowel een staking uit 1920 (in een op het eerste oog gezagvolgende periode), uit 1960 (in de maatschappijkritische jaren zestig) als uit 2000 (in de mediagerichte samenleving van de eenentwintigste eeuw) onder invloed van een andere journalistieke cultuur op een andere manier in het Nieuwsblad- en Dagblad van het Noorden terecht gekomen zijn. Dat maakt de berichtgeving van stakingen in Oost-Groningen een erg geschikt onderwerp om de veranderingen van de journalistieke cultuur van het Nieuwsblad- en Dagblad van het Noorden te bepalen. Uitgaande van deze veronderstelling is de onderzoeksvraag van deze scriptie als volgt:

‘Op welke manier heeft de veranderende journalistieke cultuur invloed gehad op de berichtgeving van de stakingen in 1920, 1969 en 2005 in Oost-Groningen in het Nieuws- en Dagblad van het Noorden?’

De eerste periode die onderzocht zal worden is het interbellum, een op het eerste oog gezagvolgende periode. Aan de hand van een reeks stakingen die begon op 7 juni 1920, zal de

12

(8)

berichtgeving van stakingen in het interbellum onder de loep worden genomen. Deze stakingen werden georganiseerd in een tijd waarin de strokartonfabrieken het weer erg moeilijk hadden. Door de heftige concurrentie en conjunctuurgevoelige aard van de industrietak kwam de sector in zeer zwaar weer terecht. De arbeiders hadden het gevoel dat iedere verstoring van de winstmarge van de ondernemers, op hen werd afgeschoten. De vakbonden, die begin twintigste eeuw ook vanuit Groningen waren ontstaan, speelden een belangrijke rol bij de stakingen. Toen het ultimatum voor een loonsverhoging op 7 juni afliep en er geen gehoor werd gegeven aan de eis van de vakbond, braken er stakingen uit. Deze zouden vijftien weken gaan duren. Uiteindelijk zou een loonsverhoging van 23 naar 26 gulden plaatsvinden.13

De tweede golf van stakingen die bekeken wordt, ligt in de woelige en maatschappijkritische jaren zestig. Tijdens de Rode Maandagen in 1969 werd er gedemonstreerd voor het behoud van de strokartonindustrie in de provincie Groningen. De stakingen werden mede onder aanvoering van de Groninger communist Fré Meis georganiseerd.14 Zij eisten daarbij meer loon. Het was Meis die de demonstraties leidde, omdat de vakbonden daar eerst geen heil in zagen.15 De staking vond alleen op de maandagen plaats, zodat de fabrieken door konden draaien. Daardoor probeerden de actievoerders aan te geven dat de langdurige actie niet tot doel had de sector te slopen. De eerste actie vond plaats op 22 september 1969 in Union in Oude Pekela. De vier maandagen daarop zou er ook nog actie worden gevoerd in andere fabrieken, waaronder die in Oude Pekela, Nieuweschans en Winschoten. De stakingen werden zowel op nationaal als regionaal niveau met zeer veel belangstelling gevolgd. Volgens de stakers ging de belangstelling gepaard met te veel kritiek. Aan de staking ging bij de arbeiders een gevoel vooraf van achterstand en ongenoegen over hun sociaal-economische positie. De lonen zouden tien procent lager liggen dan in de rest van Nederland. Ook de manier waarop de vakbond en de fabrikanten daarmee omgingen werd niet meer langer gepikt door de arbeiders. De gevestigde orde van politici en ondernemers reageerde volgens stakingleider Fré Meis angstig op de stakingen. De communistische invloed zou de oorzaak zijn van de demonstraties en de daar bijbehorende onrust16.

13

Projectgroep Strokarton. 100 jaar uitbuiting in de Strokarton. Nijmegen: SUM, 1969.

14 Siepe, Leo, en Gerrit Voerman. Fré Meis: handelsreiziger in revoluties, Zutphen: Walburg pers, 2002. 15

Rijksuniversiteit Groningen, Van gewest tot gewest: Fré Meis is niet te vergeten, NPS, 28-2-2002.

16

(9)

Ten slotte zal een staking onder de loep genomen worden genomen, die zich afspeelt in de huidige mediagerichte samenleving van de eenentwintigste eeuw. De staking die onderworpen wordt aan een analyse, is de staking die plaatsvond vanaf 18 september 2005. Werknemers van aardappelzetmeelconcern Avebe in Foxhol legden vanaf deze dag hun werk neer. Met de staking wilden de werknemers een beter sociaal plan afdwingen voor de werknemers, die het slachtoffer zouden worden van een reorganisatie bij het aardappelmeelconcern. De stakers werden gesteund door FNV Bondgenoten. Volgens de bond waren acties onvermijdelijk geworden. Avebe zei genoodzaakt te zijn tot een reorganisatie vanwege een verwachte afname van Europese subsidies en de heftige concurrentie. De tweede dag breidde de staking zich uit naar het zusterbedrijf van Avebe in Veendam, DWM. Een paar dagen later mengden ook de boeren, die belangen hadden in het coöperatieve Avebe, zich in de staking. Zij vonden dat de gevolgen van de staking voor de boeren ernstig werden onderschat. De staking duurde uiteindelijk drie weken. De directie van Avebe, die tegen de vakbonden een kort geding indiende om de staking te stoppen en deze verloor, en LTO vreesden voor de schade van de staking. Na een akkoord bleek deze vrees gegrond. Zowel de boeren als Avebe leden miljoenen euro’s schade. Bij Avebe liet dat diepe sporen na. Een aantal directieleden moest noodgedwongen opstappen en Avebe verloor door de staking enkele klanten. De werknemers waren uiteindelijk tevreden. Zij hadden een iets beter sociaal akkoord weten af te dwingen.17

Voordat in dit onderzoek de analyses van de berichtgeving in het Nieuwsblad- en Dagblad van het Noorden van de genoemde stakingen aan de orde komen, zal er in hoofdstuk 1 uitvoerig stil worden gestaan bij de sociaal-economische, cultuur-historische en politieke geschiedenis van Oost-Groningen. De geschiedenis van de landbouw en aanverwante industrieën en de opkomst van het socialisme en communisme komen daarbij aan de orde. In hoofdstuk 2 zullen de veranderingen die de journalistieke cultuur in Nederland (en die van het Dagblad- en Nieuwsblad van het Noorden in het bijzonder) de twintigste eeuw heeft meegemaakt voor het voetlicht worden gebracht. Ook de verantwoording van het bronnencorpus en de methoden en technieken van het onderzoek komen in dit hoofdstuk aan de orde. In de daarop volgende hoofdstuk 3, 4 en 5 zullen de analyses van de berichten over de Oost-Groningse stakingen in het Nieuws- en Dagblad van het Noorden vermeld worden. Het gaat daarbij dus om de

17

(10)

berichtgeving uit respectievelijk 1920, 1969 en 2005. Daarna zal de conclusie van dit onderzoek volgen.

(11)

1. Oost-Groningen: ‘socialistische’ graanrepubliek

(12)

In dit onderzoek zal de journalistieke cultuur van het NvhN dus onderzocht zal worden aan de hand van de berichtgeving rondom stakingen in Oost-Groningen. De drie eerder genoemde cases van stakingen waarvan de berichtgeving in dit onderzoek onder de loep wordt genomen, representeren dit deel van de geschiedenis van Oost-Groningen. De armoede, werkloosheid en economische neergang in de landbouw en industrie die het gebied al lang teisteren, hebben samen met de stakingen een deel van de geschiedenis van het gebied bepaald. In dit eerste hoofdstuk zal daarom uitgebreid stil worden gestaan bij deze geschiedenis van Groningen. De sociaal-economische, cultuur-historische en politieke achtergrond van Oost-Groningen zal hier aan de orde komen.

