• No results found

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST"

Copied!
13
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

R

AAD VOOR

V

ERGUNNINGSBETWISTINGEN

A

RREST

van 16 december 2021 met nummer RvVb-S-2122-0318 in de zaak met rolnummer 2021-RvVb-0835-SA

Verzoekende partij August CLAES

vertegenwoordigd door Mr. Frederik HAENTJENS met woonplaatskeuze te 9160 Lokeren, Heilig Hartlaan 56

Verwerende partij de provincie OOST-VLAANDEREN, vertegenwoordigd door de deputatie van de provincieraad

met woonplaatskeuze te 9000 Gent, Gouvernementstraat 1

Tussenkomende partij Bart MENTZIJ

vertegenwoordigd door Mr. Bart DE BECKER met woonplaatskeuze te 8500 Kortrijk, Loofstraat 39

I. Voorwerp van het beroep

De verzoekende partij vordert met een aangetekende brief van 28 juli 2021 de schorsing en de vernietiging van de beslissing van de verwerende partij van 27 mei 2021, waarmee aan de aanvrager een omgevingsvergunning wordt verleend voor het exploiteren van een nieuw afvalstoffenverwerkend bedrijf (klasse II) (omgevingsnummer: 2017008839).

De verwerende partij heeft het bestuurlijk beroep van de aanvrager tegen de weigeringsbeslissing van het college van burgemeester en schepenen van Lokeren van 27 juli 2020 ingewilligd.

Het project ligt in 9160 Lokeren aan de Hekelaarslaan 3 en heeft als kadastrale omschrijving afdeling 1, sectie A, nummer 1035/M.

(2)

II. Rechtspleging

De verwerende partij bezorgt het administratief dossier en dient een nota over de vordering tot schorsing in.

De kamervoorzitter behandelt de vordering tot schorsing op de openbare zitting van 28 oktober 2021.

Advocaat Frederik HAENTJENS voert het woord voor de verzoekende partij.

De verwerende partij verschijnt schriftelijk.

III. Feiten

Op 2 januari 2020 vraagt de aanvrager een omgevingsvergunning aan voor het exploiteren van een nieuw afvalstoffenverwerkend bedrijf (klasse II) gelegen in Lokeren aan de Hekelaarslaan 3.

De aanvraag heeft betrekking op zowel ingedeelde inrichtingen of activiteiten als stedenbouwkundige handelingen.

De exploitatie bestaat in hoofdzaak uit het opslaan, sorteren en mechanisch behandelen van gevaarlijke en niet-gevaarlijke afvalstoffen. Het betreft in essentie het sorteren van verschillende schrootsoorten. De stedenbouwkundige handelingen hebben betrekking op het verharden van de toegangszone naar de loods en bestaande werkvloer met betongrasdallen (545 m²) in een waterdoorlatende fundering. Ook wordt langs de noordoostelijke gevel een volwaardige betonverharding gevraagd met een oppervlakte van 204 m². Verder voorziet de aanvraag in het herstellen en opbouwen van een keermuur op de werkvloer van maximaal 5 m hoog, die langs de noordelijke perceelsgrens een lengte heeft van 28,57 m en langs de oostelijke perceelsgrens 22,50 m.

Het perceel ligt in industriegebied (gewestplan ‘St. Niklaas-Lokeren’).

Het perceel ligt binnen het provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan: afbakening kleinstedelijk gebied Lokeren, goedgekeurd op 18 oktober 2012.

(3)

Het perceel ligt ook in een ‘zone voor lokale bedrijven’ (gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan

‘Waasmunsterbaan-Rozenstraat’, goedgekeurd op 29 januari 2015).

Tijdens de administratieve procedure in eerste administratieve aanleg werd tot driemaal toe een openbaar onderzoek gestart. Het eerste openbaar onderzoek loopt van 28 februari 2020 tot 28 maart 2020. De verzoekende partij dient een bezwaarschrift in tijdens dit eerste openbaar onderzoek.

