Vraag nr. 56 van 24 januari 1996
van mevrouw NELLY MAES
Beschermde spoorwegbedding St.-Niklaas – Herstel van paden
De oude spoorwegbedding tussen Sint-Niklaas en De Klinge werd op 8 december 1994 bij ministerieel besluit beschermd als landschap.
Volgens artikel 2 B 5 van dit ministerieel besluit is het verboden de wegen en paden te verharden, enkel her-stel van de bestaande wegen en paden is toegestaan. Wat wordt bedoeld met de uitdrukking herstel van de paden ?
Kan bijvoorbeeld een comfortabele of ecologische ver-harding (bv. met ternair zand) ten behoeve van de weg-gebruikers (fietsers en voetgangers) worden toegelaten, afhankelijk van de landschappelijke en wetenschappe-lijke waarde en de ligging van de trajecten ?
Bestaan er concrete richtlijnen ter zake ? Antwoord
Onder herstel van paden wordt in principe het volgen-de verstaan : het herstel in volgen-de oorspronkelijke staat. In het kader van een bescherming als landschap kan het herstel van een pad worden getoetst aan de motieven voor die bescherming. In dit concreet geval is dit de natuurwetenschappelijke waarde van de spoorweg-berm, meer bepaald de aanwezigheid van o.a. "spoor-wegadventieven". Het is met andere woorden mogelijk een andere soort bedekking te aanvaarden.
Een nieuwe verharding van het pad is aanvaardbaar indien die beantwoordt aan de volgende algemene regels :
– een breedte van 1,50 meter ;
– de werkbreedte voor de nieuwe aan te leggen ver-harding moet beperkt blijven tot deze 1,5 meter ; – de "verharding" moet doorlaatbaar zijn voor water,
of ten minste vergelijkbaar zijn met de huidige ver-harding bestaande uit "sintels" ;
– het behoud van tredplanten : dit is enkel mogelijk als de nieuwe bedekking op gelijke hoogte als de rest van het spoorwegpad wordt aangelegd ; – het behoud van een geleidelijke overgang van
tred-planten naar bermtred-planten ;
– het behoud van typische adventieven.
Ternair zand kan een aanvaardbare nieuwe bedekking zijn. Een dergelijke bedekking zou aan bovenvermelde voorwaarden kunnen beantwoorden. Zij laat toe dat planten zich nog enigszins kunnen vasthechten, waar-door een tredplantenvegetatie mogelijk blijft, typisch voor dergelijke milieus. De graad van kolonisatie van de nieuwe verharding is dan afhankelijk van de intensi-teit waarmee het pad door fietsers en wandelaars wordt gebruikt. Bovendien is deze "verharding" nog doorlaat-baar voor water.