• No results found

Een verbetering van de kwaliteit van het taalproject De Kriebelkoffer

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Een verbetering van de kwaliteit van het taalproject De Kriebelkoffer"

Copied!
125
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bachelorproef Professionele Opleidingen Studiegebied Sociaal-Agogisch Werk

Academiejaar 2018 - 2019

Een verbetering van de kwaliteit van het taalproject De Kriebelkoffer

Eventuele subtitel

Bachelorproef aangeboden door Goele Peeters tot het behalen van de graad van Bachelor in Opleiding

Bachelorproefbegeleider: Miet Timmers

(2)
(3)
(4)
(5)

Bachelorproef Professionele Opleidingen Studiegebied Sociaal-Agogisch Werk

Academiejaar 2018 - 2019

Een verbetering van de kwaliteit van het taalproject De Kriebelkoffer

Bachelorproef aangeboden door Goele Peeters tot het behalen van de graad van Bachelor in Opleiding

Bachelorproefbegeleider: Miet Timmers

(6)
(7)

ABSTRACT BACHELORPROEF 2018 - 2019

Opleiding: Gezinswetenschapper

Student: Goele Peeters

Bachelorproefbegeleider Miet Timmers

Titel bachelorproef Een verbetering van de kwaliteit van het taalproject De Kriebelkoffer

Abstract publiceren Ja

Neen

Indien neen, motiveer hier waarom de abstract niet openbaar gemaakt mag worden (bijv. deontologisch niet verantwoord, onderzoek is nog aan de gang, …, specifieke bedrijfsinformatie)

Kern- / trefwoorden bachelorproef:

De Kriebelkoffer – meertaligheid – allochtone gezinnen – taalverwering bij kleuters – ouderparticipatie – Brede school

Samenvatting

Goed kunnen schrijven, lezen en spreken in het Nederlands is één van de elementen die belangrijk zijn om als leerling een succesrijke carrière te hebben in het lager onderwijs. In een steeds meer diverse samenleving wordt het onderwijs in Vlaanderen geconfronteerd met het vraagstuk van meertaligheid. In de Limburgse gemeente Dilsen-Stokkem startte de gemeente in 2005 met het taalproject De Kriebelkoffer dat eerst was bedoeld als een vorm van huiswerkbegeleiding en dat uitgroeide tot een taalproject dat via huisbezoeken op een speelse manier aan taalstimulatie werkt. Het taalproject is bestemd voor gezinnen met kinderen uit de laatste kleuterklas en het eerste leerjaar. Het taalproject werkt samen met vrijwilligers die elk een gezin toegewezen krijgen. De vrijwilliger gaat wekelijks met het gezin aan de slag met taal. Daarnaast worden alle gezinnen en vrijwilligers iedere maand samengebracht in het buurthuis. De gezinnen worden geselecteerd in samenwerking met de omliggende scholen op basis van hun nood aan taalondersteuning. De Kriebelkoffer wilt op deze manier de ontwikkelingskansen van de kinderen vergroten.

Uit de analyse van De Kriebelkoffer bleek dat er verschillende verbeterpunten zijn op het vlak van ouderbetrokkenheid, kennis over meertaligheid bij de vrijwilligers en de samenwerking met scholen en andere partners. De ouderbetrokkenheid binnen De Kriebelkoffer is niet zo sterk, veel gezinnen komen niet naar bijeenkomsten en soms is het moeilijk om een afspraak te maken voor een huisbezoek. Uit onderzoek

(8)

en literatuur blijkt echter dat ouderbetrokkenheid een positief effect heeft op het kind, het gezin en de relatie tussen het project en het gezin. Echter bleek ook dat sociaal-economisch zwakkere gezinnen en allochtone gezinnen eerder laag scoren op het vlak van ouderbetrokkenheid. Drempelverlagend werken kan hiervoor een oplossing zijn. Hornby en Lafaele hebben de drempels in het onderwijs voor allochtonen personen in beeld gebracht. Hieruit blijkt dat er veel drempels ontstaan door de perceptie die mensen hebben van elkaar. Deze theorie heb ik verwerkt in een veranderingsstrategie. Ik heb een gesprekstechniek ontwikkeld die zorgt voor een vertrouwensband tussen de vrijwilliger en het gezin en die inzet op de intrinsieke motivatie van de ouders. Het een gesprekstechniek die gebaseerd is op de motivatietheorie van McClelland en wordt aangeleerd aan de vrijwilligers via verschillende oefensessies. Volgend werkjaar als de gesprekstechniek effectief ingezet worden in het project om de ouderbetrokkenheid te verhogen.

Uit de analyse bleek ook dat veel vrijwilligers geen kennis hebben van meertaligheid, terwijl ze er wel veel mee in contact komen tijdens project. Uit de literatuurstudie is gebleken dat meertaligheid een moeilijk en complex verwervingsproces is voor jonge kinderen. Het verwervingsproces is een evenwicht tussen de steun die het kind krijgt uit zijn omgeving en de kennis en de aanleg wat het kind bij de geboorte heeft meegekregen. De omgeving speelt bij het verwerven van een tweede taal een extra grote rol. Het is belangrijk dat de ouders zich hiervan bewust zijn en het kind helpen door voor te lezen, veel in interactie gaan, structuur bieden, … . De verwerving van een tweede taal kan ook veel voordelen opleveren voor het kind op cognitief vlak. Om de vrijwilligers bij te staan heb ik een vorming uitgewerkt rond meertaligheid.

Volgend werkjaar zal de vorming tijdens de eerste samenkomst van alle vrijwilligers uitgetest worden. De vorming is gericht op kennismaking tussen de vrijwilligers en tips en tricks rond meertaligheid. De vorming sluit af met een reflectie op basis van de leercyclus van Kolb. De vrijwilligers kunnen op deze manier met een rugzak aan kennis over meertaligheid vertrekken op huisbezoek.

Als laatste verbeterpunt moet er gewerkt worden aan de samenwerking tussen het taalproject, de verschillende scholen en andere diensten. Bij aanvang vond ik het moeilijk om de oorzaak van het probleem in de samenwerking te achterhalen. Om meer inzicht hierin te krijgen, heb ik een enquête opgestart voor de leerkrachten van de deelnemende scholen. De vragen hadden betrekking op de samenwerking en de bekendheid van De Kriebelkoffer in de school. In de enquête gaven de meeste leerkrachten aan dat ze open stonden om meer in interactie gaan met elkaar om zo de ontwikkelingskansen van de kinderen te verhogen.

Nadien heb ik me verdiept in communicatie, hulpverlening en samenwerking. Ik heb theoretische kennis gezocht in het project Brede school en de zorgnetwerken. Deze kennis heb ik gebruikt om een nieuw samenwerkingsmodel te ontwerpen op maat van De Kriebelkoffer. Ik heb een draaiboek uitgeschreven over hoe de samenwerking kan verlopen, welke rol iedereen hierin zal spelen en hoe het werkjaar zal verlopen volgens de samenwerking. De werking van het samenwerkingsproject heb ik getoetst bij de vrijwilligers en de verantwoordelijke van het taalproject en deze waren zeer enthousiast. Volgend jaar zal het draaiboek worden gehanteerd om de samenwerking te verbeteren.

De verschillende voorstellen die ik uitwerkte op het vlak van ouderbetrokkenheid, vorming van de vrijwilligers en samenwerking ontstonden vanuit een theoretische achtergrond, een analyse van het project en mijn eigen ervaring als vrijwilliger. Mijn doel was om de kwaliteit van het project te doen stijgen en uiteindelijk ook zo de ontwikkelingskansen van meertalige kinderen te doen stijgen. Ik heb geprobeerd om het project op verschillende lagen aan te pakken, zowel op niveau van het gezin, de organisatie als de hulpverlening. Als gezinswetenschapper heb ik mij proberen te verrijken door op verschillende niveaus te werken en mij niet te concentreren tot één doelgroep binnen het project. De voorstellen werden

(9)

geoptimaliseerd na een gesprek met andere vrijwilligers en professionals en zullen volgend jaar in een proefversie worden toegepast.

Referentielijst:

Hornby, G. & Lafaele, R. (2011). Barriers to parental involvement in education: an explanatory model.

Educational Review, 63(1), 37-52.

Hooge, E., & Menheere, A. (2010). Ouderbetrokkenheid in het onderwijs: een literatuurstudie naar de betekenis van ouderbetrokkenheid voor de schoolse ontwikkeling van kinderen [studie]. Amsterdam: Kenniscentrum onderwijs en opvoeding.

Schaerlaekens, M. A. (2017). Twee en meer talen bij jonge kinderen [publicatie]. Den Haeg: De Nederlandse taalunie.

Blaton, L., Ernalsteen, V., & Joos, A. (2012). Starten met een brede school: stappen en aandachtspunten [brochure]. Gent: Steunpunt diversiteit en leren.

Groen, M. (2015). Reflecteren: de basis, op weg bewust en bekwaam handelen. Groningen: Noordhoff Uitgevers bv.

Johnson, R. L., McCann, V., & Zimbardo, P. G. (2013). Psychologie: Een inleiding. Amsterdam: Pearson Benelux bv.

E-mailadres:

goele.peeters@hotmail.com

(10)
(11)

Voorwoord

Dit eindwerk is de afsluiter van de opleiding gezinswetenschappen waar ik drie jaar geleden aan begonnen ben. Drie jaar geleden had ik mijn bachelor in de orthopedagogie afgesloten aan de University college Leuven - Limburg in Diepenbeek. Ik voelde me nog niet klaar om als opvoeder in het werkveld te gaan staan en wilde nog heel graag bijleren. Gedurende de opleiding gezinswetenschappen in Schaarbeek heb ik me meer kunnen verdiepen in gezinnen, het netwerk achter de personen en het maatschappelijke leven. Ik heb er absoluut geen spijt van dat ik aan deze opleiding ben begonnen en ben blij dat ik het met dit eindwerk kan afsluiten.