Het college van burgemeester en schepenen van Lokeren weigert op 27 juli 2020 een omgevingsvergunning aan de aanvrager.

Tegen die beslissing tekent de aanvrager op 31 augustus 2020 bestuurlijk beroep aan bij de verwerende partij.

Het college van burgemeester en schepenen van Lokeren adviseert op 20 oktober 2020 ongunstig.

De provinciale geluidsdeskundige adviseert op 11 december 2020 ongunstig.

De provinciale omgevingsvergunningscommissie (hierna: POVC) adviseert op 22 december 2020 om de omgevingsvergunning te weigeren.

Op 13 januari 2021 dient de aanvrager een gemotiveerd verzoek in om de beslissingstermijn met 60 dagen te verlengen. Deze termijnverlenging wordt door de verwerende partij op dezelfde dag toegestaan en de beslissingstermijn wordt verlengd tot 25 maart 2021.

Op 11 maart 2021 dient de aanvrager een wijzigingsverzoek in.

De verwerende partij aanvaardt het wijzigingsverzoek op 18 maart 2021, met als gevolg dat de beslissingstermijn van rechtswege met 60 dagen wordt verlengd tot 27 mei 2021. Naar aanleiding hiervan wordt opnieuw een openbaar onderzoek georganiseerd. Het openbaar onderzoek loopt van 29 maart 2021 tot 27 april 2021. De verzoekende partij dient opnieuw een bezwaarschrift in.

De provinciale geluidsdeskundige adviseert op 7 april 2021 gunstig.

De provinciale deskundigen milieu en ruimte adviseren op 21 april 2021 gunstig.

(4)

Na de hoorzitting van 27 april 2021 adviseert de POVC op dezelfde datum om het beroep in te willigen en de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.

Het college van burgemeester en schepenen van Lokeren adviseert op 3 mei 2021 ongunstig.

De verwerende partij verklaart het beroep op 27 mei 2021 gegrond en verleent een omgevingsvergunning.

Dat is de bestreden beslissing.

IV. Ontvankelijkheid van de tussenkomst

1.

Met een aangetekende brief van 27 augustus 2021 betekent de griffier van de Raad aan de aanvrager, zijnde Mentzij Recycling Lokeren bv, een afschrift van het verzoekschrift en deelt hem mee dat een verzoekschrift tot tussenkomst kan ingediend worden. In deze brief worden de modaliteiten en de termijnen meegedeeld waaraan een verzoek tot tussenkomst moet voldoen.

De tussenkomende partij verzoekt pas tot de tussenkomst in voorliggende procedure met een brief van 30 oktober 2021, neergelegd op het digitaal loket.

2.

Een verzoekschrift tot tussenkomst wordt met toepassing van artikel 61, §1 Procedurebesluit ingediend binnen een vervaltermijn van twintig dagen, die ingaat de dag na de dag van de betekening van een afschrift van het verzoekschrift. De betekening met een aangetekende brief wordt, behoudens bewijs van het tegendeel, geacht plaats te vinden op de werkdag die valt na de datum van de poststempel van de aangetekende brief. De datum van aanbieding door de postdiensten geldt, niet de feitelijke kennisneming van de beveiligde zending op een later tijdstip. Deze regeling is vervat in artikel 6 Procedurebesluit.

De termijn voor de tussenkomende partij om een verzoekschrift tot tussenkomst in te dienen verstreek op maandag 20 september 2021.

(5)

3.

Het verzoekschrift tot tussenkomst is op het eerste zicht laattijdig en onontvankelijk.

In het verzoekschrift tot tussenkomst, dat door de tussenkomende partij werd ingediend nadat de debatten in de schorsingsprocedure reeds waren gesloten, stelt de tussenkomende partij met betrekking tot de tijdigheid het volgende:

“…

De heer Mentzij heeft kennis gekregen van het verzoekschrift doordat de deputatie dit heeft opgeladen in het Omgevingsloket op 19 oktober 2021.