1.1 Landbouw

Oost-Groningen is lange tijd een agrarische kernzone van Nederland geweest. De regio, en het Oldambt in het bijzonder, werd ook wel ‘de graanrepubliek’ van Europa genoemd. In het Oldambt werden namelijk hectares vol graan verbouwd.1 In de streek vormde de akkerbouw de hoofdbron van het bestaan. Een zesde deel van de beroepsbevolking was aan het einde van de negentiende eeuw boer, de helft was landarbeider en het overige derde deel van de beroepsbevolking werkte in ambachtelijke en verzorgende bedrijven. Vanaf 1860 bezorgden de stijgende hoge graanprijzen en de vergrote afzet in het geïndustrialiseerde Engeland grote rijkdommen voor het gebied. De bedrijven in het Oldambt waren marktgericht en met hun moderne landbouwtechnieken werden de bedrijven op kapitalistische leest door de boeren geschoeid. Tot dusver waren de bedrijven een economische en een sociale eenheid.2 Boeren hadden gemiddeld zes vaste arbeiders in dienst en daar kwamen tijdens de oogst nog eens zes tijdelijke arbeiders bij. Verder was de boerin druk met het huishouden en werd deze vaak nog eens geholpen door twee dienstmeiden. De boer moest er voor zorgen dat het bedrijf goed gemanaged werd. De boer droeg zorg voor de sociale en economische eenheid, hoewel vanaf het einde van de negentiende duidelijk begon te worden dat de landbouw zich langzaam maar zeker in een crisis begon te verkeren.3

1 Westerman, Frank. De Graanrepubliek. Amsterdam: Atlas, 1999. 2

Hoekman, Piet. Socialisme en arbeidersbeweging in het Oldambt 1881-1894. Groningen: Uitgeverij de Arbeider, 1985.

3

(13)

De opbloei van de Nederlandse economie, veroorzaakt door de industriële ontwikkeling, in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw zorgde voor grote veranderingen op het Groninger platteland. De arbeiders trokken naar de industrie (voor zover deze aanwezig was), boeren moesten mechaniseren en gingen zich specialiseren. De akkerbouwbedrijven groeiden naar gemiddeld zestig hectare en van het totale personeelsbestand bleef op de meeste bedrijven maar één arbeider over. Zo begonnen er langzaam maar zeker grootschalige bedrijven te ontstaan. De boer probeerde continu zijn productie te maximaliseren en zijn kosten te minimaliseren, wat ten koste ging van het aantal arbeiders dat een boer in dienst had. Vooral de invoering van de stoomdorsmachine heeft de werkloosheid onder de landarbeiders in

Oost-Groningen nogal vergroot.4 De patriarchale band tussen boer en arbeider begon te verdwijnen,

een trend die zich eigenlijk al vanaf het einde van de negentiende eeuw had ingezet. De landarbeid in het Oldambt begon ook steeds meer seizoensarbeid te worden. Steeds meer arbeiders verloren op deze manier hun vaste baan en werden daardoor ‘losse’ seizoensarbeiders. De tegenstellingen tussen boeren en landarbeiders was de afgelopen eeuw al groot, maar werden door de stijgende werkloosheid en armoede almaar groter. De landarbeiders werden genoodzaakt om buiten het ‘landbouwseizoen’ ander werk te vinden. Zodoende waren veel landarbeiders ook polderwerker, kanaalgraver, hooier, maaier en/of veenarbeider. In de wintermaanden kregen talloze gezinnen een financiële ondersteuning van de gemeente. 5 Door de prijsval van akkerbouwgewassen werden de eens florerende akkerbouwbedrijven in het Oldambt minder rendabel. Door overproductie, mede veroorzaakt door het Europese landbouwbeleid, begon overigens ook het inkomen van de boeren verder onder druk te staan. De akkerbouwers kregen namelijk steeds minder geld voor hun gewassen. Dat was voor de boeren meer dan vervelend, omdat deze als gevolg van de bedrijfsspecialisatie telkens afhankelijker waren geworden van de marktprijs van één gewas. Daardoor begonnen de

4

Hoekman, Piet. Socialisme en arbeidersbeweging in het Oldambt 1881-1894. Groningen: Uitgeverij de Arbeider, 1985.

5

Hoekman, Piet, en Jannes Houkes. ‘Het communisme komt: de opkomst van de CPN in Oost-Groningen.’ In Tussen

(14)

eerste akkerbouwgronden braak te liggen en nam het inkomen van boerengezinnen (en dat van hun arbeiders) onverminderd verder af.6

Vrijwel nergens in Nederland was de maatschappelijke tegenstelling tussen boeren en arbeiders zo groot als in Oldambt. De rijke boeren hadden zich geëmancipeerd tot een zelfbewuste stand van ‘herenboeren’. Ze zagen zichzelf als een intelligente en vooruitstrevende stand. Een groot deel van hen hing de liberale vooruitgangsideologie aan. De herenboeren stonden niet negatief tegenover nieuwe en moderne opvattingen over wetenschap en techniek. De kerk kreeg in Oost-Groningen, zowel onder de herenboeren als de landarbeiders, steeds minder invloed. Daar waar kerk en geloof minder belangrijk waren, werden socialistische waarden meer aangehangen.7

Door de grote verschillen tussen de rijke herenboeren en de kleine boeren en arbeidersklasse lagen arbeidsconflicten, die ten grondslag lagen aan de stakingen, continu op de loer. De arbeidsomstandigheden voor de meeste landarbeiders waren erg zwaar. De arbeiders verdienden weinig en werkten erg hard. De lonen waren te laag om rond te komen. In Oost-Groningen waren de meeste arbeidersgezinnen dan ook genoodzaakt om aardappels en groente te verbouwen op de eigen of gehuurde volkstuinen. Deze tuinen moesten dan ’s avonds nog worden bewerkt, omdat daar overdag geen tijd voor was. Gedurende de oogstmaanden juli en

augustus werkten de landarbeiders gemiddeld tussen de tien en zestien uur per dag. 8 Ondanks hoopvolle verwachtingen van de economie in de jaren zestig (ondermeer met de komst van de Eemshaven), bleef de ontwikkeling van nieuwe arbeidsplaatsen in Groningen stond gedurende de hele twintigste eeuw telkens onder druk.9

1.2 Industrie

Door de aanwezigheid van de vele landbouwgronden was de Oost-Groninger industrie nauw verwant aan de landbouw. In de tweede helft van de negentiende eeuw werd Oost-Groningen

6

Boertjens, Joop. ‘Het Oldambt, beperkingen en kansen.’ In Het Oldambt, deel 2, nieuwe visies op geschiedenis en

actuele problemen. Groningen: Nederlands Agronomisch Instituut, 1991.

7 Hoekman, Piet. Socialisme en arbeidersbeweging in het Oldambt 1881-1894. Groningen: Uitgeverij de Arbeider,

1985.

8 Hoekman, Piet. Socialisme en arbeidersbeweging in het Oldambt 1881-1894. Groningen: Uitgeverij de Arbeider,

1985.