Ik heb dit eindwerk in samenwerk met het taalproject De Kriebelkoffer kunnen verwezenlijken. Ik ben twee jaar terug als vrijwilliger bij De Kriebelkoffer gekomen en heb hier een fijne en leerrijke weg afgelegd. Ik vind het een hele fijn doelgroep om mee aan de slag te gaan en leer ieder jaar weer nieuwe mensen en gezinnen kennen. Samen met het taalproject wil ik meewerken aan de integratie en gelijke ontwikkelingskansen van gezinnen van buitenlandse origine en gezinnen waarbij het Nederlands niet de moedertaal is.

Het project was voor mij een uitdaging aangezien ik een leek ben op het vlak van taalverweving, meertaligheid en de doelgroep. Doorheen het project ben ik gegroeid en heb ik meer inzicht gekregen in deze thema’s. Tijdens het schrijven van het eindwerk heb ik ook veel kennis en ideeën opgedaan die ik gebruikt heb tijdens het project. Ik ben heel erg blij dat ik deze ideeën volgend jaar mee mag integreren in het taalproject De Kriebelkoffer.

Ik wil heel graag de verantwoordelijke van De Kriebelkoffer bedanken voor de vele hulp en het vertrouwen in het eindwerk. Ik kon met iedere vraag meteen bij haar terecht. Daarnaast wil ik mijn bachelorproef begeleider Miet Timmers bedanken voor goede ondersteuning en begeleiding. Ik ben haar dankbaar voor haar eerlijke kijk op de bachelorproef en om mij aan te zetten tot nadenken over nieuwe denkpistes en ideeën voor de bachelorproef.

Daarnaast wil ik ook mijn ouders bedanken om me de kans te geven om verder te studeren. Zij hebben me een richting laten kiezen die ik heel graag doe en waarin ik gegroeid ben. Zij hebben me steeds gesteund in deze keuze en me gemotiveerd om door te zetten. Specifiek wil ik ook nog zeker mijn vader bedanken voor het tig keer nalezen van mijn bachelorproef. Hiervoor ben ik hem heel dankbaar.

(12)
(13)

13

Inhoudstafel

Voorwoord………..………

.

11

Inhoudstafel….. ... 13

Inleiding ……….16

Fase 1: Probleemverkenning ... 17

Hoofdstuk 1 Probleemoriëntering ... 17

Hoofdstuk 2 Probleemstelling ... 19

Hoofdstuk 3 Praktijkgerichte probleemverkenning ... 20

3.1 Het taalproject De Kriebelkoffer ... 20

3.2 Beschrijving van een concrete gezinssituatie ... 25

3.3 Veranderingsdoelen ... 28

Fase 2: theoretische analyse vanuit verschillende invalshoeken ……… 27

Hoofdstuk 1 Sociologische invalshoek ... 30

1.1 Inleiding ... 30

1.2 Sociale cohesie omtrent cultuur- en sociaal-economische verschillen ... 30

1.2.1 Onderwijs ... 32

1.3 Ouderbetrokkenheid ... 33

1.3.1 Ouderbetrokkenheid van allochtone gezinnen ... 35

1.4 De Kriebelkoffer ... 39

1.5 Besluit ... 41

Hoofdstuk 2 Ontwikkelingspsychologische invalshoek ... 42

2.1 Inleiding ... 42

2.2 Taalverwerving bij ééntalige kinderen ... 42

2.2.1 Taalontwikkeling van pasgeborene tot kleuter ... 42

2.3 Taalverwerving bij twee of meertalige kinderen ... 50

(14)

14

2.3.1 Meertalige ontwikkeling van pasgeborene tot kleuter ... 50

2.4 De Kriebelkoffer ... 54

2.5 Besluit ... 55

Hoofdstuk 3 Invalshoek communicatie en hulpverlening ... 56

3.1 Inleiding ... 56

3.2 Enquête: hoe kijken de leerkrachten naar De Kriebelkoffer? ... 56

3.3 Het onderwijsbeleid... 57

3.3.1 Het flankerend onderwijs ... 57

3.4 Een samenwerking ... 60

3.4.1 Zorgnetwerken ... 62

3.4.2 Brede school ... 63

3.5 De Kriebelkoffer ... 66

3.6 Besluit ... 67

Fase 3: Veranderingsgericht strategieën………. 66

Hoofdstuk 1 Inleiding ... 69

Hoofdstuk 2 Veranderingsstrategie 1: gesprekstechnieken voor vrijwilligers ... 70

2.1 Inleiding ... 70

2.2 Motivatie ... 70

2.3 Gespreksvoering op basis van reflectie ... 71

2.4 De Kriebelkoffer ... 72

2.4.1 Vrijwilligers ... 72

2.4.2 Gesprekstechniek ... 74

2.4.3 Oefensessie voor vrijwilligers ... 78

2.5 Feedback ... 81

Hoofdstuk 3 Veranderingsstrategie 2: Vorming omtrent meertaligheid... 83

3.1 Inleiding ... 83

3.2 Een vormingsspel ... 83

3.3 De Kriebelkoffer ... 85

3.3.1 Het vormingsspel: Het ABC der meertaligheid ... 85

(15)

15

3.3.2 Het doorlopen van de leercyclus van Kolb... 89

3.4 Feedback ... 89

Hoofdstuk 4 Veranderingsstrategie 3: Draaiboek voor een nieuwe samenwerkingsvorm ... 91

4.1 Inleiding ... 91

4.2 Een nieuwe samenwerkingsstrategie opbouwen ... 91

4.2.1 Stappenplan samenwerking ... 92

4.3 Implementeren in De Kriebelkoffer ... 96

4.3.1 Voorbereiding en eerste samenkomst ... 96

4.3.2 Startvergadering ... 97

4.4 Feedback ... 99

Besluit ………....…… 100

Literatuurstudie……….….. 102

Bijlage……….…. 108

Hoofdstuk 1 ‘Elke dag een babbel met de leerkracht is hier normaal’ ... 109

Hoofdstuk 2 Enquête over samenwerking tussen De Kriebelkoffer en de deelnemende scholen ……….. 112

Hoofdstuk 3 Pictogrammen als hulpmiddel bij de gesprekstechniek ... 114

Hoofdstuk 4 Bundel voor de vrijwilliger over gesprekstechniek ... 117

Hoofdstuk 5 Het vormingsspel: het ABC der meertaligheid ... 122

(16)

16

Inleiding

Goed kunnen schrijven, lezen en spreken in het Nederlands is één van de elementen die belangrijk zijn om als leerling een succesrijke carrière te hebben in het lager onderwijs. In een steeds meer diverse samenleving wordt het onderwijs in Vlaanderen geconfronteerd met het vraagstuk van meertaligheid dat zowel heel positief als negatief in de media komt: 'Meertaligheid op school is geen ideologie, het is een realiteit én een troef (Delarue, 28 november 2017)’, ‘Meertaligheid op school? Je zou voor minder opstandig worden (Holslag, 27 november 2017)’, 'We moeten stoppen om taalgebruik op school zo zwart-wit te zien (De Decker, 7 juli 2017)'.

Meertaligheid is een belangrijk thema binnen de maatschappij waar bijna iedereen dagelijks mee in contact komt. Enkel de vraag ‘Hoe gaan we hiermee om en hoe pakken we dit aan?’ is nog niet duidelijk beantwoord. De meningen hierover zijn verdeeld. Langs de ene kant zijn er veel opinies die zeggen dat we moeten inzetten op het verwerven van de Nederlandse taal. Daarnaast zijn er veel opinies die net meertaligheid willen in zetten om de kwaliteit in onderwijs te vergroten. Echter vergt dit veel tijd, werk en geduld om in te implementeren in de maatschappij.

In de Limburgse gemeente Dilsen-Stokkem startte de gemeente in 2005 met het taalproject De Kriebelkoffer. Dit project was eerst een vorm van huiswerkbegeleiding en groeide uit tot een taalproject dat via huisbezoeken op een speelse manier aan taalstimulatie werkt. Het taalproject is bestemd voor gezinnen met kinderen uit de laatste kleuterklas en het eerste leerjaar. Het taalproject werkt samen met vrijwilligers die elk een gezin toegewezen krijgen. De vrijwilliger gaat wekelijks met het gezin aan de slag met taal. De Kriebelkoffer wil op deze manier de ontwikkelingskansen van de kinderen vergroten.

Zelf ben ik ook als vrijwilliger geëngageerd bij De Kriebelkoffer en ga ik op huisbezoek bij een gezin dat al verschillende jaren deelneemt aan het project. Als vrijwilliger heb ik ontdekt hoe belangrijk zulke projecten zijn voor anderstalige gezinnen. Kinderen hebben het recht om ondersteund te worden bij het leren van een taal en hebben daarnaast het recht om hun identiteit en cultuur te tonen via hun taal (Kind en Gezin, 2018, p. 4). Meertaligheid is een belangrijk aspect in het leven van zulke gezinnen en ik ben van mening dat dit gerespecteerd moet worden. Meertaligheid kan een grote troef zijn voor kinderen en voor de samenleving naar de toekomst toe wanneer dit voldoende ondersteunt wordt.

