• No results found

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

R AAD VOOR V ERGUNNINGSBETWISTINGEN

A RREST

van 20 juni 2017 met nummer RvVb/UDN/1617/0968 in de zaak met rolnummer 1617/RvVb/0705/UDN

Verzoekende partijen

1. de heer Patrick VAN DEN STEEN 2. mevrouw Fabienne SOETE

vertegenwoordigd door advocaat Peter FLAMEY met woonplaatskeuze op het kantoor te 2018 Antwerpen, Jan Van Rijswijcklaan 16

Verwerende partij de deputatie van de provincieraad van OOST-VLAANDEREN

vertegenwoordigd door mevrouw Leen LIPPEVELDE Tussenkomende partijen 1. de heer Lieven CLAEYS

2. mevrouw Christel SEGERS

vertegenwoordigd door advocaat Dirk ABBELOOS met woonplaatskeuze op het kantoor te 9200 Dendermonde, Sint- Gillislaan 117

I. BESTREDEN BESLISSING

De verzoekende partijen vorderen met een aangetekende brief van 8 juni 2017 de vernietiging en de schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de verwerende partij van 20 april 2017.

De verwerende partij heeft het administratief beroep van de verzoekende partijen tegen de beslissing van het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Lebbeke van 12 januari 2017 niet ingewilligd.

De verwerende partij heeft aan de tussenkomende partijen een stedenbouwkundige vergunning verleend voor het regulariseren van een hobbyruimte-tuinhuis op een perceel gelegen te 9240 Lebbeke, Molenveldstraat 29B, met als kadastrale omschrijving afdeling 4, sectie B, nummer 0391P.

II. VERLOOP VAN DE RECHTSPLEGING

De verwerende partij dient een nota met opmerkingen over de vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid en het administratief dossier in.

De tussenkomende partijen verzoeken met een verzoekschrift neergelegd ter zitting om in de procedure tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid tussen te komen. De nota met opmerkingen over de vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid zit vervat in hun verzoekschrift.

(2)

De kamervoorzitter behandelt de vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid op de openbare zitting van 15 juni 2017.

Advocaten Evi MEES en Glenn DECLERCQ loco advocaat Peter FLAMEY voeren het woord voor de verzoekende partijen. Mevrouw Leen LIPPEVELDE voert het woord voor de verwerende partij.

Advocaat Dirk ABBELOOS voert het woord voor de tussenkomende partijen.

De tussenkomende partijen leggen een bewijs van betaling van de rolrechten neer.

De verzoekende partijen leggen op de openbare zitting enkele foto’s neer van de laatste stand van zaken van de werken. De verwerende partij en de tussenkomende partijen formuleren hiertegen geen bezwaar.

Het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (DBRC-decreet) en het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 2014 houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (Procedurebesluit) zijn toegepast.

III. FEITEN

1.

De tussenkomende partijen dienen op 9 februari 2016 bij het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Lebbeke een aanvraag in voor een verkavelingsvergunning voor “het wijzigen van de voorschriften met betrekking tot het bijgebouw” op een perceel gelegen te 9280 Lebbeke, Molenveldstraat 29B. Op 7 april 2016 verleent het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Lebbeke de gevraagde verkavelingsvergunning aan de tussenkomende partijen.

De verzoekende partijen tekenen administratief beroep aan bij de verwerende partij, dat op 14 juli 2016 dit beroep verwerpt en een verkavelingsvergunning verleent aan de tussenkomende partijen.

De verzoekende partijen vorderen met een aangetekende brief van 9 december 2016 de schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de verwerende partij van 14 juli 2016. Met een arrest van 16 december 2016 met nummer RvVb/UDN/1617/0411 verwerpt de Raad de vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid.

De vordering tot vernietiging van de verkavelingsvergunning van 14 juli 2016 is nog hangende en is gekend onder het rolnummer 1617/RvVb/0015/A.

2.

De tussenkomende partijen dienen op 23 december 2016 bij het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Lebbeke een aanvraag in voor een stedenbouwkundige vergunning voor “het regulariseren van een hobbyruimte-tuinhuis” op een perceel gelegen te 9280 Lebbeke, Molenveldstraat 29B.

Het perceel ligt volgens de bestemmingsvoorschriften van het gewestplan ‘Dendermonde’, vastgesteld met koninklijk besluit van 7 november 1978 in woongebied en agrarisch gebied.

