• No results found

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

R AAD VOOR V ERGUNNINGSBETWISTINGEN

A RREST

van 18 maart 2021 met nummer RvVb-S-2021-0768 in de zaak met rolnummer 2021-RvVb-0160-SA

Verzoekende partijen 1. de stad HASSELT, vertegenwoordigd door het college van burgemeester en schepenen

2. het college van burgemeester en schepenen van de stad HASSELT

vertegenwoordigd door Mr. Jeroen DE CONINCK, met woonplaatskeuze te 2000 Antwerpen, Amerikalei 211

Verwerende partij de provincie LIMBURG, vertegenwoordigd door de deputatie van de provincieraad

Tussenkomende partijen 1. AP & D nv 2. LIBURNI nv

vertegenwoordigd door Mr. Tom HUYGENS, met woonplaatskeuze te 9100 Sint-Niklaas, Vijfstraten 57-59

I. BESTREDEN BESLISSING

Verzoekende partijen vorderen met een aangetekende brief van 13 november 2020 de schorsing van de tenuitvoerlegging en de vernietiging van de beslissing van verwerende partij van 1 oktober 2020.

Verwerende partij heeft het administratief beroep van tussenkomende partijen tegen de weigeringsbeslissing van tweede verzoekende partij van 17 oktober 2019 ingewilligd.

Verwerende partij heeft aan tussenkomende partijen een omgevingsvergunning onder voorwaarden verleend voor het bouwen van 84 wooneenheden, 14 studentenkamers, commerciële functies en een ondergrondse parkeergarage voor 141 voertuigen na de afbraak van de bestaande bebouwing en het exploiteren van gebouwgebonden voorzieningen, op de percelen gelegen te 3500 Hasselt, Stationsplein 1-9, Bampslaan 39-53, Geraetsstraat 2-8, met als kadastrale omschrijving 71326F0143/00K000, 71326F0344/00T000, 71326F0147/00C002, 71326F0344/00R000, 71326F0344/00S000, 71326F0149/00P003, 71326F0149/00K003, 71326F0149/00L003, 71326F0149/00T003, 71326F0149/00B003, 71326F0147/00D002, 71326F0149/00F003, 71326F0150/04Y000, 71326F0150/04A002, 71326F0150/04Z000, 71326F0150/03L002, 71326F0150/03H002, 71326F0344/00P000, 71326F0344/00M000, 71326F0150/03K002, 71326F0150/03F002, 71326F0150/03T000, 71326F0150/03D002, 71326F0149/00V003, 71326F0150/03Z000.

(2)

II. VERLOOP VAN DE RECHTSPLEGING

1.

Tussenkomende partijen verzoeken met een aangetekende brief van 27 januari 2021 om in de procedure tot schorsing en vernietiging tussen te komen. De voorzitter van de Raad laat hen met een beschikking van 8 februari 2021 toe in de debatten.

2.

Verwerende partij dient een nota in over de vordering tot schorsing en het administratief dossier.

De argumentatie van tussenkomende partijen over de vordering tot schorsing is vervat in hun verzoekschrift tot tussenkomst.

3.

De kamervoorzitter behandelt de vordering tot schorsing op de openbare zitting van 4 maart 2021.

Advocaat Liesbeth PEETERS loco advocaat Jeroen DE CONINCK voert het woord voor verzoekende partijen. Verwerende partij verschijnt schriftelijk. Advocaat Tom HUYGENS voert het woord voor tussenkomende partijen.

4.

Het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (DBRC-decreet) en het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 2014 houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (Procedurebesluit) zijn toegepast.

III. FEITEN

1.

Tussenkomende partijen dienen op 3 mei 2019 bij tweede verzoekende partij een aanvraag in voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van 84 wooneenheden, 14 studentenkamers, commerciële functies en een ondergrondse parkeergarage voor 141 voertuigen na de afbraak van de bestaande bebouwing en het exploiteren van gebouwgebonden voorzieningen. Een eerdere aanvraag van 29 maart 2019 wordt op 19 april 2019 onvolledig en onontvankelijk verklaard.