…”

Dit standpunt komt de Raad ongeloofwaardig over. Het schrijven van de griffie van de Raad van 27 augustus 2021, waarbij de mogelijkheid werd geboden om tussen te komen, werd verzonden naar de maatschappelijke zetel van de aanvrager die zich bevindt aan de Weehaagstraat 22, 9160 Lokeren (Eksaarde). Verder blijkt uit de stukken van het dossier dat de tussenkomende partij op voormeld adres woonachtig is en kan uit artikel 8 van de oprichtingsakte van 5 september 2016 worden afgeleid dat de tussenkomende partij één van de zaakvoerders is van de aanvrager.

Aan de tussenkomende partij werd derhalve de mogelijkheid geboden om overeenkomstig artikel 61, §1 Procedurebesluit binnen een vervaltermijn van 20 dagen een verzoek tot tussenkomst in te dienen. Gelet op het gegeven dat de termijn om een verzoek tot tussenkomst in te dienen verstreek op 20 september 2021, is het verzoek tot tussenkomst dat op 30 oktober 2021 op het digitaal loket werd neergelegd op het eerste gezicht laattijdig en niet-ontvankelijk.

V. Onderzoek van de schorsingsvordering

De verzoekende partij die bij de Raad de schorsing van de bestreden beslissing nastreeft, moet de hoogdringendheid van de zaak aantonen. Ze moet daarnaast ook een middel aanvoeren dat op basis van een eerste voorlopig onderzoek de vernietiging van de beslissing kan verantwoorden en dus ernstig is. Pas wanneer die twee voorwaarden vervuld zijn, kan de Raad de schorsing van de bestreden beslissing bevelen (artikel 40, §1 DBRC-decreet).

(6)

A. Hoogdringendheid

Standpunt van de partijen

1.

De verzoekende partij zet de hoogdringendheid uiteen als volgt:

“…

Uit de uiteenzetting m.b.t. het belang (zie hoger nr. 3) blijkt dat verzoeker zal geconfronteerd worden met nadelige gevolgen, die voor hem persoonlijk voortvloeien uit de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing:

voorafgaande opmerking: zoals uit de bestreden beslissing blijkt, beschikte de vergunningsaanvrager, voorafgaand aan de thans verleden en bestreden omgevingsvergunning, niet over een uitvoerbare omgevingsvergunning:

“Op 15 december 2019 verviel de lopende vergunning van het schrootbedrijf dat er toen was gevestigd (Roelandts Danny). De eigenaar van het terrein wenste de vergunning tijdens het laatste jaar van de vergunningstermijn over te nemen maar wegens een juridisch dispuut met de toenmalige exploitant bleek dit niet mogelijk te zijn. De dienst milieu- en natuurvergunningen van de provincie Oost –Vlaanderen bevestigde tevens dat het niet mogelijk was om een nieuwe vergunning aan te vragen gezien er reeds een vergunning voor dezelfde exploitatie lopende was. De eigenaar wenst de uitbating nu verder te zetten als bvba Mentzij Recycling Lokeren”

(zie bestreden beslissing, pag. 22);

tweede voorafgaande opmerking:

zoals hoger (nr. 3) uiteengezet, zijn de woning van verzoeker (hieronder het perceel 1 gemarkeerd in blauw) en het perceel, voorwerp van de aanvraag tot omgevingsvergunning (hieronder het perceel 2 gemarkeerd in blauw), aanpalend:

(…)

geluidshinder:

de uitbating van het metaal- en afvalverwerkend bedrijf leidt vooreerst tot aanzienlijke geluidshinder;

elke werkdag, ook op zaterdag, is van ’s morgens vroeg (5u.30) tot ’s avonds laat (20u) frequent doordringend en storend lawaai te horen, ten gevolge van:

(7)

het neerploffen van zware metalen voorwerpen (met een grijpkraan) in containers of laadbakken het verwerken van metaal,

het aan- en afrijden van vrachtwagens en clarks, metalen platen die op elkaar vallen,

het (frequent) brutaal plaatsen en verwisselen van geladen en ongeladen containers op de openbare weg (Spinnerslaan en Hekelaarslaan),

het verslepen en sorteren van afval,

opmerking: het bestaan van geluidshinder kan bezwaarlijk ontkend worden; de bestreden beslissing erkent het bestaan van geluidshinder (zie de bestreden beslissing, pag. 16-19); de geluidshinder werd bovendien (1) vastgesteld door de adjunct-milieuambtenaar van de stad Lokeren en (2) door hem als hinderlijk ervaren (zie bestreden beslissing, pag. 16):

“Volgens het Collegebesluit gebeuren de meeste luidruchtige activiteiten, dit zijn de manipulatie van het schroot met een kraan en hert doorslijpen van grotere stukken, in open lucht. Het verschuiven van containers alsook het vallen van metalen op de werkvloer zorgt voor een incidenteel geluid dat als bijzonder storend wordt ervaren maar is inherent aan dergelijke activiteiten. De activiteiten die in open lucht gebeuren, kunnen niet verplaatst worden naar binnen (in de loods).Sinds de werking van het bedrijf werd overgenomen door de huidige exploitant is de bedrijfsactiviteit intenser geworden en wordt er regelmatig geluidshinder ervaren door omwonenden. De omwonenden geven dit ook aan in hun bezwaren ingediend naar aanleiding van het openbaar onderzoek. Bij een plaatsbezoek door de adjunct-milieuambtenaar van de stad Lokeren d.d. 28/05/2020 werden de bedrijfsactiviteiten eveneens als hinderlijk ervaren”

daarnaast leidt de uitbating van het bedrijf ook tot andere hinder:

regelmatig wordt op volkomen onwettige wijze afval verbrand (hetgeen reeds geleid heeft tot de tussenkomst van o.a. de brandweer),

op en rond het bedrijfsterrein worden olie, vetten, schadelijke producten, oude metalen, sloopafval, zwerfvuil, enz. aangetroffen;

de uitbating van het bedrijf gaat gepaard met stofhinder en opwaaiend stof;

de uitbating gaat, zeer waarschijnlijk, gepaard met bodemverontreiniging; in de onmiddellijke omgeving sterven bomen en struiken, zonder een andere aanwijsbare reden, af;

de uitbating gaat gepaard met geurhinder; in het bijzonder wordt, bij warm weer, de geur van benzine en andere gassen waargenomen;

er werd aanzienlijke schade berokkend aan een aanpalend perceel: de scheidingsmuren met het perceel Rozenstraat 155 zijn, ten gevolge van de bedrijfsvoering, ernstig geschaad;

(zie o.a. de foto’s onder stuk II.4)

(8)

Al het voormelde toont aan dat verzoeker zich in een toestand met onherroepelijke schadelijke gevolgen zal bevinden wanneer de thans bestreden omgevingsvergunning niet wordt geschorst.

Uw Raad heeft in het verleden reeds geoordeeld: “Hoewel niet onmogelijk, is het voor particulieren, zoals de verzoekende partijen, immers steeds dermate moeilijk om na de gebeurlijke vernietiging van de bestreden beslissing, zelfs wanneer deze slechts gedeeltelijk zou zijn uitgevoerd, enig dienstig herstel te bekomen.” (RvVb nr. S/2015/0023 van 24 maart 2015).

Ook de doorlooptijd van de vernietigingsprocedure rechtvaardigt de schorsing. Aangezien de doorlooptijd van een vernietigingsprocedure minstens een termijn van anderhalf jaar tot twee jaar duurt, zou de constructie op deze termijn volledig kunnen zijn opgericht. De schade zich in hoofde van de verzoekende partij zou zich in dat geval onherroepelijk en onherstelbaar gemanifesteerd hebben.