9

(15)

gekenmerkt door een opkomende én omvangrijke landbouwverwerkende industrie. Zo resulteerden de graanverbouw en aardappelteelt in Oost-Groningen in een strokartonindustrie en aardappelzetmeelfabrieken. Deze fabrieken gingen langzaam maar zeker de bestaande kleine ambachtelijke en industriële bedrijven in het gebied overschaduwen. In korte tijd werd Oost-Groningen, en in het bijzonder de Veenkoloniën, een belangrijk industriegebied.10 De eerste strokartonfabriek (destijds nog geschreven als ‘stroocartonfabriek’) in de provincie Groningen verrees in 1869. Deze fabriek van de firma Hooites Beukema was gevestigd in Hoogezand. Tot 1927 zouden daar in totaal nog 23 nieuwe fabrieken bijkomen, waarvan de één overigens succesvoller was dan de ander. Door de jaren heen kwam Oude Pekela als het strokartondorp bij uitstek uit de bus, het dorp waar tegenwoordig ook het standbeeld staat van de door de jaren heen invloedrijke stakingsleider Fré Meis. Oude Pekela lag erg gunstig ten op zichte van de strorijke boeren uit het Dollardgebied en de aanvoer van turf. Verder beschikte Oude Pekela over voldoende schoon en geschikt water dat in de fabriek gebruikt moest worden. Een groot deel van Oost-Groningen was om dezelfde redenen geschikt voor strokartonfabrieken. 11 Een voordeel van de strokartonfabrieken boven de aardappelmeelfabrieken was dat deze minder voorzagen in seizoensafhankelijke arbeid. Dit gaf de arbeiders een grotere zekerheid van bestaan en inkomen.12

Tot de jaren zestig van de twintigste eeuw was de strokartonindustrie een florerende industrietak in Oost-Groningen. Door de toenemende concurrentie, stijgende productiediensten en een stagnerende wereldhandel vanaf de tweede helft van de jaren zestig, kreeg echter niet alleen de landbouw, maar ook de daaraan verwante (strokarton)industrie het in Oost-Groningen zeer moeilijk. De strokartonindustrie was erg conjunctuurgevoelig. Een groot deel van de productie werd namelijk afgezet in Engeland en de tariefmuren van dat land fluctueerden nogal. Ook de nauwelijks gedifferentieerde productie en de grote afhankelijkheid van de verpakkingsindustrie maakte de strokartonindustrie erg conjunctuurgevoelig. Verder begon het hergebruik van oud papier, als grondstof voor karton, de strokartonfabrieken steeds meer parten te spelen. Een sanering van de werkgelegenheid in de industrie, die door de

10 Hoekman, Piet. Socialisme en arbeidersbeweging in het Oldambt 1881-1894. Groningen: Uitgeverij de Arbeider,

1985.

11

Dijk, van, Tjarko, en Bart Boekholt. Uut stro zet: honderd jaar strokarton in de Groninger Veenkoloniën. Veendam: Veenkoloniaal Museum, 1985.

12

(16)

verslechterde omstandigheden voor de strokartonfabrieken in het verschiet lag, kon niet uitblijven. Het zicht op een sanering van de strokartonindustrie zorgde voor ontzettend veel weerstand in Oost-Groningen. Deze weerstand was niet alleen te vinden onder de arbeiders. Ook de Oost-Groninger politiek dacht dat met het saneren van de typisch Oost-Groninger industrietak een ramp in het verschiet lag. Door de sanering leken meer dan 1200 werknemers in de strokartonfabrieken hun werk te verliezen. 1200 arbeidsplaatsen is ontzettend veel in een regio met relatief weinig arbeidsplaatsen, een hoge werkloosheid en veel armoede.13

Uiteindelijk vond er in de gehele strokartonindustrie, waarvan het zwaartepunt in de provincie Groningen lag, een grote sanering plaats. Van de dertien onrendabele massiefkartonfabrieken in 1970, bleven er uiteindelijk negen over. Acht van deze fabrieken voeren verder onder de vlag van een groot concern. Door schaalvergroting en innovatie van de industrie was dit noodzakelijk. In de nog bestaande bedrijven werden miljoenen geïnvesteerd. De strokartonindustrie werd volledig omgebouwd. De industrie werd getransformeerd naar een op basis van oud papier werkende bedrijfstak. Het belang van de industrie voor het Nederlandse Bruto Nationaal product nam weliswaar af van 0,7 tot 0,5 procent, toch heeft de industrie zich in Nederland en Groningen weten te handhaven. Het internationale karakter van de industrie is nu enorm. Het overgrote deel van de industrie is nu namelijk in handen van buitenlandse multinationals. Het aantal benodigde werknemers is daarbij wel afgenomen, maar de arbeidsomstandigheden - en voorwaarden zijn in de loop van de jaren wel verbeterd. Er werden enorme kapitalen in Groningen geïnvesteerd om te voorkomen dat de werkloosheid (nog) grotere en onaanvaardbaardere proporties zou aannemen. De overheid investeerde veel in het gebied om maar te voorkomen dat de sociale onrust de regionale economie zou lamleggen.14 Uit het feit dat de grote strokartonfabriek De Eendracht in Appingedam in 2006, ondanks een injectie van miljoenen euro’s door een buitenlandse investeerder, failliet is gegaan, blijkt dat de economie van Oost-Groningen nog steeds een erg wankele basis kent.15

13 Bouwens, Bram. Op papier gesteld: de geschiedenis van de Nederlandse papier- en kartonindustrie in de twintigste

eeuw. Amsterdam: Boom, 2004.

14

Bouwens, Bram. Op papier gesteld: de geschiedenis van de Nederlandse papier- en kartonindustrie in de twintigste

eeuw. Amsterdam: Boom, 2004.

15

(17)

De andere voor Oost-Groningen belangrijke industrietak was de aardappelmeelindustrie. Vanaf het einde van de achttiende eeuw werden voor het eerst op grote schaal aardappelen verbouwd. De grond in de Veenkoloniën was uitermate geschikt voor de teelt van aardappelen. Doordat er al snel een overschot ontstond aan aardappelen, ontstonden er mogelijkheden voor een aardappelverwerkende industrie. Zodoende werden er tussen 1860 en 1880 negentien aardappelmeelfabrieken gebouwd. Elf van deze fabrieken waren gevestigd in Veendam, dat zich hierdoor ontwikkelde tot het centrum van de aardappelmeelindustrie. Een grote landbouwcrisis aan het einde van de negentiende eeuw veroorzaakte een grote crisis voor de aardappelmeelfabrieken. In deze crisis begonnen de boeren en de fabrikanten elkaar steeds meer te wantrouwen. Hierdoor ontstonden uiteindelijk de coöperatieve aardappelmeelfabrieken, die dus in handen waren van de boeren. In 1919 was zevenentachtig procent van de fabrieken al coöperatief. In datzelfde jaar werd de Coöperatieve Vereniging Aardappelmeelverkoopbureau opgericht (Avebe) opgericht, als overkoepelend orgaan van de coöperatieve aardappelmeelfabrieken. De fabrieken herbergden samen enkele duizenden arbeiders. Door schaalvergroting en faillissementen in de conjunctuurgevoelige aardappelmeelindustrie, ontstond er in 1978 een totale concentratie van de aardappelmeelindustrie. Het grote Avebe nam in dat jaar namelijk haar grootste concurrent KSH over en kreeg daardoor tachtig procent van de markt in handen.16

De aardappelmeelindustrie in Oost-Groningen is nu uiteindelijk dus bijna geheel afhankelijk geworden van de bedrijfsresultaten van Avebe. Het bedrijf heeft het tegen het einde van de twintigste eeuw steeds moeilijker gekregen en is qua investeringsmogelijkheden afhankelijk geworden van subsidies. Zonder geldelijke steun van de overheid kan Avebe niet overleven. Voor de aaneengesloten boeren, die het financieel ook niet altijd even gemakkelijk hebben, en werknemers van het bedrijf zorgt dat voor behoorlijk wat onzekerheden. De situatie waar Avebe zich tegenwoordig in verkeert, is des te zorgelijker, omdat de financieel afhankelijke industrie zich in een noodlijdende regio bevindt.17 Avebe heeft de afgelopen jaren de ene na de andere reorganisatie afgekondigd en uitgevoerd en verruilde bij één van haar hervormingen Veendam als hoofdvestigingsplaats voor Foxhol. Daarmee verdween Veendam, eens het hart

16

Kaiser, Minie. Ontwikkelingen in de aardappelmeelindustrie: projectgroep Regionale Onderontwikkeling, sectie

aardappelmeel, 1978-1979. Groningen: Sociologisch instituut, 1979.