2.

Het perceel ligt volgens het gewestplan ‘Hasselt-Genk’, vastgesteld bij koninklijk besluit van 3 april 1979, in woongebied. Het ligt ook binnen de grenzen van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan

‘Afbakening regionaalstedelijk gebied Hasselt-Genk’, vastgesteld bij besluit van de Vlaamse Regering van 20 juni 2014 (hierna: GRUP). Het ligt tenslotte ook binnen de grenzen van het bijzonder plan van aanleg ‘BPA 24 Quarto ‘Stationsomgeving’, goedgekeurd bij ministerieel besluit van 29 augustus 2007 (hierna: BPA), in een zone voor plein (stationsplein).

3.

Tijdens het openbaar onderzoek, georganiseerd van 26 juni 2019 tot en met 25 juli 2019, worden geen bezwaarschriften ingediend.

De gemeentelijke omgevingsambtenaar adviseert om de omgevingsvergunning te weigeren.

Tweede verzoekende partij weigert op 17 oktober 2019 de omgevingsvergunning, waarbij ze zich aansluit bij het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

4.

(3)

Tegen deze beslissing tekenen tussenkomende partijen op 21 november 2019 administratief beroep aan bij verwerende partij.

Tweede verzoekende partij adviseert op 30 januari 2020 ongunstig.

De provinciale omgevingsambtenaar adviseert op 9 maart 2020 om de omgevingsvergunning te weigeren.

Na de hoorzitting van 10 maart 2020 en na de melding op 19 mei 2020 van wijzigingen aan de aanvraag beslist verwerende partij om een tweede openbaar onderzoek te organiseren en de beslissingstermijn eenmalig te verlengen met 60 dagen.

Tijdens het nieuwe openbaar onderzoek, georganiseerd van 22 juni 2020 tot en met 21 juli 2021, worden geen bezwaarschriften ingediend.

Tweede verzoekende partij adviseert op 28 juni 2020 opnieuw ongunstig.

Tussenkomende partijen dienen op 1 juli 2020 een gemotiveerd verzoek in om de beslissingstermijn nogmaals eenmalig met 60 dagen te verlengen.

De provinciale omgevingsambtenaar adviseert op 27 augustus 2020 opnieuw om de omgevingsvergunning te weigeren.

Verwerende partij verklaart het beroep op 1 oktober 2020 gegrond en verleent een omgevingsvergunning onder voorwaarden, waarbij ze afwijkt van het advies van de provinciale omgevingsambtenaar. Dat is de bestreden beslissing.

IV. ONTVANKELIJKHEID VAN DE TUSSENKOMST

Een onderzoek van de ontvankelijkheid van de verzoeken tot tussenkomst is enkel aan de orde als de voorwaarden zijn vervuld om de schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing te bevelen. Zoals hierna zal blijken is dit niet het geval.

V. ONTVANKELIJKHEID VAN DE VORDERING TOT SCHORSING

Een onderzoek van de ontvankelijkheid van de vordering is enkel aan de orde als de voorwaarden zijn vervuld om de schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing te bevelen.

Zoals hierna zal blijken is dit niet het geval.

VI. ONDERZOEK VAN DE VORDERING TOT SCHORSING

De Raad kan de schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing bevelen, op voorwaarde dat er hoogdringendheid wordt aangetoond en dat verzoekende partij minstens één ernstig middel aanvoert dat de vernietiging van de bestreden beslissing op het eerste gezicht kan verantwoorden (artikel 40, §1 DBRC-decreet)

A. Hoogdringendheid Standpunten van de partijen

(4)

1.