Het taalproject De Kriebelkoffer heeft als doel de ontwikkelingskansen van kinderen met een andere moedertaal te vergroten. Bij het schrijven heb ik dit eindwerk heb ik deze visie steeds in het achterhoofd gehouden. Als gezinswetenschapper heb ik drie verschillende veranderingsdoelen opgesteld op drie verschillende niveaus die de ontwikkelingskansen van de kinderen zouden moeten verhogen. Na het stellen van deze doelen, heb ik mij verdiept in de literatuur om een breder beeld te krijgen van de thema’s. Nadien ben ik deze informatie gaan integreren in een oplossing op maat van De Kriebelkoffer. Ik heb deze verschillende verbeterpunten en oplossingen voorgesteld aan de vrijwilligers en verantwoordelijke van het project en zij waren zeer enthousiast. Volgend schooljaar zullen alle veranderingsstrategieën worden uitgetest binnen het project.

(17)

17

Fase 1: Probleemverkenning

Hoofdstuk 1 Probleemoriëntering

De laatste jaren zijn we als maatschappij aan het veranderen naar een multiculturele samenleving door een stijging van het aantal mensen van buitenlandse origine. Migratie is één van de grote en belangrijke thema’s van de laatste jaren. Het heeft Europa en België voor verschillende belangrijke politieke keuzes en ethische dillema’s gesteld. Voorbeelden hiervan zijn ‘Hoeveel vluchtelingen kunnen wij als land aan?’, ‘Wat zijn de verwachtingen van de vluchtelingen en in welke mate kunnen we hieraan tegemoet komen?’, ’Wat kunnen wij als individu betekenen binnen dit vraagstuk?’, … . Het probleem bevindt zich echter niet enkel op het politieke vlak, maar het heeft evenzeer het culturele, het economische, het welzijns- en het onderwijsaspect beïnvloedt.

Momenteel is 20 procent van de in België verblijvende bevolking in het buitenland geboren en dit cijfer loopt in stijgende lijn sinds de vorige 5 jaar (Blommaerts, 2011, p. 26).

De overheid moet verschillende nieuwe reglementeringen gaan stellen als oplossing voor de vraagstukken die komen uit de nieuwe multiculturele samenleving (Blommaerts, 2011, p. 26). Een voorbeeld van een nieuwe reglementering is de wetgeving om de Belgische nationaliteit te verkrijgen. Momenteel is de laatste verandering doorgevoerd in 2012 die de procedure om de Belgische nationaliteit te verkrijgen, heeft verstrengd omwille van de Europese vluchtelingencrisis. De voorwaarde die toegevoegd is, heeft te maken met de talenkennis van één van de drie landenstalen, indien de persoon niet in België is geboren (Myra, 2018, p. 17; Justitie, 1984, p. 10100).

Aan deze regel zijn tal van andere vragen gekoppeld zoals ‘Is het onderwijs aangepast en toegankelijk voor anderstaligen om Nederlands te leren?’, ‘Hoe kan het basisonderwijs drempelverlagend werken voor anderstalige gezinnen?’, … . Het onderwijs is veranderend door de multiculturaliteit. Beleidsmatig is de kern van deze verandering vooral gericht op taal. Het begrijpen, lezen en spreken van het Nederlands is het uitgangspunt voor een succesrijke schoolcarrière. Het onderwijs in Vlaanderen is hierdoor eentalig in de klas (Van Avermaet, 2017, p.

44; Van Belle, 2017, p. 39). Uit onderzoek blijkt dat de meerderheid van de leerkrachten dit doortrekken naar de speeltijden en naar de ouders. Het eentalig denken van leerkrachten hangt samen met een lager vertrouwen van diezelfde leerkrachten in hun leerlingen. Leerkrachten geven aan schrik te hebben voor het verlies van controle wanneer er meerder talen zouden geïntegreerd worden in de klas. Nochtans kan hierbij een kanttekening gemaakt worden. Er is namelijk geen wetenschappelijk bewijs voor de voordelen of nadelen van het voeren van een eentalig onderwijs.

Zo blijkt bijvoorbeeld uit onderzoek dat het spreken van een andere taal op de speelplaats geen negatieve impact heeft op de schoolse vaardigheden (Van Avermaet, 2017, p. 47).

Ouderbetrokkenheid is ook een belangrijke meerwaarde voor leerkrachten en directie binnen het onderwijs. Hierbij is het voor scholen aan te raden om zo laagdrempelig mogelijk te werken om het maximale uit de ouderbetrokkenheid te halen. Zaken waar ouders het meest op stuiten zijn formele communicatie en woordgebruik, de afwezigheid van een contactpersoon, niet weten waar heen te kunnen met hun vragen, te weinig respons krijgen op hun vragen, … . Dit blijkt uit een

(18)

18 onderzoek in Groot-Brittannië (Davies, Ryan, & Tarr, 2011, p. 2). Dit geldt eveneens voor andere diensten buiten de scholen zoals opvang, buitenschoolse activiteiten, jeugdbewegingen, en dergelijke en in het bijzonder voor ouders die zelf het Nederlands moeilijk beheersen. Om ouders bij te staan in het ondersteunen van de tweetaligheid van hun kind zijn er verschillende diensten waar het gezin bij te recht kan. Daarnaast zijn er verschillende brochures te raadplegen met tips en handvaten en natuurlijk heeft het internet veel informatie te bieden. Diensten die informatie kunnen bieden zijn Kind en Gezin, cursussen Nederlands voor volwassenen en cursussen Nederlands voor kinderen, scholen, centrum leerlingenbegeleiding, opvoedingswinkel. Daarbij heeft de universiteit sinds kort een folder uitgebracht met concrete handvaten en tips over hoe ouders meertaligheid kunnen stimuleren. Op het internet zijn er via verschillende betrouwbare websites zoals het tijdschrift ‘Klasse’ verschillende taalfiches en pictogrammenlijsten heeft uitgebracht voor in de klas en voor thuis (Hullebroeck, 2017, z.p.; Forum, 2014, p. 5).

Als gezinswetenschapper en als mens vind ik de multiculturele samenleving een uitdagend en actueel onderwerp wat verschillende vraagstukken met zich meebrengt waar iedereen in het dagelijkse leven mee in contact komt en een grote impact heeft op de toekomst. Zoals hierboven beschreven, is taal één van de belangrijke aspecten binnen het vormen van een multiculturele samenleving en het integratieproces. Omdat ik mezelf, als persoon en als Belg, verantwoordelijk voel om mijn steentje bij te dragen bij het vormen van een multiculturele en positieve samenleving, ben ik op zoek gegaan naar vrijwilligersorganisaties die zich hiervoor inzetten. Via de stadsdiensten ben ik terecht gekomen bij het taalproject De Kriebelkoffer. Het is een taalproject dat hulp biedt aan gezinnen met kleuters waar de moedertaal niet het Nederlands is. Bij de kinderen is vaak een taalachterstand of probleem vast gesteld door de scholen. Jonge kinderen die een taalachterstand of probleem hebben ontwikkeld, kunnen terecht bij het taalproject De Kriebelkoffer. Leren spreken en communiceren is voor de sommige kleuters geen gemakkelijke fase terwijl het voor anderen net heel gemakkelijk verloopt. De gezinnen die deelnemen aan het taalproject spreken thuis vaak niet als moedertaal het Nederlands waardoor de kans groter is dat de kinderen in het kleuteronderwijs problemen krijgen met communiceren. Deze gezinnen worden opgezocht door De Kriebelkoffer en zo goed als mogelijk geholpen via huisbezoeken door vrijwilligers. Tijdens de huisbezoeken worden er interactieve spellen en activiteiten gedaan om het Nederlands op een speelse manier bij te schaven. Tevens worden de ouders ondersteund in het leren ondersteunen van hun kind en leren ze een netwerk kennen van jonge gezinnen die allemaal deelnemen aan het taalproject De Kriebelkoffer.

(19)

19

Hoofdstuk 2 Probleemstelling

De laatste jaren is er een meer dynamisch en veranderend maatschappijbeeld te zien. Er is al enkele jaren een stijging te zien van het aantal personen van buitenlandse origine die naar Europa migreren omwille van uiteenlopende redenen. Deze stroom kan zorgen voor nieuwe kansen, mogelijkheden en een verrijking op allerlei niveaus maar ook voor overbevolking, beïnvloedingen van nieuwe waarden en normen en conflicten. Er komen namelijk steeds meer culturen, tradities, talen samen wat de samenleving complexer maakt. Deze complexe en multiculturele samenleving gaat gepaard met een tendens van toenemende controle op zowel micro-, meso-, en macrovlak. Dit zorgt voor verschillende maatschappelijke vraagstukken waarin multiculturaliteit een grote rol speelt zoals

‘Waar mag er religieuze kledij gedragen worden zoals een hoofddoek?’, ‘Welke kennis van België moeten allochtonen bezitten?’, ‘Moet iedereen de Nederlandse taal beheersen?’, … (Cliteur, 2011, p. 13; Veenman, 2002, p. 14).

Taal is ook een belangrijk aspect bij integratie. Mensen moeten met elkaar kunnen communiceren, elkaar begrijpen en contact kunnen maken met de omgeving en de cultuur. Kortom, zich eigen en verstaanbaar maken in een maatschappij en het vormen van een identiteit. Kind en Gezin speelt een grote factor binnen de taalontwikkeling van het kind maar ook bij de taalontwikkeling van het kind en het gezin met een andere moedertaal. Er zijn verschillende diensten opgezet door de overheid die meewerken aan de integratie van allochtonen door in te zetten op het Nederlands (Kind en Gezin, 2010, p. 7; Kind en Gezin, 2017, z.p.; Vlaamse regering, 2016, p. 6).

