• No results found

GEBRUIKEN BIJ HET SCHRIJVEN VAN EEN TEKST E EN ONDERZOEK NAAR DE MANIER WAAROP SCHRIJVERS EEN OUTLINE PLANNING

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "GEBRUIKEN BIJ HET SCHRIJVEN VAN EEN TEKST E EN ONDERZOEK NAAR DE MANIER WAAROP SCHRIJVERS EEN OUTLINE PLANNING"

Copied!
60
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

E

EN ONDERZOEK NAAR DE MANIER WAAROP SCHRIJVERS EEN OUTLINE

PLANNING GEBRUIKEN BIJ HET SCHRIJVEN VAN EEN TEKST

M

ASTERSCRIPTIE

C

OMMUNICATIE

-

EN

I

NFORMATIEWETENSCHAPPEN Begeleider: dr. V.M. Baaijen

(2)
(3)

V

OORWOORD

De inleiding van deze thesis begint met de zin ‘zelfs de meest ervaren schrijver zal toegeven dat schrijven niet

vanzelf gaat’. Na het schrijven van deze scriptie kan ik dit meer dan ooit beamen. In 2015 ben ik begonnen met

mijn onderzoek. Inmiddels is het eind 2017 en is mijn masterthesis eindelijk af.

In de afgelopen twee jaar heb ik ontelbare keren mijn hart moeten luchten bij vrienden en familie. Hoewel dit hele proces langer duurde dan ik vooraf had gedacht, bleven zij volhouden dat ik het echt wel kon. Ik ben blij dat ze gelijk hebben gekregen en ben ze dankbaar voor hun steun. Een ander groepje mensen dat ik wil bedanken, zijn de deelnemers aan mijn onderzoek. Zonder hun tijd en moeite had ik geen data gehad om te analyseren. Ook Kees de Glopper wil ik bedanken voor het tijdelijk overnemen van het begeleidingsstokje.

Er zijn twee mensen zonder wie deze scriptie waarschijnlijk nooit af was gekomen. Allereerst wil ik Veerle Baaijen bedanken voor haar begeleiding de afgelopen twee jaar. Ik ben haar erg dankbaar voor haar adviezen, feedback en de prettige samenwerking. Als laatste wil ik Thijs bedanken, mijn zeer geduldige wederhelft. Hij heeft me tijdens dit hele proces bijgestaan met de nodige feedback. Daarnaast kon ik bij hem altijd mijn frustratie uiten en was hij vervolgens de persoon die me motiveerde om toch weer aan de slag te gaan. Dankjewel.

Laura Rood

(4)

S

AMENVATTING

Het verkennende onderzoek dat in deze masterthesis centraal staat, richt zich op de manier waarop schrijvers een outline planning gebruiken bij het schrijven van een tekst. Tijdens het schrijfproces is een schrijver bezig met de processen plannen, formuleren en reviseren (Flower & Hayes, 1981). Deze drie processen vinden continu en recursief plaats, wat veel vraagt van ons werkgeheugen. Dit maakt schrijven een cognitief zware taak (Galbraith, Ford, Walker en Ford, 2005). Het werken met een outline planning is een manier om ervoor te zorgen dat ons werkgeheugen het makkelijker krijgt (Kellogg, 1988). Een schrijver die eerst een outline planning schrijft, wordt namelijk gedwongen alvast na te denken over de structuur en inhoud van de tekst. Hierbij hoeft hij zich niet bezig te houden met de formulering van de inhoud. Wanneer hij begint met het schrijven van de tekst, kan hij zich richten op de processen formuleren en reviseren.

Uit de bestaande literatuur blijkt het werken met de outline planning verschillende positieve effecten te hebben: een hogere tekstkwaliteit, langere teksten en een hogere leeropbrengst (Kellogg, 1988; Kieft, Rijlaarsdam & Van den Bergh, 2006). Er is echter nog maar weinig bekend over hoe een schrijver zo’n outline

planning precies gebruikt. Gezien de mate waarin het gebruik van een outline planning wordt aangeraden aan

zowel ervaren als onervaren schrijvers, is onderzoek naar dit proces zeer waardevol. In dit onderzoek is geprobeerd om dit proces in kaart te brengen.

Voor deze studie heeft een groep van dertien studenten de opdracht gekregen een conceptartikel te schrijven voor de Universiteitskrant over het onderwerp verantwoord eten. Voordat ze begonnen aan het concept, maakten zij eerst een outline planning voor hun tekst. Deze outline planning schreven ze met behulp van twee bronnen over het onderwerp. Vervolgens schreven de deelnemers op basis van hun outline planning het conceptartikel. Dit concept werkten ze digitaal uit op een computer waarop het programma Inputlog geïnstalleerd was (Leijten & Van Waes, 2013). Dit programma registreerde de revisies en toetsaanslagen. Tijdens het schrijven van het conceptartikel werden de deelnemers ook gefilmd. Tot slot zijn de deelnemers door de onderzoeker geïnterviewd over het schrijfproces. Hierbij keken de onderzoeker en deelnemer samen terug op het proces met behulp van de procesdata en videobeelden. Voor de analyse zijn het conceptartikel, de

outline planning, de procesdata, het videomateriaal en de uitgeschreven interviews gebruikt.

De belangrijkste bevindingen uit dit onderzoek komen slechts deels overeen met wat er in de huidige literatuur wordt geschreven over het effect en gebruik van de outline planning. Zo komt uit de resultaten naar voren dat de alinea-indeling uit de outline planning volledig wordt overgenomen in de uiteindelijke tekst. De volgorde van de ideeën in de outline planning wordt slechts deels overgenomen in de tekst. Door de ideeën uit de outline

planning te vergelijken met ideeën in het plan, werd duidelijk dat de deelnemers gemiddeld 71,7 procent van

hun ideeën uit het plan overnamen in de tekst. Deze bevindingen wijzen erop dat het proces van plannen ook nog plaatsvindt tijdens het schrijven van het conceptartikel.

De resultaten tonen daarnaast aan dat het proces van formuleren niet alleen tijdens het schrijven van het conceptartikel plaatsvindt, maar ook op het moment dat de outline planning wordt geschreven. Ideeën werden door de deelnemers soms specifiek en uitgewerkt geformuleerd in de outline planning. Deze ideeën werden in sommige gevallen in dezelfde formulering overgenomen in de tekst. In deze scriptie worden deze ideeën frases genoemd. Vijf deelnemers schreven één of meerdere frases op deze manier in hun outline planning en tekst. Dit wijst erop dat deze deelnemers tijdens de planningsfase al nadachten over het formuleren van ideeën. Op dat moment waren zij al bezig met het proces van formuleren.

(5)

I

NHOUD

1. Inleiding ... 1 1.1 Leeswijzer ... 1 2. Theoretisch kader ... 3 2.1. Inleiding ... 3 2.2. Het schrijfproces ... 3

2.2.1. Schrijfprocesmodel Flower en Hayes ... 3

2.2.2. Schrijfprocesmodel Hayes ... 4

2.3. Schrijven en cognitieve capaciteit ... 6

2.3.1. Beperken van cognitieve belasting op het werkgeheugen ... 6

2.4. Effecten van outline planning ... 7

2.4.1. De studies van Kellogg ... 7

2.4.5. De studie van Galbraith, Ford, Walker en Ford ... 8

2.4.2. De studie van Rau en Sebrechts ... 9

2.4.3. De studie van De Smet, Brand-Gruwel, Broekkamp en Kirschner... 10

2.4.4. De studie van Baaijen, Galbraith en De Glopper ... 10

2.4.6. Kaufer, Hayes en Flower ... 12

2.5. Het analyseren van schrijfprocessen en -producten ... 12

2.5.1. Analyse van ideeën in outline planning en tekst ... 12

2.5.2. Analyse procesdata ... 13

2.6. Doel van dit onderzoek ... 13

3. Methode ... 14

3.1. Deelnemers ... 14

3.2. Instrumenten ... 14

3.2.1. Vragenlijst over deelnemers ... 14

3.2.2. Schrijfopdracht: outline planning en tekst ... 14

(6)

3.2.4. Observatie uitvoering schrijfopdracht ... 16

3.2.5. Interview over schrijfproces ... 16

3.3. Procedure ... 16

3.3.1. Vragenlijst ... 16

3.3.2. Schrijfopdracht ... 16

3.3.3. Inputlog ... 17

3.3.4. Observatie ... 17

3.3.5. Interview over schrijfproces ... 17

3.4. Analyse van processen en producten ... 17

3.4.1. Vragenlijst over deelnemers ... 17

3.4.2. Schrijfopdracht: outline en tekst ... 17

3.4.3. Inputlog ... 19

3.4.4. Observaties uitvoering schrijfopdracht ... 19

3.4.5. Interview over schrijfproces ... 19

3.5. Kwalitatieve analyse ... 19

4. Resultaten ... 20

4.1. Schrijfplannen ... 20

4.2. Inhoud plannen en tekst ... 24

4.2.1. Ideeën in het plan en de tekst ... 24

4.2.2. Frases ... 33

4.2.3. Volgorde ideeën ... 34

4.2.4. Volgorde alinea's ... 37

4.3. Totstandkoming van de tekst ... 39

4.4. Raadplegen van schrijfplan ... 42

4.5. Interviews ... 44

5. Conclusie en discussie ... 45

(7)

5.2. Inhoud plannen en tekst ... 45

5.2.1. Frases ... 46

5.2.2. Volgorde van ideeën en alinea’s ... 46

5.3. Totstandkoming van de tekst ... 47

5.4. Raadplegen van het schrijfplan ... 47

5.5. Interviews ... 48

5.6. Beperkingen van dit onderzoek ... 48

5.7. Aanbevelingen voor vervolgonderzoek ... 49

(8)

1

1.