(3)

Het perceel ligt ook binnen de omschrijving van een vergunde niet-vervallen verkaveling nummer V/0490/2 die een laatste keer gewijzigd werd op 14 juli 2016.

Er wordt geen openbaar onderzoek georganiseerd.

De gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar adviseert op 12 januari 2017 voorwaardelijk gunstig.

Het college van burgemeester en schepenen verleent op 12 januari 2017 een stedenbouwkundige vergunning aan de tussenkomende partijen onder voorwaarden. Het college beslist:

“…

1.1 Ligging volgens gewestplan

Volgens het gewestplan Dendermonde, vastgesteld bij koninklijk besluit van 7 november 1978, is het kadastraal perceel gelegen in een woongebied, agrarisch gebied.

1.3 Overeenstemming met dit plan

De aanvraag is principieel in overeenstemming met het geldende plan, zoals hoger omschreven.

10. Beschrijving van de omgeving, de bouwplaats en de aanvraag Omgeving

De aanvraag bevindt zich in het noordwestelijke deel van de gemeente Lebbeke, in de deelgemeente Denderbelle, gelegen langs een uitgeruste weg, nl. Molenveldstraat. De omgeving wordt gekenmerkt door open bebouwingen, zowel laagbouwwoningen als woningen bestaande uit twee bouwlagen, voornamelijk afgewerkt met een hellend dak.

Bouwplaats

Het perceel is momenteel bebouwd met een eengezinswoning met dokterspraktijk van het open type met een bouwdiepte van 20 meter, twee bouwlagen en afgewerkt met een hellend dak. Het terreinprofiel blijft ongewijzigd.

Aanvraag

De aanvraag betreft het oprichten van een bijgebouw. De aanvrager wenst een losstaand bijgebouw voor opslag van tuinmeubilair op te richten op 2 meter van de rechter perceelsgrens met de woning met het huisnummer 29c. Het bijgebouw heeft een oppervlakte van 10 meter op 4 meter en wordt afgewerkt met een hellend dak met een maximale hoogte van 4,50 meter, kroonlijsthoogte 2,80 meter. Het bestaande tuinhuis wordt gesloopt.

11. Beoordeling van de goede ruimtelijke ordening

Overwegende dat de aanvraag gelegen is binnen de grenzen van een goedgekeurde en niet- vervallen verkaveling en haar latere wijzigingen, gelegen aan een uitgeruste weg en niet getroffen door het geldend rooilijnplan, overeenkomstig de Vlaamse Codex, decretale beoordelingselementen art. 4.3.5.- 4.3.8. Overwegende dat het op te richten bijgebouw gelegen is in een woongebied. De aanvraag voldoet aan alle voorschriften van de betreffende verkaveling.

Overwegende dat de aanvrager een bijgebouw wenst op te richten met een oppervlakte van 40m² op 2 meter van de rechter perceelsgrens. De eigenaar geeft aan het bestaande tuinhuis te verwijderen na de oprichting van de nieuwe constructie. De werken werden reeds aangevat, maar bereikten nog niet de nokhoogte van 4,5 meter.

Aangezien de aanvraag conform is met de voorschriften diende de aanvraag niet onderworpen te worden aan een openbaar onderzoek. Er dienden geen adviezen te worden gevraagd.

(4)

Overwegende dat naar inplanting, vormgeving en materiaalkeuze de aanvraag in overeenstemming en verenigbaar is met de verkavelingvoorschriften en de goede ruimtelijke ordening, kan men bijgevolg stellen dat de aanvraag voor vergunning vatbaar is. De aanvraag is in overeenstemming met de wettelijke bepalingen (of kan er mee in overeenstemming gebracht worden) mits het opleggen van de nodige voorwaarden), alsook met de goede ruimtelijke ordening en met zijn onmiddellijke omgeving.

12. Algemene conclusie

Uit bovenstaande motivering blijkt dat de aanvraag In overeenstemming Is (of kan gebracht worden mits het opleggen van de nodige voorwaarden) met de wettelijke bepalingen, alsook met de goede plaatselijke ordening en met zijn onmiddellijke omgeving.