De gemeente Dilsen – Stokkem heeft zich eveneens geëngageerd om meet taal aan de slag te gaan bij anderstalige jonge gezinnen. Dit trachten ze waar te maken met het taalproject De Kriebelkoffer van de dienst welzijn – vrije tijd – cultuur (WVC), in samenwerking met het OCMW Dilsen – Stokkem en in overleg met de basisscholen uit de buurt en het lokaal onderwijsplatform.

(20)

20

Hoofdstuk 3 Praktijkgerichte probleemverkenning

3.1 Het taalproject De Kriebelkoffer

Het taalproject De Kriebelkoffer is opgericht in het jaar 2005. Het is opgestart door de stad Dilsen – Stokkem met geld dat de overheid heeft vrij gemaakt om projecten mee op te starten vanuit het flankerend onderwijsbeleid. Dit beleid financiert buitenschoolse, gemeentelijke projecten die de schoolse loopbaan voor kinderen vergemakkelijkt. Nadien heeft de gemeente het taalproject De Kriebelkoffer en een project omtrent huiswerkbegeleiding verder gefinancierd onder de vorm van

‘gezinsondersteunend aanbod om onderwijskansen te vergroten’. De gemeente is verder met het project in zee gegaan omdat het wel degelijk zijn vruchten afwierp. In 2013 door de sluiting van de fabriek ‘Ford’ in Genk zijn er veel ouders werkloos geworden en deze dreigden in kansarmoede te geraken. De overheid heeft een budget vrij gemaakt om dit probleem aan te pakken. Dit budget werd verdeelt onder de OCMW ’s in Limburg onder de vorm van SALK – middelen om te gebruiken tijdens de periode tussen 2013 en 2019. SALK is de afkorting van het ‘Strategisch Actieplan voor Limburg in het Kwadraat’ en heeft als doel de socio – economische impact van de sluiting te verminderen. Onder andere wilde de overheid met dit project kansarmoede bij gezinnen voorkomen (Limburg, 2018, z.p.). Het OCMW Dilsen – Stokkem heeft een deel van dit geld geïnvesteerd in het taalproject De Kriebelkoffer. Vanaf januari 2020 stopt het SALK plan en zal de gemeente het project dus weer volledig zelf financieren. Momenteel leeft nog 14 procent van de gezinnen in kansarmoede in Dilsen – Stokkem en zijn er veel kinderen in scholen die het Nederlands niet voldoende beheersen naar de eindnormen van het onderwijs. Een reden te meer om in te zetten op het project.

Het project bouwt een netwerk op van verschillende partners om zo de kwaliteit te verbeteren. De verschillende diensten die een partner zijn van De Kriebelkoffer zijn het lokaal onderwijsplatform, het centrum voor leerlingenbegeleiding, de bibliotheek, het project ‘Vriend en Taal’ en ‘Narrata’, de opvoedingswinkel, het buurtwerk, speelpleinwerking en de buurgemeenten. Deze organisaties worden ingezet voor uiteenlopende verzoeken gaande van opvoedingsondersteuning geven aan ouders tot het meegeven van tips omtrent taalverwerving aan de vrijwilligers. Deze zullen in de volgende paragrafen uitgelegd worden.

Het taalproject De Kriebelkoffer start elk jaar begin september met de bekendmaking en het op zoek gaan naar vrijwilligers. Het project zoekt vrijwilligers die de Nederlandse taal goed beheersen, open staan voor diversiteit en tijd hebben om zich wekelijks in te zetten voor het project.

Bijkomende sociale, creatieve en oplossingsgerichte eigenschappen zijn altijd handig maar het is niet noodzakelijk. Het project bestaat uit een team van vrijwilligers waarin men elkaar ondersteunt.

Hierna contacteert de verantwoordelijke van het taalproject, werkzaam als ambtenaar bij de dienst WVC, de scholen. De leerlingenbegeleiders van het CLB op school of de directie van de school wordt ingelicht via email met informatie over het project en met de vraag of ze zouden willen deelnemen.

Indien de school toezegt, zullen de leerkrachten van het kleuteronderwijs, het eerste leerjaar en de zorg ingelicht worden over de visie en werking van De Kriebelkoffer. Aangezien het schooljaar op dat moment al enkele weken bezig is, hebben de leerkrachten al een bepaald beeld van het kunnen en de mogelijkheden van ieder kind. Er zijn kinderen die het Nederlands als moedertaal beheersen en er zijn kinderen voor wie Nederlands een tweede taal is. Bij beide groepen kunnen taalproblemen

(21)

21 en achterstanden voorkomen maar bij dit taalproject wordt de nadruk gelegd op de tweede groep (Savelkoul, z.d., p. 1). Kleuters voor wie Nederlands niet de moedertaal is, is een zeer grote en diverse groep. De verschillen en de oorzaken van de taalachterstanden en problemen zijn zeer uiteenlopend wat het probleem complex maar uitdagend maakt. Dit wordt beïnvloed door veel externe en interne factoren die van invloed zijn op het kind zoals de leeftijd waarop het kind begint met praten, de taalbeheersing van de ouders, de mate van communiceren thuis, de mate van het in contact komen met het Nederlands in de omgeving, het leervermogen van het kind, … (Schaerlaekens, 2017, z.p.).

Jaarlijks worden er gemiddeld 13 vrijwilligers ingezet die instaan voor de wekelijkse begeleiding van gemiddeld 25 gezinnen. Ieder jaar bereiden deze aantallen uit, al geeft de verantwoordelijke van het taalproject aan dat het niet gemakkelijk is om jaarlijks genoeg vrijwilligers bij elkaar te krijgen.

Het aanwerven gebeurt via bekendmaking bij andere organisaties waar vrijwilligers aan deelnemen, via de bekendmaking bij jeugdverenigingen en kennissen, via bekendmaking in het maandelijks infoblad van de gemeente, via de website en sociale media van de gemeente en de dienst WVC. De vrijwilligers worden samengebracht op maandelijkse vergaderingen om de werking met de gezinnen te bespreken, de gezamenlijke bijeenkomsten voor te bereiden en eventuele vormingen of teambuildings te doen (Savelkoul, z.d., p. 1). Vormingen en teambuildings worden gegeven door een medewerker van de bibliotheek waar het aanbod van boeken voor kinderen en anderstaligen wordt besproken, een medewerker van de opvoedingswinkel voor tips bij het ondersteunen van ouders en kinderen in de meertalige opvoeding, het project ‘Vriend en Taal’ die volwassenen ondersteunen in de Nederlandse taal en het project ‘Narrata’ die instaan voor het bevorderen van voorlezen en vertellen in gezinnen via verscheidene methodieken en dergelijke. Er wordt ieder jaar één vorming gedaan op het einde van het schooljaar. Deze vorming wordt gegeven voor alle projecten en diensten in de stad die rond taal werken. (Agentschap integratie en inburgering, 2018, z.p.; Kind en Gezin, 2017, z.p.; Stadsbestuur Dilsen – Stokkem, 2016, z.p.; Narrata, 2018, z.p.).

Het CLB en de directie van de school zal, in samenspraak met de leerkrachten, verschillende kinderen doorsturen naar het taalproject met de vraag voor extra taalstimulatie omwille van een taalachterstand of probleem. Het zijn kinderen die omwille van een samenloop van factoren, een verminderde taalontwikkeling ondervinden en door het taalproject De Kriebelkoffer een kans krijgen op extra hulp samen met hun gezin. Ieder gezin wordt gekoppeld aan één vrijwilliger die het gezin onder zijn hoedde neemt. Het gezin wordt gecontacteerd door de vrijwilliger via sms, telefoon of een kort bezoek met de uitleg van het taalproject en een uitnodiging om de eerste startactiviteit van het project bij te wonen in het buurthuis. De ouders en kinderen worden vrijblijvend uitgenodigd, er hangen geen verplichten aan het taalproject vast. Op deze startactiviteit wordt ieder gezin aan een vrijwilliger gekoppeld. Deze vrijwilliger zal vanaf dan iedere week een uur op huisbezoek gaan bij het gezin om rond taal te werken met de aangeschreven kleuter en met eventuele broers en zussen. De uren bestaan uit spelen, lezen en knutselen in eenzelfde thema. Het thema wordt gekozen in overleg met de vrijwilligers tijdens de startvergadering. Dit jaar is het thema ‘gezondheid’. Het eerste trimester zal er gewerkt wordt rond het deelthema ‘fruit’ en het deelthema van het volgende trimester zal gekozen worden aan de hand van het verloop en de

(22)

22 interesses van het eerste trimester. De huisbezoeken worden op voorhand uitgewerkt door de vrijwilliger van het gezin en op maat van de kleuter zijn interesses en leervermogen (Savelkoul, z.d., p. 1).

Het taalproject is gericht op kleuters en kinderen uit het eerste leerjaar vanwege de ontwikkelingsfase waarin het kind zich bevindt (Savelkoul, z.d., p. 1). In de kleutertijd worden woorden gecombineerd tot zinnen en bereidt de woordenschat en de lengte van zinnen en verhalen enorm uit (Kind en Gezin, 2017, z.p.). Tevens neemt het egocentrisch taalgebruik, het tegen zichzelf spreken, af en neemt het sociaal taalgebruik toe. Onder sociaal taalgebruik verstaan we communiceren naar een ander toe met als doel begrepen te worden, communiceren als interactie.