Verzoekende partijen stellen dat de schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing noodzakelijk is om te vermijden dat er zich onherstelbare schade zou voordoen. Ze wijzen daarbij vooreerst op de vaststelling dat het project en in het bijzonder de ondergrondse parkeergarage in fase 1 de waterhuishouding zal verstoren. Ze stellen ook dat de afbraak van het beeldbepalend en geïnventariseerd onroerend goed ‘café Haacht’ in fase 1 zal leiden tot het onherroepelijk verlies van de erfgoedwaarden hiervan. Ze wijzen tenslotte op de vaststelling dat het merendeel van de nieuwbouw kan worden opgericht binnen de tijdspanne van de vernietigingsprocedure bij de Raad, waardoor de inplanting van de bebouwing in het binnengebied niet meer kan worden gewijzigd, tenzij door de afbraak hiervan, en het stedenbouwkundig beleid van eerste verzoekende partij onherroepelijk en onomkeerbaar wordt doorkruist.

2.

Verwerende partij betwist de hoogdringendheid. Wat betreft de aangevoerde impact van de bestreden beslissing op de waterhuishouding stelt ze dat verzoekende partijen de waarschijnlijkheid hiervan niet concreet aannemelijk maken, te meer ze zich feitelijk niet verzetten tegen de verdichting op de bouwpercelen maar enkel tegen het aantal bouwlagen. Wat betreft de aangevoerde impact van de bestreden beslissing op de erfgoedwaarden van het te slopen café stelt ze dat verzoekende partijen in het licht van de overwegingen hierover in de bestreden beslissing niet aantonen dat er effectief onherroepelijk erfgoedwaarden verloren zullen gaan door de afbraak van het pand ‘de Remise’, te meer tweede verzoekende partij de afbraak hiervan eerder niet heeft uitgesloten. Ze wijst op de vaststelling dat de bewering dat de werken tijdens de vernietigingsprocedure deels kunnen worden uitgevoerd, waardoor de inplanting van de bebouwing vaststaat, voortvloeit uit het principieel uitvoerbaar karakter van de bestreden beslissing, terwijl verzoekende partijen niet aantonen dat ze door deze inplanting nadelige gevolgen ondervinden. Ze meent dat verzoekende partijen niet verduidelijken hoe de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing de uitoefening van hun bestuursopdracht in ernstige mate bemoeilijkt of hun stedenbouwkundig beleid doorkruist.

3.

Tussenkomende partijen stellen dat verzoekende partijen in eerste instantie moeten aantonen dat ze op korte termijn zullen starten met de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing. Vervolgens verklaren ze uitdrukkelijk “niet te zullen starten met de vergunde werken vooraleer (de) Raad een uitspraak gedaan heeft over de vordering tot nietigverklaring” en dus te “zullen wachten op een uitspraak ten gronde”, zodat er geen hoogdringendheid is. Ze bevestigen deze intentie op de zitting.

Ten overvloede stellen ze dat de nadelige gevolgen waarop verzoekende partijen de hoogdringendheid steunen, niet overtuigen. Wat betreft de aangevoerde impact van de bestreden beslissing op de waterhuishouding stellen ze dat het project de druk op het rioleringssysteem en het risico op wateroverlast juist zal doen afnemen, omdat er in de bestaande toestand met een ondoorlatende verhardingsgraad van 95% geen sprake is van enige infiltratie of opvang van het hemelwater. Wat betreft de aangevoerde impact van de bestreden beslissing op de erfgoedwaarden van het te slopen café merken ze op dat dit onroerend goed niet is opgenomen in de Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed, zodat verzoekende partijen niet aantonen dat dit enige erfgoedwaarde heeft, terwijl tweede verzoekende partij de afbraak hiervan eerder niet heeft uitgesloten. Ze menen dat de door verzoekende partijen aangevoerde nadelen geen persoonlijk karakter vertonen, en dat ze niet aantonen dat de uitoefening van hun bestuursopdracht hierdoor wordt verhinderd of ernstig wordt bemoeilijkt.

Beoordeling door de Raad 1.