I

NLEIDING

Zelfs de meest ervaren schrijver zal toegeven dat schrijven niet vanzelf gaat. Schrijven is een complexe activiteit die veel van ons vraagt, met name van ons werkgeheugen. Het werkgeheugen zorgt er namelijk voor dat de verschillende processen die we uitvoeren tijdens het schrijven van een tekst – plannen, formuleren en reviseren (Flower & Hayes, 1981) - allemaal goed verlopen. Om ervoor te zorgen dat dit op de juiste manier gebeurt, is hulp of vereenvoudiging soms noodzakelijk. Eén manier om deze processen vloeiender te laten verlopen, is het maken van een schrijfplan voordat begonnen wordt met het schrijven van een tekst. Op deze manier wordt de schrijver namelijk al voor de schrijftaak gedwongen om de tekst te plannen en heeft het werkgeheugen tijdens de schrijftaak één proces minder om uit te voeren.

Het maken van een schrijfplan is gemeengoed in het onderwijs. Tijdens lessen Nederlands in het voortgezet onderwijs krijgen veel scholieren de opdracht een schrijfplan te maken voor ze overgaan op het daadwerkelijk schrijven van een tekst (SLO, 2014). Het maken van een schrijfplan helpt immers bij het schrijven van een tekst: onderzoek heeft laten zien dat het werken met een schrijfplan leidt tot een hogere tekstkwaliteit, langere teksten en een hogere leeropbrengst (Kellogg, 1988; Kieft, Rijlaarsdam & Van den Bergh, 2006). Op alle niveaus van het voortgezet en vervolgonderwijs vinden we het schrijfplan dan ook terug in het schrijfvaardigheidscurriculum en leren jongeren dat het maken van een schrijfplan leidt tot een betere tekst (Bonset, De Boer & Ekens, 2010; Hogeschool van Amsterdam, z.d.; Meestringa & Ravesloot, 2013; Universiteit Leiden, z.d.; Brouns, 2014). Tegenwoordig maakt het maken van een schrijfplan zelfs deel uit van het eindexamen Nederlands (SLO, 2012; College voor Examens, 2014).

Er kunnen echter ook kanttekeningen worden geplaatst bij het advies om te werken met een schrijfplan. Hoewel het maken van een schrijfplan een positief effect heeft op de tekstkwaliteit en het leerproces, is er tot op heden nog maar weinig onderzoek verricht naar de manier waarop schrijvers een schrijfplan gebruiken tijdens het schrijven van een tekst. Zo weinig, dat Galbraith, Ford, Walker en Ford (2005) in hun onderzoek concluderen dat het werken met een schrijfopzet op dit moment niet mag worden aangeraden aan onervaren schrijvers. Volgens Galbraith et al. (2005) zou het werken met een schrijfplan namelijk ook negatieve effecten voor deze groep schrijvers kunnen hebben, zoals het minder vloeiend verlopen van het schrijfproces doordat schrijvers zich minder goed kunnen uiten. Zij ontdekten dat onervaren schrijvers minder hoog scoorden op stijlkenmerken als de kwaliteit van de tekst, zinstructuur en grammatica wanneer werd gewerkt met een

outline planning. Het zou deze schrijvers meer moeite kunnen kosten om een tekst te formuleren op basis van

een plan dan wanneer ze niet zouden werken met schrijfplan. In het Nederlandse onderwijs zien we echter dat het werken met een schrijfplan alom wordt aanbevolen aan leerlingen en studenten en dat slechts de positieve effecten van het gebruik van schrijfplannen benadrukt worden. Het is in het licht van bovenstaande van belang dat wordt onderzocht hoe het werken met een outline planning het schrijfproces nou precies beïnvloedt. De volgende onderzoeksvraag staat dan ook centraal in dit onderzoek: hoe komt een tekst tot stand aan de hand van een uitgebreide outline planning?

1.1

L

EESWIJZER

(9)

2

Hoofdstuk 3 geeft inzicht in de gehanteerde onderzoeksmethode. De deelnemers aan het onderzoek, het gebruikte materiaal, de instrumenten en de procedures en de aanpak van de analyses worden besproken in dit hoofdstuk.

Hoofdstuk 4 presenteert de uitkomsten van dit onderzoek. Het laat zien hoe tijdens het schrijfproces gebruik wordt gemaakt van de outline planning.

Hoofdstuk 5 geeft de conclusies van het onderzoek weer en bevat een discussie van de opbrengsten en beperkingen van het onderzoek. Ook worden aanbevelingen voor vervolgonderzoek besproken.

(10)

3

2.

T

HEORETISCH KADER

2.1.

I

NLEIDING

Dit hoofdstuk heeft als doel het uiteenzetten van de wetenschappelijke achtergrond van dit onderzoek. Als eerst wordt het schrijfproces besproken aan de hand van het schrijfprocesmodel van Flower en Hayes (1981) en de herziene versie van dit model van Hayes (1996). Het model van Flower en Hayes (1981) markeert een keerpunt in de theorie over het schrijfonderzoek, aangezien dit model - in tegenstelling tot eerdere modellen - voor het eerst de recursieve aard van het schrijfproces benadrukt. Daarna wordt ingegaan op de cognitieve belasting van schrijven op het werkgeheugen en manieren waarop schrijfplannen deze cognitieve belasting terug kunnen dringen. Vervolgens wordt besproken welke effecten het werken met een outline planning heeft op de cognitieve belasting, tekstkwaliteit en het schrijfproces. Tenslotte volgt een bespreking van manieren om het schrijfproces en de schrijfproducten te analyseren. Deze methodes worden later in de huidige studie toegepast.

2.2.

H

ET SCHRIJFPROCES

2.2.1.

S

CHRIJFPROCESMODEL

F

LOWER EN

H

AYES

In het verleden richtte het onderzoek op het gebied van schrijven zich voornamelijk op schrijfproducten. In de jaren 70 kwam hier verandering in. Door toenemende aandacht voor schrijven op het werk en het verbeteren van het schrijfonderwijs verschoof de aandacht van het schrijfproduct naar het schrijfproces (Kellogg, 1990; Tynjälä, Mason & Lonka, 2001).

Het schrijfprocesmodel van Flower en Hayes (1981) heeft veel bijgedragen aan het onderzoek naar schrijfprocessen. In hun cognitieve schrijfprocesmodel wordt het gedachteproces tijdens een schrijftaak op schematische wijze weergeven (Figuur 1). Het model bestaat uit drie verschillende onderdelen: task

environment (taakomgeving), writers long-term memory (langetermijngeheugen) en writing process

(schrijfproces). Het element taakomgeving bestaat uit het retorische probleem (de opdracht die de schrijver heeft gekregen) en de tekst die tot nu toe is geschreven. Onder het element langetermijngeheugen valt kennis over het onderwerp, de doelgroep en schrijfplannen. Het derde element is het schrijfproces. Dit element staat in verbinding met de andere twee elementen.

(11)

4

Het element schrijfproces geeft het daadwerkelijke schrijfproces weer, dat bestaat uit planning (plannen),

translating (formuleren) en reviewing (reviseren). Deze drie processen vinden recursief en continu plaats

tijdens het schrijven van een tekst. Het centraal stellen van de recursieve aard van het schrijfproces is wat het model van Flower en Hayes destijds zo vernieuwend maakte. Volgens eerdere schrijfprocesmodellen vonden deze processen namelijk lineair plaats. Volgens Flower en Hayes is een schrijver echter tijdens het gehele schrijfproces bezig met de processen plannen, genereren en reviseren.

Een voorbeeld van zo’n schrijftaak is het maken van een schrijfplan. Wanneer de schrijver een schrijfplan maakt, is hij niet alleen bezig met het plannen van de tekst maar ook met het genereren van nieuwe ideeën. Deze schrijft hij vervolgens direct op (formuleren). Mogelijk schrapt de schrijver in deze planningsfase ook ideeën (reviseren). Ook op het moment dat de schrijver klaar is met formuleren van ideeën en begint met reviseren, vinden de andere processen opnieuw plaats. Zo is het mogelijk dat de schrijver tijdens het revisieproces nieuwe tekst of ideeën toevoegt (formuleren) of wijzigt de schrijver zijn voornemens met betrekking tot de indeling van de tekst (plannen) (Galbraith et al, 2005). Ook bij andere schrijftaken, zoals het schrijven van een artikel of het verbeteren van een brief, is de schrijver gedurende de taak continu bezig met deze drie processen.

In het model van Flower en Hayes is te zien dat plannen, formuleren en reviseren in contact staan met het element monitor. De monitor is toegevoegd om individuele verschillen in het schrijfproces van schrijvers te verklaren en staat symbool voor afwegingen die de schrijver (bewust of onbewust) maakt (Hayes, 2012). De monitor bepaalt wanneer een schrijver van één proces naar het andere proces schakelt. Door de monitor wordt bijvoorbeeld bepaald hoe lang een schrijver de tijd neemt voor het plannen van de tekst alvorens hij of zij begint met het formuleren van tekst.