Taal is een belangrijk thema binnen deze fase van ontwikkeling. Daarnaast wordt deze fase en de voorgaande fases gezien als de periode waarin een nieuwe taal het snelst kan worden aangeleerd (Feldman, 2013, p. 279). De ouders en andere gezinsleden worden ook betrokken vanuit verschillende perspectieven. Ten eerste om eventueel hun Nederlands te bevorderen. Daarnaast is het ook belangrijk om te leren hoe het kind thuis gestimuleerd kan worden. Er worden ook vaak tips besproken zoals kijken naar het jeugdjournaal, boeken lezen en er worden andere projecten rond taal en integratie aanbevolen zoals ‘Vriend en Taal’, … . Het doel is dat de ouders en eventueel andere gezinsleden mee betrokken geraken bij de sessies (Kind en Gezin, 2017, z.p.; Savelkoul, z.d., p. 1).

Naast deze huisbezoeken is er om de twee maanden een gezamenlijke bijeenkomst waar de ouders, de kinderen en de leerkrachten op uitgenodigd worden. Er is een volledig programma opgemaakt voor de kinderen rond spelen, lezen en knutselen. De zaken die ze de voorbije weken hebben geleerd, komen hier aanbod. Voor de ouders worden er eveneens sessies gegeven door bijvoorbeeld de opvoedingswinkel. Deze geeft praktische tips en tricks over hoe om te gaan met taal bij kinderen, verdere uitleg over andere diensten waar het gezin bij terecht kan en er worden in groep verschillende stellingen besproken omtrent opvoeding. Daarbij zijn er nog diensten aanwezig om bekendheid te verwerven bij de ouders. Deze diensten zijn de bibliotheek, het project ‘Vriend en Taal’ en het project ‘Narrata’. Niet alle diensten zijn altijd aanwezig, dit wisselt zich af. In april, wanneer het taalproject is afgelopen, vindt er een diploma-uitreiking plaats waar het kind en zijn gezin beloond worden voor hun vorderingen en hun doorzettingsvermogen (Savelkoul, z.d., p.1).

De Kriebelkoffer wordt gezien als een project dat kansenverbredend is op het vlak van integratie in de samenleving door de Nederlandse taal te stimuleren bij allochtone gezinnen op een zo laagdrempelig mogelijke manier (Stadsbestuur Dilsen – Stokkem, 2016, z.p.). Het taalproject De Kriebelkoffer stamt af van het project ‘De Babbeldoos’ wat opgestart is door het schoolopbouwwerk team uit Maasmechelen. De Babbeldoos is ontstaan doordat het schoolopbouwwerk merkte dat ze met hun activiteiten te weinig anderstalige kinderen bereikten. De kinderen begrepen vaak de uitleg van de activiteiten niet en haakte hierdoor af. Om het probleem aan te pakken, is er een analyse opgesteld met verschillende doelen. Het schoolopbouwwerk wilde een project opstarten waarbij kinderen door middel van interactie bij spel en activiteiten aan taalverwerving deden.

Hetgeen als belangrijk werd beschreven, was dat de kinderen het project moesten zien als een

(23)

23 spelnamiddag, niet als een namiddag om taal bij te leren. Ze wilden een minder formeel milieu creëren dan op school, waardoor er meer spontaniteit en speels leren zou gecreëerd kunnen worden. Om het project niet te doen falen, hebben ze hun taalkundige visie en werking laten onderbouwen door een professioneel supervisieteam uit de Katholieke Universiteit Leuven.

Bijkomend werd er veel belang gehecht aan de relaties met de ouders en de scholen. De leerkrachten werden telkens ingelicht over en uitgenodigd voor de activiteiten die wekelijks plaatsvonden. Hierdoor kon de leerkracht het kind op een andere manier leren kennen en zien hoe het kind zijn interactie en welbevinden in de klas en tijdens het project groeide. De relatie met de ouders werd ook onderhouden door ouderactiviteiten te organiseren waarbij de kinderen, ouders en leerkrachten met elkaar in contact werden gebracht. Hierdoor konden de ouders en leerkrachten met elkaar in gesprek gaan vanuit een ander soort betrokkenheid (Herfst, & Voorjans, 2002, p. 55).

Het verschil tussen de twee taalprojecten uit Maasmechelen en Dilsen-Stokkem zit in de relatie met de school en de ouders en het verschil in de werking. De Kriebelkoffer is in het schooljaar van 2005 gestart met het project in het buurthuis waarbij er samen met buurtopbouwwerkers en vrijwilligers activiteiten werden gedaan met anderstalige kinderen om hun taalverwerving te stimuleren. Het was zeer moeilijk om de scholen hierbij te betrekken aangezien deze zich afzijdig hielden. Nadien is het project geëvalueerd naar een huiswerkbegeleiding in het buurthuis en gevolgd door huisbezoeken bij de gezinnen thuis. Zowel De Kriebelkoffer als De Babbeldoos zijn aparte taalprojecten onder de noemer ‘gezinsondersteunend aanbod om onderwijskansen te vergroten’.

De Kriebelkoffer is overgestapt naar huisbezoeken om een groter aantal gezinnen te bereiken en meer gezinsgericht te kunnen werken. Daarnaast was het budget verkleint wat aangeboden werd door de overheid waardoor er geen geld meer was om één voltijdse persoon enkel op het project te zetten. Deze voltijdse arbeider verzorgt nu verschillende projecten omtrent integratie en taal bij anderstalige nieuwkomers. Toch is de betrokkenheid van de ouders en de school heel groot bij De Babbeldoos, zoals hierboven beschreven, terwijl dit bij De Kriebelkoffer nog niet volledig op punt staat. Wel probeert men scholen en ouders te stimuleren via uitnodigingen, mails, bezoeken, brieven en dergelijke meer om de ouderbetrokkenheid naar een hoger level te krijgen (Herfst, &

Voorjans, 2002, p. 55). Momenteel wordt het taalproject ook verdergezet in Kinrooi onder de naam

‘Kwebbeldoos’ door een vrijwilligster die vorig jaar meedeed in Dilsen – Stokkem. Zij werkt als arbeider voor de gemeente Kinrooi en heeft hier hetzelfde project geïntegreerd. Momenteel neemt zij de werking over van De Kriebelkoffer en door de jaren heen zullen hier aanpassingen en aanvullingen aan gedaan worden, op maat van de kinderen uit Kinrooi (Herfst, & Voorjans, 2002, p.

55).

Om het werkjaar af te sluiten, wordt er jaarlijks een evaluatievergadering georganiseerd door de verantwoordelijke voor de vrijwilligers. Tijdens de vergadering worden de verschillende gezinnen overlopen, de aandachtspunten besproken en feedback op het feedback op het taalproject gegeven. Eén van de aandachtspunten is de ouderbetrokkenheid. Dit wordt aangehaald met als doel de ouders te blijven aansporen met aanlokkende argumenten om aanwezig te zijn op gezamenlijke bijeenkomsten en huisbezoeken. De startactiviteit werd als zeer goed bevonden door de meeste vrijwilligers omdat het drempelverlagend werkt naar het eerste huisbezoek toe voor

(24)

24 zowel het gezin als de vrijwilliger. Tijdens deze startactiviteit kan er kennisgemaakt worden met de gezinnen en vrijwilligers, worden er datums geplant voor de eerste huisbezoeken en wordt er door de verantwoordelijke een overzicht gemaakt van de verschillende moedertalen. Deze activiteit werd vorig jaar voor de eerste keer georganiseerd en het was meteen een groot succes. De helft van de deelnemende gezinnen waren namelijk aanwezig. Nadien startten de huisbezoeken. De meeste vrijwilligers namen voor het eerste jaar deel aan het project maar waren lovend over de huisbezoeken. Tijdens de evaluatievergadering stemde iedereen voor om volgende werkjaar terug te starten met een nieuw thema en om de afwisseling tussen lezen, spelen en knutselen te behouden. Wat voor iedereen bijgebleven is, is de op maat gerichte werking per gezin. Ieder gezin is anders, heeft andere mogelijkheden en behoeftes waar de vrijwilliger op moet leren inspelen.

Hierdoor was voor iedereen de ervaring met De Kriebelkoffer deels verschillend. De vrijwilligers ervaarden het taalproject positief om met nieuwe culturen, tradities en gewoontes in contact te komen. Wel zaten velen met de vraag of het project effect heeft bij de taalstimulering en de openheid van de kleuter. Het antwoord hierop is afhankelijk van veel verschillende factoren. Wel was iedereen het er over eens dat het kind sowieso wekelijks een leuk moment achter de rug heeft gehad. De meeste vrijwilligers zagen het kind openbloeien in hun relatie met het kind. De ouders hebben, afhankelijk van hun participatie en betrokkenheid, tips en handvaten aangereikt gekregen en hebben de vrijwilliger laten binnen kijken in hun gezin. De vrijwilliger en het gezin hebben geleerd van elkaar (Savelkoul, z.d., z.p).

Als eigen aanvulling bij deze evaluatie, vond ik het leren kennen van een nieuwe cultuur en een nieuw gezin zeer fijn en leerrijk. Toch vond ik het op maat gericht werken per gezin niet altijd even gemakkelijk. Het was moeilijk om niet op mijn gewone denkpatroon terug te kunnen vallen. Door het cultuurverschil heb ik mijn denkpatroon moeten aanpassen en verder leren kijken dan mijn eigen leefwijze. Ik ben blij dat ik me hier nog steeds bewust van ben en erbij kan stilstaan. Ik ben van mening dat er in iedere cultuur en omgangswijze positieve en negatieve aspecten zitten. Om een voorbeeld te geven, vond ik het bijvoorbeeld moeilijk om de ouders van het kind geëngageerd te krijgen voor hun deelname aan het project. Mijn gezinnen vonden de huisbezoeken fijn maar voelden zich niet geroepen om naar de gezamenlijke bijeenkomsten te komen. Hun aansporen en activeren met verschillende argumenten vond ik moeilijk aangezien ik niet begreep waarom ze zich iedere keer afmelden. Dit is een veelvoorkomend probleem binnen het taalproject. De drempel voor de gezinnen moet verkleind worden en de gezinnen moeten meer geënthousiasmeerd worden om naar het buurthuis te komen.