17

(18)

van de aardappelmeelindustrie in Oost-Groningen, naar de achtergrond van de aardappelmeelindustrie

Bij de industrialisatie van het Oldambt en de Veenkoloniën hebben de boeren altijd een grote rol gespeeld. Mede door de grote rol van de boeren bij de industrialisatie van deze gebieden zijn de klassentegenstellingen in Oost-Groningen steeds groter geworden. 18 De arbeidsomstandigheden in de fabrieken zijn lange tijd op zijn zachts gezegd niet ideaal geweest. Tot ver in de twintigste eeuw hing in de fabrieken de hele dag een ondraaglijke hitte en was er sprake van dampontwikkeling, stof, aankoekende viezigheid, donkere en kleine ruimtes, brandgevaar en een grote onveiligheid. Ademhaling was door de grote hoeveelheid stoom in de fabriek ook lang niet altijd even gemakkelijk. De arbeiders in de fabrieken maakten lange dagen en verdienden weinig. Lange tijd maakten arbeiders in ploegendienst vaak dagen van twaalf uur. Het tempo waarop de arbeiders daarbij moesten werken, werd in vele gevallen noodgedwongen opgeschroefd, omdat veel arbeiders stukloon in plaats van uurloon werd betaald.19 De arbeidsomstandigheden zijn in de loop van de jaren echter wel flink verbeterd. Hoewel Oost-Groningen de afgelopen jaren een zeer sterke werkloosheid heeft gekend, moet in het achterhoofd worden gehouden dat de aardappelmeel- en strokartonindustrie Oost-Groningen in de twintigste eeuw veel werkgelegenheid heeft opgeleverd.20

Al met al kan gezegd worden dat de economische structuur van Oost-Groningen telkens zwakker is geworden. De werkgelegenheid bleek in de loop van de twintigste te afhankelijk te zijn van de landbouw en de daaraan verwante industrieën. Door concurrentie en (Europese) schaalvergroting heeft de werkgelegenheid continu onder druk te staan. De regio is gaan gelden als één van de armste en minst welvarende gebieden van Nederland. Gedurende de twintigste eeuw is er daarom ook heel wat afgestaakt en gedemonstreerd in het gebied. De

18

Hoekman, Piet, en Jannes Houkes. ‘Het communisme komt: de opkomst van de CPN in Oost-Groningen.’ In Tussen

Moskou en Finsterwolde: over de geschiedenis van het communisme in Oost-Groningen. Gerrit Voerman et al; red. Scheemda: Uitgeverij Meinders, 1993.

19

Dijk, van, Tjarko, en Bart Boekholt. Uut stro zet: honderd jaar strokarton in de Groninger Veenkoloniën, Veendam: Veenkoloniaal Museum, 1985.

20

(19)

bewoners moesten vaak zelf voor hun werk en bestaan opkomen, omdat anderen dat niet voor hen deden.

1.3 Socialisme en communisme in Oost-Groningen

Oost-Groningen was jarenlang hét communistische bolwerk van Nederland.21 Nergens in Nederland wisten de Nieuwe Communistische Partij Nederland (NCPN) en haar voorganger Communistische Partij Nederland (CPN) jarenlang zoveel kiezers achter zich te scharen als in Oost-Groningen. Door de historisch gegroeide maatschappelijke tegenstellingen, de afkeer van de kerk en het van oudsher bestaande radicale streven naar democratische hervormingen in Oost-Groningen heeft dit gebied zich in de loop der jaren als een socialistisch en communistisch gebied weten te ontwikkelen. 22

De eerste socialistische denkbeelden werden in 1881 voor het eerst in openbare vergaderingen in de provincie Groningen verkondigd. De Sociaal Democratische Bond (SDB) van Domela Nieuwenhuis kreeg in Groningen al snel veel aanhang. Eind negentiende eeuw werd Oost-Groningen weer geconfronteerd met slechte oogsten en strenge winters. De armoede en problemen die dit onder de bevolking bracht zorgden voor veel protest en beroering in het gebied. De SDB haakte in op deze protesten en begon qua aanhang in Oost-Groningen te groeien. De ideeën van de SDB werden steeds radicaler. Veel arbeiders sloten zich, met in hun optiek een revolutie van de arbeiders in het vooruitzicht, aan bij de Bond. De SDB had rond 1900 uiteindelijk ongeveer vijftig plaatselijke afdelingen, waarvan er zich een derde bevond in de provincie Groningen. In 1894 scheidde de gematigde sociaal-democraten zich af van de SDB leden en vormden de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP). De SDB werd in datzelfde jaar nog verboden, omdat de partij (vanwege het anarchistische karakter) het gebruik van geweld niet veroordeelde. De SDAP deed begin twintigste eeuw met succes mee aan gemeenteraadsverkiezingen. In 1909 richtten de marxistische dissidenten van de SDAP uiteindelijk de Sociaal Democratische Partij (SDP) op. Het succes en de aanhang van de SDP

21

Hoekman, Piet. Socialisme en arbeidersbeweging in het Oldambt 1881-1894. Groningen: Uitgeverij de Arbeider, 1985.

22

Hoekman, Piet, en Jannes Houkes. ‘Het spook van Truman en Marshall boven de raadszaal; Koude Oorlog in de gemeenteraad in Oost-Groningen.’ In Tussen Moskou en Finsterwolde: over de geschiedenis van het communisme in

(20)

bleef in Groningen eerst nog beperkt, mede vanwege het grote aantal anarchisten in Oost-Groningen. In november 1918 liet de SDP liet zich omdopen tot CPN. De sociaal-democratie werd overgelaten aan de SDAP. Vanwege de solidariteit die de CPN had met de Russische revolutie, kreeg de CPN steeds meer sympathie in Oost-Groningen. Het anarchistische deel van de arbeiders schaarde zich namelijk steeds meer achter de communistische partij. Alsmaar meer anarchisten, die in Groningen jarenlang voor veel onrust hadden gezorgd, sloten zich aan bij de communisten. De aanhang van de CPN bleef landelijk en provinciaal gezien minimaal, maar in Oost-Groningen bleek de CPN een zeer constante factor te zijn geworden bij de gemeenteraadsverkiezingen. Zo koos in 1923 achtendertig procent van de bevolking van Finsterwolde bij de raadsverkiezingen voor de CPN.23

Na de Tweede Wereldoorlog en gedurende de Koude Oorlog bleef de aanhang van de CPN, ook in de provincie Groningen, gestaag dalen. Alleen in Finsterwolde bleven de kiezers, net zoals voorheen, massaal CPN stemmen. 24 Ondanks de groeiende tegenstand die de communistische partij ervoer, bleef de CPN in het Oldambt en delen de Veenkoloniën bijzonder veel veerkracht behouden. Bij de Provinciale Statenverkiezingen en gemeenteraadsverkiezingen van 1970 werden klinkende overwinningen behaald door de CPN. Vanaf 1970 beleefde het communisme in Oost-Groningen een tweede jeugd. 25 Deze tweede jeugd is vooral toe te schrijven aan Fré Meis, vakbondsman en CPN-prominent. Meis werd in 1921 in Oude Pekela geboren. Meis was de vierde uit een echt arbeidersgezin van acht kinderen. De vader van Meis werkte in strokortanfabriek Ceres in Oude Pekela. Meis raakte daardoor al op jonge leeftijd bekend met de slechte omstandigheden in de strokartonfabrieken en de stakingen en sociale onrust in Oost-Groningen. Het wantrouwen van de familie Meis ten op zichte van de vakbonden was groot. Voor de Tweede Wereldoorlog werkte Fré Meis in verschillende fabrieken. Direct na het einde van de oorlog werd hij lid van de CPN. Meis werd al snel erg politiek actief en wist uiteindelijk uit te groeien tot een partijprominent én een aansprekende ‘man van het volk’.26 Meis sprak door zijn manier van werken, strijden en

23

Hoekman, Piet, en Jannes Houkes. ‘Het communisme komt: de opkomst van de CPN in Oost-Groningen.’ In Tussen

Moskou en Finsterwolde: over de geschiedenis van het communisme in Oost-Groningen. Gerrit Voerman et al; red. Scheemda: Uitgeverij Meinders, 1993.