Dat de processen plannen, formuleren en reviseren in voortdurende afwisseling plaatsvinden, heeft twee mogelijke oorzaken. De eerste oorzaak is de recursieve aard van het schrijfproces. Tijdens het reviseren van de tekst ontdekt de schrijver bijvoorbeeld de noodzaak om een aantal zinnen of een volledige alinea toe te voegen vanwege het ontbreken van noodzakelijke informatie. Vervolgens moet de schrijver deze nieuwe tekst plannen, schrijven en uiteindelijk ook weer reviseren (Flower & Hayes, 1986). De tweede oorzaak is het feit dat een schrijftaak uitgevoerd wordt in verschillende stappen. De volgorde van deze stappen verschilt per schrijver en wordt bepaald door de monitor (Flower & Hayes, 1981). Een mogelijke volgorde waarin dit gebeurt is plannen, formuleren en reviseren: een schrijver plant eerst een alinea. Vervolgens schrijft en reviseert de schrijver deze. Bij elke volgende alinea vinden deze processen opnieuw plaats, al dan niet in dezelfde volgorde.

2.2.2.

S

CHRIJFPROCESMODEL

H

AYES

(12)

5

FIGUUR 2. SCHRIJFPROCESMODEL HAYES (1996: 4)

Een andere belangrijke verandering met betrekking tot het schrijfproces is de manier waarop het cognitieve proces wordt weergeven. Plannen valt nu onder de categorie reflection (reflectie) en omvat problemen oplossen (inclusief het plannen van de tekst), beslissingen nemen en conclusies trekken (Hayes, 1996). Het formuleren van tekst heet in dit model text production (tekstproductie). Het proces reviseren is vervangen door

text interpretation (tekstinterpretatie) en vormt geen apart proces meer. Revisie maakt nu deel uit van een

complexer proces dat bestaat uit interpretatie, reflectie en genereren (Hayes, 1996; Torrance, Van Waes & Galbraith, 2007).

(13)

6

Ondanks de verschillen tussen de twee modellen, komt in beide schrijfprocesmodellen naar voren dat een schrijver tijdens het uitvoeren van een schrijftaak met verschillende activiteiten bezig is. Daarnaast kan een schrijver tijdens het schrijven beïnvloed worden door diverse factoren, zoals kennis over het onderwerp, de omgeving en motivatie. Dit maakt schrijven dan ook een complexe en veeleisende taak die veel van onze cognitieve capaciteiten vraagt (Kellogg, 1988; Galbraith et al., 2005).

2.3.

S

CHRIJVEN EN COGNITIEVE CAPACITEIT

Schrijven is een cognitieve taak die veel vraagt van ons werkgeheugen. Plannen, formuleren en reviseren zijn namelijk vaardigheden die deel uitmaken van ons langetermijngeheugen (Kellogg, 1994). Wanneer we beginnen met het schrijven van een tekst worden deze vaardigheden door het werkgeheugen opgevraagd en vervolgens gemanipuleerd. Het doel van deze manipulatie is het bereiken van de doelen die de schrijver zichzelf heeft gesteld bij het schrijven van de tekst (Galbraith et al., 2005). Het werkgeheugen voert deze processen vervolgens uit en speelt dan ook een belangrijke rol bij het schrijven (Kellogg, 2001). Ons werkgeheugen is echter beperkt en het verwerken van al deze verschillende processen vraagt veel van het werkgeheugen. Het schrijven van een tekst kan dan ook een full-time cognitive overload (Galbraith et al., 2005) veroorzaken. Cognitief wordt er dan teveel van het werkgeheugen van de schrijver gevraagd en dit beïnvloedt zowel het schrijfproces als de tekstkwaliteit. De schrijver is door deze overload niet in staat tekst op vloeiende wijze te produceren waardoor het eindproduct van minder goede kwaliteit is (Galbraith et al., 2005; Kellogg, 1988).

Vooral het vertalen van ideeën naar een goedlopende tekst vraagt veel van onze hersenen waardoor er weinig werkgeheugen overblijft voor het plannen van de tekst (Galbraith, 2009). Dit is vooral een probleem voor onervaren schrijvers (Galbraith et al., 2005). Zij gebruiken een groot deel van het werkgeheugen namelijk al voor het formuleren van woorden en zinnen (Cremin & Myhill, 2012). Ervaren schrijvers hebben minder moeite met het vertalen van ideeën naar tekst doordat zij deze processen gemakkelijker automatisch uit kunnen voeren. Tenslotte maken ervaren schrijvers vaker gebruik van schrijfstrategieën als het werken met een schrijfplan of het schrijven van een eerste versie. Beide strategieën verminderen de cognitieve belasting (De Smet, Brand-Gruwel, Leijten & Kirschner, 2014; Flower & Hayes, 1981; Kellogg, 1988; Kellogg, 2008).

2.3.1.

B

EPERKEN VAN COGNITIEVE BELASTING OP HET WERKGEHEUGEN

Nieuwsgierig naar een manier om die cognitieve belasting te beperken, startte Kellogg in 1988 met onderzoek naar de invloed van cognitieve schrijfstrategieën op het werkgeheugen. In zijn eerste studie keek hij naar de invloed van outlining en het schrijven van een eerste versie op het schrijfproces. Uit deze studie bleek het gebruik van een outline planning er voor te zorgen dat schrijvers meer tijd konden besteden aan de processen formuleren en reviseren. Dit kwam doordat de deelnemers plannen en reviseren niet meer tegelijkertijd hoefden uit te voeren met formuleren, wat leidde tot teksten van een hogere kwaliteit. Voordat we verder ingaan op dit onderzoek en andere studies naar de effecten van een outline planning op het schrijfproces en tekstkwaliteit, is het echter belangrijk om het begrip outline planning te definiëren en toe te lichten.

Een outline planning is een uitgebreide schrijfopzet waarin de inhoud en opbouw van een tekst uitgebreid wordt weergegeven. Het is geen lijst van ideeën zonder enige structuur. Walvoord, Anderson, Breihan, McCarthy, Robison en Sherman (1995) definiëren de outline planning als een verticale opsomming van ideeën of informatie, uitgewerkt op papier en mogelijk hiërarchisch van opbouw. De volgorde van ideeën representeert de volgorde waarin de schrijver de ideeën in de tekst wil aanhouden. Voor het schrijven van een

outline planning is het dan ook van belang dat een schrijver weet hoe een outline planning in elkaar zit en uit

(14)

7

Volgens Flower en Hayes (1986) bestaat een outline planning uit pointers, word images en goals. Pointers zijn steekwoorden of synoniemen die verwijzen naar een bepaald idee of een bepaalde gedachte. Een word image bestaat uit een bepaald woord of zinsdeel dat direct terugkomt in de tekst. Met goals wordt informatie bedoeld in het plan die gericht is op de doelgroep ('aantrekkelijk schrijven'), voor het verbinden van tekstdelen ('overgang') of persoonlijke notities voor de schrijver zelf ('voeg inleiding toe'). Goals komen dus niet direct terug in de tekst als ideeën. In tegenstelling tot Flower en Hayes, onderscheiden Kaufer, Hayes en Flower (1986) twee soorten informatie in het plan: topic designations (ideeën als 'religieuze redenen' en 'gevaren alcohol') en instructions to the writer. Deze laatste categorie, instructions tot the writer, komt overeen met wat Flower en Hayes (1986) goals noemen. Het zijn notities die de schrijver voor zichzelf maakt. Deze notities worden niet gemaakt met als doel ze als ideeën te verwerken in de tekst. In tegenstelling tot Flower en Hayes, die pointers en word images onderscheiden, categoriseren Kaufer et al. alle ideeën van een schrijver op dezelfde manier, namelijk als topic designations.

2.4.

E

FFECTEN VAN OUTLINE PLANNING

In de afgelopen jaren is er veel onderzoek gedaan naar de effecten van een outline planning op de cognitieve belasting van het werkgeheugen, het schrijfproces en de tekstkwaliteit. In deze paragraaf worden deze verschillende studies besproken.

2.4.1.

D

E STUDIES VAN

K

ELLOGG

Kellogg (1988; 1990) deed uitgebreid onderzoek naar manieren om het werkgeheugen van schrijvers minder te belasten tijdens het schrijven van een tekst. Eén van die manieren was het werken met een outline planning. In zijn eerste studie kregen vier groepen studenten de opdracht een zakelijke brief te schrijven. De controlegroep begon direct met het schrijven van de zakelijke brief. Deelnemers in de tweede groep kregen de opdracht in 5 tot 10 minuten een uitgebreide schrijfopzet te maken alvorens de brief te schrijven. Deelnemers in de derde en vierde groep kregen de opdracht eerst een kladversie te schrijven. In groep drie ging het om een rough draft, een eerste versie waarin deelnemers hun gedachten op papier moesten schrijven zonder na te denken over de formulering. In de vierde groep moesten deelnemers een polished draft schrijven, een eerste versie waarin ook al op formulering gelet moest worden. De groepen drie en vier kregen onbeperkt de tijd voor het schrijven van hun eerste versie. Na het schrijven van hun kladversie, kregen deze twee groepen de opdracht de uiteindelijke versie van de zakelijke brief te schrijven.