De gezamenlijke bijeenkomsten werden ook geëvalueerd. De structuur bij de bijeenkomsten zit prima. Er is een goed evenwicht tussen passief en actief. Meerdere vrijwilligers gaven wel aan dat de verschillende activiteiten beter op elkaar moesten aansluiten. Er is gezamenlijk een oplossing gevonden voor dit probleem wat volgend jaar gebruikt zal worden tijdens de bijeenkomsten.

Volgend jaar zullen de activiteiten aangekondigd worden door een vaste handpop die wordt bediend door een vrijwilliger. Over de taakverdeling was ook iedereen tevreden. Wel werd er aangegeven dat het nog handiger zou zijn, moest deze net voor de aanvang van een bijeenkomst nog eens overlopen worden. Als volgt wordt er nog gepleit naar de vrijwilliger toe om de versjes en liedjes vanbuiten te leren, dit geeft een goed en georganiseerd beeld naar de gezinnen toe en zorgt voor meer enthousiasme. De diensten die meewerken aan het project gaven aan dat ze de

(25)

25 gezamenlijke bijeenkomsten zelf heel fijn vinden, drempelverlagend en leerrijk, zowel voor hunzelf als voor de ouders (Savelkoul, z.d., z.p).

.

3.2 Beschrijving van een concrete gezinssituatie

Als concretisering van de praktijkgerichte probleemverkenning voeg ik ook een beschrijving van een gezinssituatie toe. De gezinnen die deelnemen aan De Kriebelkoffer worden niet bij hun eigenlijke naam genoemd in verband met de privacy. De namen worden tussen de school en De Kriebelkoffer uitgewisseld en verder niet. De naam ‘Enes’ is een fictieve naam, evenals de plaatsnamen.

Een van de gezinnen die hulp krijgt van De Kriebelkoffer is het gezin van Enes. Hij is een jongen van 6 jaar uit de derde kleuterklas. Zijn gezin bestaat uit een moeder, vader, broer en zus. Zijn broer en zus zijn een tweeling en zitten momenteel in het middelbaar onderwijs. Het gezin is van Turkse afkomst en zijn de tweede generatie binnen hun familie die in België verblijft. Dit wil zeggen dat hun grootouders van Turkije naar België zijn verhuisd en hun ouders in België zijn opgegroeid. De moeder van Enes vertelt me dat zij als kind en als gezin vroeger vrij geïsoleerd leefden. Ze woonden in een wijk waar meerdere gezinnen zich vestigden die, net zoals zij, uit Turkije waren geïmmigreerd. Dit maakte dat er zeer veel Turks gepraat werd, zowel thuis als op straat. Haar ouders spraken amper tot geen Nederlands omdat ze er zeer weinig mee in contact kwamen en dit contact ook zoveel mogelijk meden. Ze leefden met het doel ooit terug te gaan naar hun thuisland waardoor het vormen van nieuwe contacten, Nederlands leren en integreren voor hun niet belangrijk was. De ouders van Enes zelf spreken wel goed Nederlands. De vader van Enes kan ook lezen en schrijven in het Nederlands en spreekt met collega’s op het werk Maaslands dialect. Voor de moeder van Enes is lezen en schrijven vrij moeilijk. De reden daarvoor is mij niet bekend. Ze gaan meer naar de lokale winkels die opgericht zijn door personen van Turkse origine en wonen in een meer multiculturele wijk met vooral gezinnen van Turkse en Marokkaanse origine. Kortom, ze willen dat hun cultuur en origine behouden blijft binnen hun gezin en in de maatschappij.

De mama van Enes vertelt me dat dit deels komt doordat haar eigen ouders zelf moeite hebben gehad met hun integratieproces. Haar ouders hebben de integratie van hun gezin zo klein mogelijk gehouden, aangezien het niet als belangrijk werd aanzien. Ze zagen zichzelf niet hun hele leven doorbrengen in België waardoor integratie een futiliteit werd. Dit zorgt ervoor dat het gezin van Enes veel Turks thuis spreekt, er naar de Turkse televisie wordt gekeken, er weinig boeken worden gelezen. Dit is niet bevorderend voor de taalstimulatie van de ouders en van de kinderen. De oudere kinderen in het gezin zijn wel perfect tweetalig en kunnen het Nederlands schrijven en lezen. Zij leren dit op school en de ouders stimuleren hun hierin door extra lessen te nemen, aan te zetten tot het maken van huiswerken, en dergelijke meer.

Enes zelf heeft veel moeite met het Nederlands. Zijn moeder vertelde me dat hij pas is beginnen praten vanaf zijn vierde jaar. Het was zeer moeilijk om hem te stimuleren om te praten. Dit streefde niet met de informatie van Kind en Gezin die aangaven dat een kind al vlot kan praten vanaf zijn derde levensjaar. Hij zit momenteel op de eerste kleuterklas en zijn leerkracht heeft hem laten deelnemen aan het taalproject De Kriebelkoffer omdat zij een taalachterstand zag bij Enes. Ik heb

(26)

26 zelf contact gehad met zijn leerkracht tijdens een gezamenlijke bijeenkomst om te vragen hoe zij het probleem precies zag en of zij eventueel tips had om de taalachterstand aan te pakken. De leerkracht vertelde me dat ze veel tijd moest steken in het overbrengen van zinnen voordat hij de boodschap begreep. Ze gaf dat Enes woorden vaker wel begrijpt tijdens één op één begeleiding maar dat hier helaas niet veel tijd voor is in de klas. Dit maakt dat Enes in groep vaak overspoelt wordt door gesprekken en verhalen die hij niet begrijpt, wat er voor zorgt dat hij onzeker wordt om zelf te spreken en contact te zoeken.

Het onderwijs speelt ook een belangrijke rol in het integratieproces van kinderen en gezinnen. Zij spelen een rol bij het aanleren van de taal, het leren over culturen en zij hebben een sociale brugfunctie tussen allochtone en autochtone kinderen en ouders. Leerkrachten vormen een toegankelijke figuur voor de ouders en vormen de brug tussen de samenleving, de Vlaamse maatschappij en een nieuw sociaal netwerk van jonge gezinnen. Het onderwijs en de leerkrachten individueel spelen dus een zeer belangrijke rol bij jonge gezinnen waarbij openheid een zeer belangrijke competentie is (Bosdriesz, & Kenkel, 2006, p. 40).

In Enes zijn geval is dat niet anders. Hij is uiteraard niet de enige allochtoon in zijn klas en wordt vooral niet op die manier geëtiketteerd. Hij wordt gezienals een kleuter met zijn eigen specifieke ontwikkelingsvraag, net als iedere andere kleuter. De school waar Enes naar toe gaat, ligt kort bij een multiculturele wijk waardoor er een grote diversiteit is van kinderen van verschillende afkomst in de klas. Kleuters zelf merken vrij weinig verschil onderling. Of hun speelmaatje nu van Turkse, Italiaanse of Belgische origine is, maakt voor het kind geen verschil wanneer ze beide graag voetballen spelen. Toch schuilt er vaker een verschil in taalontwikkeling, al mag dat absoluut niet gegeneraliseerd worden voor de volledige doelgroep allochtonen. Enes is één van de kinderen die hiermee worstelt zoals hierboven vermeld is. Zijn leerkracht vertelde me dat hijzelf een eigen taal heeft ontwikkeld die hij ziet als het Nederlands. Deze taal bestaat uit Turks, Nederlands en verzinsels die hijzelf heeft gecreëerd over de twee talen heen. Het is voor hem erg moeilijk om de twee talen van elkaar te scheiden en gecontroleerd te gebruiken. Het Nederlands dat hij spreekt in de klas en tegen vrienden is daarom maar vrij beperkt. Enes merkt wel dat er een taalverschil is wanneer hij in interactie treedt in de klas, waardoor hij zich eerder afzijdig houdt tijdens een gesprek.