BESCHIKKEND GEDEELTE

Het college van burgemeester en schepenen levert de stedenbouwkundige vergunning af aan de aanvrager onder volgende voorwaarden:

1 Bijzondere voorwaarden

De werken uit te voeren zoals voorgesteld op het goedgekeurd bouwplan mits aanvulling of aanpassing (bij strijdigheid) van:

a. Alvorens het nieuwe bijgebouw in gebruik wordt genomen, dient het bestaande tuinhuis te worden gesloopt.

De bouwheer is ertoe verplicht het college van burgemeester en schepenen per aangetekende brief op de hoogte te brengen van het begin van de handelingen waarvoor vergunning is verleend, tenminste acht dagen voor de aanvatting van die handelingen.

…”

Tegen deze beslissing tekenen de verzoekende partijen op 10 februari 2017 administratief beroep aan bij de verwerende partij.

De provinciale stedenbouwkundige ambtenaar adviseert in zijn verslag van 29 maart 2017 om dit beroep niet in te willigen en de stedenbouwkundige vergunning te verlenen.

Na de hoorzitting van 4 april 2017 verklaart de verwerende partij het beroep op 20 april 2017 ongegrond en verleent een stedenbouwkundige vergunning. De verwerende partij beslist:

“…

1.1 Planologische voorschriften

Het terrein ligt binnen de perimeter van het gewestplan Dendermonde. De bouwplaats ligt in woongebied en agrarisch gebied.

1.4 Historiek

Op 10 februari 2000 werd een verkavelingswijziging goedgekeurd met betrekking tot lot 1 en het bijnemen van aanpalend perceel rechts.

Op 15 oktober 2015 werd een stedenbouwkundige vergunning afgeleverd voor het bouwen van een vrijstaande garage en herinrichten van de voortuinstrook.

(5)

Op 7 april 2016 werd een verkavelingswijziging goedgekeurd door het college van burgemeester en schepenen voor het wijzigen van de voorschriften met betrekking tot het bijgebouw. Tegen deze beslissing werd een derdenberoep ingesteld door appellanten.

Op 14 juli 2016 werd door deputatie een vergunning tot wijziging van de verkavelingsvergunning verleend.

Tegen deze beslissing werd beroep ingesteld bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen.

De Raad voor Vergunningsbetwistingen verwierp bij Arrest van 16 december 2016 met nummer RvVb/UDN/1617/0411 de vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid.

Bijgevolg is de verkaveling nog steeds rechtsgeldig en uitvoerbaar.

1.5 Beschrijving van de omgeving, de bouwplaats en het project

De aanvraag is gelegen in het noordwesten van de gemeente Lebbeke, in de deelgemeente Denderbelle in de Molenstraat. De nabije omgeving wordt hoofdzakelijk gekenmerkt door open bebouwing tot twee bouwlagen, voornamelijk afgewerkt met een hellend dak.

Het perceel is momenteel bebouwd met een eengezinswoning met een dokterspraktijk van het open type met een bouwdiepte van 20 m, twee bouwlagen en afgewerkt met een hellend dak.

Het terreinprofiel blijft ongewijzigd.

De aanvraag beoogt de regularisatie van een losstaand bijgebouw voor opslag van tuinmeubilair.

Het bijgebouw werd ingeplant op 2 m van de rechter perceelsgrens met de woning van appellanten, huisnummer 29 c. Het bijgebouw heeft een oppervlakte van 10 m op 4 m en werd afgewerkt met een hellend dak met een maximale hoogte van 4,5 m en een kroonlijsthoogte van 2,8 m.

2.1 De watertoets

Het terrein ligt niet in een recent overstroomd gebied of in (mogelijk) overstromingsgevoelig gebied.

Er wordt voldaan aan de bepalingen van het besluit van de Vlaamse regering van 1 oktober 2004 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater. Aangezien het aangevraagde bijgebouw kleiner is dan 50 m2 is geen hemelwaterput vereist. Wel wordt een aansluiting voorzien op de afvoer van het regenwater van de woning.

2.2 De MER-toets

Artikel 4.3.1. van het Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid vereist dat bepaalde projecten aan een milieueffectrapportage worden onderworpen.

Huidige aanvraag omvat geen project dat is opgenomen in de lijsten van bijlage I, II of III van het MER-besluit van 10 december 2004.

De aanvraag dient niet aan een MER-screening te worden onderworpen en wordt geacht door diens locatie, aard en/of omvang geen aanzienlijke milieueffecten te kunnen veroorzaken.