Met deze studie wilde Kellogg onderzoeken of het gebruik van een outline planning of het schrijven van een

rough draft, het schrijfproces positief beïnvloedde. Zo ja, kwam dit doordat deze strategieën de cognitieve

belasting op het werkgeheugen verminderden? Eén van Kellogg's hypotheses was dan ook dat schrijvers die een rough draft schreven, zich alvast op het plannen en formuleren van de tekst konden richten zonder rekening te moeten houden met het reviseren van de tekst. Schrijvers die eerst een outline planning schreven, werden gedwongen alvast na te denken over de structuur van de tekst. Kellogg verwachtte dat er bij deze laatste groep schrijvers tijdens het schrijven meer ruimte zou zijn voor de processen formuleren en reviseren.

(15)

8

hogere tekstkwaliteit. Ook vond het proces van plannen bij deze deelnemers voor een deel niet meer plaats tijdens het schrijven van de tekst.

In een latere studie keek Kellogg (1990) naar andere vormen voor het plannen van een schrijftaak. Hij vergeleek de schrijfproducten van studenten die een informatief opstel schreven op basis van een outline

planning met deelnemers die een informatief opstel schreven op basis van een woordweb. De aanleiding voor

dit onderzoek waren twee verschillende hypotheses: de interaction hypothesis en de overload hypothesis. Volgens de interaction hypothesis heeft het maken van een outline planning geen of een negatief effect op het schrijfproces. Door te werken met een plan, is er minder ruimte voor het verkennen van nieuwe ontdekkingen van de schrijver tijdens het schrijfproces. Volgens deze hypothese is er sterk bewijs dat het schrijfproces niet lineair is maar recursief. Het werken met een schrijfplan kan voorkomen dat de schrijver volop gebruik maakt van de mogelijkheden die voorbij komen tijdens het schrijfproces op het gebied van plannen, genereren en reviseren. De overload planning hypothesis houdt in dat schrijfstrategieën als prewriting en outlining zorgen voor een hogere tekstkwaliteit. Door het toepassen van deze strategieën, vindt het plannen van een tekst plaats voordat de schrijver begint met het daadwerkelijke schrijven van de tekst. Op het moment dat de schrijver start met het schrijven van de tekst is er hierdoor meer ruimte in het werkgeheugen voor het formuleren en reviseren van de tekst.

In deze studie werden de deelnemers verdeeld in drie groepen. Deelnemers in de controlegroep begonnen direct met het schrijven van hun opstel. De deelnemers in de tweede groep moesten een woordweb maken voordat zij begonnen met schrijven. Zij kregen de opdracht tijdens het plannen één woord te kiezen dat met de schrijftaak te maken had en dit in het midden van een blanco vel papier op te schrijven. Vervolgens moesten deelnemers elk woord, frase of idee waar ze aan dachten rond het eerste woord noteren en omcirkelen. De verschillende woorden moesten vervolgens worden verbonden aan elkaar door lijnen te trekken. Een derde groep deelnemers schreef eerst een outline planning. Deelnemers in de tweede en derde groep begonnen pas aan het schrijven van hun opstel na het maken van hun plan of woordweb.

Na de schrijftaak werden de schrijfproducten onafhankelijk beoordeeld door twee verschillende onderzoekers. Inhoudelijk werd gekeken naar de manier waarop ideeën waren uitgewerkt en hoe de tekst was georganiseerd. Bij het beoordelen van de stijl keken de onderzoekers naar woordkeuze, zinstructuur, spelling en grammatica. Daarnaast werd gekeken naar het aantal woorden waaruit het schrijfproduct bestond. Door het aantal woorden te delen door het aantal minuten dat de deelnemers kregen voor de taak, kon vastgesteld worden welke groep deelnemers de meeste woorden per minuut schreef. Na de analyses bleken de teksten geschreven op basis van een outline planning een hoger cijfer voor tekstkwaliteit te scoren. Ook was het aantal geschreven woorden per minuut bij deze groep deelnemers significant groter. Het schrijfproces bij deze deelnemers verliep dus vloeiender.

2.4.5.

D

E STUDIE VAN

G

ALBRAITH

,

F

ORD

,

W

ALKER EN

F

ORD

Na de onderzoeken van Kellogg naar de invloed van een outline planning, deden Galbraith et al. (2005) onderzoek naar hoe ideeën zich ontwikkelen tijdens het maken van een outline planning en hoe dit in relatie staat tot de tekstkwaliteit. Hierbij werd vooral gelet op de manier waarop het werkgeheugen de verschillende processen coördineert.

(16)

9

van een cijferreeks. Doel hiervan was om erachter te komen hoe de verschillende componenten van het werkgeheugen een rol spelen bij het schrijfproces. Er waren vier van dit soort taken. De twee groepen deelnemers werden dan ook onderverdeeld in vier verschillende groepen, waardoor er uiteindelijk acht verschillende groepen ontstonden.

Door het aantal ideeën in de verschillende fases te tellen, werd gemeten hoe ideeën zich ontwikkelen tijdens het schrijfproces. Daarnaast werd de tekstkwaliteit gemeten door het geven van een cijfer voor de teksten van de deelnemers. Cijfers werden gegeven voor de inhoud, waarbij werd gelet op de mate waarin ideeën ontwikkeld waren, hoe ideeën in de tekst georganiseerd waren en hoe ideeën op de lezer over werden gebracht. Ook werd gelet op de stijl. Hierbij keken de onderzoekers naar woordkeuze, zinsstructuur en grammatica.

Ook uit dit onderzoek bleek dat outlining een positief effect had op de tekstkwaliteit van de verschillende teksten. De onderzoekers beoordeelden de teksten van de groep die eerst een outline planning maakte met hogere scores. Uit de resultaten bleek namelijk onder andere dat de onervaren schrijvers lager scoorden op stijl dan de ervaren schrijvers wanneer gebruik werd gemaakt van een outline planning. Volgens Galbraith et al. betekent dit dat werken met een outline planning mogelijk een negatief effect heeft op hoe vloeiend een onervaren schrijver een tekst schrijft. Er is tot op heden echter nog weinig bekend over hoe een outline

planning wordt geïmplementeerd in een tekst. Galbraith et al. (2005) benadrukken dat er daarom meer

onderzoek moet plaatsvinden naar de manier waarop een outline planning wordt gebruikt bij het schrijven. Dit om te voorkomen dat outlining ten onrechte wordt aangeraden aan (onervaren) schrijvers.

2.4.2.

D

E STUDIE VAN

R

AU EN

S

EBRECHTS

Uit de eerder besproken studies blijkt dat het werken met een geschreven outline planning effect heeft op het schrijfproces en -product. Rau en Sebrechts (1996) deden onderzoek naar de mentale outline planning en onderzochten het verschil tussen een mentale en een geschreven outline planning en het effect van beide op de tekstkwaliteit en het schrijfproces.

Dit onderzoek vond plaats onder een grote groep studenten. De deelnemers werden verdeeld in vijf verschillende condities. De controlegroep begon direct met schrijven. Twee van de vier overige groepen kregen de opdracht eerst 5 minuten na te denken over een outline planning. De laatste twee groepen kregen de opdracht om in 5 minuten een geschreven outline planning te maken. Van de vijf groepen kregen twee groepen de taak om hardop na te denken tijdens de schrijftaak, zodat de onderzoekers een beeld kregen van waar de deelnemers mee bezig waren tijdens het schrijven van de tekst. Tabel 1 geeft deze condities weer. Binnen elke groep schreef de ene helft van de deelnemers een argumentatieve tekst en de andere helft een informatieve tekst.

Voorbereiding Hardop denken

Groep 1 (controlegroep) Geen Nee

Groep 2 5 minuten nadenken over outline Nee

Groep 3 5 minuten schrijven van outline Nee

Groep 4 5 minuten nadenken over outline Ja

Groep 5 5 minuten schrijven van outline Ja

TABEL 1. VIJF CONDITIES RAU EN SEBRECHTS (1996)

(17)

10

het bedenken van ideeën. Daarnaast werden de schrijfproducten beoordeeld door de onderzoekers. De teksten kregen een cijfer voor de tekstkwaliteit en hierbij werd gelet op creativiteit, tekstniveau en grammatica. Daarnaast werd de leesbaarheid van de tekst digitaal geanalyseerd door het programma RightWriter, een programma voor het analyseren van teksten. Dit programma let onder andere op zins- en woordlengte en het gebruik van de actieve vorm. De leesbaarheid van de tekst had invloed op het cijfer dat de teksten voor tekstkwaliteit ontvingen.

Hoewel er geen significante verschillen in tekstkwaliteit werden gevonden, bleek het schrijfproces van de twee groepen deelnemers die eerst een outline planning schreven, vloeiender te verlopen. Deze groepen deelnemers brachten minder revisies aan tijdens het schrijfproces dan de twee groepen die een mentale

outline planning maakten. Dit komt overeen met de eerdere onderzoeken van Kellogg (1988; 1990). Het

werken met een outline planning had echter geen invloed op het aantal pauzes dat deelnemers namen. Wat de geluidsopnames verder lieten zien, was dat de groep deelnemers die een mentale outline planning maakte, zich voornamelijk richtte op het genereren van ideeën. De groep deelnemers die een outline planning schreef, gebruikte deze outlines voor het structureren van de tekst.

2.4.3.