Ik ben via De Kriebelkoffer met hem aan de slag gegaan tijdens de thuisbezoeken iedere week. De ouders vinden het heel fijn dat Enes kan deelnemen aan het taalproject en zien dit ook als een kans om hulp te krijgen bij het maken van huiswerk. Uiteraard kan de vrijwilliger meehelpen met het huiswerk van het kind, maar dit is niet de hoofdopzet van een huisbezoek. Ik heb Enes en zijn ouders aan het begin van het schooljaar uitgelegd dat ik de tijd wil verdelen zodat er tijd is om het huiswerk te maken en om spellen te spelen omtrent taal. Dit begrepen de ouders en Enes en stemde hiermee akkoord. Als begeleider, vind ik het moeilijk verbaal en non-verbaal tot Enes door te dringen. Als voorbeeld hiervan duurt het vaak vrij lang om een oefening uit te leggen, dit probeer ik op verschillende manieren en met verschillende, gemakkelijke woorden. Doordat Enes de uitleg niet snapt, door onwetendheid, raakt hij gefrustreerd en wil hij het opgeven. Dit uit zich in wenen, weglopen, boos zijn, niet willen praten en dergelijke. Hij tracht me uit te leggen wat hij bedoelt in een taal die ik niet begrijp, een combinatie van verschillende talen door elkaar. Wanneer hij ziet dat ik hem niet begrijp, gaat hij het met zijn handen proberen uit te beelden. Ik probeer verschillende zaken te achterhalen wat hij graag wilt zeggen, maar dit lukt niet altijd. Nadien begint hij vaak te

(27)

27 wenen en wordt hij boos door met zijn handen op de tafel te liggen en luider te praten. Als laatste aspect is er de reactie van anderen. In het begin van de lessen troostte ik hem meestal, spoorde ik hem aan om de oefening toch nog eens te proberen of met de volgende oefening te starten. Zijn mama hoorde meestal ook wanneer Enes gefrustreerd geraakte en communiceerde in het Turks met hem om aan te geven dat hij moest verder gaan met de oefeningen. Het kon ook gebeuren dat zijn moeder kwaad werd en hij op deze manier uiteindelijk geschrokken en boos terug mee ging doen. Als begeleider voelde ik me radeloos en machteloos omdat ik vaak niet wist wat het kind bedoelde en wat de ouders tegen het kind vertelden.

Als reactie hierop heb ik gewerkt met twee verschillende vingerpoppetjes. Tijdens de huisbezoeken was er één vingerpop voor hem en één voor mij. Hij kon praten via zijn vingerpop tegen mijn pop wanneer hij dat wilde. Hij praatte via de vingerpop in een andere taal en hij wist dat mijn vingerpop enkel Nederlands kon. Door het ludieke en het magische van de poppen, raakt hij minder gefrustreerd. De poppen zorgden voor een speelse tussenweg, het onrechtstreekse contact zorgde ervoor dat hij kalmer werd. Na enkele lessen ging hij ook waarde hechten aan de pop en vroeg hij er iedere les naar. Zijn Nederlands werd hierdoor veel spontaner en interactiever, zijn woordgebruik was soms fout maar via de vingerpop liet hij zichzelf toe om fouten te maken. Het is dus wel een zeer intelligente jongen die opener is geworden en zijn welbevinden op deze manier ook liet blijken.

Verder heb ik in de lessen ook meer met prenten gewerkt waarbij hij of ik vertelde wat er op de prenten te zien was. Hij raakte na een bepaalde periode comfortabel met deze methodiek wat goed was voor onze relatie. Enes heeft een heel grote fantasie die naar boven komt wanneer hij verhalen kan en durft te vertellen. Via de prenten vertelde hij lange verhalen waarmee ik met hem in interactie kon treden. Toch raakte hij vrij snel afgeleid bij rustige spellen. Hij verkiest meer voor actievere spellen zoals knutselen, rennen, bordspelen, … . Door zijn fantasie, geeft hij ook liever een eigen invulling aan spellen. De spelregels hebben we nooit gevolgd, hij maakte er zelf en verzon een tal van nieuwe regels. Dit gaf voor mij het gevoel dat hij zich op zijn gemak voelde en open durfde te vertellen. Hier paste ik de invulling van de huisbezoeken dan aan.

De ouderbetrokkenheid bij de lessen is verschillend. De ouder heeft wilt het kind Nederlands graag leren en wil dat het kind het goed doet op school. Dit uit ze door educatieve spellen aan te kopen, samen het huiswerk proberen te maken, wekelijks een logopediste te raadplegen en dergelijke meer. Hetgeen hier minder bij verloopt, is dat de ouder het huiswerk vaak zelf niet snapt aangezien ze geen Nederlands kan lezen en dus de opgave niet begrijpt. Enes snapt het huiswerk ook niet wanneer de leerkracht het hem heeft uitgelegd. De ouder vindt het dus fijn als ik iedere week langskom om een uurtje zijn taal te stimuleren.

Langs de andere kant kan de ouder zich niet volledig inleven in de visie van De Kriebelkoffer waarbij via spel en activiteiten aan taalstimulatie gewerkt wordt. Zij zou het liefst willen dat ik met het kind huiswerk en oefenblaadjes maak van de school om zijn Nederlands te bevorderen. Wanneer ik spellen speel of knutsel met Enes heeft zij niet de indruk dat haar kind aan het bijleren is terwijl Enes en ik steeds conversaties voeren over de activiteit. Ik heb haar dit meermaals proberen uit te leggen en heb gekozen voor de gulden middenweg. Bij aanvang van het huisbezoek maak ik meestal een deel van het huiswerk met Enes en nadien doen we speelse activiteit. De activiteit kan als beloning

(28)

28 en motivatie dienen bij het maken van het huiswerk. De ouder wil daarnaast nog meer betrokken zijn bij De Kriebelkoffer door naar de gezamenlijke bijeenkomsten te komen maar dit lukt minder.

Bij aanvang geeft de ouder steeds aan dat zij en Enes aanwezig zullen zijn bij de gezamenlijke bijeenkomst, maar uiteindelijk komen ze bijna nooit. Toch kennen ze het buurthuis heel goed en komen ze er vaker met het gezin.

De ouder is eveneens minder betrokken bij de school. De school en de ouders hebben een verschillend standpunt over opvoeding, taalondersteuning en het doel van school. De school verwacht van de ouders dat ze hun kind beter Nederlands leren en tijdiger taken en dergelijke inleveren. De waarden en normen van de ouders liggen hier echter anders. De communicatie verloopt voornamelijk via de moeder, maar aangezien zij het Nederlands niet goed kan lezen, kan zij minder goed op de brieven van de leerkracht anticiperen. Zelf heb ik al met de leerkracht van Enes gesproken en zij geeft aan de ouders niet te kennen. Zij probeert contact te maken met het gezin maar de ouders houden zich meer gesloten en gaan hier niet op in. Hierdoor geraakt de leerkracht gefrustreerd omdat zij graag meer zou willen praten over de ontwikkeling van Enes en zijn beheersing van het Nederlands.

Voor de huisbezoeken en gezamenlijke bijeenkomsten contacteer ik de moeder van Enes via sms en what’s app. Zij heeft zelf aangegeven dat dit het gemakkelijkste voor haar is. Dit verloopt vaak prima voor de huisbezoeken, zij houden zich aan de afgesproken data en ik mag een uurtje met Enes invullen. Wanneer er een gezamenlijke bijeenkomst aankomt, stuur ik een sms vanaf het moment dat ik de data weet, geef ik een uitnodiging op papier af bij het huisbezoek en stuur ik de dag van de gezamenlijke bijeenkomst opnieuw een sms. Meestal zijn ze dan zeer enthousiast wanneer ik een uitnodiging breng en geven ze aan dat ze hun best gaan doen om er te geraken. Uiteindelijk melden ze zich de dag zelf steeds af. Ik vind het moeilijk om het gezin tot in het buurthuis te krijgen alhoewel ze bij aanvang steeds aangeven te willen komen. Bij de diploma-uitreiking heeft de verantwoordelijke van De Kriebelkoffer het gezin gebeld en erop gewezen dat het toch wel fijn zou zijn moesten ze langs komen. Enes is die dag met zijn broer en oma langs gekomen en heeft zijn diploma-uitreiking gevierd. Ik denk dat Enes het fijn zou vinden wanneer hij wat meer naar de gezamenlijke bijeenkomsten zou kunnen komen. Er zijn veel kinderen daar die hij zou kennen van school en hij zou kunnen tonen wat hij heeft geleerd de voorbije weken. De ouders kunnen er ook andere ouders leren kennen uit de buurt die in dezelfde situatie zitten en krijgen tips mee naar huis.

3.3 Veranderingsdoelen

Vanuit de probleemoriëntering en de casusbeschrijving zijn er verschillende aspecten naar boven gekomen die extra aandacht vragen en verbeterd zouden kunnen worden binnen de werking van De Kriebelkoffer en de bijhorende diensten. Als eerste vraagstuk wil ik de ouderbetrokkenheid in de verf zetten. De ouderbetrokkenheid varieert binnen ieder gezin, bepaalde gezinnen hebben de juiste motivatie en zijn maandelijks aanwezig, bepaalde gezinnen zijn ook maandelijks aanwezig maar hebben de foute motivatie en bepaalde gezinnen komen amper of nooit. Het is belangrijk om

(29)

29 de ouders mee te laten anticiperen in het project zodat de ouders kunnen bijleren hoe ze hun kind kunnen bijstaan in de meertaligheid en hoe ze zichzelf kunnen behelpen in het Nederlands. Als verbeterpunt naar De Kriebelkoffer zou ik de aandacht meer willen verleggen naar de ouderbetrokkenheid en hoe we de kwaliteit en kwantiteit hiervan kunnen verhogen. Hierbij hoort het volgende veranderingsdoel: De inhoud en methodiek van De Kriebelkoffer bijsturen door meer in te zetten op de betrokkenheid en actieve participatie van ouders bij de koffer.

Ten tweede wordt de werking draaiend gehouden door onder meer heel wat vrijwilligers die iedere week klaar staan. Zij vertegenwoordigen de organisatie naar de ouders toe en moeten voldoende informatie meedragen om hun opdrachten voldoende uit te voeren. Voor de vrijwilligers zal ik de volgende veranderingsdoelstelling formuleren: De inhoud en methodiek van De Kriebelkoffer bijsturen door meer concrete handvaten aan te reiken naar de begeleiders in het begeleiden van kleuters met een andere moedertaal. Hierdoor kunnen de vrijwilligers starten met een grote rugzak aan handvaten en tips om in concrete situatie te gebruiken en de ouders te ondersteunen.