24

Westerman, Frank. De Graanrepubliek. Amsterdam: Atlas, 1999.

25 Voerman, Gerrit. ‘De tweede jeugd van het communisme in Groningen.’ In Tussen Moskou en Finsterwolde: over de

geschiedenis van het communisme in Oost-Groningen. Hoekman, P. et al; red. Scheemda: Uitgeverij Meinders, 1993.

26

(21)

redevoeren verschillende groepen mensen en kiezers aan. Voor arbeiders was hij de succesvolle aanvoerder in de sociaal-economische strijd en voor studenten was hij de man van het proletarische activisme.27 Veel voor de communisten belangrijke stakingen werden geleid door Fré Meis, wat hem in Oost-Groningen tot een ware held maakte. Ook de Rode Maandagen van 1969, waarvan de berichtgeving in dit onderzoek onder de loep wordt genomen, werden door Fré Meis geleid. Mede door deze staking werd geïllustreerd dat Meis in een continue spagaat zat tussen de communistische partij enerzijds en de vakbond anderzijds.

De CPN werkte vanaf de jaren zeventig nauw samen met de Groninger Studentenbond (GSb). Samen verzetten ze zich tegen de sociaal-economische achterstelling van Groningen bij de rest van het land. Eind jaren zeventig kwam de CPN echter opnieuw in een crisis, veroorzaakt door een verkiezingsnederlaag en discussies over de interne democratie van de partij. De aanhang die de partij in Groningen had, de studenten en de arbeiders, begon langzaam af te kalven. Zo nam het verkiezingspotentieel onder arbeiders af, omdat het aantal fabrieksarbeiders door de saneringen in de Groninger industrie afnam. Door verdere discussies tussen de CPN’ers scheidde een groep leden zich in 1984 af van de CPN en vormden samen het Verbond van Communisten in Nederland (VCN). Na de verschijning van Gorbatsjov op het communistische strijdtoneel, hoopten de CPN en VCN weer op een herleving van het communisme in Oost-Groningen. De CPN werkte tijdens de parlementverkiezingen van 1989 echter niet samen met de VCN, maar met GroenLinks. In 1991 ging de CPN uiteindelijk helemaal op in GroenLinks. De Oost-Groninger (en Brabantse) communisten hadden echter nog steeds het geloof in een communistische partij behouden. Vandaar dat de oud-CPN’ers en VCN-leden in 1992 de NCPN oprichtten. De voormalige Oost-Groninger partijprominenten van het CPN ondersteunden deze nieuwe communistische partij.28 De belangrijkste communistische leider van Groningen, Fré Meis, steunde in eerste instantie de samensmelting met GroenLinks. Toch zegde Meis uiteindelijk in 1992, het jaar dat hij zou overlijden, zijn lidmaatschap op.29

27

Van Hoorn, W. Coöperatieve strokartonfabriek Reiderland: de liquidatie en enige kanttekeninge. Winschoten: Reiderland, 1968.

28

Voerman, Gerrit. ‘De tweede jeugd van het communisme in Groningen.’ In Tussen Moskou en Finsterwolde: over de

geschiedenis van het communisme in Oost-Groningen. Hoekman, P. et al; red. Scheemda: Uitgeverij Meinders, 1993.

29

(22)

De gemeente Reiderland, in 1990 ontstaan door de samenvoeging van de gemeenten Beerta, Finsterwolde en Nieuweschans, gold nog jarenlang als communistisch bolwerk van (Oost-) Groningen. De NCPN is ook nu anno 2006 nog vertegenwoordigd in de gemeenteraad van Reiderland. De partij leverde tot 2006 jarenlang een wethouder voor het college van Reiderland. In datzelfde jaar verloor de NCPN haar machtige positie in de Reiderlandse politiek. De partij verloor bij de gemeenteraadsverkiezingen drie van haar vijf zetels. De PvdA is nu na een verkiezingswinst van drie naar vijf zetels de grootste partij van Reiderland. De NCPN is na de PvdA, Gemeentebelangen en SP de kleinste fractie van de gemeenteraad geworden.30 Ook in de gemeente Scheemda deden er bij de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2006 nog twee communistische partijen mee. Naast de NCPN (die geen stemmen genoeg wist binnen te halen voor een zetel), deed ook de Verenigde Communistische Partij (VCP) mee aan de verkiezingen. Deze partij wist zich weliswaar met één zetel te handhaven, maar verloor er wel één.31 Het waren voornamelijk de arme arbeiders die NCPN stemden. De bovenlaag van de bevolking, bestaande uit rijke boeren en middenstanders, stemde niet op de communisten, maar PvdA of VVD (bij de landelijke verkiezingen). Het verschil tussen de bovenlaag en de arbeiders gold dus niet alleen op sociaal-economisch, maar ook politiek terrein.

Gedurende een groot deel van de twintigste eeuw keken tegenstanders met argusogen naar de opkomst en populariteit van de communisten en communistische partijen in Groningen. Zowel in als buiten de gemeenteraad werd de Koude Oorlog gevoeld. Communistische raadsleden werden naar eigen zeggen buitengesloten van belangrijke commissies zoals Financiën. Ook pesterijen zouden aan de orde van de dag geweest zijn. Daarnaast hadden uitgesproken communisten, waar onder de stakingsleider Fré Meis, moeite om een paspoort aan te vragen.32 Ook in de rest van Nederland werd de aanwezigheid van dit communisme, vooral in de tijd van de koude oorlog, met zorg en lede ogen aangezien. Het CPN vond dat de ‘arbeiders die in Oost-Groningen voor hun rechten opkwamen’ in de rest van Nederland als ‘communistische raddraaiers’ werden gezien. De arme bevolking, zowel land- als fabrieksarbeiders, kwam

30http://www.rtvnoord.nl/verkiezingenGR2006/ReiderlandGR2006.asp, laatst bezocht op 6 september 2006. 31

http://www.rtvnoord.nl/verkiezingenGR2006/ScheemdaGR2006.asp, laatst bezocht op 6 september 2006.

32

(23)

volgens de communisten vanwege deze ‘beschuldiging’ regelmatig luidruchtig slechts voor haar belangen op.33

Het NvhN heeft als regionale krant altijd getracht om midden in de Groningse samenleving te staan. Dat betekent dat het NvhN dus altijd oog zou moeten hebben gehad voor wat er in de Oost-Groningse samenleving speelde en dus ook voor de sociale onrust en problemen die het gebied gedurende de twintigste eeuw kende, zoals deze in dit hoofdstuk zijn beschreven. Dit geldt daarmee ook voor het stakingsnieuws. Daarmee is de berichtgeving rondom de stakingen dus erg passend om de veranderende journalistieke cultuur van het DvhN te onderzoeken. In het komende hoofdstuk zullen de ontwikkelingen die de journalistieke cultuur in Nederland gedurende de twintigste eeuw doormaakte, en de journalistieke cultuur van het Nieuws/Dagblad van het Noorden in het bijzonder, voor het voetlicht worden gebracht.