D

E STUDIE VAN

D

E

S

MET

,

B

RAND

-G

RUWEL

,

B

ROEKKAMP EN

K

IRSCHNER

Naast onderzoek naar de geschreven en mentale outline planning, is er in het verleden ook onderzoek gedaan naar het werken met een digitale outline planning. De Smet, Brand-Gruwel, Broekkamp en Kirschner (2014) onderzochten de invloed van digital outlining op het schrijfproces, de mentale processen en het schrijfproduct. De Smet et al. verwachtten bij aanvang van de studie dat het werken met een digitale outline planning leidt tot een beter gestructureerde tekst en een minder chaotisch schrijfproces. Hiermee wordt bedoeld dat de processen van plannen, formuleren en reviseren elkaar minder abrupt afwisselen: de processen worden niet of minder vaak onderbroken door een ander proces.

Om dit te onderzoeken, lieten de onderzoekers een grote groep middelbare scholieren twee betogen schrijven. Voor elk betoog kregen de deelnemers maximaal 75 minuten de tijd. De deelnemers werden in drie groepen verdeeld: de controlegroep schreef beide betogen zonder het maken van een schrijfplan. De tweede groep deelnemers schreef één van de betogen op basis van een digitale outline planning en de derde groep schreef beide betogen op basis van een digitale outline planning. De schrijfproducten en het schrijfproces werden na de schrijftaken geanalyseerd. Hierbij werd gekeken naar de tekststructuur, presentatie en argumentatie. De onderzoekers gaven voor deze onderdelen een cijfer. Het schrijfproces werd geanalyseerd aan de hand van de pauzes en revisies. Dit gebeurde met behulp van het programma Inputlog (Leijten & Van Waes, 2013).

Aan het einde van deze studie concludeerden Smet at al. dat het gebruik van een digitale outline planning leidde tot een betere presentatie van de tekst. Dit betekende dat de schrijver van de tekst op de juiste manier gebruik maakte van paragrafen, kopjes, tussenkopjes en interpunctie. Er was echter geen significante uitkomst met betrekking tot de structuur van de tekst of de mate waarin argumenten in de tekst werden uitgebreid. Daarnaast werd geconcludeerd dat deelnemers die eerst een outline planning schreven, meer aandacht besteedden aan de schrijftaak. Dit bleek uit de totale tijd die deze deelnemers nodig hadden voor de volledige schrijftaak. Deze groep deelnemers was namelijk langer bezig met de taak. Bij deze resultaten moet echter een kritische kanttekening worden geplaatst. De deelnemers in de digitale outline conditie kregen namelijk geen extra tijd voor het maken van de digitale outline planning. De tijd die deze groep besteedde aan het maken van de outline planning, werd opgeteld bij de tijd die besteed was aan het schrijven van de tekst. Het is dan ook niet uit te sluiten dat deze deelnemers net zoveel tijd (of mogelijk zelfs minder) aan het schrijven van de tekst hebben besteed dan de rest van de deelnemers.

2.4.4.

D

E STUDIE VAN

B

AAIJEN

,

G

ALBRAITH EN

D

E

G

LOPPER

In de eerder besproken studies is onder andere gekeken naar het effect van het werken met een outline

(18)

11

naar het effect van writing beliefs (schrijfopvattingen) van de schrijver (White & Bruning, 2005). Voordat deze studie uitgebreid kan worden besproken, wordt ingegaan op wat schrijfopvattingen precies zijn. Volgens White en Bruning (2005) bestaan er twee soorten schrijfopvattingen: transactie- of transmissieopvattingen. Een schrijver met hoge transactieopvattingen ziet schrijven als een emotionele ervaring waarbij de eigen kennis wordt ontwikkeld door het schrijfproces en een manier om nieuwe inhoud te creëren. Schrijvers met hoge transmissieopvattingen zien schrijven daarentegen als een manier om informatie van autoritaire bronnen op de lezer over te brengen.

Baaijen et al. (2014) toetsten twee verschillende hypotheses: de single-process hypothesis en de dual-process

hypothesis. Volgens de single-process hypothese beïnvloedt de schrijvers schrijfopvatting de betrokkenheid van

een schrijver bij de tekst. Hierbij tonen schrijvers met transactieopvattingen meer betrokkenheid dan schrijvers met transmissieopvattingen. Een hoge betrokkenheid heeft een positief effect op de tekstkwaliteit en de mate waarin de schrijvers kennis opdoet tijdens het schrijfproces. Met betrekking tot de outline planning werd verwacht dat outlining bij verschillende soorten schrijfopvattingen dezelfde (positieve) effecten heeft. Volgens de dual-process hypothesis voorspelt de schrijvers schrijfopvatting de manier waarop een schrijver het schrijfproces vormgeeft. De dual-process hypothese voorspelt dan ook dat dat het effect van een outline

planning varieert en afhangt van de prioriteiten die de schrijver stelt tijdens het schrijven.

Een groep bachelor- en masterstudenten kreeg de opdracht om een artikel te schrijven voor een universiteitskrant. Zij werden in twee groepen verdeeld. De eerste groep maakte voor het schrijven van de tekst een outline planning. De tweede groep schreef eerst een synthetic planning. Deze groep moest in één zin samenvatten waar ze hun artikel over gingen schrijven. De structuur van de tekst of de afzonderlijke ideeën werden dus niet uitgewerkt. Beide groepen kregen 5 minuten de tijd voor het maken van hun planning alvorens de schrijftaak startte. Voor het meten van kennis over het onderwerp kregen de deelnemers voor en na de schrijftaak de vraag hoeveel zij over het onderwerp wisten, waarbij ze zichzelf een cijfer van 1 (heel weinig) tot 7 (heel veel) moesten geven. Deelnemers schreven hun tekst op een computer waar het programma Inputlog op was geïnstalleerd, dat alle toetsaanslagen registreerde. De registratie van de toetsaanslagen werd gebruikt voor het analyseren van het schrijfproces.

De resultaten werden op verschillende manieren vastgesteld. De tekstkwaliteit werd beoordeeld door twee verschillende onderzoekers, die de teksten een cijfer gaven op een schaal van 1 tot 9. De begripsontwikkeling werd vastgesteld door de deelnemers voor en na de schrijftaak te vragen naar hun eigen kennis over het onderwerp van de tekst. De revisies werden onderzocht met behulp van het programma Inputlog. Uit het onderzoek bleek dat outlining verschillende effecten heeft voor schrijvers met verschillende schrijfopvattingen. Zo bleek dat schrijvers met hoge transactionele opvattingen hun kennis meer ontwikkelden door schrijver dan schrijvers met lage transactionele opvattingen. Maar als schrijvers naast hoge transactionele opvattingen ook hoge transmissionele opvattingen hadden en aan hen werd gevraagd om een outline planning te maken voorafgaand aan de schrijftaak, dan verdween het effect op begripsontwikkeling. Outlining kan zodoende een negatief effect hebben op de begripsontwikkeling van schrijvers afhankelijk van de transmissieopvattingen van de schrijver.

(19)

12

2.4.6.

K

AUFER

,

H

AYES EN

F

LOWER

Naar de manier waarop een tekst tot stand komt op basis van een outline planning, is tot op heden nauwelijks onderzocht. Alleen Kaufer et al. (1986) hebben kort naar dit proces gekeken tijdens één van hun studies naar het formuleren van zinnen. In deze verkennende studie kregen twaalf ervaren schrijvers de opdracht een opstel te schrijven voor een publiek van tieners terwijl ze hardop nadachten. Voordat zij hiermee begonnen, moesten zij echter eerst een uitgebreide outline planning maken. Als onderdeel van de studie keken de onderzoekers ook naar de relatie tussen de inhoud van een outline planning en de inhoud van een geschreven tekst. Hierbij werd gekeken naar de verschillende ideeën die werden genoteerd en naar de volgorde van deze ideeën in de outline planning en in de tekst. Deze volgordes werden vervolgens met elkaar vergeleken.

Na het onderzoek bleek de volgorde van ideeën in het schrijfplan en de tekst vaak, maar niet altijd, overeen te komen. Ideeën die in het plan kort werden beschreven, werden in de tekst uitgebreid uitgewerkt door de deelnemers. Ook ontdekten de onderzoekers dat de deelnemers hun initiële plan soms veranderden tijdens het schrijven van de tekst. Dat wil zeggen, ideeën uit het plan werden soms weggelaten terwijl andere ideeën werden toegevoegd. Ook na het maken van de outline planning genereerden de deelnemers dus nog ideeën.

2.5.

H

ET ANALYSEREN VAN SCHRIJFPROCESSEN EN

-

PRODUCTEN

In deze paragraaf wordt ingegaan op methodes die zijn toegepast in andere studies met betrekking tot het schrijfproces of een outline planning. Een bespreking van deze methodes is van belang voor de opzet van dit onderzoek.

2.5.1.

A

NALYSE VAN IDEEËN IN OUTLINE PLANNING EN TEKST

Om meer inzicht te krijgen in de manier waarop een outline planning wordt gebruikt bij het schrijven van een tekst wordt allereerst gekeken naar de overeenkomst van ideeën in het plan en de tekst. Kaufer et al. (1986) keken onder andere naar overeenkomsten tussen een outline planning en de uiteindelijke tekst van hun deelnemers. Tijdens de analyse van de plannen maakten ze onderscheid tussen ideeën en notities van de schrijver. Ideeën werden opgeschreven door de schrijver als geheugensteun om ervoor te zorgen dat een idee in de uiteindelijke tekst werd verwerkt. Notities betroffen geen inhoud die verwerkt moest worden in het plan, maar een retorisch doel, zoals 'schrijf simpel' of 'let op de doelgroep'.