Als laatste is de bekendmaking van De Kriebelkoffer in de gemeente en samenleving een belangrijk werkpunt. De scholen moeten weten waar de organisatie voor staat en mee deel uit maken van de organisatie door op zoek te gaan naar de gezinnen en te zorgen voor de bekendmaking bij de gezinnen. De scholen kunnen De Kriebelkoffer ook gebruiken om een minder formeel contact te kunnen vormen met de ouders. Volgend veranderingsdoel is hiervoor geformuleerd: De scholen en verschillende diensten meer betrekken bij de werking van De Kriebelkoffer om zo de kwaliteit te verbeteren.

(30)

30

Fase 2: Theoretische analyse vanuit drie invalshoeken

Hoofdstuk 1 Sociologische invalshoek

1.1 Inleiding

Als eerste zal ik de probleemstelling bekijken vanuit een sociologische invalshoek. Binnen deze probleemstelling zou ik graag de vraagstukken rond de ouderbetrokkenheid van meertalige gezinnen in kaart willen brengen in de samenleving, in de scholen en bij De Kriebelkoffer. Hier wil ik niet enkel de aandacht vestigen op de meertalige gezinnen, maar ook op de volledige samenleving, het onderwijssysteem en de drempels die er worden gevormd voor meertalige, allochtone gezinnen. Binnen De Kriebelkoffer is het soms moeilijk om de gezinnen warm te maken om deel te nemen aan het project en de randactiviteiten. In bepaalde mate wordt er al rekening gehouden met de meertaligheid van de meeste gezinnen en met de bereikbaarheid. Toch is het voor vele ouders moeilijk om de uitnodiging te ontcijferen, hulp te zoeken, contact te maken met de vrijwilliger, eigenhandig naar het buurthuis te komen. Daarnaast zien we dezelfde en deels andere drempels terugkomen bij het contact tussen de school en de ouders. De scholen waarmee De Kriebelkoffer in contact staat, geven aan dat het contact moeizamer verloopt met de allochtone gezinnen die deelnemen aan projecten en dit om uiteenlopende redenen. Als voorbeeld zien de leerkrachten de ouders amper of wensen de ouders enkel te spreken met de directie van de school. Omgekeerd geven de gezinnen aan soms een moeizaam contact te hebben met de leerkracht en school van hun kind om ook uiteenlopende redenen. Om de kloof te verkleinen en de ouderbetrokkenheid te doen groeien binnen De Kriebelkoffer, wil ik me gaan verdiepen in de sociologie om tot antwoorden en oplossingen te komen.

Ik ga de ouderbetrokkenheid bespreken vanuit het oogpunt cultuur, identiteitsvorming en sociale cohesie, om van hieruit toe te spitsen op het onderwijs in Vlaanderen. Nadien ga ik de ouderbetrokkenheid zelf bespreken. De verschillende vormen en doelstellingen van ouderbetrokkenheid tussen de school of organisatie en de ouders neem ik hierin op om een ruim beeld te schetsen. Ouderbetrokkenheid van allochtone gezinnen vormt een apart deel binnen deze invalshoek aangezien het een vrij actueel thema is en aansluit bij het thema van deze bachelorproef.

Hierin komen de verschillende barrières aan bod voor de gezinnen en voor de scholen zelf. Om af te sluiten komt De Kriebelkoffer ook nog aan bod om hun aandeel in deze invalshoek te bespreken. Ik zal als gezinswetenschapper en als vrijwilliger op zoek gaan om vanuit deze tekst constructieve oplossingen te bedenken voor de veranderingsdoelen.

1.2 Sociale cohesie omtrent cultuur- en sociaal-economische verschillen

Iedere cultuur heeft zijn gewoontes, tradities en levenswijze. Wanneer twee culturen worden samengebracht kan dit meningsverschillen en conflicten veroorzaken. Deze verschillen in het denkpatroon en bij handelingen vormen de basis van de sociologie. Alle zaken die de ene groep als

‘gewoon’ en ‘normaal’ ervaart, bijvoorbeeld in een huis met een tuin wonen en zich met de auto of trein verplaatsen, zijn zaken die in principe ook anders hadden kunnen zijn. In andere culturen

(31)

31 wonen bijvoorbeeld mensen in andere soorten huizen wat voor deze personen als ‘normaal’ wordt gezien. In België had het dus ook volledig anders kunnen zijn. Dit verschijnsel noemt contingent, het vanzelfsprekende kon zich ook anders ontwikkeld hebben. Een bijkomend aspect is het verschijnsel arbitrair, het feit dat er wel telkens een goede reden is waarom een cultuur of een samenleving op een bepaalde manier handelt. Een voorbeeld is dat we met de auto rijden naar het werk omdat dit sneller gaat maar dat in bepaalde landen mensen meer de boot gebruiken omdat het daar praktischer is. Kortom, alles is contigent maar niet alles is arbitrair (Elchardus, Spruyt, &

Vanroelen, 2014, p. 8).

De doelgroep waarop ik mij focus zijn één van de minderheidsgroepen in de samenleving, de meertalige allochtone gezinnen waarvan de kleuters in het gezin moeite hebben om het Nederlands te beheersen. Dit vraagstuk speelt zich af in een multiculturele samenleving waarin cultuur en het verschil tussen culturen onder andere een belangrijke rol speelt. Cultuur wordt gedefinieerd als een verschijnsel dat bepaalt hoe en waarom een persoon een bepaald denkpatroon hanteert en dit uitvoert in zijn handelingen. Cultuur zit niet in de genen van de mens maar in de omgeving, ze geeft betekenis aan de werkelijkheid en geeft een doel in het leven van de mens (Copini, Ekster, Jacobse, Rass, Roozen, van der Hoeven, van Dorsten, van de Vorle, van Lanschot Hubrecht, 2014, p. 11).

Cultuur heeft ook een aandeel bij het vormen van een identiteit. Mensen hechten veel belang aan een gevoel van samenhorigheid, continuïteit, zekerheid, oorsprong en dergelijke. Kortom zaken die te maken hebben met ‘het behoren tot een cultuur’. In de westerse samenleving zijn er veel culturen waar mensen toe behoren zoals verschillende godsdiensten maar ook bijvoorbeeld de jongerencultuur (Smeekes, 2011, p. 168).

De samenhang tussen de culturen of de mate waarin deze culturen kunnen samenleven, heeft te maken met de sociale cohesie. Sociale cohesie betekent de mate waarin mensen betrokkenheid naar de maatschappij uiten vanuit hun denkpatroon en handelingen en zich een volwaardig lid binnen de samenleving voelen. Sociale cohesie zorgt voor een groepsgevoel, het gevoel om als mens en deelnemer in een maatschappij te staan. Sociale cohesie zorgt voor betrokkenheid, leefbaarheid en bevordert het welbevinden van alle mensen en de samenleving zelf (Schuyt, 2006, p. 58; Vlaamse Overheid, z.d., z.p.). Wanneer er wordt gesproken over problemen met sociale cohesie, duidt dit meestal op een afname van de verbindingen in de samenleving. Doorheen de jaren zijn er verschillende zaken ondernomen om deze sociale cohesie te verbeteren en de samenleving meer bij elkaar te brengen. Eén van de vele oplossing is het idee om sterk in te zetten op minderheidsgroepen zoals gezinnen in kansarmoede, holebikoppels, allochtone gezinnen om uitsluiting te verminderen en hen mee te laten participeren aan de maatschappij.

Tevens spreken sociale wetenschappers over een verminderde sociale cohesie tussen de verschillende sociaal-economische klassen in de samenleving. Uit cijfers blijkt dat tachtig procent van de allochtonenbevolking in de lage sociaal-economische klasse leeft (Elchardus, Völker, 2012, p. 10). Een persoon of een gezin wordt ingedeeld op een maatschappelijke ladder binnen sociaal- economische klassen op basis van het opleidingsniveau, het inkomen of het beroep van de persoon (Hoff, 2003, p. 1368). Bij extreem negatieve sociale cohesie kan dit leiden tot uitsluiting of tot de vorming van extreme scheidingslijnen tussen verschillende klassen en culturen. Doorheen de vele

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Naast inloopochtenden en koffie-ochtenden en -avonden organiseert AIC Utrecht thema-avonden om te informeren omtrent allerlei aspecten waar mensen met autisme tegenaan kunnen lopen

Indien je na het lezen van deze brochure nog vragen hebt, aarzel dan niet om ons nog voor de indiensttredingsdatum te contacteren of stel je vragen nadien aan je onderrichters die

Je krijgt dan een attest voor deze module dat voor onbepaalde duur geldig is en je wordt uitgenodigd om deel te nemen aan module 3 van het Federaal Geschiktheidsattest, namelijk

Je kan ook kiezen voor een reële vergoeding door de kosten in te brengen maar dan moet je deze bewijzen met ticketjes van bijvoorbeeld een restaurant, een bioscoopbezoek,

Doet u dat niet, dan blijft de fiets gereserveerd en er wordt toch een rit afgeschreven van de rittenkaart van de gast. Klik op de afspraak die u

Medisch attest: O in bijlage O wordt later doorgestuurd Gelieve Medisch attest vrijwilliger te laten invullen door een geneesheer.. Was de tegenpartij ook

Voor bijkomende informatie of hulp, bel 02/509.97.38 Ingevuld op te sturen naar IC Verzekeringen NV, Handelsstraat 2, 1040 Brussel..

De overheid kan niet verlangen van de zorgsector om meer samen te werken met vrijwilligers en tegelijk geen middelen voorzien om die mensen goed te begelei-