2.3 De juridische aspecten

(6)

De aanvraag betreft het regulariseren van een tuinhuis/bijgebouw.

Voorliggende aanvraag is gelegen in een verkaveling.

Op 14 juli 2016 werd een verkavelingswijziging met betrekking tot het bijgebouw goedgekeurd door deputatie. De Raad voor Vergunningsbetwistingen verwierp bij Arrest van 16 december 2016 met nummer RvVb/UDN/1617/0411 de vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid.

Bijgevolg is de verkaveling nog steeds rechtsgeldig en uitvoerbaar.

Het beoogde tuinhuis heeft een oppervlakte van 40 m² en werd gebouwd op ca. 18 m van de woning in de zijtuin en met een bouwvrije strook van 4 m De nokhoogte van het tuinhuis/bijgebouw meet maximaal 4,5 m en de constructie wordt ingeplant op 2 m van de perceelsgrens.

Voorliggende aanvraag voor het regulariseren van een tuinhuis/bijgebouw is bijgevolg conform de geldende verkavelingsvoorschriften.

2.4 De goede ruimtelijke ordening

Regularisatieaanvragen moeten in principe op dezelfde wijze worden behandeld als andere aanvragen, en de overheid moet zich ervoor hoeden dat ze niet zwicht voor het gewicht van het voldongen feit. Er moet worden uitgegaan van de toestand zoals die was voor de uitvoering van de wederrechtelijk uitgevoerde werken en de aanvraag moet worden beoordeeld op dezelfde wijze als elke andere aanvraag in functie van de goede ruimtelijke aanleg van de plaats zoals die thans wenselijk is.

Krachtens artikel 4.3.1. §2 VCRO wordt de overeenstemming met de goede ruimtelijke ordening beoordeeld met inachtneming van volgende beginselen:

"1° het aangevraagde wordt, voor zover noodzakelijk of relevant, beoordeeld aan de hand van aandachtspunten en criteria die betrekking hebben op de functionele inpasbaarheid, de mobiliteitsimpact, de schaal, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid, visueel-vormelijke elementen, cultuurhistorische aspecten en het bodemreliëf, en op hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen, in het bijzonder met inachtneming van de doelstellingen van artikel 1.1.4;

2° ...

3° indien het aangevraagde gelegen is in een gebied dat geordend wordt door een ruimtelijk uitvoeringsplan, een gemeentelijk plan van aanleg of een verkavelingsvergunning waarvan niet op geldige wijze afgeweken wordt, en in zoverre dat plan of die vergunning voorschriften bevat die de aandachtspunten, vermeld in 1°, behandelen en regelen, worden deze voorschriften geacht de criteria van een goede ruimtelijke ordening weer te geven."

Voorliggende aanvraag beoogt de oprichting van een tuinhuis op het lot 5 van de goedgekeurde, niet vervallen verkaveling, gewijzigd op 14 juli 2016. In de verkaveling zijn voorschriften opgenomen met betrekking tot o.m. de inplanting van de toegelaten gebouwen, de hoogte, het materiaalgebruik, de dakvorm en de dakhelling, de maximale vloerpas en de terreinbezetting.

Bijgevolg worden de stedenbouwkundige voorschriften van de verkaveling geacht de criteria van een goede ruimtelijke ordening weer te geven, en dient huidige aanvraag niet opnieuw getoetst te worden aan deze criteria.

Een ontwerp dat aan de bepalingen van de verkaveling voldoet, wordt geacht in overeenstemming te zijn met de goede ruimtelijke ordening.

(7)

De totale oppervlakte van het perceel bedraagt ca. 2.280 m². Een dergelijke kavelgrootte is voldoende ruim om de oprichting van een 40 m² groot bijgebouw te dragen.

Gelet op de beschikbare tuinbreedte (ca. 20 m) en de kroonlijsthoogte van 2,8m en nokhoogte van 4,5m, zorgt de inplanting op 2 m van de perceelsgrens ervoor dat de woonkwaliteit en de tuinzone maximaal gevrijwaard blijft. In alle redelijkheid kan besloten worden dat de draagkracht van het perceel en van de omgeving niet wordt overschreden door hetgeen hier gevraagd wordt, een tuingebouw van 40m², dit is minder dan 2% van de perceelsoppervlakte.