Ook Flower en Hayes (1986) onderscheiden verschillende soorten tekst waaruit een plan bestaat, namelijk

pointers (steekwoorden), word images (groepen van woorden die terugkomen in de tekst) en goals (retorische

doelen). Zowel Kaufer et al. (1986) als Flower en Hayes (1986) keken niet naar de manier waarop ideeën terug konden komen in de tekst, al vergeleken Kaufer et al. wel de ideeën in de outline planning met ideeën in de tekst. Zij concludeerden verder dat een idee in de tekst bijna altijd uitvoeriger werd omschreven dan in het schrijfplan. Uit hun kwalitatieve studie bleek één deelnemer ieder idee gemiddeld uit te werken in 55 woorden. Baaijen (2012) deed wel onderzoek naar de manier waarop ideeën worden verwerkt en ontdekte dat ideeën letterlijk konden terugkomen in een tekst, of geïmpliceerd of in meerdere zinnen.

(20)

13

in de tekst. Volgens hen wijst dit erop dat het plan de structuur van de tekst beïnvloedt. In dit onderzoek wordt een vergelijkbare methode gehanteerd.

2.5.2.

A

NALYSE PROCESDATA

In de studie van De Smet et al. (2014) naar de invloed van electronic outlining op het schrijfproces, mentale processen en de uiteindelijke tekst zijn de procesdata van deelnemers onderzocht met behulp van het programma Inputlog (Leijten & Van Waes, 2013). Dit programma registreert toetsaanslagen, muisbewegingen en wijzigingen gedurende het schrijfproces waardoor het mogelijk is om het volledige schrijfproces achteraf te reconstrueren en te analyseren. Het programma wordt op de achtergrond aangezet en schrijvers schrijven de tekst in een tekstverwerkingsprogramma. Nadat het programma is aangezet, merken schrijvers niets van de aanwezigheid van het programma. In de kwantitatieve studie van De Smet et al. werden de data uit Inputlog gebruikt voor het analyseren van de pauzes van de deelnemers en gemaakte revisies. Ook Baaijen et al. (2014) gebruikten Inputlog voor het analyseren van toetsaanslagen om zo het schrijfproces te analyseren. In dit onderzoek wordt het programma Inputlog gebruikt om te kijken naar de volgorde waarin de tekst is geschreven. Hoewel het programma mogelijkheden biedt om ook andere data te onderzoeken, is gezien de omvang van de studie gekozen om alleen te kijken naar de volgorde waarin de tekst is geschreven.

2.6.

D

OEL VAN DIT ONDERZOEK

(21)

14

3.

M

ETHODE

Het doel van deze studie is onderzoeken hoe een tekst tot stand komt op basis van een outline planning. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de manier waarop hier onderzoek naar is gedaan. Het onderzoek is opgezet als een kwalitatief onderzoek met kwantitatieve aspecten. Deelnemers kregen de opdracht een uitgebreide

outline planning te maken en vervolgens op basis van deze planning een tekst te schrijven. In deze studie

worden de schrijfplannen, geschreven teksten en procesdata geanalyseerd. Dit hoofdstuk beschrijft als eerste de deelnemers aan deze studie. Daarna wordt ingegaan op de gebruikte instrumenten en de procedure. Tenslotte wordt de aanpak van de analyses van schrijfprocessen en -producten besproken.

3.1.

D

EELNEMERS

Het onderzoek is afgenomen onder vijftien studenten: vijf studenten aan een universiteit en tien studenten aan een hbo-opleiding. De data van twee studenten zijn bij voorbaat uitgesloten. Eén van de deelnemers had een te weinig uitgebreide outline planning: het plan was inhoudelijk niet uitgewerkt. Van een andere deelnemer waren de procesdata en de geschreven tekst niet juist opgeslagen door het programma Inputlog. Ook bij een derde deelnemer bleken de data uit Inputlog niet juist te zijn opgeslagen. Bij deze deelnemer konden het plan en de tekst echter wel worden geanalyseerd. De uiteindelijke groep deelnemers bestond derhalve uit dertien personen, bestaande uit vier mannen en negen vrouwen. Van deze groep volgen vier studenten een opleiding aan een universiteit. De overige negen studenten studeren aan een hbo-opleiding. De gemiddelde leeftijd van de deelnemers was 24 jaar en 7 maanden (SD = 2,1). Aan de start van het onderzoek gaven de deelnemers zichzelf een cijfer van 1 (laag) tot 5 (hoog) op twee vragen (zie paragraaf 3.2.1). Aan de deelnemers werd gevraagd hoeveel ze in het dagelijks leven schrijven en hoe ze zichzelf als schrijver zouden beoordelen. Het gemiddelde cijfer dat deelnemers zichzelf gaven voor de eerste vraag was een 3,2 (SD = 1,1). De deelnemers gaven zichzelf gemiddeld een 3,6 (SD = 1,0) voor de tweede vraag. De groep deelnemers bestaat dan ook uit redelijk ervaren schrijvers.

3.2.

I

NSTRUMENTEN

3.2.1.

V

RAGENLIJST OVER DEELNEMERS

Aan het begin van het onderzoek werd een korte vragenlijst afgenomen bestaande uit vijf vragen (bijlage 3). Afgezien van een korte aankondiging, werden de vragen gesteld zonder introductie. De eerste drie vragen gingen over geslacht, leeftijd en hoogst genoten opleiding. Zoals hierboven al kort genoemd moesten de deelnemers bij vraag 4 en vraag 5 zichzelf een cijfer geven voor schrijfvaardigheid en -ervaring, op een schaal van 1 tot 5. Deze schaalverdeling geeft een duidelijk beeld van hoe de deelnemer zijn of haar eigen schrijfvaardigheid en -ervaring inschat. Met de uitkomsten van de vragenlijst kunnen eventuele verschillen in resultaten verklaard worden. Als de schrijfproducten van een deelnemer bijvoorbeeld sterk afwijken van de andere deelnemers, dan kunnen verschillen in de schrijfervaring of schrijfvaardigheid daar een mogelijke verklaring voor zijn. Na de vragenlijst kregen de deelnemers een algemene instructie voor het onderzoek.

3.2.2.

S

CHRIJFOPDRACHT

:

OUTLINE PLANNING EN TEKST

In de schrijfopdracht schreven de deelnemers eerst een outline planning. Op basis van deze planning schreven zij daarna een conceptartikel. Door te kiezen voor een conceptartikel hoefden de deelnemers zich niet te concentreren op spelling en grammatica binnen de beperkte tijd die werd gegeven. Tijdens het schrijven van een concept is de schrijver echter wel al bezig met het plannen van de tekst, het overnemen van ideeën uit de

outline planning naar de tekst en het formuleren van tekst (Kellogg, 2008). Met deze schrijfproducten kon

(22)

15 Opzet van de schrijftaak

Als eerste onderdeel van de schrijftaak kregen de deelnemers instructies over de opdracht. Vervolgens kregen ze twee bronnen te lezen over een actueel onderwerp, namelijk verantwoord eten. Deze bronnen mochten ze gebruiken tijdens het schrijven van de outline planning en het conceptartikel. Na het lezen van de bronnen kregen de deelnemers een voorbeeld van een uitgebreide outline planning te zien en de opdracht zelf een

outline planning te maken voor hun conceptartikel. Als laatste kregen de deelnemers de opdracht hun

conceptartikel te schrijven.

Instructies volledige schrijftaak

Aan het begin van de schrijftaak kregen de deelnemers een instructie waarin de volledige schrijftaak werd toegelicht. Hierdoor konden de deelnemers een beeld vormen van de schrijftaak en was het voor de deelnemers duidelijk welke onderdelen nog zouden volgen. De deelnemers kregen naast deze algemene instructie ook gedetailleerde instructies voor de start van elk onderdeel van het onderzoek. In deze instructies werd aangegeven wat de volgende opdracht was, wat van de deelnemers werd verwacht en hoeveel tijd de deelnemers kregen voor het betreffende onderdeel.

Bronnen

Voor het maken van de outline planning en het schrijven van de tekst kregen de deelnemers twee bronnen over het onderwerp van de schrijftaak, verantwoord eten. Bron 1 is afkomstig van de website van het Voedingscentrum (Voedingscentrum, 2015) en gaat over de wijzigingen in de nieuwe Schijf van Vijf, een bekende voedingswijzer voor gezond eten. Bron 2 is afkomstig van de website van de NOS en betreft een publicatie van de Wereldgezondheidsorganisatie over de gevaren van rood en bewerkt vlees (Van den Brink, 2015). Beide bronnen zijn relatief kort (respectievelijk 424 en 552 woorden) waardoor de deelnemers voldoende tijd hadden voor het lezen van de bronnen. Beide bronnen bevatten nog steeds duidelijke informatie over het thema verantwoord eten. Daarnaast waren beide bronnen zeer recentelijk gepubliceerd. De teksten zijn toegevoegd in bijlagen 1 en 2.

Opdracht outline planning

Na het lezen van de bronnen kregen de deelnemers instructies voor het maken van een outline planning. In deze instructie werd aangegeven dat de outline planning het skelet moest vormen voor het conceptartikel. Naast de instructies kregen ze een voorbeeld van een uitgebreide outline planning om ervoor te zorgen dat er geen onduidelijkheid zou bestaan over hoe een outline planning eruit ziet. Het voorbeeldplan (bijlage 3) voldoet aan de gestelde eisen van Walvoord et al. (1995): de ideeën en informatie zijn verticaal opgesomd en uitgebreid uitgewerkt op papier.

