Vraag nr. 36 van 30 januari 1996
van de heer ETIENNE VAN VAERENBERGH Regeringsbesluiten exportbevordering – Uitvoering Het Vlaams Gewest heeft in 1994 nieuwe instrumenten gecreëerd om de export te ondersteunen, namelijk een systeem van rentesubsidies voor projecten gericht op de uitvoer van uitrustingsgoederen, en een systeem van terbeschikkingstelling van Vlaamse uitrustingsgoede-ren met het oog op de exportbevordering.
De toekenning van de tegemoetkoming is geregeld in twee besluiten van de Vlaamse regering van 26 oktober 1994, maar blijkbaar ook in niet gepubliceerde uitvoe-ringsrichtlijnen.
Is dit wel een correcte wijze van handelen ?
Hoe kunnen interne richtlijnen die niet algemeen wor-den bekendgemaakt , een formele rechtsgrond vormen voor de toekenning van subsidies ?
Hoe werden de aanvragen van de ondernemingen con-creet behandeld ?
Welke projecten werden tot op heden goedgekeurd ? Wanneer komt er een evaluatie van de al dan niet goedgekeurde projecten ?
Hoe wordt de mate van steun aan de ondernemingen bepaald ?
Antwoord
1. Met de besluiten van de Vlaamse regering van 26 oktober 1994 inzake toekenning van rentesubsidies in het kader voor de buitenlandse handel en inzake het ter beschikking stellen van Vlaamse uitrustings-goederen met het oog op de exportbevordering, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 30 november 1994, heeft de Vlaamse regering twee nieuwe instrumenten gecreëerd ter bevordering van de Vlaamse export.
2. Ter uitvoering van deze besluiten werden door de Vlaamse regering richtlijnen goedgekeurd, na gun-stig advies van de Inspectie van Financiën en na het begrotingsakkoord van de Vlaamse minister van Financiën en Begroting. De enige rechtsgrond voor het toekennen van de subsidies en het ter beschik-king stellen van uitrustingsgoederen zijn de in het Belgisch Staatsblad gepubliceerde besluiten. De richtlijnen hebben geen verordenend karakter, ver-mits zij geen nieuwe voorschriften aan de besluiten toevoegen. De richtlijnen regelen de praktische uit-voering van de hierboven vermelde besluiten en zijn een handleiding voor de administratie met het oog op een correcte en eenduidige afhandeling van de dossiers.
De bestaande richtlijnen werden niet gepubliceerd ; voor alle betrokkenen werd door de administratie evenwel een brochure uitgegeven onder de hoede van mijn voorganger, waarbij de procedure en modaliteiten, vervat in de richtlijnen, werden weer-gegeven.
Wat de c onc rete behandeling van de dossiers betreft, kan ik melden dat de dossiers werden inge-diend bij de administratie Economie, afdeling Euro-pa Economie. Deze indiening gebeurde ofwel door de exporteur zelf, ofwel door de financiële instelling die een exportkrediet toestond.
De administratie formuleerde een advies en deed een subsidievoorstel aan de Vlaamse minister van Buitenlands Beleid. Deze nota werd voorgelegd aan de Inspectie van Financiën en aan de minister van Begroting voor het begrotingsakkoord. Na beslis-sing werd een contract opgesteld tussen het Vlaams Gewest en de begunstigde.
In 1994 en 1995 werden telkens 3 dossiers voor ren-tesubsidie goedgekeurd, voor een bedrag van respectievelijk 79.808.750 fr. en 79.200.000 fr. Voor het ter beschikking stellen van uitrustingsgoederen werden in 1994 en 1995 telkens 10 dossiers goedge-keurd, voor een bedrag van respect ievelijk 44.526.320 fr. en 45.338.800 fr..
Beide besluiten voorzien in een evaluatie van de exportbevorderende maatregelen tegen einde 1996. Inzake de steunbepaling dient een onderscheid gemaakt te worden tussen de toekenning van de subsidie en het ter beschikking stellen van uitrus-tingsgoederen. Voor de subsidie werd de hoogte bepaald door de OESO-regels ter zake. Zo stelt de OESO-reglementering een minimum giftelement van 35 % als absolute voorwaarde. Deze reglemen-tering werd strikt gevolgd bij de behandeling van de aanvragen voor rentesubsidies. Het beperkte bud-get (80 miljoen fr.) enerzijds en de OESO-regels anderzijds (35 % giftelement) waren de oorzaak van het opschorten van de subsidieregeling vanaf 1 januari 1996.
Wat het ter beschikking stellen van uitrustingsgoe-deren betreft, werd de steun bepaald volgens de waarde van het geschonken uitrustingsgoed. Voor de dossiers '95 werd een maximum van 10 % van de contractwaarde gehanteerd, gelet op het kleine bud-get dat voor het ter beschikking stellen van uitrus-tingsgoederen beschikbaar was (45 miljoen fr.).