33

(24)

2. Journalistieke cultuur

Elke krant ordent door selectie en interpretatie de werkelijkheid en biedt daardoor een representatie van de complexe werkelijkheid. De manier waarop deze selectie en interpretatie plaatsvinden, hangt af van de afspraken en regels die een redactie van een krant daar onderling over heeft gemaakt. Dit complex van regels en afspraken wordt beïnvloed door de continu veranderende journalistieke cultuur. Met de journalistieke cultuur wordt ‘het geheel van denkbeelden en verhoudingen, stijlen en conventies, waarden en normen die zich doen gelden in de wereld van de schrijvende pers en de audiovisuele media en aldus richting geven aan de journalistieke praktijken’ bedoeld.1 De journalistieke cultuur verschilt per tijdsperiode en per krant. In het komende hoofdstuk zal uitvoerig worden stilgestaan bij de ontwikkeling die de Nederlandse journalistieke cultuur de afgelopen eeuw heeft doorgemaakt. Daarbij zal gekozen worden voor de kenmerkende journalistieke culturen die relevant zijn om de genoemde onderzoeksvraag te beantwoorden. Het gaat hierbij om de journalistieke cultuur die in de periodes van het interbellum en de jaren zestig bestond en tegenwoordig (vanaf de jaren tachtig tot nu) bestaat. De journalistieke cultuur van het Nieuwsblad/Dagblad van het Noorden en de veranderingen die deze in haar geschiedenis heeft ondergaan, zullen in het bijzonder voor het voetlicht worden gebracht. Dit zal in dit hoofdstuk per periode op drie verschillende niveaus plaatsvinden. Op de eerste plaats zal per periode beschreven worden hoe de journalistieke stijl zich op krantniveau heeft ontwikkeld. Het (regionaal) referentiekader en de opmaak van de krant als geheel zullen hierbij centraal staan. Op de tweede plaats zullen per periode de veranderingen en karakteristieken op artikelniveau aan de orde komen. Het genre van de artikelen, de inhoud ervan en het perspectief van waaruit de artikelen worden geschreven, worden hierbij beschreven. Ten slotte zullen de veranderingen op zinsniveau aan de orde komen. Hierbij zullen de journalistieke stijl en de denkbeelden in en kleuring van het nieuws aan de orde komen. Ook zal de houding die de journalist inneemt ten op zichte van het nieuws per periode worden beschreven. Aan het einde van dit hoofdstuk zal nader in worden gegaan op de inhoudsanalyses die plaats zullen vinden van de berichtgeving van de stakingen in Oost-Groningen. Deze analyses zullen ook plaatsvinden op krant, artikel- en zinsniveau.

1

(25)

2.1 Interbellum: krant als opvoeder

Het eerste nummer van het Nieuwsblad van het Noorden (NvhN) verscheen op 2 juni 1888. Nauw betrokken bij de oprichting van het NvhN was Joan Nieuwenhuis. Hij schreef ondermeer voor de radicale krant De Amsterdammer/Dagblad voor Nederland. Omdat Nieuwenhuis de Groningse correspondent werd voor deze krant, woonde Nieuwenhuis een korte periode in Groningen. De krant richtte zich in de noordelijke provincies op ‘vooruitstrevende mensen met een vernieuwende geest’. Nieuwenhuis was ook politiek actief. Hij deed mee aan de Tweede Kamerverkiezingen namens de Volkspartij, een samenbundeling van socialisten, radicalen en voormannen van de werklieden - en kiesrechtverenigingen. Nieuwenhuis werd later lid van de Sociaal Democratische Bond (SDB), omdat hij vond dat de bestaande pers teveel het beeld van de liberalen vertolkte. Hij zette zich daarom in voor Het Groninger weekblad, een krant die zijn politieke kleur bekende. Nieuwenhuis begon zich echter ook steeds meer af te zetten tegen het radicaal socialisme en zegde zijn lidmaatschap van de SDB later ook op. Hij werd daarop lid van de liberale kiesvereniging Midwolda en stond in 1888 aan de wieg van het NvhN, een ‘neutrale nieuws- en advertentiekrant’.2

Op 22 augustus 1888, de vierentwintigste editie van het NvhN, werd de firma Hazewinkel de uitgever van de krant. De krant gold als een eenvoudig geschreven en fatsoenlijke krant voor het volk. De grote massa van kleine middenstanders en arbeiders las tot dusver nog geen krant. Het NvhN probeerde in dit gat in de markt te duiken. Het aantal arbeiders dat het NvhN las was dan ook relatief groot, hoewel er kranten waren (waaronder De Winschoter) die onder deze laag van de bevolking nog veel populairder waren. Het NvhN bleef in eerste instantie de krant die het onder Nieuwenhuis ook was, maar begon echter ook kleine advertenties en familieberichten te plaatsen. Hazewinkel probeerde met de aanwezigheid van deze advertenties het grote publiek naar zijn krant toe te trekken. Daardoor ontwikkelde de krant zich binnen de kortste keren tot een succesvol ‘onpartijdig volks - en advertentieblad voor stad en dorp’. De krant gaf hiermee aan op een neutrale wijze het nieuws te verslaan. Hazewinkel had veel succes, omdat de bestaande en verzuilde kranten niet in het gat van het nieuwe lezerspubliek

2

(26)

sprongen. Dit nieuwe lezerspubliek hield wel van het nieuwe, neutrale en dicht bij het volk staande NvhN. 3 Verder werkten de lage abonnementsprijs en de succesvolle publiciteitscampagnes van Hazewinkel mee aan de belangrijke status die de krant in Groningen verwierf. Hoewel het NvhN probeerde om dé regionale krant van alle Oost-Groningers te worden, werd de krant niet onder alle arbeiders met even veel belangstelling gelezen. Zoals gezegd was het in Oost-Groningen vooral concurrent De Winschoter die destijds vooral populair was onder de Oost-Groningse arbeidersklasse.4

2.1.1 Krantniveau: (regionaal) referentiekader & opmaak

De Nederlandse journalistiek begon tijdens de Eerste Wereldoorlog te veranderen van een journalistiek met een beheerste en afstandelijke stijl naar een journalistiek met een emotioneel en betrokken journalistieke stijl. Daardoor begon er meer ruimte voor emotie in de krant te komen en begon de krant meer journalistiek te bedrijven vanuit een betrokkenheid met de samenleving dan vanuit het nieuws dat bij de gevestigde autoriteiten (zoals de politiek en het bedrijfsleven) vandaan kwam. De emotie van en de betrokkenheid met de samenleving begonnen daarmee langzaam maar zeker een steeds belangrijker referentiekader voor de krant te worden. De ‘serieuze’ journalisten zagen in deze verandering een opmars van de sensatiezucht en vonden dit een zorgelijke ontwikkeling.5 De grote verandering in de journalistieke cultuur van de meeste kranten is vooral te verklaren door de manier waarop De Telegraaf in de Eerste Wereldoorlog berichtte. De Telegraaf koos in de oorlog de zijde van de geallieerden, terwijl de meeste andere kranten nadrukkelijk kozen voor een neutrale vorm van journalistiek. Zij waren bang dat de neutrale positie van Nederland in de oorlog door een emotioneel en betrokken journalistieke stijl, hevig in gevaar zou komen. De Telegraaf trok zich daar niets van aan en sprak haar lezers juist erg aan met betrokken verslagen van oorlogsgebeurtenissen. De emotionele benadering van het nieuws van het front gaf de lezers een zekere betrokkenheid bij het nieuws over de Eerste Wereldoorlog. De koerswijziging van De Telegraaf heeft uiteindelijk zo zijn weerslag gehad op de meeste andere kranten. Ondanks de kritische houding van de ‘serieuze’ pers ten opzichte van de journalistieke stijl van De

3 Broersma, Marcel. Beschaafde vooruitgang: de wereld van de Leeuwarder Courant 1752-2002. Leeuwarden: Friese

Pers Boekerij, 2002.