Opdracht conceptartikel

Na het maken van de outline planning moesten de deelnemers op basis van hun plan een conceptartikel van 300 tot 400 woorden schrijven voor de Universiteitskrant. Er is gekozen voor een conceptartikel om ervoor te zorgen dat de deelnemers niet te lang zouden nadenken over stijl, spelling en grammatica. Het conceptartikel hoefde ook nog niet af te zijn maar een lezer moest het verhaal wel kunnen volgen. Ook moest duidelijk naar voren komen wat de deelnemer precies wilde vertellen met het artikel, oftewel wat de invalshoek van het artikel was.

3.2.3.

I

NPUTLOG

(23)

16

Tijdens dit onderzoek stond Inputlog aan terwijl de deelnemers hun conceptartikel schreven. Hierdoor was het achteraf mogelijk om te achterhalen in welke volgorde deelnemers hun tekst schreven, wanneer deelnemers pauzeerden en welke wijzigingen deelnemers aanbrachten tijdens het schrijven van de tekst.

3.2.4.

O

BSERVATIE UITVOERING SCHRIJFOPDRACHT

Tijdens de uitvoering van de schrijfopdracht werden de deelnemers geobserveerd. Hierdoor was het mogelijk om te zien wat deelnemers deden tijdens pauzes en wanneer de deelnemers gebruik maakten van hun outline

planning en de bronnen. Deze data werden naast de data vanuit Inputlog gebruikt voor het reconstrueren van

het schrijfproces. Op basis van Inputlog is namelijk niet te zien wat deelnemers precies deden tijdens het schrijven van de tekst of een pauze.

Tijdens het schrijven van de tekst zat de deelnemer in een ruimte met een camera. Deze camera stond in verbinding met de computer van de onderzoeker, die daardoor vanuit een andere ruimte de deelnemer tijdens het schrijven kon observeren. Het beeldmateriaal werd tevens opgenomen. Tijdens het observeren werd gelet op de pauzes die de deelnemer nam en de manier waarop de deelnemer bronnen en outline planning gebruikte. Deze acties werden door de onderzoeker genoteerd onder vermelding van het tijdstip.

De observaties werden onder andere gebruikt in het interview met de deelnemer. De onderzoeker gebruikte de observaties om de deelnemer gericht te kunnen vragen naar bepaalde acties tijdens het schrijven van de tekst. Daarnaast werd het beeldmateriaal later in het onderzoek nogmaals bekeken in combinatie met de gegevens vanuit Inputlog, waardoor het mogelijk was om verklaringen te vinden voor pauzes tijdens het schrijfproces en wijzigingen tijdens het schrijven van de tekst.

3.2.5.

I

NTERVIEW OVER SCHRIJFPROCES

Een interview na afronding van de schrijftaak gaf informatie over de acties en gedachtes van de deelnemers tijdens het schrijfproces. Hierdoor kon dit proces verder worden gereconstrueerd en werd duidelijk waar deelnemers aan dachten tijdens het schrijven van de tekst.

Voorafgaande aan het interview werd het doel van het interview aangegeven. Ook werd de opzet van het interview toegelicht: de onderzoeker zou vragen stellen op basis van de verrichte observaties maar de deelnemer mocht zelf ook op elk moment vertellen over gedachtes en acties tijdens het schrijven van de tekst. Er werd bij het interview geen gebruik gemaakt van een standaardlijst met vragen. Tijdens het interview werd het beeldmateriaal van de deelnemer bekeken zodat de onderzoeker kon vragen naar de reden of gedachte achter bepaalde acties, zoals het nemen van pauzes of het uitgebreid bekijken van de bronnen of outline

planning. De deelnemer mocht zelf ook momenten ter bespreking aanwijzen.

3.3.

P

ROCEDURE

3.3.1.

V

RAGENLIJST

De vragenlijst is voorafgaande aan het onderzoek afgenomen. Deelnemers vulden de vragenlijst niet zelf in, maar beantwoordden mondeling de vragen die de onderzoeker voorlas.

3.3.2.

S

CHRIJFOPDRACHT

(24)

17

3.3.3.

I

NPUTLOG

Het programma Inputlog stond op de achtergrond aan terwijl de deelnemers hun conceptartikel schreven op een computer.

3.3.4.

O

BSERVATIE

Tijdens het schrijven van het conceptartikel werden de deelnemers geobserveerd vanuit een andere ruimte met behulp van een camera. Deze beelden werden tegelijkertijd opgenomen.

3.3.5.

I

NTERVIEW OVER SCHRIJFPROCES

Na het schrijven van het conceptartikel kregen de deelnemers 5 minuten voor zichzelf. In deze tijd nam de onderzoeker de notities door, zette het beeldmateriaal klaar om gezamenlijk te bekijken en opende de opgeslagen tekst van de deelnemer. Het duur van het interview verschilde per deelnemer en varieerde van 15 tot 25 minuten.

3.4.

A

NALYSE VAN PROCESSEN EN PRODUCTEN

3.4.1.

V

RAGENLIJST OVER DEELNEMERS

De data uit de vragenlijst werden verwerkt in het programma Excel. De gegevens zijn alleen gebruikt voor het schetsen van de groep deelnemers.

3.4.2.

S

CHRIJFOPDRACHT

:

OUTLINE EN TEKST

Als eerste zijn de woorden waaruit de schrijfplannen bestaan, geteld. Hierbij is elk woord geteld, met uitzondering van doorgestreepte woorden. Dit betekent dat naast de ideeën ook andere tekst op het schrijfplan is meegeteld, zoals woorden die structuur aanduiden en aantekeningen voor de schrijver zelf.

Een outline planning bestaat voor het grootste deel uit ideeën. In een outline planning noteert de schrijver verschillende soorten tekst: ideeën, maar ook aantekeningen voor zichzelf, zoals 'aantrekkelijk schrijven' of 'denk aan doelgroep' (Kaufer et al., 1986; Flower & Hayes, 1986). Deze aantekeningen bevatten geen inhoudelijk idee voor de te schrijven tekst maar vormen retorische doelen voor de schrijver. Notities zoals 'slot' of 'conclusie' worden in deze context ook gezien als retorische doelen voor de schrijver. Gezien de omvang van deze studie worden deze aantekeningen niet verder onderzocht. De ideeën waaruit het plan bestaat wel. Dit zijn inhoudelijke notities van de schrijver waarin een idee voor de tekst wordt beschreven, zoals 'nieuwe schijf van vijf' of 'niet doorslaan met al die eetgewoontes, blijf bij jezelf'. De schrijver noteert deze ideeën in een

outline planning met als doel deze later in de tekst te verwerken. In dit onderzoek zijn de ideeën in zowel het

plan als de tekst gecodeerd en geanalyseerd. Als hetzelfde idee meerdere keren terugkomt in het plan, dan wordt dit als één idee geteld. Zo schreef één van de deelnemers eerst ’de schijf van vijf wordt aangepast’ en twee regels later ‘aanpassen schijf van vijf’. Dit is hetzelfde idee op twee verschillende manieren en op twee verschillende plekken geformuleerd. Beide stukjes tekst tellen als hetzelfde idee.

Iedere schrijver noteert deze ideeën op zijn of haar eigen manier. Tussen schrijvers treden er daardoor verschillen op in de wijze van formuleren van ideeën en in de manier waarop onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende ideeën. Bij het coderen van de ideeën is aangesloten bij de wijze waarop de schrijvers deze hebben uitgedrukt en geordend. Sommige deelnemers noteerden hun ideeën bijvoorbeeld puntsgewijs. Wanneer dit gebeurde, werd elk punt als één idee geteld. Dit is te zien in figuur 3, waarin een deel van de

outline planning van deelnemer 8 is getoond. Eerst geeft de deelnemer structuur aan door twee aantekeningen

voor zichzelf: 'slot' en de toevoeging 'korte conclusie'. Deze aantekeningen zijn niet verder onderzocht. Daarna somt de deelnemer de ideeën op: na elk puntje volgt een idee. In totaal staan hier vier ideeën van de deelnemer. Andere deelnemers noteerden hun ideeën in korte zinnen, al dan niet gescheiden door een punt. Bij deze deelnemers is elke zin als één idee geteld. Een voorbeeld hiervan is te zien in figuur 4, een deel van de

(25)

18

elk idee op een nieuwe regel. Andere deelnemers noteerden ideeën gescheiden door een komma, of deels puntsgewijs en deels in korte zinnen. Een deelnemer kan ideeën dus op meerdere manieren noteren in zijn of haar plan. De ideeën zijn tenslotte genummerd van het eerste tot het laatste idee. Tenslotte is het belangrijk om te vermelden dat de titel van een tekst ook als idee werd geteld.