Er kan tot slot niet de minste twijfel bestaan de hinder rechtstreeks voortvloeit uit de thans bestreden beslissing. De schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing zal deze nadelige gevolgen voorkomen en verhinderen.

Verzoeker toont aldus afdoende de hoogdringendheid van de vordering tot schorsing aan.

…”

2.

De verwerende partij antwoordt hierop als volgt:

“…

Verzoekende partij vindt dat de vergunning geschorst dient te worden en haalt hiervoor de hinder aan die nu al ondervonden wordt, met name geluidshinder en andere hinderaspecten

Op p 2 van het Deputatiebesluit werd de vergunningstoestand van het bedrijf weergegeven

"Milieuvergunningen

Op 15 december 2019 verviel de lopende milieuvergunning van het schrootbedrijf dat er toen was gevestigd op naam van Roelandts Danny De eigenaar van het terrein wenste de vergunning tijdens het laatste jaar van de vergunningstermijn over te nemen maar wegens een juridisch dispuut met de toenmalige exploitant is dit niet doorgegaan "

Hieruit blijkt dat het bedrijf reeds in exploitatie is De aangehaalde hinderaspecten (voornamelijk geluid) zijn niet van die aard dat zij onherroepelijke schadelijke gevolgen met zich zouden

(9)

meebrengen wanneer de bestreden vergunning niet zou worden geschorst De hoogdringendheid wordt hiermee niet aangetoond

De voorliggende aanvraag zoals vergund in het Deputatiebesluit zorgt er net voor dat er in de toekomst minder geluidshinder zal zijn Er werden immers, na het wijzigingsverzoek, volgende maatregelen voorzien ter voorkoming van geluidshinder, zoals vermeld op p 17 van het bestreden Deputatiebesluit

- het plaatsen van een betonnen keermuur met een hoogte van 5,6 m op de noordelijke en westelijke perceelgrens Deze keermuur zal dienst doen als geluidsbuffer,

- het maximaal stilleggen van motoren van de vrachtwagens en kranen wanneer deze niet in gebruik zijn,

- de beperking van de exploitatie enkel op weekdagen en dit tussen 8u30 en 17u Op woensdagen wordt er niet gesorteerd op het buitenplein en worden geen' vrachtwagens geladen

Verzoekende partij laat na aan te tonen dat het bestreden Deputatie voor onherroepelijke hinder zou zorgen die niet meer te herstellen valt Het Deputatiebesluit zorgt net voor een verbetering van de hinderaspecten die verzoekende partij aanhaalt

De vordering tot schorsing en nietigverklaring is onontvankelijk, minstens ongegrond

…”

Beoordeling door de Raad

1.

De verzoekende partij die vindt dat haar zaak hoogdringend is, moet in het verzoekschrift onderbouwd uiteenzetten waarom dat het geval is (artikel 40, § 3 DBRC-decreet). Artikel 40,

§1, 1° DBRC-decreet brengt de vereiste van hoogdringendheid in verband met de ondoelmatigheid van de behandelingstermijn van een vordering tot vernietiging.

Op de verzoekende partij rust de bewijslast om met voldoende concrete, precieze en aannemelijke gegevens aan te tonen dat ze nadelige gevolgen kan ondervinden door de bestreden beslissing en de afhandeling van de vernietigingsprocedure te laat zal komen om die gevolgen te voorkomen.

2.

De verzoekende partij doet de hinder steunen op de hinder die zij ingevolge de exploitatie van het afvalstoffenverwerkend bedrijf zal ondervinden. Het zwaartepunt van de opgeworpen hinder ligt bij de geluidsoverlast die de exploitatie van de betrokken inrichting zal veroorzaken.