4 Koning, de, Marloes. De Winschoter: een roerige krantengeschiedenis. Heemstede: De Berk, 2005. 5

(27)

Telegraaf, namen deze zelfde criticasters langzaam maar zeker elementen over uit de emotioneel en betrokken journalistieke stijl. De wrede oorlog en de nieuwshonger die daar over heerste onder de bevolking, bracht de emotioneel en betrokken stijl van de berichtgeving in een stroomversnelling.6

Na de Eerste Wereldoorlog was ook duidelijk geworden dat er in Nederland langzaam maar zeker een verzuild medialandschap was ontstaan. Veel journalisten en politici vonden dat zij een grote verantwoordelijkheid droegen voor de inhoud van de krant. De kranten die een bepaalde culturele en/of religieuze kleur bekenden, vonden het belangrijk dat de pers goede banden onderhield met de top van hun politieke partij en/of culturele organisatie. Media moesten als het ware zorg dragen voor consensus in de eigen kring. Hoewel dit ook al in het einde van de negentiende eeuw aan de orde was, waren het nu in plaats van (politieke) personen, (politieke) partijen en organisaties die grote delen van de bevolking wilde bereiken via de media. De verzuilde kranten wilden graag fungeren als een algemene nieuwskrant met een gemengde inhoud. Zodoende kregen de socialistische, protestante, katholieke en algemeen liberale zuil ieder een eigen krant, met de waarden en normen uit de eigen zuil als referentiekader. 7

Er bestonden in het verzuilde medialandschap echter ook nog kranten die zichzelf als neutraal bestempelden en moeilijk in een zuil te plaatsen waren. De neutrale kranten waren ondanks de verzuiling de grootste spelers op de krantenmarkt. De neutrale krantenmarkt werd vooral gedomineerd door de landelijke Telegraaf én de vele regionale stad - en streekkranten.8 Het NvhN behoorde duidelijk tot deze groep. De kranten stoorden zich vaak aan het feit dat ze vaak in de liberale zuil werden ingedeeld. De kranten ontkenden niet dat ze een eigen standpunt hadden, maar wensten dat standpunt niet altijd expliciet en consequent in haar krant naar voren te brengen.9 Verzuilde kranten zagen deze opstelling van de neutrale pers als verkapte vorm van liberalisme.

6

Broersma, Marcel. Botsende stijlen. De Eerste Wereldoorlog en de Nederlandse journalistieke cultuur. Tijdschrift

voor Mediageschiedenis 2 (1999) 40-64.

7

Wijfjes, Huub. Journalistiek in Nederland: 1850-2000, beroep, cultuur en organisatie. Amsterdam: Boom, 2004.

8 Broersma, Marcel. Beschaafde vooruitgang: de wereld van de Leeuwarder Courant 1752-2002. Leeuwarden: Friese

Pers Boekerij, 2002.

9

(28)

In grote delen van de provincie Groningen was het NvhN wat betreft het aantal krantenabonnementen onder de bevolking heer en meester.10 Het NvhN werd net zoals andere regionale kranten bijna overal commercieel gezien een groot succes. Het NvhN was namelijk een nieuwsorgaan en geen strijdmiddel, wat de socialistische, antirevolutionaire en katholieke bladen wel waren.11 Dit wil overigens niet zeggen dat deze kranten geen commercieel succes waren, maar het NvhN speelde juist in het verzuilde medialandschap een belangrijke rol in de markt van Groningers die zich niet of in mindere mate tot één van de zuilen voelde aangesproken. Het brengen van nieuws in een regionaal referentiekader had voor het NvhN namelijk de hoogste prioriteit en bepaalde grotendeels de nieuwskeuze van de krant. Dat sprak grote delen van de Groningers aan dat, wat de krant al vroeg erg succesvol maakte. Het succes was overigens ook terug te zien in de huisvesting van het NvhN. De krant had namelijk, net zoals veel andere (regionale) kranten een groot en nieuw kantoor laten bouwen in de binnenstad van Groningen. De prominente plaats van het NvhN in het straatbeeld stond symbool voor haar belang en invloed in de Groningse samenleving.12

De opmaak van alle kranten was gedurende het interbellum nog behoorlijk sober. 13 Hoewel er al kranten waren die foto’s publiceerden bij de artikelen, gold dit niet voor het NvhN. Op dit gebied gold het NvhN als een vrij doorsnee krant en was de krant meer trendvolgend dan vooruitlopend op vernieuwingen. De opmaak van de krant werd voor het eerst echter wel echt belangrijk gevonden, omdat de leesbaarheid van de krant steeds belangrijker werd.14 Door de grote concurrentie tussen de kranten werd dit een steeds groter aandachtspunt in de krant. De lezers verwachtten wat dit betreft voorgesneden maatwerk, samenhang en volgorde in hun krant. Zodoende verscheen het nieuws ook in het NvhN in kolommen. Verder kwamen in de meeste kranten meer koppen en grotere koppen. Koppen vatten het nieuws bij een aantal kranten samen in plaats van dat deze alleen de onderwerpen van berichten weergaven. Toch ging het bij de meeste kranten vooral om richtinggevende kopjes.15 Het nieuws werd verder

10

Koning, de, Marloes. De Winschoter: een roerige krantengeschiedenis. Heemstede: De Berk, 2005.

11

Broersma, Marcel. Beschaafde vooruitgang: de wereld van de Leeuwarder Courant 1752-2002. Leeuwarden: Friese Pers Boekerij, 2002.

12

Vree, van, Frank. ‘Beroep: journalist. Beeldvorming en professionalisering.’ In Journalistieke cultuur in Nederland. Jo Bardoel et.al; red. Amsterdam: Amsterdam University Press 2002.

13

Wijfjes, Huub. Journalistiek in Nederland: 1850-2000, beroep, cultuur en organisatie. Amsterdam: Boom, 2004.

14 Tammeling, Bart. De krant bekeken: de geschiedenis van de dagbladen van Groningen en Drenthe. Groningen:

Nieuwsblad van het Noorden, 1988.

15

(29)

gegroepeerd naar onderwerp en naar belang. Journalisten kregen wat dat betreft voor het eerst het besef dat er een hiërarchie in het nieuws zou moeten bestaan, wat waarschijnlijk ook opging voor de journalisten van het NvhN.

2.1.2 Artikelniveau: genre, inhoud & perspectief

Op het gebied van genres hechtten de kranten voor de Eerste Wereldoorlog nog veel waarde aan het achtergrondartikel, de analyse en het opiniestuk. Na de oorlog ging de aandacht meer uit naar het nieuwsbericht, de reportage, het interview en het commentaar. Een zichzelf respecterende hoofdredacteur werkte destijds dan ook bij een dagblad dat een beargumenteerde mening verkondigde in een hoofdartikel en dat zich voor de rest bezighield met het verslag doen van belangrijke politieke en maatschappelijke onderwerpen.16 Het hoofdredactioneel commentaar speelde niet alleen in de verzuilde pers een grote rol, maar ook in de zichzelf neutraal noemende journalistiek.

Het NvhN gold als een doorsnee krant. In het interbellum stond deze krant namelijk voornamelijk vol met nieuwsberichten en korte achtergrondartikelen. Heikele kwesties in de provincie (zoals arbeidersstakingen) werden daarbij in het nieuws genoemd. De verslaggevers waren niet te beroerd om commentaar te leveren in hun verslagen, zij het met een opvoedende en beschaafde boodschap.17 Prominent in de krant was het hoofdredactioneel commentaar, waarin de hoofdredacteur de lezers blijk gaf van zijn mening. Het hoofdredactioneel commentaar nam in het NvhN soms een aanzienlijk deel van de voorpagina in beslag. Het commentaar was hierbij een vorm van opvoeden zonder te beleren. De hoofdredacteur sprak wat dat betreft zijn lezers toe. In het geval van het NvhN ging dat dus om de burgerij in de provincie Groningen. De krant kon zich zo ook onderscheiden van concurrenten zoals De Winschoter, die zich in het hoofdredactioneel waarschijnlijk dus meer op de arbeidersklasse zou moeten richten.18 Het nieuws werd zo vaak nog even vanuit het perspectief van de hoofdredacteur onder de loep genomen. Het NvhN was wat dit betreft wederom een doorsnee neutrale krant

16

Broersma, Marcel. Botsende stijlen. De Eerste Wereldoorlog en de Nederlandse journalistieke cultuur. Tijdschrift

voor Mediageschiedenis 2 (1999) 40-64.