(5)

De verzoekende partij die zich op hoogdringendheid beroept moet in haar verzoekschrift, ondersteund met de nodige overtuigingsstukken, een uiteenzetting geven van de redenen die aantonen dat de schorsing hoogdringend is, gelet op de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing (artikel 40, §3 DBRC-decreet). De vereiste van hoogdringendheid houdt onder meer in dat ze moet aantonen dat de behandeling van haar zaak onverenigbaar is met de behandelingstermijn van een vordering tot vernietiging. Ze moet met name met voldoende concrete, precieze en aannemelijke gegevens aantonen dat de afhandeling van de vernietigingsprocedure te laat zal komen om de verwezenlijking te voorkomen van de aangevoerde nadelige gevolgen, die voor haar persoonlijk voortvloeien uit de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing (artikel 40, §1, 1° DBRC-decreet). Ze moet daarbij bovendien een oorzakelijk verband aantonen tussen de aangevoerde nadelige gevolgen en de bestreden beslissing, zodat deze kunnen worden voorkomen door een schorsing van de tenuitvoerlegging hiervan.

2.

Tussenkomende partijen bevestigen ter zitting, in navolging van de verklaring in hun verzoekschrift tot tussenkomst, dat de bestreden beslissing niet wordt uitgevoerd in afwachting van een arrest van de Raad in de vernietigingsprocedure. Gelet op deze verklaring zijn er alleszins op heden geen redenen waaruit blijkt dat de schorsing hoogdringend is in het licht van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing. In de rand hiervan wordt opgemerkt dat verzoekende partijen in elke stand van het geding opnieuw de schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing kunnen vorderen, voor zover zich nieuwe feiten zouden voordoen die afbreuk doen aan de verklaring van tussenkomende partijen van niet-uitvoering van de werken in afwachting van een uitspraak ten gronde.

3.

Gelet op voormelde vaststellingen is er niet voldaan aan de in artikel 40, §1, 1° DBRC-decreet gestelde voorwaarde dat een bestreden vergunningsbeslissing alleen geschorst kan worden wanneer er hoogdringendheid wordt aangetoond. Deze vaststelling volstaat om de vordering af te wijzen.

B. Ernstige middelen

Een onderzoek naar de ernst van de middelen is niet aan de orde, omdat in het vorige onderdeel is vastgesteld dat verzoekende partijen de hoogdringendheid niet aantonen.

(6)

BESLISSING VAN DE RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

1. De vordering tot schorsing wordt verworpen.

2. De uitspraak over de kosten wordt uitgesteld tot de beslissing over de vordering tot vernietiging.

Dit arrest is uitgesproken in zitting van 18 maart 2021 door de achtste kamer.

De toegevoegd griffier, De voorzitter van de achtste kamer,

Marino DAMASOULIOTIS Pascal LOUAGE

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De verwerende partij heeft het administratief beroep van de verzoekende partijen tegen de beslissing van het college van burgemeester en schepenen van de

heeft BAM te dezen een kunstmatige opdeling van het te realiseren project in twee aparte vergunningsaanvragen doorgevoerd (nl. een sloopaanvraag en een fietsbrugaanvraag),

De verzoekende partijen vorderen met een aangetekende brief van 9 december 2016 de schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid van de tenuitvoerlegging van de beslissing

§1, 1° DBRC-decreet brengt de vereiste van hoogdringendheid in verband met de ondoelmatigheid van de behandelingstermijn van een vordering tot vernietiging. Op de

De verwerende partij heeft aan de eerste tussenkomende partij een vergunning tot het wijzigen van een verkavelingsvergunning verleend voor het wijzigen van de te bebouwen

Uit bovenstaande blijkt dat de overeenstemming met de goede ruimtelijk ordening volgens de verwerende partij in het bijzonder knelt op vlak van het ruimtegebruik

Ten overvloede kan er nog op gewezen worden dat de uitvoerige tekst van het verzoekschrift tot vernietiging met vordering tot schorsing, dat 14 middelen bevat (met een

De verzoekende partijen vorderen door neerlegging in het digitaal loket op 11 mei 2021 de schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid (UDN) van de beslissing van de verwerende