(10)

Waar de verzoekende partij aantoont dat er op vandaag reeds geluidsoverlast bestaat, laat zij evenwel na om met haar betoog op afdoende wijze de hoogdringendheid van de zaak aannemelijk te maken. Zo betrekt de verzoekende partij de concrete voorwaarden die in de bestreden beslissing worden opgelegd ter voorkoming van de door haar gevreesde geluidshinder niet in haar betoog. De betrokken voorwaarden luiden als volgt:

“…

23. Geluid

a) De exploitatie is toegestaan op weekdagen tussen 8u30 en 17u;

b) Op woensdagen wordt er niet gesorteerd op het buitenplein en worden er geen vrachtwagens geladen;

c) Er wordt een betonnen keermuur met een hoogte van 5,6m gebouwd op de noordelijke en westelijke perceelsgrens aansluitend op de loods in het zuiden, zoals voorzien in de akoestische studie met als referentie 2021R008a;

d) Er wordt na de plaats van de betonnen keermuur een controlemeting uitgevoerd door een erkende deskundige in de discipline geluid ter hoogte van de dichtste woningen om na te gaan of voldaan wordt aan de geldende VLAREM II-geluidsnormen Indien niet, dienen bijkomende saneringsmaatregelen genomen te worden

e) De motoren van de bedrijfsvoertuigen moeten tijdens wachtperioden en laad- en losoperaties stilgelegd worden, tenzij het noodzakelijk is voor de aandrijving van pompen, kranen, hefbruggen e.d.

…”

Waar de verzoekende partij aldus stelt dat “elke werkdag, ook op zaterdag, is van ’s morgens vroeg (5u.30) tot ’s avonds laat (20u) frequent doordringend en storend lawaai te horen”, houdt zij absoluut geen rekening met de hierboven aangehaalde en bij de bestreden beslissing opgelegde voorwaarden.

Bovendien moet opgemerkt worden dat de aanvraag (onder voormelde voorwaarden) gunstig beoordeeld is door de provinciale geluidsdeskundige, de deskundigen voor milieu en ruimte en door de POVC. De verzoekende partij gaat hier in haar uiteenzetting van de hoogdringendheid volledig aan voorbij, en betrekt evenmin de beoordeling door de verwerende partij van de door haar tijdens de administratieve procedure opgeworpen bezwaren.

(11)

3.

De verzoekende partij verwijst ook nog naar volgende hinder:

“…

▪ regelmatig wordt op volkomen onwettige wijze afval verbrand (hetgeen reeds geleid heeft tot de tussenkomst van o.a. de brandweer),

▪ op en rond het bedrijfsterrein worden olie, vetten, schadelijke producten, oude metalen, sloopafval, zwerfvuil, enz. aangetroffen;

▪ de uitbating van het bedrijf gaat gepaard met stofhinder en opwaaiend stof;

▪ de uitbating gaat, zeer waarschijnlijk, gepaard met bodemverontreiniging; in de onmiddellijke omgeving sterven bomen en struiken, zonder een andere aanwijsbare reden, af;

▪ de uitbating gaat gepaard met geurhinder; in het bijzonder wordt, bij warm weer, de geur van benzine en andere gassen waargenomen;

▪ er werd aanzienlijke schade berokkend aan een aanpalend perceel: de scheidingsmuren met het perceel Rozenstraat 155 zijn, ten gevolge van de bedrijfsvoering, ernstig geschaad;

…”

In de eerste plaats stelt de Raad vast dat de “andere hinder” waar de verzoekende partij naar verwijst, zich reeds op vandaag heeft gerealiseerd. De verzoekende partij stelt voor het overige dat ze “onherroepelijke schadelijke gevolgen” zal ondervinden door de bestreden beslissing, maar maakt onvoldoende concreet dat de hinder die zij vreest te zullen ondervinden dermate ernstig is dat de schorsing bij hoogdringendheid zich opdringt.