FIGUUR 3. MANIER VAN PUNTSGEWIJS NOTEREN IDEEËN DOOR DEELNEMER 8

FIGUUR 4. MANIER VAN NOTEREN IDEEËN IN KORTE ZINNEN DOOR DEELNEMER 2

Ideeën kunnen op twee manieren verwerkt zijn in de tekst: letterlijk maar ook geïmpliceerd of verwerkt in meerdere zinnen (Baaijen, 2012). Op deze laatste manier is het idee niet letterlijk overgenomen maar is het idee op een andere manier verwoord. Tijdens het coderen is geen onderscheid gemaakt tussen deze twee manieren. Tijdens het coderen en analyseren is slechts gekeken of een idee uit de outline planning verwerkt was in de tekst en ook aan te wijzen was in de tekst. Soms was een idee verwerkt in de tekst als één woord, andere keren in meerdere zinnen of een volledige alinea. In figuur 4, waarin het schrijfplan van deelnemer 4 wordt getoond, zien we dat het eerst genoteerde idee als volgt luidt: 'nieuwe schrijf van vijf a.h.v. nieuwe onderzoeken'. Dit idee komt niet woord voor woord terug in de tekst van de deelnemer. Inhoudelijk komt dit idee echter wel terug, zoals te zien is in figuur 5. In deze afbeeldingen wordt een deel van de tekst van deze deelnemer getoond. Het idee uit het schrijfplan is geel gearceerd: ‘Andere inzichten uit onderzoeken leiden tot een aanpassing van de alombekende schijf van vijf uit je oude Biologieboek’. De inhoud van deze zin sluit direct aan op het genoteerde idee in de outline planning. In deze zin vertelt de deelnemer namelijk dat de Schijf van Vijf is vernieuwd naar aanleiding van inzichten uit onderzoeken.

(26)

19

De meeste ideeën uit het schrijfplan zijn op bovenstaande manier door deelnemers verwerkt in de tekst. Bij deelnemers die ideeën puntsgewijs noteerden in één woord kwam het af en toe voor dat een idee letterlijk kon worden aangewezen. Daarnaast is in de analyse gekeken naar de volgorde waarin de ideeën uit de outline

planning zijn verwerkt in de tekst. Zowel de volgorde van alinea's als de volgorde van ideeën is hierbij

geanalyseerd. Hiervoor zijn de alinea's en de ideeën eerst genummerd in de outline planning. Vervolgens is deze nummering ook gebruikt bij het coderen van de alinea's en ideeën in de tekst van de deelnemers.

3.4.3.

I

NPUTLOG

Het programma Inputlog biedt zelf meerdere analyses aan voor het verwerken van ruwe data. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van de lineaire analyse. Middels deze analyse is te zien in welke volgorde tekst is geschreven, welke tekst is weggehaald, welke tekst is verplaatst en hoe lang de deelnemer pauzeerde. Ook is na te gaan op welke momenten dit gebeurde. De lineaire analyse is in deze studie gebruikt om te kijken naar de volgorde waarin de verschillende alinea's zijn geschreven. Er is ook gekeken naar tekstfragmenten die door de deelnemers werden verplaatst. Tot slot is de lineaire analyse gebruikt voor het inventariseren van de pauzes van deelnemers, en de momenten waarop de deelnemers pauze namen. Op basis van de data vanuit Inputlog is van elke deelnemer een overzicht gemaakt waarin per minuut werd aangegeven wat de deelnemer precies schreef en wanneer de deelnemer pauzeerde.

3.4.4.

O

BSERVATIES UITVOERING SCHRIJFOPDRACHT

Het beeldmateriaal is na het onderzoek opnieuw bekeken. Daarna zijn deze data verwerkt in het eerder genoemde overzicht dat per deelnemer is gemaakt op basis van de gegevens uit Inputlog. Op basis van het beeldmateriaal kon per deelnemer aangegeven worden of de deelnemer tijdens pauzemomenten de bronnen of het plan raadpleegde.

3.4.5.

I

NTERVIEW OVER SCHRIJFPROCES

De interviews zijn opgenomen en zijn door de onderzoeker achteraf volledig uitgeschreven. Daarna zijn de interviews doorgenomen door de onderzoeker om uitspraken over de gedachtes tijdens de schrijftaak en de redenatie achter acties te arceren. Een uitspraak werd gearceerd wanneer deze informatie gaf over het schrijfproces, en dan met name het gebruik van de outline planning.

3.5.

K

WALITATIEVE ANALYSE

Voor de kwalitatieve analyse zijn alle verschillende soorten gegevens met elkaar in verband gebracht om het schrijfproces van de deelnemers te reconstrueren. De volgende data zijn gebruikt in de analyse:

- schrijfproducten (outline planning en conceptartikel) - data Inputlog

- observaties en beeldmateriaal - interviews met de deelnemers

(27)

20

4.

R

ESULTATEN

4.1.

S

CHRIJFPLANNEN

Voor de analyse van de schrijfplannen zijn alle schrijfplannen allereerst in hun geheel grondig bestudeerd. Ondanks het feit dat deelnemers allemaal hetzelfde voorbeeld kregen, bleek tijdens de analyse dat de schrijfplannen van de deelnemers onderling sterk verschillen. De schrijfplannen zijn dan ook in drie verschillende categorieën verdeeld: weinig uitgewerkt (1), gemiddeld uitgewerkt (2) en zeer uitgewerkt (3). Bij de indeling van de schrijfplannen in de categorieën is gelet op de mate waarin deelnemers de ideeën in de

outline planning hebben uitgewerkt. De plannen waarbij deelnemers hun ideeën in steekwoorden noteerden,

zijn ingedeeld in categorie 1, weinig uitgewerkt. Een aantal deelnemers schreven hun ideeën zowel in steekwoorden op als in (korte) zinnen. De plannen van deze deelnemers zijn ingedeeld in categorie 2, gemiddeld uitgewerkt. De plannen waarin deelnemers hun ideeën door middel van (korte) zinnen noteerden, werden ingedeeld in categorie 3, zeer uitgewerkt. De plannen zijn in verschillende categorieën ingedeeld omdat de mate waarin een schrijfplan is uitgewerkt mogelijk invloed heeft op de manier waarop deelnemers het schrijfplan hebben gebruikt. De resultaten worden in dit hoofdstuk per categorie besproken.

De indeling van de verschillende plannen is weergeven in tabel 2. In onderstaande tabel is te zien dat de meeste schrijfplannen zijn ingedeeld in de derde categorie: zeer uitgewerkt. Plannen in deze categorie bevatten gemiddeld 18,3 ideeën (SD = 5,8, range 13 - 28) en bestaan uit gemiddeld 108,3 woorden (SD = 23, range 81 - 148). De drie schrijfplannen in de categorie gemiddeld uitgewerkt bevatten gemiddeld 14,3 ideeën (SD = 0,5, range 14 – 15) en bestaan gemiddeld uit 68,3 woorden (SD = 9, range 67 - 80). De plannen in de categorie weinig uitgewerkt bevatten gemiddeld 10,8 ideeën (SD = 4,3, range 6 - 16) en bestaan gemiddeld uit 37,5 woorden (SD = 17,6, range 22 - 56).

Hoewel tijdens het indelen van de plannen niet is gelet op het aantal woorden of ideeën, valt op dat de schrijfplannen in de categorie weinig uitgewerkt het minste woorden en ideeën bevatten en de schrijfplannen in de laatste categorie, zeer uitgewerkt, juist het meeste woorden en ideeën. De schrijfplannen in de categorie gemiddeld uitgewerkt, zitten hier tussenin. In de categorie weinig uitgewerkt zijn dus niet alleen het minst aantal ideeën genoteerd, maar zijn de ideeën ook nog het kortst opgeschreven. De schrijfplannen in de categorie zeer uitgewerkt bestaan daarentegen uit het meeste aantal ideeën, die ook nog eens het meest uitgebreid zijn genoteerd.

Categorie 1: weinig uitgewerkt Categorie 2: gemiddeld uitgewerkt Categorie 3: zeer uitgewerkt

Schrijfplan 3 Schrijfplan 4 Schrijfplan 1

Schrijfplan 6 Schrijfplan 5 Schrijfplan 2

Schrijfplan 7 Schrijfplan 12 Schrijfplan 8

Schrijfplan 13 Schrijfplan 9

Schrijfplan 10

Schrijfplan 11

TABEL 2. INDELING SCHRIJFPLANNEN

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bovendien werkt het tevens demotiverend voor de betrokken partijen (medewerkers van Zernike Sales & Marketing, het IZK en de opdrachtgever). Daarnaast kan het zijn dat

Bovendien wordt aandacht besteed aan een aantal knelpunten in de organisatie van het proces van internationale samenwerking in ontnemingszaken die door de respondenten niet

Euthanasie is bedoeld als een genadevolle, goede dood, niet als manier om het aantal geïnterneerden dat ongepast en onbehandeld in Belgische gevangenissen wegkwijnt, te laten

Hugh Daniel Badcock: The choice of a new town engineer for Pretoria was made between two candidates in 1902. The municipal council favoured George Bastable

Door vanuit een andere achtergrondcultuur naar de eigen situatie te kijken worden er nieuwe vragen opgeroepen, die verhelderend werken voor de eigen bewustwording.. Het helpt om

De resultaten op de vraag in welke mate de groene plekken de ervaren leefbaarheid beïnvloeden verschillen echter niet significant: er is geen verschil tussen de gemiddelde cijfers

Uit de rechtspraak van het EHRM lijkt te kunnen worden geconcludeerd dat bij het opleggen van een bestraffende sanctie het zwijgrecht en het nemo tenetur-beginsel van toepassing zijn

Het nieuwsbericht Grote fouten ontdekt in wiskundige software (NRC Handelsblad, 14 novem- ber) meldt dat er softwarefou- ten in Mathematica zitten, een programma dat vooral