• No results found

BESLUIT pagina 1van 5bcm0850-98076-12-2006file://E:\archief1998\besluiten\bcm\bcm0850-8907.htm

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "BESLUIT pagina 1van 5bcm0850-98076-12-2006file://E:\archief1998\besluiten\bcm\bcm0850-8907.htm"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BESLUIT

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse

mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Betreft: 850 / Amstrong - DLW

1. Op 24 juni 1998 heeft de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit een melding ontvangen waarin is medegedeeld dat de ondernemingen Amstrong World Industries, Inc. en DLW AG het voornemen hebben een concentratie als bedoeld in artikel 27 van de Mededingingswet aan te gaan. Van de melding is mededeling gedaan in Staatscourant 119 van 29 juni 1998. Naar aanleiding van de mededeling in de Staatscourant zijn geen zienswijzen van derden naar voren gebracht. Ambtshalve zijn vragen gesteld aan verschillende marktpartijen.

I. DE PARTIJEN

2. Amstrong World Industries, Inc. (hierna: Amstrong), gevestigd in Pennsylvania (Verenigde Staten), staat aan het hoofd van een aantal groepsmaatschappijen dat actief is op het gebied van de ontwikkeling, productie en verkoop van woninginrichtingsproducten (vloermaterialen en plafondsystemen) en van industriële producten (isolatiemateriaal,

pakkingen voor motoren en compressoren, speciale rubberen onderdelen voor spinnewielen).

3. DLW AG (hierna: DLW) is een naamloze vennootschap naar Duits recht en staat aan het hoofd van een aantal groepsmaatschappijen dat actief is op het gebied van de ontwikkeling, productie en verkoop van

vloermaterialen (rubber, linoleum, pvc, crushed vinyl (cv), parket, textiel vloermateriaal, sportvloermateriaal), kantoormeubilair en van

bouwonderdelen voor dak- en voorgevelconstructies.

II. DE GEMELDE OPERATIE

4. Amstrong zal een openbaar bod uitbrengen op alle aandelen in DLW. DLW zal na de concentratie voor 100% onder een Duitse

dochtermaatschappij van Amstrong worden geplaatst.

III. TOEPASSELIJKHEID VAN HET CONCENTRATIETOEZICHT 5. De gemelde operatie is een concentratie in de zin van artikel 27, onder b, van de Mededingingswet. De hierboven, onder punt 4, omschreven transactie leidt er toe dat Amstrong de uitsluitende zeggenschap verkrijgt in DLW.

6. Uit de bij de melding ter beschikking gestelde omzetgegevens blijkt dat de gemelde concentratie binnen het toepassingsbereik van de

(2)

IV. BEOORDELING A. Relevante markten Relevante productmarkten

7. Partijen geven aan dat zij actief zijn in de ontwikkeling en productie van vloermaterialen. Deze sector bestaat uit twee verschillende segmenten, namelijk vloermaterialen voor woonruimtes en vloermaterialen voor kantoorgebouwen, ziekenhuizen en dergelijke (ook wel projectinrichting genoemd). Partijen verkopen rollen vloermateriaal voor woonruimtes aan groothandelaren en grote detailhandelsbedrijven. Zij maken daarbij geen gebruik, aldus partijen, van selectieve en/of exclusieve distributeurs. Van partijen is alleen DLW actief in vloermaterialen voor projectinrichting; DLW zet deze producten af aan architectenbureau's en professionele

vloerlegbedrijven. Partijen stellen dat er duidelijk sprake is van een zekere overlap tussen deze twee segmenten en het lijkt dus aannemelijk dat de beïnvloede markt de gehele vloermaterialenmarkt omvat. Bij een meer restrictieve beschouwing zou, aldus partijen, de beïnvloede markt de markt voor vloermateriaal voor woonruimtes zijn.

8. Deze laatste, meer restrictieve markt, wordt gevormd door pvc/cv, rubber en linoleum, parket, laminaat, steen, keramische tegels en textiel.

Afnemers, aldus partijen, beschouwen deze producten als grotendeels substitueerbaar voor de inrichting van woonruimtes. Afnemers kunnen bijvoorbeeld voor badkamers en keukens tegels gebruiken in plaats van pvc/cv of linoleum. Voor woonkamers en portalen kunnen zij textiel, steen, parket of elk veerkrachtig vloermateriaal (pvc/cv, linoleum en rubber) gebruiken.

9. Desgevraagd hebben andere marktpartijen aangegeven dat de

materialen zoals genoemd in het voorgaande punt inderdaad uitwisselbaar zijn en dat alle vloer-bedekkingen met elkaar concurreren om de gunst van de consument c.q. de eindgebruiker in projecten, zij het dat projectvinyl, linoleum en rubber voornamelijk in de projectinrichting onderling

concurreren evenals consumentenvinyl(cv), linoleum, parket, laminaat en plavuizen in de consumentenmarkt. Alle niet-textiele vloerbedekkingen concurreren met tapijt in algemene zin.