Het tuinhuis heeft een kroonlijsthoogte van 2,8m op 2m van de perceelsgrens met appellant en een nokhoogte van 4,5m op 4m van die perceelsgrens, en is gebouwd op 2 m van de rechter perceelsgrens en noordwestelijk georiënteerd ten opzichte van de beroepsindiener. Bijgevolg kan in alle redelijkheid gesteld worden dat beroepsindiener weinig tot geen schaduwwerking zal ondervinden van het tuinhuis.

Gelet op de grootte, gebruik en de oriëntatie van het tuinhuis is er geen grotere dan de normaal te dragen burenhinder door de constructie. Het tuinhuis behoort tot de normale tuinaccommodatie en wordt geenszins als storend ervaren.

In de rand kan verwezen worden naar het besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is van 16 juli 2010, meermaals gewijzigd, dat omwille van de beperkte ruimtelijke impact een aantal werken vrijstelt van stedenbouwkundige vergunning.

Onder meer van het hoofdgebouw vrijstaande niet voor verblijf bestemde bijgebouwen, met inbegrip van carports, in de zijtuin tot op 3 meter van de perceelsgrenzen of in de achtertuin tot op 1 meter van de perceelsgrenzen, met een totale oppervlakte van maximaal 40 vierkante meter per goed en met maximale hoogte van 3,5 meter, vrijstelt van stedenbouwkundige vergunning. Het gevraagde gebouw is weliswaar 1 m hoger, maar wordt op 1 m meer afstand van de perceelsgrens geplaatst, zodat de maximale hoogte op 4m van de grens wordt bereikt, terwijl het vrijstellingsbesluit een maximale hoogte van 3,5m op 1m van de perceelsgrens bereikt.

Het voorgestelde heeft dan ook aantoonbaar minder impact dan de van vergunning vrijgestelde bijgebouwen.

Uit hetgeen voorafgaat dient besloten dat het gevraagde in overeenstemming is met de plaatselijke goede ruimtelijke ordening en de goede plaatselijke aanleg niet in het gedrang brengt.

2.5 Conclusie

Uit wat voorafgaat dient besloten dat het derdenberoep niet voor inwilliging vatbaar is.

Stedenbouwkundige vergunning kan worden verleend onder volgende voorwaarden:

- De werken uit te voeren zoals voorgesteld op het goedgekeurd plan;

- Alvorens het nieuwe bijgebouw in gebruik wordt genomen, dient het bestaande tuinhuis te worden gesloopt.

…”

Dit is de bestreden beslissing.

IV. ONTVANKELIJKHEID VAN DE TUSSENKOMST

Een onderzoek van de ontvankelijkheid van het verzoek tot tussenkomst is enkel aan de orde indien de voorwaarden om de schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing te bevelen, zijn vervuld. Zoals hierna zal blijken, is dit niet het geval.

(8)

V. ONTVANKELIJKHEID VAN DE VORDERING TOT SCHORSING BIJ UITERST DRINGENDE NOODZAKELIJKHEID

De verwerende partij noch de tussenkomende partijen betwisten de ontvankelijkheid van de voorliggende vordering.

Het ontbreken van excepties ontslaat de Raad niet van de plicht om de ontvankelijkheid van een beroep ambtshalve te onderzoeken.

De Raad is echter van oordeel dat vermeld onderzoek slechts aan de orde is wanneer de voorwaarden om de schorsing te bevelen, zijn vervuld. Zoals hierna zal blijken, is dit niet het geval.

VI. ONDERZOEK VAN DE VORDERING TOT SCHORSING BIJ UITERST DRINGENDE NOODZAKELIJKHEID

Op grond van artikel 40, §2 DBRC-decreet kan de Raad bij uiterst dringende noodzakelijkheid de schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing bevelen op voorwaarde dat er uiterst dringende noodzakelijkheid is en dat de verzoekende partij minstens één ernstig middel aanvoert dat de vernietiging van de bestreden beslissing kan verantwoorden.

A. Uiterst dringende noodzakelijkheid Standpunt van de partijen

1.