Voor zover de verzoekende partij als bijlage bij haar verzoekschrift foto’s toevoegt waarop te zien is dat de bestaande muur deels is omgevallen, merkt de verwerende partij terecht op dat de bestreden beslissing er net voor zorgt dat er een verbetering voorligt van de door de verzoekende partij opgeworpen hinderaspecten. Met de bestreden beslissing wordt immers onder meer het herstel van de bestaande muur beoogd.

4.

Waar de verzoekende partij tot slot nog aanhaalt dat ook de doorlooptijd van de vernietigingsprocedure de schorsing rechtvaardigt, merkt de Raad op dat het louter verwijzen naar de doorlooptijd niet voldoende is om de hoogdringendheid te bewijzen.

Daarenboven kan, hoewel het moeilijker verkrijgen van een herstel in de oorspronkelijke toestand na een eventuele vernietiging van de bestreden beslissing als nadeel kan worden aangevoerd, een voldongen feit op zich de hoogdringendheid niet verantwoorden. Dit geldt

(12)

des te meer nu de verzoekende partij aangeeft dat de schadelijke gevolgen die zij vreest te zullen ondervinden zich niet richten tegen de uitvoering van de met de bestreden beslissing vergunde stedenbouwkundige handelingen als zodanig, maar daarentegen betrekking hebben op de exploitatie van het afvalstoffenverwerkend bedrijf.

5.

Gelet op het bovenstaande dient besloten te worden dat de verzoekende partij geenszins aannemelijk maakt dat de exploitatie dermate hinderlijk is dat het aangewezen is de zaak bij hoogdringendheid te behandelen. Minstens wordt de effectiviteit van de voorwaarden en van de verplicht gestelde maatregelen niet betwist.

Er is dan ook niet voldaan aan de voorwaarde dat een bestreden vergunningsbeslissing alleen geschorst kan worden wanneer er hoogdringendheid wordt aangetoond. Dat volstaat om de vordering af te wijzen.

B. Ernstige middelen

Aangezien de Raad in het vorige onderdeel heeft vastgesteld dat de verzoekende partij de hoogdringendheid niet aantoont, is een onderzoek naar de ernst van de middelen niet aan de orde.

(13)

VI. Beslissing

1. Het verzoek tot tussenkomst van de heer Bart MENTZIJ is onontvankelijk voor wat de schorsingsprocedure betreft.

2. De schorsingsvordering wordt verworpen.

3. De uitspraak over de kosten wordt uitgesteld tot de beslissing over de vordering tot vernietiging.

Dit arrest is uitgesproken in zitting van 16 december 2021 door de tiende kamer.

De toegevoegd griffier, De voorzitter van de tiende kamer,

Marino DAMASOULIOTIS Christophe SMEYERS

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De Raad beveelt derhalve bij wijze van voorlopige maatregel de schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing wegens uiterst dringende noodzakelijkheid en legt aan

De verzoekende partijen vorderen door neerlegging in het digitaal loket op 11 mei 2021 de schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid (UDN) van de beslissing van de verwerende

De verzoekende partijen vorderen met een aangetekende brief van 9 december 2016 de schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid van de tenuitvoerlegging van de beslissing

De verwerende partij heeft aan de eerste tussenkomende partij een vergunning tot het wijzigen van een verkavelingsvergunning verleend voor het wijzigen van de te bebouwen

Uit bovenstaande blijkt dat de overeenstemming met de goede ruimtelijk ordening volgens de verwerende partij in het bijzonder knelt op vlak van het ruimtegebruik

Ten overvloede kan er nog op gewezen worden dat de uitvoerige tekst van het verzoekschrift tot vernietiging met vordering tot schorsing, dat 14 middelen bevat (met een

De verwerende partij heeft het administratief beroep van de verzoekende partijen tegen de beslissing van het college van burgemeester en schepenen van de

heeft BAM te dezen een kunstmatige opdeling van het te realiseren project in twee aparte vergunningsaanvragen doorgevoerd (nl. een sloopaanvraag en een fietsbrugaanvraag),