17

Vree, van, Frank. ‘Beroep: journalist. Beeldvorming en professionalisering.’ In Journalistieke cultuur in Nederland. Jo Bardoel et.al; red. Amsterdam: Amsterdam University Press 2002.

18

(30)

De inhoud van het nieuws veranderde bij veel kranten slechts langzaam. De opinie en toelichting van de krant op politieke gebeurtenissen werden steeds meer gepubliceerd. Dit ging echter niet helemaal op bij het NvhN. In deze krant bleven, afgezien van het hoofdredactioneel commentaar, de feitelijke (politieke) gebeurtenissen de hoofdmoot spelen bij de nieuwskeuze van de krant. De nieuwskeuze leek wat dat betreft ook redelijk afgestemd op de burgerlijk-liberale middenklasse, waartoe een groot deel van de lezers behoorde. Als neutrale krant leek het NvhN net zoals de meeste andere neutrale kranten bereid te zijn, om ‘de dominante sfeer in het gebied waarin men opereerde, in de kolommen te laten doorklinken’. 19 De inhoud van de krant moest als het ware zijn toegesneden op het (regionale) referentiekader van de lezers.Het dominante gedachtegoed van de lezers zou daarmee dus de boventoon in de krant moeten voeren. Het burgerlijk-liberale perspectief leek daardoor af en toe te zijn verweven in de berichtgeving. De rol van de journalist was immers nog die van observeerder van het nieuws in dienst van de wensen en verlangens van het eigen publiek 20. Dat betekende dat het NvhN zich in de berichtgeving en bij het gebruik van haar nieuwsbronnen vaak richtte op de gevestigde autoriteiten, die soms nauwe contacten onderhielden met het burgerlijk-liberale volksdeel. Deze gevestigde autoriteiten stonden vaak kritisch ten op zichte van de sociale onrust en onlusten, die veroorzaakt werden door de lagere sociale klassen. Hun perspectief was vaak dan ook terug te vinden in de berichtgeving van het NvhN.

2.1.3 Zinsniveau: stijl, denkbeelden en kleuring nieuws & houding journalist

Tot de Eerste Wereldoorlog schreven de meeste kranten over het algemeen met een beheerste en afstandelijke journalistieke stijl. Deze beheerste en afstandelijke journalistieke stijl werd toen ook zeker door het NvhN gehanteerd. Dat paste wat dat betreft ook goed bij de stijl die het grootste deel van het lezerspubliek van het NvhN, de burgerij en/of middenklasse, van haar krant verwachtte. Dit betekende dat de meeste journalisten op een afgewogen, genuanceerde, formele, keurige en notulerende manier over het nieuws berichtten. De pers werd door velen gezien als ‘de koningin van de aarde’ en zou verantwoordelijk zijn voor een ordelijke samenleving en voor een goede publieksvoorlichting moeten zorgen. De krant zou een rol moeten spelen bij de opvoeding en beschaving in de Nederlandse samenleving. De politiek,

19

Wijfjes, Huub. Journalistiek in Nederland: 1850-2000, beroep, cultuur en organisatie. Amsterdam: Boom, 2004.

20

(31)

overheden en gezaghebbende macht werden wat dat betreft redelijk trouw gevolgd. De verhouding tussen deze partijen werd niet snel door de journalisten op scherp gezet. 21

Het NvhN behoorde dan ook zeker niet tot de eerste kranten die zich tijdens en na de Eerste Wereldoorlog achter de emotioneel en betrokken journalistieke stijl van De Telegraaf schaarde. In het interbellum bleef het NvhN grotendeels op dezelfde verhullende en formele manier verslag doen van het nieuws waarmee de krant in 1888 begonnen was. Door middel van het hoofdredactionele commentaar legde de hoofdredacteur van de krant nog met enige regelmaat uit hoe hij over het nieuws dacht. 22 De onderlinge verhoudingen met de gevestigde autoriteiten werden daarbij echter niet op het spel gezet en de kritische denkbeelden van deze autoriteiten over bijvoorbeeld de positie van de arbeiders in de samenleving werden dan ook vrij braaf gevolgd. Verder mocht de journalist zelf graag tussen de regels door laten zien wat zijn hoe hij over de gebeurtenissen in de provincie dacht. Deze kleuring van het nieuws door de denkbeelden van de nieuwsredactie gebeurde wel op een keurige en nette manier, zoals ook door het burgerlijk-liberale lezerspubliek werd verwacht. Ondanks de neutraliteit waar de krant naar zei te streven, werd regelmatig geprobeerd de berichtgeving van hogerhand te beïnvloeden.23 Concreet betekende dit dat de gevestigde autoriteiten en vooraanstaanden in het nieuws vaak hun best deden om hun denkbeelden in de berichtgeving te laten komen. Hierdoor zou er af en toe dus best een bepaalde kleuring van het nieuws hebben kunnen plaatsvinden. Bij het NvhN bleef men voortdurend discussiëren over de veranderende verhoudingen tussen enerzijds de journalistiek en het lezerspubliek en anderzijds de journalistiek en de heersende macht. Deze discussies gingen, net zoals bij de meeste andere kranten, vooral over de vrijheid, objectiviteit, waarheid, verantwoordelijkheid en verhouding die de journalistiek moest hanteren ten op zichte van de heersende economische en politieke macht.24

21

Broersma, Marcel. Botsende stijlen. De Eerste Wereldoorlog en de Nederlandse journalistieke cultuur. Tijdschrift

voor Mediageschiedenis 2 (1999) 40-64.

22

Tammeling, Bart. De krant bekeken: de geschiedenis van de dagbladen van Groningen en Drenthe. Groningen: Nieuwsblad van het Noorden, 1988.

23 Mulder, Gerard. ‘De redigerende hand: stijl en ordening in de schrijvende pers.’ In Journalistieke cultuur in

Nederland. Jo Bardoel et.al; red. Amsterdam: Amsterdam University Press 2002.

24 Mulder, Gerard. ‘De redigerende hand: stijl en ordening in de schrijvende pers.’ In Journalistieke cultuur in

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De gesprekstechniek is natuurlijk enkel een leidraad. De vrijwilliger mag hieraan zijn eigen draai geven. Wanneer de vrijwilliger bijvoorbeeld verschillende huisbezoeken wil

Ruimte voor de Toekomst, Kracht van de Veenkoloniën, Sterk uit Armoede, Alliantie van Kracht, Taalkans & Voel je Goed, Goede Start & thema aanpak gezond

Het onderzoek van Filip Dewallens naar het statuut van de ziekenhuisarts kon niet op een beter moment komen. Het statuut bestaat nu bijna 30 jaar, maar grondig juridisch onderzoek

Het bevat een brede waaier aan rechten die vaak al in andere mensenrechtenverdra- gen voorkwamen, maar die nu voor het eerst met een specifi eke focus op personen met een

Daarbij koppelt de auteur de eigendomsexclusiviteit voor het eerst zeer expli- ciet aan de (actieve) elasticiteit van het eigendomsrecht. Hierdoor komen een aan- tal paradigma’s op

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Een (kleinschalig) onderzoek onder op zichzelf wonende mensen met chro- nisch psychiatrische problematiek of een verstandelijke beperking laat een- zelfde beeld zien: het