De verzoekende partijen brengen foto’s bij waaruit blijkt dat de werken op 8 juni 2017 worden voortgezet en dat de ruwbouwwerken bijna klaar zijn. Enkel het dakgebinte moet nog worden aangevat. De verzoekende partijen verwijzen naar de doorlooptijd van de gewone schorsingsprocedure en benadrukken dat het bijgebouw dan gefinaliseerd zal zijn. Al het materiaal is volgens hen aanwezig om op korte tijd het bijgebouw af te werken. Zij stellen dat zij met de nodige diligentie zijn opgetreden aangezien de dag dat de werken werden voortgezet, zij de voorliggende vordering hebben ingediend.

De verzoekende partijen voeren aan dat het bouwen van het bijgebouw van 4 m op 10 m met een nokhoogte van 4,5 m op amper 2 m van de perceelsgrens ten koste gaat van hun woongenot. Zij vrezen visuele hinder en verminderde lichtinval te ondervinden gelet op de afmetingen van de constructie. Zij stellen ook dat er zich reeds een tuinhuis bevindt op het perceel van de tussenkomende partijen waardoor zij er aan twijfelen dat het bijgebouw enkel zal gebruikt worden voor de opslag van tuinmeubilair. Dit gebouw kan bijvoorbeeld ook gebruikt worden als ontspanningsruimte waardoor de verzoekende partijen ook nog geluids- en privacyhinder kunnen ondervinden.

2.

De verwerende partij antwoordt dat de bewijslast op de verzoekende partijen rust om met voldoende en aannemelijke gegevens aan te tonen dat de afhandeling van de vernietigingsprocedure te laat zal komen om de verwezenlijking van de nadelen te voorkomen.

(9)

ressorteren. De verdere afwerking of inrichting van het bijgebouw zal de ingeroepen hinderaspecten niet beïnvloeden.

3.

De tussenkomende partijen voegen twee foto’s toe aan hun nota waaruit blijkt dat de ruwbouwwerken aan het bijgebouw voltooid zijn. Zij stellen dan ook dat een mogelijke schorsing van de werkzaamheden zonder nut is.

Verder stellen de tussenkomende partijen dat de verzoekende partijen de uiterst dringende noodzakelijkheid niet voldoende aantonen. Zij wijzen er op dat zij over een uitvoerbare verkavelingsvergunning en stedenbouwkundige vergunning beschikken zodat zij een juridisch recht hebben om te bouwen. De aanplakking vond plaats op 26 april 2017 en de verzoekende partijen kenden de stand van de werkzaamheden. Pas twee dagen na de start van de werkzaamheden hebben de verzoekende partijen de voorliggende vordering ingediend. De tussenkomende partijen stellen dan ook dat de verzoekende partijen niet diligent zijn geweest en de uiterst dringende noodzakelijkheid zelf in de hand hebben gewerkt.

Beoordeling door de Raad

1.

De verzoekende partij die zich op uiterst dringende noodzakelijkheid beroept, moet, op grond van artikel 40, §3 DBRC-decreet, in haar verzoekschrift, in voorkomend geval ondersteund met de nodige overtuigingsstukken, een uiteenzetting geven van de redenen die aantonen dat de schorsing uiterst dringend noodzakelijk is gelet op de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing.

Volgens artikel 40, §2, eerste lid, 1° DBRC-decreet houdt de vereiste van uiterst dringende noodzakelijkheid onder meer in dat de verzoekende partij aantoont dat de zaak uiterst dringend noodzakelijk is zodat de behandeling ervan onverenigbaar is met de behandelingstermijn van een vordering tot schorsing, zoals bedoeld in artikel 40, §1 DBRC-decreet. Meer in het bijzonder rust op de verzoekende partij de bewijslast om met voldoende concrete, precieze en aannemelijke gegevens aan te tonen dat de afhandeling van de gewone schorsingsprocedure te laat zal komen om de verwezenlijking van de aangevoerde nadelige gevolgen, die voor haar persoonlijk voortvloeien uit de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing, te voorkomen.

Er moet bovendien een oorzakelijk verband worden aangetoond tussen de aangevoerde nadelige gevolgen en de bestreden beslissing, zodat deze kunnen worden voorkomen door een schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing.

Tot slot wordt van de verzoekende partij verwacht dat zij met de gepaste spoed en diligentie is opgetreden en de uiterst dringende noodzakelijkheid niet zelf in de hand heeft gewerkt of nadelig beïnvloed.

2.