10. Door afnemers van partijen wordt gesteld dat er op hun inkoopmarkt zeker sprake is van verschillende markten voor vloermaterialen. In de distributieketen komen deze markten vervolgens voor een belangrijk deel samen, waarbinnen in grote lijnen de twee in punt 7 genoemde

distributiekanalen te onderscheiden zijn.

11. De producenten van de verschillende vloermaterialen zijn veelal gespecialiseerd in de productie van vloerbedekkingen van één of enkele materialen.

12. In het onderhavige geval kan het in het midden blijven of op het niveau van de bedrijfskolom waarop partijen actief zijn, namelijk de ontwikkeling en productie van vloermaterialen, al of niet sprake is van afzonderlijke

relevante productmarkten van vloermaterialen voor woonruimtes respectievelijk voor projectinrichting dan wel van afzonderlijke productmarkten van één of meerdere vloermaterialen, aangezien de uiteindelijke beoordeling van de effecten van de voorgenomen concentratie hierdoor niet wordt beïnvloed (zie punt 22).

Relevante geografische markten

(3)

zijnde groothandelaren en grote detailhandelsbedrijven, beschouwen het als een reële mogelijkheid het desbetreffende vloermateriaal buiten Nederland te kopen en vele producten zijn hetzelfde of vergelijkbaar in verscheidene Lid-Staten van de EU. De relevante geografische markt voor de markt van vloermaterialen voor projectinrichting kan wel aangemerkt worden als de gehele Europese Gemeenschap. De producenten van de desbetreffende producten hebben namelijk een international verkoopbeleid in plaats van een nationaal verkoopbeleid, aldus partijen.

14. Onafhankelijk van hoe de relevante productmarkt(en) precies moet(en) worden afgebakend, kan gesteld worden dat, op het niveau in de

bedrijfskolom waarop partijen actief zijn, de geografische dimensie van de relevante productmarkt(en) mogelijk groter is dan Nederland. Partijen en de concurrenten van partijen zijn bedrijven die op internationaal niveau met elkaar concurreren, hetgeen ook uit marktstudies blijkt. In het onderhavige geval kan het echter in het midden blijven of de geografische dimensie van de productmarkt(en) groter is dan Nederland of dat deze beperkt is tot Nederland (zie punten 18 en 21).

B. Gevolgen van de concentratie Nederland

15. In het geval de markt van productie en ontwikkeling van vloermaterialen voor woonruimtes en de markt van productie en ontwikkeling van

vloermaterialen voor projectinrichting zijn te beschouwen als twee afzonderlijke productmarkten, dan hebben partijen op de markt van vloermaterialen voor woonruimtes in Nederland een gezamenlijk marktaandeel van [< 15%]1

en is er op de markt van vloermaterialen voor projectinrichting in Nederland geen sprake van overlap van activiteiten tussen partijen. Indien vanwege het bestaan van concurrentie tussen deze twee segmenten de relevante productmarkt ruimer zou moeten worden gedefinieerd, is het gezamenlijke marktaandeel kleiner aangezien DLW een marktaandeel heeft van [< 10%] in de vloermaterialen voor projectinrichting in Nederland.

1De marktaandelen in punt 15 zijn voor de openbare versie van dit besluit vervangen door bandbreedtes.

16. In het geval binnen de verscheidenheid aan vloermaterialen voor woonruimtes sprake is van afzonderlijke relevante productmarkten dan is het in de branche, vanwege de verschillende product- en

toepassingskenmerken, gebruikelijk om een onderverdeling te maken naar (1) pvc/cv, linoleum en rubber, (2) parket, (3) laminaat, (4) steen en keramische tegels, en (5) textiele vloerbedekking. Het gezamenlijke

marktaandeel van partijen is bij dit onderscheid het grootst op de markt voor (1) pvc/cv, linoleum en rubber voor woonruimtes in Nederland, namelijk ca. [30-50%]2. Daarnaast heeft DLW een aanzienlijk marktaandeel op de markt voor (5) textiele vloerbedekking in Nederland; Amstrong is echter hierin niet actief. Op de overige productmarkten (2) parket, (3) laminaat en (4) steen en keramische tegels is alleen DLW actief op de markt van (2) parket voor woonruimtes en is er dus tussen partijen op deze markten geen sprake van overlap van activiteiten.

2Het marktaandeel in punt 16 is voor de openbare versie van dit besluit vervangen door een bandbreedte.

(4)

concurrentiedruk van de andere vloermaterialen die in ieder geval tot op zekere hoogte als substituten voor pvc/cv, linoleum en rubber zijn aan te merken (zie ook punt 9).

18. Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat partijen een sterke positie hebben in vloerbedekkingen van pvc/cv, linoleum en rubber voor woonruimtes in Nederland maar dat gezien de structuur van de markt en de concurrentiedruk van substituten er evenwel geen reden is om aan te nemen dat door de voorgenomen concentratie een economische machtspositie zal ontstaan of worden versterkt.

19. De door partijen verstrekte gegevens over marktaandelen zijn gebaseerd op de door hen geschatte totale marktomvang. Het ontbreken van betrouwbare marktgegevens blijkt ook uit het feit dat ondervraagde concurrenten en afnemers de verdeling van de totale marktomvang over de marktpartijen enigszins afwijkend inschatten. Deze afwijkingen en de overige reacties van ondervraagde marktpartijen geven echter geen aanleiding om tot een anders luidende conclusie te komen dan verwoord is in het voorgaande punt.

West-Europa

20. Partijen hebben informatie verstrekt over hun gezamenlijke

marktaandelen in West-Europa op de in punt 12 onderscheiden relevante productmarkten. In het geval de markt voor vloermaterialen voor

woonruimtes en de markt voor projectinrichting zijn te beschouwen als twee afzonderlijke productmarkten, dan bedragen de gezamenlijke

marktaandelen van partijen op deze productmarkten in West-Europa respectievelijk [< 5%]3.

Het gezamenlijke marktaandeel van partijen op de markt voor (1) pvc/cv, linoleum en rubber voor woonruimtes in West-Europa bedraagt [< 25%]. Op de andere in punt 15 omschreven markten voor vloermaterialen, de

markten (2) tot en met (5), is alleen DLW actief op de markt van (2) parket en (5) textiele vloerbedekking in West-Europa. Er is derhalve geen sprake van overlap van activiteiten op deze markten tussen partijen. Zoals reeds in punt 17 is opgemerkt is er wat betreft pvc/cv, linoleum en rubber voor woonruimtes sprake van concurrentiedruk van de andere vloermaterialen die in ieder geval tot op zekere hoogte als substituten aan te merken zijn.

3 De marktaandelen in punt 20 zijn voor de openbare versie van dit besluit

vervangen door bandbreedtes.

21. Op grond van het gestelde in het vorige punt en gegeven de in punt 14 genoemde internationale concurrentie tussen producenten, kan worden geconcludeerd dat er, indien de geografische dimensie van de in punt 12 onderscheiden relevante productmarkten ruimer is dan Nederland, geen reden is om aan te nemen dat door de voorgenomen concentratie een economische machtspositie zal ontstaan of worden versterkt.

Conclusie

(5)

V. CONCLUSIE

23. Na onderzoek van deze melding, is de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot de slotsom gekomen dat de gemelde operatie binnen de werkingssfeer van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde concentratietoezicht valt. Hij heeft geen reden om aan te nemen dat als gevolg van die concentratie een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd.

24. Gelet op het bovenstaande deelt de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit mede dat voor het tot stand brengen van de concentratie waarop de melding betrekking heeft geen vergunning is vereist.

Datum: 21 juli 1998

De directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit, voor deze,

w.g. Drs. R.J.P. Jansen Hoofd Concentratiecontrole

Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd beroepschrift indienen bij de arrondissementsrechtbank te Rotterdam, sector bestuursrecht, Postbus 50951, 3007 BM, Rotterdam.

terug

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Aangenomen mag worden dat de geografische omvang van beide eventueel te onderscheiden productmarkten voor 'tube conveyed' en 'wire conveyed' perforatie gelijk is, aangezien er

Hoewel daar na wijziging van de concentratie geen sprake meer van is, zou er, indien de nieuwe onderneming aansluit bij Superunie, op grond van de overwegingen zoals uiteengezet in

Op 18 juni 1998 heeft de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit een melding ontvangen waarin is medegedeeld dat CVC European Equity II Limited en Brunner

I. Op 24 juni 1998 heeft de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit een melding ontvangen van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 34 van

Voor het onderhavige besluit kan een precieze afbakening van de relevante geografische markt achterwege blijven omdat, zoals uit punt 14 van dit besluit blijkt, de preciese

Partijen hebben aangegeven dat de markt die door de concentratie wordt beïnvloed de markt is voor &#34;service providing&#34; (d.w.z. de marketing en verkoop van abonnementen

Op grond van het bovenstaande kunnen de onder punt 17 omschreven clausules, voorzover zij overeenkomsten vormen als bedoeld in artikel 6 van de Mededingingswet, naar het oordeel

mededingingsautoriteit een melding ontvangen waarin is medegedeeld dat de ondernemingen BASF Aktiengesellschaft en Clariant International AG het voornemen hebben een concentratie