De verzoekende partijen vorderen de schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid van de regularisatievergunning van een hobbyruimte-tuinhuis. Zij voeren aan dat zij diligent zijn opgetreden ter vrijwaring van het verlies aan bezonning in hun tuin en woning, en ter preventie van visuele hinder, geluidshinder en privacyhinder.

3.

De Raad kan de schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing enkel bevelen wanneer dit voor verzoekende partijen nog een nuttig effect heeft, bij gebreke waarvan er geen

(10)

uiterst dringende noodzakelijkheid (meer) voorhanden is. De Raad stelt aan de hand van de stukken van de tussenkomende en de verzoekende partijen vast dat de ruwbouwwerken aan het bijgebouw voltooid zijn. Het bijgebouw is immers voorzien van een gevelsteen en van een volledig dak.

De nadelige gevolgen die de verzoekende partijen aanvoeren hebben betrekking op het effect dat het bijgebouw heeft, met name op de geluidshinder en privacyhinder en de visuele hinder vanuit hun tuin en woning, alsook op afname van zonlicht. De Raad dient echter vast te stellen dat de ruwbouwwerken van het bijgebouw gerealiseerd zijn. In de mate dat de verzoekende partijen met hun vordering de nadelige gevolgen van de bestreden beslissing wensen te voorkomen, moet noodzakelijk vastgesteld worden dat de vordering doelloos is geworden. De door de verzoekende partijen ingeroepen nadelige gevolgen manifesteren zich immers reeds op het ogenblik dat de zaak ter zitting opgeroepen is. De verzoekende partijen voeren weliswaar nog aan dat zij privacy- en geluidshinder vrezen van zodra het bijgebouw in gebruik genomen wordt, doch hun betoog blijft beperkt tot eenzijdige assumpties die niet geconcretiseerd worden.

De conclusie van het voorgaande is dat een schorsing van de bestreden beslissing geen nuttig effect meer kan hebben.

Er is dan ook niet voldaan aan de in artikel 40, §2, eerste lid,1° DBRC-decreet gestelde voorwaarde dat een bestreden vergunningsbeslissing alleen geschorst kan worden bij uiterst dringende noodzakelijkheid wanneer er een uiterst dringende noodzakelijkheid wordt aangetoond. Deze vaststelling volstaat om de vordering af te wijzen.

B. Ernstige middelen

Aangezien de Raad in het vorige onderdeel heeft vastgesteld dat de verzoekende partijen de uiterst dringende noodzakelijkheid niet aantonen, is een onderzoek naar de ernst van de middelen niet aan de orde.

(11)

BESLISSING VAN DE RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

1. De Raad verwerpt de vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid.

2. De uitspraak over de kosten van de vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid wordt uitgesteld tot de beslissing over de vordering tot vernietiging.

3. De Raad legt de kosten van de tussenkomst, bepaald op 200 euro, ten laste van de tussenkomende partijen.

Dit arrest is uitgesproken te Brussel in openbare zitting van 20 juni 2017 door de tiende kamer.

De toegevoegd griffier, De voorzitter van de tiende kamer,

Chana GIELEN Marc VAN ASCH

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De verwerende partij heeft het administratief beroep van de verzoekende partijen tegen de beslissing van het college van burgemeester en schepenen van de

heeft BAM te dezen een kunstmatige opdeling van het te realiseren project in twee aparte vergunningsaanvragen doorgevoerd (nl. een sloopaanvraag en een fietsbrugaanvraag),

De Raad beveelt de schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de verwerende partij van 21 oktober 2016, waarbij aan

De verzoekende partij vordert de schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid van de tenuitvoerlegging en de vernietiging van de beslissing van de verwerende

§1, 1° DBRC-decreet brengt de vereiste van hoogdringendheid in verband met de ondoelmatigheid van de behandelingstermijn van een vordering tot vernietiging. Op de

De verwerende partij heeft aan de eerste tussenkomende partij een vergunning tot het wijzigen van een verkavelingsvergunning verleend voor het wijzigen van de te bebouwen

Uit bovenstaande blijkt dat de overeenstemming met de goede ruimtelijk ordening volgens de verwerende partij in het bijzonder knelt op vlak van het ruimtegebruik

Ten overvloede kan er nog op gewezen worden dat de uitvoerige tekst van het verzoekschrift tot vernietiging met vordering tot schorsing, dat 14 middelen bevat (met een